BINNENLAND.
Buitenlandscii Overzicht.
Is er veel vooruitzicht, dat de vrede onder
de beide fractiën der regeermgspartij in zoo
ver zal worden hersteld, dat in 1891 bjj de
stembus weer gemeenschappelijk kan worden
gestreden tegen de liberalen Voorshands is
daarop niet veel kans. De legerwet is op het
oogenblik de groote twistappel en het lijkt er
nog niet naar, dat een der vijandige broeders
daarbij den ander iets zal toegeven. Dit is
dan ook moeilijk. De katholieken zijn in hun
verzet zoo ver gegaan, dat terugtreden haast
ondenkbaar is. Geschiedde dit toch -t| b.v. op
hoog bevel dan zou er nu reedy zooveel
kwaad bloed gezet zijn, dat de naweeën niet
zouden uitblijven. De antirevolutionairen
kunnen niet toegeven, omdat de persoonlijke
dienstplicht is een artikel van hun program
uitstel van beslissing zou hun weinig baten,
daar zij dan voor de kiezers zouden moeten
komen met de verklaring, dat de eenige wet,
die voorgesteld is om voldoening te geven
aan het rechtsgevoel van dat deel des volks,
waaronder zij hun meeste aanhangers tellen,
niet door dit «kostelijke» kabinet is gehand
haafd. Het is dan ook bij de <Standaard»
reeds zoo ver gekomen, dat dit blad onom
wonden de vraag stelt, of het voor de anti
revolutionaire partij geraden is, de gemeen
schappelijke actie met de Roomsche staats
partij voort te zetten. Het artikel, waarin
deze quaestie wordt behandeld, is belangrijk
genoeg om in hoofdzaak hier te worden mede
gedeeld.
De gang der redeneering is als volgt
Beide partijen hebben elkander ontmoet op
een weg, die denzelfden kant uitliepde be
strijding van de heerschappij der liberalen.
Men wist dat de dagen dier heerschappij ge
teld waren, zoo beiden samengingen.
Maar tCVens wist men van elkander «dat
een enkele blik in ons historisch verleden ge
noeg was om gewaarwordingen van antipathie
op te wekken.» Daarom was samensmelting
tot ééne partij onmogelijk. Er werd ook geen
compromis gesloten# maar ieder vuurde «op
eigen commando* en in 1888 heeft die
«spontane actie, uit gemeenschappelijken nood
geboren,» evenals indertijd de Chassepots,
wonderen verricht.
Maar zulk een «gemeenschappelijke actie,»
zegt «De Standaard», baat het land niets,
tenzij ze minstens 12 a 16 jaar kon aanhou
den. Het helpt niet of de Tweede Kamer is
omgezet, zoolang de Eerste Kamer niet is
veranderd. Daarvoor moeten echter de Prov.
Staten om, en deze wordt men geen meester
als men niet eerst de gemeentelijke invloeden
aan zijn zij trekt.
Terwijl die arbeid nog niet half voltooid is
en nog ten minste 10 jaar noodig zijn, zal
de gemeenschappelijke actie vrucht dragen,
uitgestoken lantaarn, schommelend aan de ijzferen
stang onder de dreunende slagen, nauwelijks meer
dan een matgelen weerschijn om zich heen.
De groote klok, wier stem anders slechts op zon
en feestdagen vernomen werd en de kleine, die
dagelijks het Angelus luidde, werkten Iteeds drif
tiger en heftiger samen en al rosser werd de
glans die de torenspits omstraalde. Terwijl het
zweet hem langs baard en haren droop, bracht de
koster en torenwachter, slechts in hemd en broek
gekleed, met bloote voeten de trapbalken van de
groote klok in bewegingtwee teedere kinderhanden
trokken met koortsigen ijver aan het touw der
kleine klok.
Zoo had het een kwartieruurs geduurd. Het klok
gebrom begon te verstommen, de maatslag werd trager
en onregelmatigerook het geluid van de kleine
klok verflauwde allengs.
De torenwachter was genoodzaakt zijn beenen
eenige rust te gunnen. Hij meende, dat er voor het
oogenblik alarm genoeg gemaakt was om de slapenden
te doen wakker worden. Het hoofd tusschen de
draagbalken van den toren uitstekend, keek hij
een rimpelig perkament gezicht, mot in den wind
fladderende grijze haren naar omlaag over de stad.
Beneden hem stak een meisjeshoofd uit den toren,
dat met glinsterde oogen staarde naar den weer
schijn van het vuur op de leien er pannen daken
der huizen.
