BINNENLAND. Buitenlandscii Overzicht. Is er veel vooruitzicht, dat de vrede onder de beide fractiën der regeermgspartij in zoo ver zal worden hersteld, dat in 1891 bjj de stembus weer gemeenschappelijk kan worden gestreden tegen de liberalen Voorshands is daarop niet veel kans. De legerwet is op het oogenblik de groote twistappel en het lijkt er nog niet naar, dat een der vijandige broeders daarbij den ander iets zal toegeven. Dit is dan ook moeilijk. De katholieken zijn in hun verzet zoo ver gegaan, dat terugtreden haast ondenkbaar is. Geschiedde dit toch -t| b.v. op hoog bevel dan zou er nu reedy zooveel kwaad bloed gezet zijn, dat de naweeën niet zouden uitblijven. De antirevolutionairen kunnen niet toegeven, omdat de persoonlijke dienstplicht is een artikel van hun program uitstel van beslissing zou hun weinig baten, daar zij dan voor de kiezers zouden moeten komen met de verklaring, dat de eenige wet, die voorgesteld is om voldoening te geven aan het rechtsgevoel van dat deel des volks, waaronder zij hun meeste aanhangers tellen, niet door dit «kostelijke» kabinet is gehand haafd. Het is dan ook bij de <Standaard» reeds zoo ver gekomen, dat dit blad onom wonden de vraag stelt, of het voor de anti revolutionaire partij geraden is, de gemeen schappelijke actie met de Roomsche staats partij voort te zetten. Het artikel, waarin deze quaestie wordt behandeld, is belangrijk genoeg om in hoofdzaak hier te worden mede gedeeld. De gang der redeneering is als volgt Beide partijen hebben elkander ontmoet op een weg, die denzelfden kant uitliepde be strijding van de heerschappij der liberalen. Men wist dat de dagen dier heerschappij ge teld waren, zoo beiden samengingen. Maar tCVens wist men van elkander «dat een enkele blik in ons historisch verleden ge noeg was om gewaarwordingen van antipathie op te wekken.» Daarom was samensmelting tot ééne partij onmogelijk. Er werd ook geen compromis gesloten# maar ieder vuurde «op eigen commando* en in 1888 heeft die «spontane actie, uit gemeenschappelijken nood geboren,» evenals indertijd de Chassepots, wonderen verricht. Maar zulk een «gemeenschappelijke actie,» zegt «De Standaard», baat het land niets, tenzij ze minstens 12 a 16 jaar kon aanhou den. Het helpt niet of de Tweede Kamer is omgezet, zoolang de Eerste Kamer niet is veranderd. Daarvoor moeten echter de Prov. Staten om, en deze wordt men geen meester als men niet eerst de gemeentelijke invloeden aan zijn zij trekt. Terwijl die arbeid nog niet half voltooid is en nog ten minste 10 jaar noodig zijn, zal de gemeenschappelijke actie vrucht dragen, uitgestoken lantaarn, schommelend aan de ijzferen stang onder de dreunende slagen, nauwelijks meer dan een matgelen weerschijn om zich heen. De groote klok, wier stem anders slechts op zon en feestdagen vernomen werd en de kleine, die dagelijks het Angelus luidde, werkten Iteeds drif tiger en heftiger samen en al rosser werd de glans die de torenspits omstraalde. Terwijl het zweet hem langs baard en haren droop, bracht de koster en torenwachter, slechts in hemd en broek gekleed, met bloote voeten de trapbalken van de groote klok in bewegingtwee teedere kinderhanden trokken met koortsigen ijver aan het touw der kleine klok. Zoo had het een kwartieruurs geduurd. Het klok gebrom begon te verstommen, de maatslag werd trager en onregelmatigerook het geluid van de kleine klok verflauwde allengs. De torenwachter was genoodzaakt zijn beenen eenige rust te gunnen. Hij meende, dat er voor het oogenblik alarm genoeg gemaakt was om de slapenden te doen wakker worden. Het hoofd tusschen de draagbalken van den toren uitstekend, keek hij een rimpelig perkament gezicht, mot in den wind fladderende grijze haren naar omlaag over de stad. Beneden hem stak een meisjeshoofd uit den toren, dat met glinsterde oogen staarde naar den weer schijn van het vuur op de leien er pannen daken der huizen. 