rk.
EN.
BINNENLAND.
62.
IS.
Coomhert’s sterfdag,
Zaterdag 1 November.
N° 4365.
1890.
)len,
Nieuws-
en
its
M.
FEUILLETON.
ct.
Cle.
Advertentieblad voor Gouda en Omstreken*
en 73*.
den
riek
SN.
nder-
De Inzending van advertentien kan geschieden tot één uur des namiddags van den dag der uitgave.
f
Mzonderljke Nommera VIJF CENTEN.
in es)
den Baad van Ministers
R
1690.
1890.
ge-
dit
dansliedje dit couplet
De uitgave dezer Courant geschiedt dagelijks
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
De prjjs per drie maanden ia 1.25, franco
per post 1.70.
j hebben
irkoopers
STBRDAM.
Bovendien worden alle Advertentien gratis
opgenomen in het ADVERTENTIEBLAD
*t welk des Maandags verschjjnt.
nt zonder
gelijk ge-
zijn
is be-
t H. 101.
•.he Cou-
n door het
:MAN en
GOUDSCHE COURANT.
AD VERTENTIEN worden geplaatst
van 1—5 regels a 50 Centeniedere regel
meer 10 Centen. GROOTE LETTERS
worden berekend naar plaatsruimte.
Heden morgen is door de politie in een der slaap
steden aangehouden C. v. d. B. gesignaleerd bij
Alg. Pol. blad. Deze persoon die nog 3 dagen hech
tenis moest ondergaan is heden naar het huis van
Bewaring te Rotterdam overgebracht.
GOUDA, 31 October 1890.
Donderdag 6 November ai st. heeft de 2e abon-
nements-tooneelvoorstelling plaats in de Sociëteit
z/Ons Genoegen”. Het gezelschap der hh. Le Gras
en Haspels zal dan opvoerenEen Fabriekskindtoo-
neelspel in 4 bedr. van Ernst von Wildenbruoh.
De titelrol daarin zal worden vervuld door Mej.
Alida Klein, die eerst onlangs van de Tooneelschool
kw^rn, doch al aanstonds met groot succes optreedt.
Over haar spel in het bovengenoemde stuk schrift
de N. Rott. Ct. het volgende
Wij zouden mejuffrouw Alida Klein ongaarne be
derven door overdreven lof, die menig beginnend
artist slecht bekomen is. Maar heden, nu wij het
eerst in de gelegenheid zijn haar op het Rotter-
damsche tooneel te begroeten, wagen wij het er op,
en getuigen dat haar spel, in de titelrol, ons onuit
sprekelijk bekoord heeft. Zij mag den dichter dank
baar zijn hij heeft haar een karakter, betooverend
door reinheid en onschuldige schalkheid, voor te
stellen gegeven. Maar zyzelve, door de frischheid,
die de gelukkige eigenschap is harer jeugddoor
net zuivere gevoel, dat haar aanleg haar geschonken
heeft; door den goeden smaak, dien eene zorgvul
dige opleiding bij haar ontwikkeld heeft, belichaamt
Wildenbruch’s gedachte op eene wijze, welke hem ge
lukkig maken zou. Aan het einde van het derde bedrijf
werd mej. Klein, met De Vries, tweemaal terugge
roepen. Stormenderhand verovert zij zich dus de
gunst van het publiekeene schoone triomf maar
eene geduchte verantwoordelijkheid.
Behalve Mej. Klein treden in het stuk op de
dames Marie Vink en Burlage—Verwoert en de hh.
J. Haspels, Tartaud, Henri de Vries en Van Eijsden.
In het Staatsblad n°. 156 is opgenomen'het volgende:
BESLUIT van den 30sten October 1890, waar
bij door den Raad van State, krachtens art.
45, 2° van de Grondwet, waarnemende het
Koninklijk gezag, ter algemeene kennis wordt
gebracht, dat hij de waarneming, in naam des
Konings, van het Koninklijk gezag, aanvaard
heeft.
In naam van Zijne Majesteit WILLEM III,
bu de gratie Gods, Koning der Nederlanden,
Prins van Oranje Nassau, Groot-Hertog van
Luxemburg, enz., enz., enz.
De Raad van State, krachtens artikel 45, 2°. van
de Grondwet, waarnemende het Koninklijk gezag
Op de voordracht van den Raad van Ministers
van 29 October 1890
Gezien het besluit van de vereenigde vergadering
der Staten-Generaal van 29. Qctober 1890, dat te
dien zelfden dage is afgekondigd {Staatsblad n°. 155
Gelet op de artt. 40 en 45 van de Grondwet
Brengt ter algemeene kennis, dat hij de waarneming,
in naam des Konings, van het Koninklijk gezag aan
vaard heeft.
Last en beveelt, dat dit besluit in het Staatsblad
zal worden geplaatst en afschrift daarvan zal worden
toegezonden aan de beide Kamers der Staten-Gene-
raal, aan ieder der Ministerieele Departementen, aan
de Hooge Colleges van Staat en aan het Kabinet des
Konings.
’s-Gravenhage, den 30sten October 1890.
De Minister van Staat, Vice-President van
den Raad van State,
Van Reenen.
De liefde kan de kracht bederven
En maackt den mensch een schimme kranck,
De wijn doet zwieren ende zwerven
Oock dolen met een slimme ganck.
Hier trekken ééne lyn
Zoet zijn ze in ’t aanschijn
En loonen na met pijn.