't Is al genoeg vader, met het gebombam riep
komt van Roomsche zijde een storm opsteken,
die de leiding van zaken wil ontiukken «aan
de vroede banden, waarin ze berust».
En waarom wil men heel de politieke toe
komst op het spel zetten? Om iets waarbij
•geen Roomsch beginsel in het spel kan
zijn»immers «het Roomsche Oostenrijk heeft,
evenals het Roomsche Beieren, persoonlijken
dienstplicht ingevoerd, bijna zonder verzet.
«Het geldt hier niets dan de technische vraag,
hoe de veiligheid vhn ons vaderland op af
doende wijze te verdedigenen alzoo een on
dergeschikt punt van staatsbeleid bij een enkel
departement.»
De Katholieken zullen allicht eischen, dat
«De Standaard» zijnerzijds toegeve op dit «on
dergeschikte punt van staatsbeleid bij één
departement.» JJaar dat blad verklaart dat
als «de heeren die nu storm liepen tegen het
Kabinet, ten einde toe bljjven zwenken, dat
voortaan van eene gemeenschappelijke actie
geen sprake zal kunnen zjjn.» Want de anti
revolutionairen hebben in 1888 in hun program
van actie den persoonlijken dienstplicht ge
schreven, en van Roomsche zijde is de eisch
tot schrapping van dit punt niet gesteld. «En
thans een kabinet af te vallen, dat indient
wat ons program eischt, ware een daad van
te laaghartige félonie en te kruipend oppor
tunisme, dan dat het door wien ook van ons
mag worden gevergd, ja zelfs niet mag wor
den ondersteld.»
Van toenadering is, blijkens deze verkla
ring, nog niets te bespeuren.
GOUDA, 6 November 18^0.
Tegen een drietal alhier wonende jongens, die, in
den avond van Dinsdag 11., ten nadeele van vrouw
v. D. wonende in de Aaltje Baksteeg, diefstal pleeg
den van een fletch met snoepgoed, is door de poli
tie proces-verbaal opgemaakt.
Zondag 9 November a. st. des middags ten 1 ure
heeft op het terrein aan de Oude Gouwe (naast de
boomkweekerij van den heer Hooftman) een Football-
match plaats tusschen de Goudsohe Cricket- and
Football Club „Olympiad en de Botterdamsche Club
Rapid i tas
Donateurs hebben toegang tot desa match.
In de R. K. kerk is, naar wij vernemen, aan de
gemeente-leden ontraden (vooral met hunne kinderen)
hedenavond naar de tooneel-voorstelhng in //Ons Ge
noegente gaan. Dit geschiedde met het oog op
zekere vrij gewaagde scène, die in he$ tooneelstuk
Een Fabriekskind moet voorkomen en waarvan de
N. Rott. Ct. in hare beoordeeling van dat stuk mel
ding maakte.
Van wege het Bestnur van den EendracBtspolder
de kleine, terwijl zy het door den vurigen schijn
bloedrood geverfde hoofdje omdraaide naar den ouden
man boven haar. „Zy slapen daar beneden zoo vast,
dat men gerust een kanon langs hunne ooren zou
kunnen afschieten."
Zij sprak deze woorden in zuiver middenduitschen
tongval, met een door inspanning en opgewonden
heid stokkende ademhaling, de armpjes uitstrekkend,
het van zweet gedrenkte hemd ter verkoeling heen
en weer wuivend en de blanke borst in den vlam
mengloed badend.
/,Het is bij den overste," riep de oude man met
heldere stem naar beneden. Ik zie heel duidelijk
den uitkijk op het dak branden, het geheele dak
zal spoedig instorten. Hoor >je niet, hoe de meiden
door elkaar schreeuwen en de honden janken?"
wBij den oversteBy den oversteherhaalde
het kind met bevende lippen, terwijl het strak langs
den Rijnoever op oeoe hofstede staardo, die opS)
nauwelijks duizend schreden van het stadje ver-
wijderd lag. /,En niemand verleent hulpAlles
moet verbranden en misschien ook Georgine en die
ondeugende Jan en
Het door de inspanning van het luiden rood ge
worden gelaat van het meisje verbleekte bij de ge
dachte, die haar mond niet waagde uit te spreken.