't Is al genoeg vader, met het gebombam riep komt van Roomsche zijde een storm opsteken, die de leiding van zaken wil ontiukken «aan de vroede banden, waarin ze berust». En waarom wil men heel de politieke toe komst op het spel zetten? Om iets waarbij •geen Roomsch beginsel in het spel kan zijn»immers «het Roomsche Oostenrijk heeft, evenals het Roomsche Beieren, persoonlijken dienstplicht ingevoerd, bijna zonder verzet. «Het geldt hier niets dan de technische vraag, hoe de veiligheid vhn ons vaderland op af doende wijze te verdedigenen alzoo een on dergeschikt punt van staatsbeleid bij een enkel departement.» De Katholieken zullen allicht eischen, dat «De Standaard» zijnerzijds toegeve op dit «on dergeschikte punt van staatsbeleid bij één departement.» JJaar dat blad verklaart dat als «de heeren die nu storm liepen tegen het Kabinet, ten einde toe bljjven zwenken, dat voortaan van eene gemeenschappelijke actie geen sprake zal kunnen zjjn.» Want de anti revolutionairen hebben in 1888 in hun program van actie den persoonlijken dienstplicht ge schreven, en van Roomsche zijde is de eisch tot schrapping van dit punt niet gesteld. «En thans een kabinet af te vallen, dat indient wat ons program eischt, ware een daad van te laaghartige félonie en te kruipend oppor tunisme, dan dat het door wien ook van ons mag worden gevergd, ja zelfs niet mag wor den ondersteld.» Van toenadering is, blijkens deze verkla ring, nog niets te bespeuren. GOUDA, 6 November 18^0. Tegen een drietal alhier wonende jongens, die, in den avond van Dinsdag 11., ten nadeele van vrouw v. D. wonende in de Aaltje Baksteeg, diefstal pleeg den van een fletch met snoepgoed, is door de poli tie proces-verbaal opgemaakt. Zondag 9 November a. st. des middags ten 1 ure heeft op het terrein aan de Oude Gouwe (naast de boomkweekerij van den heer Hooftman) een Football- match plaats tusschen de Goudsohe Cricket- and Football Club „Olympiad en de Botterdamsche Club Rapid i tas Donateurs hebben toegang tot desa match. In de R. K. kerk is, naar wij vernemen, aan de gemeente-leden ontraden (vooral met hunne kinderen) hedenavond naar de tooneel-voorstelhng in //Ons Ge noegente gaan. Dit geschiedde met het oog op zekere vrij gewaagde scène, die in he$ tooneelstuk Een Fabriekskind moet voorkomen en waarvan de N. Rott. Ct. in hare beoordeeling van dat stuk mel ding maakte. Van wege het Bestnur van den EendracBtspolder de kleine, terwijl zy het door den vurigen schijn bloedrood geverfde hoofdje omdraaide naar den ouden man boven haar. „Zy slapen daar beneden zoo vast, dat men gerust een kanon langs hunne ooren zou kunnen afschieten." Zij sprak deze woorden in zuiver middenduitschen tongval, met een door inspanning en opgewonden heid stokkende ademhaling, de armpjes uitstrekkend, het van zweet gedrenkte hemd ter verkoeling heen en weer wuivend en de blanke borst in den vlam mengloed badend. /,Het is bij den overste," riep de oude man met heldere stem naar beneden. Ik zie heel duidelijk den uitkijk op het dak branden, het geheele dak zal spoedig instorten. Hoor >je niet, hoe de meiden door elkaar schreeuwen en de honden janken?" wBij den oversteBy den oversteherhaalde het kind met bevende lippen, terwijl het strak langs den Rijnoever op oeoe hofstede staardo, die opS) nauwelijks duizend schreden van het stadje ver- wijderd lag. /,En niemand verleent hulpAlles moet verbranden en misschien ook Georgine en die ondeugende Jan en Het door de inspanning van het luiden rood ge worden gelaat van het meisje verbleekte bij de ge dachte, die haar mond niet waagde uit te spreken. Met