Coornhert besloot het Liedboeck van 56 nommers
met een lied op de zinspreuk//verkiezen doet ver
liezen." Daar was voor hem eene diep ingrijpende
geschiedenis verbonden aan deze spreuk. Hij had
in zijn jeugd een meisje liefgekregen, dat niet in
den smaak zijner ouders viel, zoodat hem de keus
gelaten werd tusschen afstand doen van het ouderlijk
erfdeel of van het meisje zijner keus. Hij hield
zich aan het meisje Cornelia Symonsdochter, die
dan ook zijne vrouw geworden is en hem jaren lang,
ofschoon in kinderloozen echt, eene allerbeste vrouw
is geweest.
Hoe hij deze vrouw, zijne Neeltje, vereerde, bleek
genoegzaam uit een lied, dat op kunstige wijze in
de aanvangswoorden der coupletten de onderscheiden
lettergrepen van haren naam vermeldt. Cor-ne-li-a
Sy-mons-doch-ter. Hij bezong hare hartelijke liefde
en hoe zij zich had willen opofferen, toen hij door
den hertog van Alva een tijd lang was gevangen
gezet. Hij bezong haar met hooge ingenomenheid en
legde haar ten dage zijner Haagsche gevangenschap
deze woorden in don mond
De Minister van buitenlandsche zaken,
HARTSEN.
De Minister van justitie,
RUYS VAN BEERENBROEK.
De Minister van binnónlandsche zaken,
DE SAVORNIN LOHMAN.
De Minister van marine,
DYSERINCK.
De Minister van financiën,
GODIN DE BEAUFORT.
De Minister van oorlog,
J. W. BERGANSIUS.
De Minister van waterstaat, handel en
nijverheid,
HA VELAAR.
De Minister van Koloniën,
MACKAY.
Uitgegeven den dertigsten October 1890.
De Minister van justitie,
RUYS VAN BEERENBROEK.
MM
Ter nood magh ick u niet verlaten
Mijn getroude man en uitverkoren hert.
Sweer ick u, God zal my haten,
So ick breeck de trouw myns echts bezworen hert.
Geen ghelds aanschouwen en sal my houwen,
Van myn lief hert. Dat volgh ick in zyn smert.
God helpt met trouwen, al die Hem betrouwen.
Het ontbrak Coornhert niet aan dichterlyk gevoel
maar zijn smaak voor theologische vraagstukken trok
hem naar andere geestes-oefeningen. Op zyn dertigste
jaar begon hy de Latynsche taal te leeren en zich
het recht verstand daarvan eigen te maken.
En dat waarom Om de Latijnsche kerkvaders
te kunnen lezen en de Latijnsche werken van Eras
mus en die van Kalvyn. En hy is zoo ver in de
kennis van het Laty’n door gedrongen, dat hy als
vertaler van Cipero, Seneca en Boethius is opgetre
den en dezen moeitevollen arbeid loffelijk heeft vol
bracht. Het’is opmerkelijk dat Coornherts Latijnsche
studiën zijn Hollandsch niet bedorven hebben. Hoe
licht had de bewondering, die hij voor Seneca koes
terde, hem kunnen verleiden, om diens styl nate-
bootsen. Daarvan is evenwel niets te bespeuren. Ook
na zijn dertigste jaar is hij Hollandsch blyven schrij
ven, als had hij met het Latijn niets te maken gehad,
Wel was de taal der Ouden hem aangenaam en leefde
zijn hart in hunne wijsgeerige schriften, maar zijn
geest had zich gevormd, voordat hij Latijn
ginnen te leeren. Het Hollandsch was de taal, waarin
In de vorige week brandde onder verdachte om
standigheden te Hillegersberg een timmermansschuur
en werkplaats af; gisteren nacht ontstond onder Schie-
broek -op dezelfde wijze brand in een hooiberg bij
den bouwman D. van den Bergterwijl de brand
weer daar druk bezig met blusschen was, ontstond
er tevens brand in een hooiberg bij den bouwman
Winterswijk, op een kleinen afstand van den eersten
brand.
Bij deze gelegenheid gelukte het' eenige mannen,
die toesnelden om den brand aldaar in het begin te
stuiten, den vermoedelijken dader aan te houden, die
met lucifers van die werf afkwam. Met veel moeite
en niet dan na hem geboeid te hebben werd hij aan
de politie overgegeven, en gisteren ochtend naar Rot
terdam getransporteerd en ter beschikking van de
justitie gesteld.
NA DRIE BEUWEN HERDACHT
te GOUDA.
29 OCTOBER.
DOOR
4) F. D. J. MOORREES.
Dan volgt de bespiegelende gedachtewaartoe dit
lijden? Om eene menschenziel los te maken van de
wereld. Daarom legt de dichter het in rouw
hulde meisje deze woorden op de lippen:
Ghij hebt, o Heer, met smerte
U zoon, mijn lief, ghehaalt,
Treek oock mijn liefd’ en herte
Tot U, twelck was ghedaalt,
Van U op d’aarsche mensche
Met aardsche liefd’ verzot,
Wort ghij alleen mijn wensche
Mijn hoop, mijn troost, mijn God.
Uit het godsdienstig gestemde slotwoord van
lied blijkt, wat de grondtoon van des dichters ziel
isernst, heilige ernst.
Zoo behelst o'ok een liedje met het opschrift