Met de handen op het houten raamwerk gevouwen,
stond zij daar, alleen gedekt door een wollen rokje
en het grove hemd, angstig gade te slaan hoe de
vlammen het dak van het huis lekten, hoe de vurige
is dezer dagen afgekondigd een Keur op het inwen~
dig beheer van dien polder en op de met de ring
vaart van den Zuidplaspolder gemeen liggende wate-
ron bezuiden den Tweemanspolder onder de gemeente
Zevenhuizen.
Naar aanleiding van de pogingen, van particuliere
zijde gedaan, om te zorgen voor de ridders der
Milit. Willemsorde beneden den rang van officier
en hunne nabestaanden, meldt men het volgende
overzicht van hetgeen de wet voor die dappere
strijders doet
De wet van 1815, houdende instelling van de
Milit. Willemsorde, bepaalt:
z/De militairen te water en te lande, die geen
officiersrang hebben, krijgen wanneer zy tot ridder
4e klasse benoemd worden, eene verhooging van
inkomen, gelijkstaande met de helft der soldij, welke
door hen op het oogenblik hunner benoeming wordt
genoten.
En bij de wet van 1864, houdende wijziging van
die van 1815, is nader bepaald:
//Hij, die ter zake van eene uitstekende daad,
door hem als militair te water of te lande beneden
den rang van officier verricht, tot riddor 4e klasse
wordt benoemd, erlangt, van de dagteekening zijner
benoeming, riddersoldy volgens den graad, bekleed
op het oogenblik, dat hij zich de ridderorde waar
dig heeft gemaakt." i
Dio riddersoldijen nu bedragen adjudant-onder
officier 230, sergeant-majoor/190, sergeant/140,
korporaal 80, soldaat of matroos 65 's jaars;
De broeders van den Ned. Leeuw ontvangen een
toelage van 200 per jaar eu hunne weduwen een
pensioen van 100.
Van daar dat in de afdeelingen der Tweede Kamer
de billijkheid is betoogd, om de ridders der Willems
orde met de broeders gelijk te stellen.
Broeder van den Ned. Leeuw wordt men meestal
ter belooning van langdurigen burgerlijken dienst,
en de broeders zijn meest allen personen, die een
goede burgerlijke J^fcekking bekleeden, zonder dat
zy, zooals de ricfll^ft der Willemsorde, hun leven
voor het Vaderland behoeven gewaagd te hebben.
Dat Graaf Moltke, bij zijn eenvoudige levenswijs,
waarop zoo vaak de aandacht gevestigd werd, toch
lang niet schriel is, bewijst de manier, waarop hij
voor de inwoners van Kreisau waar hy zijn guiten
heeft zorgtHy heeft daar een spaarbank voor
kinderen gesticht, die door zyne mildheid ieder kind
op zijn veertiende jaar het dubbele van de inge
brachte gelden met ae rente van die som uitkeert,
en voorts een kinderbewaarplaats, waar arbeiders
vrouwen, als zij op het veld gaan werken, hare
kleinen in veilige bewaring kunnen brengen. Een
groot deel van zijn vruchtenoogst geeft hy jaarlijks
aan de inwoners van het plaatsje.
Voor de armen is hij zeer mild, maar het is hem
ook wel gebeurd, dat hij beetgenomen werd. Zoo
heeft hij eens een vrouw, die hij 's morgens vroeg
bezig vond met grassnijden en die hem haar nood
klaagde, om haren yver geprezen en haar wat geld
gegeven, en later bleek het, dat die vrouw bezig
was geweest, zijn gras te stelen
Het Maandblad van November, van de Holland-
sche Maatschappij van landbouw, is in een rouw
rand verschenen, wegens het overly den van den heer
zuilen, dooraderd met donkere walmen, al hooger
en hooger opstegen naar den grauwen hemel, waa»-
aan zich ook de maan vertoonde, die, bleek als een
meloenschijf, verschrikt aan den horizont staan bleef.
De oude bromde iets voor zich heeniets godde
loos ongetwijfeld, dat wel allerminst aan deze plaats
paste, want een boosaardige trek vertoonde zich op
zijn gelaat. Tusschen de balken hangend, wischte hy
zich het zweet van het voorhoofd en tuurde voor zich uit.
wDaar komt de brandweer op de proppen! Nu
weer met het luiden begonnen, vadertjeDe men-
schen kijken naar boven ep meenen dat de brand
al gebluscht is!"
Met bevende handen greep zij weder naar het touw.
Schriller nog dan te voren weerklonk het klokje
in de stilte van den nacht. //Bij den overste,
bij den overste," fluisterde het over hare lippen.