de handen op het houten raamwerk gevouwen, stond zij daar, alleen gedekt door een wollen rokje en het grove hemd, angstig gade te slaan hoe de vlammen het dak van het huis lekten, hoe de vurige is dezer dagen afgekondigd een Keur op het inwen~ dig beheer van dien polder en op de met de ring vaart van den Zuidplaspolder gemeen liggende wate- ron bezuiden den Tweemanspolder onder de gemeente Zevenhuizen. Naar aanleiding van de pogingen, van particuliere zijde gedaan, om te zorgen voor de ridders der Milit. Willemsorde beneden den rang van officier en hunne nabestaanden, meldt men het volgende overzicht van hetgeen de wet voor die dappere strijders doet De wet van 1815, houdende instelling van de Milit. Willemsorde, bepaalt: z/De militairen te water en te lande, die geen officiersrang hebben, krijgen wanneer zy tot ridder 4e klasse benoemd worden, eene verhooging van inkomen, gelijkstaande met de helft der soldij, welke door hen op het oogenblik hunner benoeming wordt genoten. En bij de wet van 1864, houdende wijziging van die van 1815, is nader bepaald: //Hij, die ter zake van eene uitstekende daad, door hem als militair te water of te lande beneden den rang van officier verricht, tot riddor 4e klasse wordt benoemd, erlangt, van de dagteekening zijner benoeming, riddersoldy volgens den graad, bekleed op het oogenblik, dat hij zich de ridderorde waar dig heeft gemaakt." i Dio riddersoldijen nu bedragen adjudant-onder officier 230, sergeant-majoor/190, sergeant/140, korporaal 80, soldaat of matroos 65 's jaars; De broeders van den Ned. Leeuw ontvangen een toelage van 200 per jaar eu hunne weduwen een pensioen van 100. Van daar dat in de afdeelingen der Tweede Kamer de billijkheid is betoogd, om de ridders der Willems orde met de broeders gelijk te stellen. Broeder van den Ned. Leeuw wordt men meestal ter belooning van langdurigen burgerlijken dienst, en de broeders zijn meest allen personen, die een goede burgerlijke J^fcekking bekleeden, zonder dat zy, zooals de ricfll^ft der Willemsorde, hun leven voor het Vaderland behoeven gewaagd te hebben. Dat Graaf Moltke, bij zijn eenvoudige levenswijs, waarop zoo vaak de aandacht gevestigd werd, toch lang niet schriel is, bewijst de manier, waarop hij voor de inwoners van Kreisau waar hy zijn guiten heeft zorgtHy heeft daar een spaarbank voor kinderen gesticht, die door zyne mildheid ieder kind op zijn veertiende jaar het dubbele van de inge brachte gelden met ae rente van die som uitkeert, en voorts een kinderbewaarplaats, waar arbeiders vrouwen, als zij op het veld gaan werken, hare kleinen in veilige bewaring kunnen brengen. Een groot deel van zijn vruchtenoogst geeft hy jaarlijks aan de inwoners van het plaatsje. Voor de armen is hij zeer mild, maar het is hem ook wel gebeurd, dat hij beetgenomen werd. Zoo heeft hij eens een vrouw, die hij 's morgens vroeg bezig vond met grassnijden en die hem haar nood klaagde, om haren yver geprezen en haar wat geld gegeven, en later bleek het, dat die vrouw bezig was geweest, zijn gras te stelen Het Maandblad van November, van de Holland- sche Maatschappij van landbouw, is in een rouw rand verschenen, wegens het overly den van den heer zuilen, dooraderd met donkere walmen, al hooger en hooger opstegen naar den grauwen hemel, waa»- aan zich ook de maan vertoonde, die, bleek als een meloenschijf, verschrikt aan den horizont staan bleef. De oude bromde iets voor zich heeniets godde loos ongetwijfeld, dat wel allerminst aan deze plaats paste, want een boosaardige trek vertoonde zich op zijn gelaat. Tusschen de balken hangend, wischte hy zich het zweet van het voorhoofd en tuurde voor zich uit. wDaar komt de brandweer op de proppen! Nu weer met het luiden begonnen, vadertjeDe men- schen