Hare oogen waren wijd geopend op den vuurpoel
^gerichthaar oor luisterde Daar het gegons der
stemmen, dat nu van beneden opsteeg, tot ook de
oude man de groote klok weder in beweging bracht,
pnder wier geweldige slagen de toren dreunde en de
balken trilden.
//Bij den overste!" bromde «de oude, terwijl hij met
het been een telkons heviger stoot aan de balken gaf
„bij den overste! Zoo krijgt ieder zijn loon! Eer er
hulp kan komen, is alles reeds in de asch gelegd
en dan baat geon luiden of blusschen meer."
Wordt vervolgd'J
mr. D. Visser van Hazerswoude, voorzitter der Maat
schappij en tevens de man die het initiatief nam om
in een periodiek geschrift van de Maatschappij uit
gaande de landbouwers voor te lichten Van de op
richting van het Maandblad af, was hij daarvan de
hoofdredacteur, en met zeldzame energie maakte de
overledene er een dor beste periodieke geschriften
van op landbouwgebied. Dil wordt in dit nummer
dankbaar erkend door het hoofdbestuur der Maat
schappij, dat in een uitvoerig artikel hulde brengt
aan de nagedachtenis van den overledene als mensch,
bevorderaar van den landbouw, en als schrijver. In
het bijzonder wordt er in gewezen op zijn onver
flauwde toewijding aan de belangen der Maatschappij,
hoe vooral door zijn steun een vakschool voor zui
velbereiding in het leven is goroepen en de Zuid-
Hollandsche leerhoeve van zuivelbereiding is ge
sticht, en hoe nog in de laatste aJgemeene vergadering
die hij presideerde, hij den stoot gaf tot het oprich
ten eenor afdeeling Onderlinge Brandwaarborg-maat-
schappij in het belang van de verzekering van landl?
bouwrisico's. Immer werkzaam, hulpvaardig, steeds
gereed zijn persoonlijke en financicele steun te gevefc
aan alles wat hij in het belang van don dandbouw
achtte, zal zijn nagedachtenis bij den landbouw en
allereerst bij de leden der Maatschappij onvergetelijk
blijven.
De ondorgrondsche spoorweg te Londen, die eer
gisteren door den prns van Wallis is geopend en
binnenkort voor het publiek in gebruik zal worden
gesteld, gebruikt als beweegkracht electriciteit, zoo
dat men geen jast van steenkooldarap heeft. Er
worden twee van elkaar gescheiden tunnels gebezigd:
oen voor de gaande en een voor de komende treinen,
tengevolge waarvan in eiken tunnel de lucht steeds
in dezelfde richting wordt ververscht. De gohoele
lijn, dio een uur lang is, wordt in een kwartier
afgespoord.
De reizigers betalen niet met kaartjes en er zijn
geen verschillende klassen. Ieder betaalt eer. dub
beltje als hy het draeihek doorgaat, om per lift of
Jangs gemakkelijke trappen in den tunnel te dalen,
en stapt dan in de wagens, die veel op trams gelijken.
Van het „Tijdschrift voor posterijen en telegrafie"
is een feestuommer verschenen ter gelegenheid van
het SOjarig ambtsfeest van den heer J. P. Hofstede,
die op 5 Nov. 1840 tot surnumerair der Kon.
Ned. Posterijen werd benoemd en thans aan het
hoofd staat van dien tak van dienst en van de tele
grafie. Dit nommer bevat een portret van den
feestvierenden hoofdambtenaar en een artikel, waarin
de rejdactio een warme hulde brengt aan zijne ver-
dienstien.
De heer Hofstede, word blijkens do opgaven in
het artikel eorst werkzaam gesteld by het hoofdbe
stuur der posterijen, bureel controle; in 1847 word
hij benoemd tot 5e commies aan het postkantoor te
Amsterdam waar hij achtereenvolgens opklom tot 2o
commies. In 1852 werd hij met den raDg van
commies bij het departement van financien, waar
onder de posterijen toen behoorden, belast met de
zaken het vervoer en het personeel betreffende. Die
titel werd in 1857 verwisseld met dieu van buiten
gewoon inspecteur, welken rang hij behield tot 1864,
toen hy bij besluit van 10 Maart tot opvolger werd
aangewezen voor den in die maand overleden hoofd
directeur der posterijen mr. J. Pols.
Binnen het thans afgeloopen tijdvak van 50 jaren
valt de geschiedenis van de eerste degelijke inrich-
ting van het Nederlandsche postwezen, die, onder
het bestuur van den jubilaris werd uitgebreid en
geheel op de hoogte van den tijd gebracht; terwijl
het feit, dat wij aan den vooravond staan van een
nieuwe herziening, pleit voor zijne onverdroten werk
kracht.