kijken naar boven ep meenen dat de brand al gebluscht is!" Met bevende handen greep zij weder naar het touw. Schriller nog dan te voren weerklonk het klokje in de stilte van den nacht. //Bij den overste, bij den overste," fluisterde het over hare lippen. Hare oogen waren wijd geopend op den vuurpoel ^gerichthaar oor luisterde Daar het gegons der stemmen, dat nu van beneden opsteeg, tot ook de oude man de groote klok weder in beweging bracht, pnder wier geweldige slagen de toren dreunde en de balken trilden. //Bij den overste!" bromde «de oude, terwijl hij met het been een telkons heviger stoot aan de balken gaf „bij den overste! Zoo krijgt ieder zijn loon! Eer er hulp kan komen, is alles reeds in de asch gelegd en dan baat geon luiden of blusschen meer." Wordt vervolgd'J mr. D. Visser van Hazerswoude, voorzitter der Maat schappij en tevens de man die het initiatief nam om in een periodiek geschrift van de Maatschappij uit gaande de landbouwers voor te lichten Van de op richting van het Maandblad af, was hij daarvan de hoofdredacteur, en met zeldzame energie maakte de overledene er een dor beste periodieke geschriften van op landbouwgebied. Dil wordt in dit nummer dankbaar erkend door het hoofdbestuur der Maat schappij, dat in een uitvoerig artikel hulde brengt aan de nagedachtenis van den overledene als mensch, bevorderaar van den landbouw, en als schrijver. In het bijzonder wordt er in gewezen op zijn onver flauwde toewijding aan de belangen der Maatschappij, hoe vooral door zijn steun een vakschool voor zui velbereiding in het leven is goroepen en de Zuid- Hollandsche leerhoeve van zuivelbereiding is ge sticht, en hoe nog in de laatste aJgemeene vergadering die hij presideerde, hij den stoot gaf tot het oprich ten eenor afdeeling Onderlinge Brandwaarborg-maat- schappij in het belang van de verzekering van landl? bouwrisico's. Immer werkzaam, hulpvaardig, steeds gereed zijn persoonlijke en financicele steun te gevefc aan alles wat hij in het belang van don dandbouw achtte, zal zijn nagedachtenis bij den landbouw en allereerst bij de leden der Maatschappij onvergetelijk blijven. De ondorgrondsche spoorweg te Londen, die eer gisteren door den prns van Wallis is geopend en binnenkort voor het publiek in gebruik zal worden gesteld, gebruikt als beweegkracht electriciteit, zoo dat men geen jast van steenkooldarap heeft. Er worden twee van elkaar gescheiden tunnels gebezigd: oen voor de gaande en een voor de komende treinen, tengevolge waarvan in eiken tunnel de lucht steeds in dezelfde richting wordt ververscht. De gohoele lijn, dio een uur lang is, wordt in een kwartier afgespoord. De reizigers betalen niet met kaartjes en er zijn geen verschillende klassen. Ieder betaalt eer. dub beltje als hy het draeihek doorgaat, om per lift of Jangs gemakkelijke trappen in den tunnel te dalen, en stapt dan in de wagens, die veel op trams gelijken. Van het „Tijdschrift voor posterijen en telegrafie" is een feestuommer verschenen ter gelegenheid van het SOjarig ambtsfeest van den heer J. P. Hofstede, die op 5 Nov. 1840 tot surnumerair der Kon. Ned. Posterijen werd benoemd en thans aan het hoofd staat van dien tak van dienst en van de tele grafie. Dit nommer bevat een portret van den feestvierenden hoofdambtenaar en een artikel, waarin de rejdactio een warme hulde brengt aan zijne ver- dienstien. De heer Hofstede, word blijkens do opgaven in het artikel eorst werkzaam gesteld by het hoofdbe stuur der posterijen, bureel controle; in 1847 word hij benoemd tot 5e commies aan het postkantoor te Amsterdam waar hij achtereenvolgens opklom tot 2o commies. In 1852 werd hij met den raDg van commies bij het departement van financien, waar onder de posterijen toen behoorden, belast