Van hetgeen belangrijks onder zijn bestuur tot
stand kwam, verdient vermelding
de geheele afschaffing van bet bestelgeld ten plat
ten lande in 1865 en de belangrijke Verbeteringen
in de plattelandspost, waardoor deze eene vörgolij-
king met hetgeen elders gevonden wordt, schitterend
kan doorstaan
de nieuwe hervorming van het Nederlandsche post
wezen bij de wet van 1870, nader gewijzigd bij de
wetten van 1872, 1876 en 1881;
de invoering der rijkspostspaarbank bij de wet
van 1880
de invoering der pakketpost bij de wet van 1881,
waardoor de uitbreiding van dien dienst ook tot
het buitenlandsch verkeer werd mogelijk gemaakt
de medewerking tot daarstelling eener algemeene
postvereeniging, voorbereid op de conferentie te
Parijs in 1865, in het leven getreden, uitgebreid
en verbeterd op do congressen te Bern in 1874, te
Parijs in 1878 en 1880 en te Lissabon in 1885.
Als hoofd ook der telegraafadministratie besprak
en behartigde hij de belangen van dien dienst op
de conferentien te Berlijn in 1885 en te Parijs in
dit jaar op eene wijze, die aantoont hoe zeer hij
zich ook daarvan geheel op de hoogte had gesteld.
De heer Hofstede is ridder van de Ned. Leeu\v
en draagt onderscheiden grootkruizen en ridder
orden van andere mogendheden.
De Standaard geeft het volgend verslag van de
rede, waarmede jhr. mr. W. H. De Savomin Lobman
A. Fzn. het Professoraat aan de Vrije Universiteit
heeft aanvaard, over de „Verhouding tusschen het
Recht, den Staat en de Overheid":
Na een korte inleiding over de keuze van het
onderwerp schetste spreker den strijd tusschen een
heid en vrijheiddie vooral onder de Germaansche
volkeren sterk op den voorgrond treedt.
Daarop ging spreker na, hoe het dogma van den
souvereiuen staat ontstaan is en zich ontwikkeld
heeft, daarbij wijzende aan den eenen kant op de
miskenning van de aan des vorsten souvereiniteit
gestelde perken, aan den anderen kant op de ver
loochening van de aan die souvereiniteit ten grond
slag liggende beginselen. Spreker noemde de leer
der staats80uvereiuiteit gevaarlyk voor vrijheid en
voor rocht en toonde aan hoe de opvatting, dat
het recht ii^ zijn ontstaan en zijn bestaan van den
Staat afhankelijk is, zoowel uit theoretisch als
historisch oogpunt onjuist is. In dit betoog vestigde
spreker de aandacht op het ware karakter van het
recht hetgeen te zoeken is in de eigenschappen,
door God den mensch ingeschapen.
Nadat spreker ook met voorbeelden uit het
Romeinsche en Germaansche recht had aangetoond
dat het recht in zijn bestaan niet van den Staat
afhankelijk is, schetste hij de ware verhouding
tusschen het recht en den Staat, waarbij de aan
dacht gevestigd werd op de sterk uiteenloopende
beginselen van het Romeinsche en het Germaansche
recht. Vooral in het individualistische der persoon
lijkheid van het Romeinsche recht, en de tusschen
de verschillende menschen en kringen bestaande
banden van het Germaansche recht kwam dit duide
lijk uit. En deze onderscheidenheid in beginsel had
wederom haar terugwerking op do opvatting van
den Staat in deze beide rechten. Spreker, zich
stellende op het standpunt der Germaanschrechtelijke
staatsleer, wijst nochtans op het gevaar dat ook
hier dreigt, zoo men Gods Woord verlaat, waardoor
men uitkomt op de verloochening van den Koning
toekomende souvereiniteit van de verantwoorde
lijkheid aan God, van het immers door Hem inge
stelde gezag.