met de zaken het vervoer en het personeel betreffende. Die titel werd in 1857 verwisseld met dieu van buiten gewoon inspecteur, welken rang hij behield tot 1864, toen hy bij besluit van 10 Maart tot opvolger werd aangewezen voor den in die maand overleden hoofd directeur der posterijen mr. J. Pols. Binnen het thans afgeloopen tijdvak van 50 jaren valt de geschiedenis van de eerste degelijke inrich- ting van het Nederlandsche postwezen, die, onder het bestuur van den jubilaris werd uitgebreid en geheel op de hoogte van den tijd gebracht; terwijl het feit, dat wij aan den vooravond staan van een nieuwe herziening, pleit voor zijne onverdroten werk kracht. Van hetgeen belangrijks onder zijn bestuur tot stand kwam, verdient vermelding de geheele afschaffing van bet bestelgeld ten plat ten lande in 1865 en de belangrijke Verbeteringen in de plattelandspost, waardoor deze eene vörgolij- king met hetgeen elders gevonden wordt, schitterend kan doorstaan de nieuwe hervorming van het Nederlandsche post wezen bij de wet van 1870, nader gewijzigd bij de wetten van 1872, 1876 en 1881; de invoering der rijkspostspaarbank bij de wet van 1880 de invoering der pakketpost bij de wet van 1881, waardoor de uitbreiding van dien dienst ook tot het buitenlandsch verkeer werd mogelijk gemaakt de medewerking tot daarstelling eener algemeene postvereeniging, voorbereid op de conferentie te Parijs in 1865, in het leven getreden, uitgebreid en verbeterd op do congressen te Bern in 1874, te Parijs in 1878 en 1880 en te Lissabon in 1885. Als hoofd ook der telegraafadministratie besprak en behartigde hij de belangen van dien dienst op de conferentien te Berlijn in 1885 en te Parijs in dit jaar op eene wijze, die aantoont hoe zeer hij zich ook daarvan geheel op de hoogte had gesteld. De heer Hofstede is ridder van de Ned. Leeu\v en draagt onderscheiden grootkruizen en ridder orden van andere mogendheden. De Standaard geeft het volgend verslag van de rede, waarmede jhr. mr. W. H. De Savomin Lobman A. Fzn. het Professoraat aan de Vrije Universiteit heeft aanvaard, over de „Verhouding tusschen het Recht, den Staat en de Overheid": Na een korte inleiding over de keuze van het onderwerp schetste spreker den strijd tusschen een heid en vrijheiddie vooral onder de Germaansche volkeren sterk op den voorgrond treedt. Daarop ging spreker na, hoe het dogma van den souvereiuen staat ontstaan is en zich ontwikkeld heeft, daarbij wijzende aan den eenen kant op de miskenning van de aan des vorsten souvereiniteit gestelde perken, aan den anderen kant op de ver loochening van de aan die souvereiniteit ten grond slag liggende beginselen. Spreker noemde de leer der staats80uvereiuiteit gevaarlyk voor vrijheid en voor rocht en toonde aan hoe de opvatting, dat het recht ii^ zijn ontstaan en zijn bestaan van den Staat afhankelijk is, zoowel uit theoretisch als historisch oogpunt onjuist is. In dit betoog vestigde spreker de aandacht op het ware karakter van het recht hetgeen te zoeken is in de eigenschappen, door God den mensch ingeschapen. Nadat spreker ook met voorbeelden uit het Romeinsche en Germaansche recht had aangetoond dat het recht in zijn bestaan niet van den Staat afhankelijk is, schetste hij de ware verhouding tusschen het recht en den Staat, waarbij de aan dacht gevestigd werd op de sterk uiteenloopende beginselen van het Romeinsche en het Germaansche recht. Vooral in het individualistische der persoon lijkheid van het Romeinsche recht, en de tusschen de verschillende menschen en kringen bestaande banden van het Germaansche recht kwam dit duide lijk uit. En deze onderscheidenheid in beginsel had wederom haar terugwerking op do opvatting van den Staat in deze beide rechten. Spreker, zich stellende op het standpunt der Germaanschrechtelijke staatsleer, wijst nochtans op het gevaar dat ook hier dreigt, zoo men Gods Woord verlaat, waardoor men uitkomt op de verloochening van den Koning toekomende souvereiniteit van de verantwoorde lijkheid aan God, van het immers door Hem inge stelde gezag. Na nog met een enkel woord gewezen te hebben op de verwantscljipi^ tusschen het in den Staat be staand gezag en h&Uoezag in het huisgezin, gaf spr. van zijne rede d^ylljfende resumtie: Ik heb dns, (injFforte woorden het gesprokene tezamen vattende^ getracht het zelfstandig bestaan van het recht tegenover de Staatssouvereiniteit te verdedigen, en betoogd, dat een revolutionnaire Staat, die bewust van ?ijn alvermogen, met één pennestreek verkregen rochten zou vernietigen, even rechtmatig zou handelen ^ls de roover, die zijn prooi met het pistool op dei borst den geldbuidel ontwringt. Ik heb U willen aantoonen, dat, heeft al het recht om zijn handhaving en vorming den steun v^n de over heid noodig, het niet in zijn wezen ligt opgesloten, dat de Staat het scheppe, en dat uit de geschiedenis eu het karakter der rechtsinstellingen de waarheid van dit gezegde blijkt. Den grond van het recht heb ik gezocht in de door God den mensch inge schapen eigenschappen. Ik zocht daarna de tegen stelling tusschen de twee groote beginselen, waarvan het eene alle recht onder den Staat plaatst en het van hem afhankelijk maakt, eu het andere do in werking van het recht op den Staat erkent eu in den Staat niet ziet een transcedente levenlooze een heid, maar een levend organisme met levende leden, die elk wederom met eigen onschendbare rechten bekleed zijn. Terwijl ik ten slotte de vraag besprak, of men, waar men zich plaatst op het juister stand punt der Germaansche rechtsidee, genoodzaakt is met wegcijfering van het persoonlijk gezag van den vorst het gezag in den Staat toe te kennen aan de gemeenschap, en heb, mede met een beroep op Gods Woord, deze noodzakelijkheid ontkend, en het gezag gezocht bij den alleen tegenover God ver antwoordelijken Vorst. Moge het door 's Heeren gunst aan deze Uni versiteit geschonken worden aan de opsporing en ontwikkeling der op de Heilige schrift rustende beginselen te arbeiden, opdat het volk van Neder land het besef weder levendig worde, dat om onzer zwakheid wille ons overheden gegeven zijn, en deze moeten gehoorzaamd worden om Gode daardoor te dienen en Hem de eere te geven. In het vasthou den daaraanjs J het duurzame en hechtste bolwerk gelegen voor jr^jWelvaart van een volk, voor zijn vrij heid en voor dó handhaving en zuivere ontwikkeling van zijn recht Onzo lezers herinneren zich, dat ongeveer een jaar geleden aartshertog Johann afstand gedaan heeft van zijne voorrechten, waardigheden en ambten als lid der keizerlijke familie en, onderdenburgelijkeu naam van Johann Orth, is gaan zee varen, als gezagvoerder van een koopvaarder, St. Margarethen. Dit schip nu is, naar het Wiener fagblatt meldt, vermoedelijk met man en muis vergaan. De eerste haven, welke Johann Orth niet zijn bodem aandeed, was Buenos-Ayres, waar hij juist aankwam om getuige te kunnen zijn van de omwenteling, gericht tegen president Celman. Daar laadde hij, naar men gelooft, guano met be stemming naar Valparaiso, waartoe Kaap Hoorn moest omgezeild worden, wat steeds voor eene gevaarlijke jeis gehouden wordt. Den Hen Juli lichtte de St. Margarethen voor Buenos-Ayres het anker, en daar de reis per zeilschip gewoonlijk 50 dagen eischt, had omstreeks 1 September zijne aankomst te Valpa raiso kunnen gemeld zijn. Sedert zijn nu reeds twee maanden verloopen, en te Weenen is, zegt het Wie- iter l'agblatt, van Johann Orth noch van zijn schip iets vernomen. Te eerder vreest men dat schip en bemanning verloren zijn, daar in de eerste dagen van Augustus, toen de St Margarethen omstreeks bij Staten-eiland geweest moet zijn, in die streken hevige stormen gewoed hebben. De eerste berichten uit Amerika over den afloop derverkiezingen waren gunstig voor de democraten doch later bleek dat ze wel wat overdreven waren. Eerst heette het dat M'c Kinley was gevallen, doch thans meldt men, dat in Ohio alle republikeinen (dus ook de groote tariefman) verkozen zijn. Ook de andere voorloopige berichten luiden gun stig voor de democraten, maar of zij werkelijk een voldoende meerderheid zullen behalen, zal wellicht eerst over eenige dagen met volkomen zekerheid blijken. Evenwel, ook al veroveren de democraten de meerderheid, zoo is daarom toch vooreerst nog geen „omzetting" der regeering te verwachten. De republikeinen hebben nog de meerderheid in den Senaat en daarbij blijft de republikeinsche president nog twee jaren aan het bewind. Eerst in 1892, bij de volgende presidentsverkiezing kunnen de democraten weer aan de regoering komen. De kiezers hebben dan ruimschoots gelegenheid ge had om de nadeelige gevolgen der M'c Kinleywet in hun beurzen te ondervinden. De hertog van Nassau is aan de Luxemburgsche grens begroet door de leden der regeering en hield eene inspectie over het daar geposteerde detache ment gendarmerie. Hjj droeg dezelfde uniform als verleden jaar, namelijk die van Nassausch generaal; de erfprins droeg de uniform der Oostenrijksche hu zaren. Aan het station stond eene groote menigte, welke den hertog toejuichte; deze groette minzaam! Aan het station aangekomen, hielden de hertog en de erfprins wapenschouwing over eene compag nie vrijwilligers. Vo'o'r het station was het zwart van de menschen, evenals in de straten tot aan het paleis, en overal werd de hertog eerbiedig begroet, of klonken onophoudelijk jubelkreten. De hertog vertoonde zich op het balkon van het paleis en toen defileerden de troepen en achter hen de muziek korpsen van verschillende gezelschappen. De menigte op het plein en in de aangrenzende straten toonde veel geestdrift en hief aanhoudend juichkreten aan. Bij de receptie verklaarde de hertog aan den voorzitter der Kamer, dat hij zioh te midden van zijn gezin gevoelde, en tot den voorzitter van den Baad van State zeido de hertog, dat hjj zeer ge troffen was door de hartelijke ontvangst. Na afloop van de aanstaande volkstelling moet in België het aantal leden van den Senaat en van de Kamer in overeenstemming worden gebracht met de vermeerderde bevolking in de verschillende rechter lijke arrondissementen, die tevens de kiesdistricten zijn voor de wetgevende verkiezingen. In verband met de opgaven der bevolkingscijfers in de verschil lende provinciale verslagen, is nu reeds berekend dat het aantal Senaatsleden met 6, dat der Kamer leden met 12 zal moeten vermeerderd worden. De Kamer zal dan 150, de Senaat, die de helft van dit aantal aan leden telt 75 leden hebben. Brussels vertegenwoordiging zal met 1 Senaatslid eu met 3 Kamerleden vermeerderd worden, waardoor het aantal/der afgevaardigden van het arrondissement Brussel tot 19 zal stijgen. Meer nog dan ooit te voren zal dan de uitslag der verkiezing aldaar over de richting der rogeering beslissenals Brussel libe raal of clericaal kiest, zal dit in de Kamer een ver schil van 38 stemmen ten gunste van de eene of andere richting geven. Antwerpen krijgt 1 Senaatslid en 2 Kamerleden meerLuik en Charleroi elk een 1 Senaatslid en 1 KamerlidLeuven en Turnhout elk 1 Senaatslid Gent, Mechelen, Brugge, St. Nicolaas en Verviers elk 1 Kamerlid. Waarschijnlijk zal de wet, deze vermeer dering van het ledental der tuee Kamers bevelende,

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1890 | | pagina 2