Na nog met een enkel woord gewezen te hebben
op de verwantscljipi^ tusschen het in den Staat be
staand gezag en h&Uoezag in het huisgezin, gaf spr.
van zijne rede d^ylljfende resumtie:
Ik heb dns, (injFforte woorden het gesprokene
tezamen vattende^ getracht het zelfstandig bestaan
van het recht tegenover de Staatssouvereiniteit te
verdedigen, en betoogd, dat een revolutionnaire Staat,
die bewust van ?ijn alvermogen, met één pennestreek
verkregen rochten zou vernietigen, even rechtmatig
zou handelen ^ls de roover, die zijn prooi met het
pistool op dei borst den geldbuidel ontwringt. Ik
heb U willen aantoonen, dat, heeft al het recht om
zijn handhaving en vorming den steun v^n de over
heid noodig, het niet in zijn wezen ligt opgesloten,
dat de Staat het scheppe, en dat uit de geschiedenis
eu het karakter der rechtsinstellingen de waarheid
van dit gezegde blijkt. Den grond van het recht
heb ik gezocht in de door God den mensch inge
schapen eigenschappen. Ik zocht daarna de tegen
stelling tusschen de twee groote beginselen, waarvan
het eene alle recht onder den Staat plaatst en het
van hem afhankelijk maakt, eu het andere do in
werking van het recht op den Staat erkent eu in
den Staat niet ziet een transcedente levenlooze een
heid, maar een levend organisme met levende leden,
die elk wederom met eigen onschendbare rechten
bekleed zijn. Terwijl ik ten slotte de vraag besprak,
of men, waar men zich plaatst op het juister stand
punt der Germaansche rechtsidee, genoodzaakt is
met wegcijfering van het persoonlijk gezag van
den vorst het gezag in den Staat toe te kennen aan
de gemeenschap, en heb, mede met een beroep op
Gods Woord, deze noodzakelijkheid ontkend, en het
gezag gezocht bij den alleen tegenover God ver
antwoordelijken Vorst.
Moge het door 's Heeren gunst aan deze Uni
versiteit geschonken worden aan de opsporing en
ontwikkeling der op de Heilige schrift rustende
beginselen te arbeiden, opdat het volk van Neder
land het besef weder levendig worde, dat om onzer
zwakheid wille ons overheden gegeven zijn, en deze
moeten gehoorzaamd worden om Gode daardoor te
dienen en Hem de eere te geven. In het vasthou
den daaraanjs J het duurzame en hechtste bolwerk
gelegen voor jr^jWelvaart van een volk, voor zijn vrij
heid en voor dó handhaving en zuivere ontwikkeling
van zijn recht
Onzo lezers herinneren zich, dat ongeveer een jaar
geleden aartshertog Johann afstand gedaan heeft van
zijne voorrechten, waardigheden en ambten als lid der
keizerlijke familie en, onderdenburgelijkeu naam van
Johann Orth, is gaan zee varen, als gezagvoerder van
een koopvaarder, St. Margarethen. Dit schip nu is,
naar het Wiener fagblatt meldt, vermoedelijk met
man en muis vergaan. De eerste haven, welke Johann
Orth niet zijn bodem aandeed, was Buenos-Ayres,
waar hij juist aankwam om getuige te kunnen zijn
van de omwenteling, gericht tegen president Celman.
Daar laadde hij, naar men gelooft, guano met be
stemming naar Valparaiso, waartoe Kaap Hoorn moest
omgezeild worden, wat steeds voor eene gevaarlijke
jeis gehouden wordt. Den Hen Juli lichtte de
St. Margarethen voor Buenos-Ayres het anker, en daar
de reis per zeilschip gewoonlijk 50 dagen eischt,
had omstreeks 1 September zijne aankomst te Valpa
raiso kunnen gemeld zijn. Sedert zijn nu reeds twee
maanden verloopen, en te Weenen is, zegt het Wie-
iter l'agblatt, van Johann Orth noch van zijn schip
iets vernomen. Te eerder vreest men dat schip en
bemanning verloren zijn, daar in de eerste dagen
van Augustus, toen de St Margarethen omstreeks bij
Staten-eiland geweest moet zijn, in die streken hevige
stormen gewoed hebben.
De eerste berichten uit Amerika over den afloop
derverkiezingen waren gunstig voor de democraten
doch later bleek dat ze wel wat overdreven waren.
Eerst heette het dat M'c Kinley was gevallen, doch
thans meldt men, dat in Ohio alle republikeinen
(dus ook de groote tariefman) verkozen zijn.
Ook de andere voorloopige berichten luiden gun
stig voor de democraten, maar of zij werkelijk een
voldoende meerderheid zullen behalen, zal wellicht
eerst over eenige dagen met volkomen zekerheid
blijken. Evenwel, ook al veroveren de democraten
de meerderheid, zoo is daarom toch vooreerst nog
geen „omzetting" der regeering te verwachten. De
republikeinen hebben nog de meerderheid in den
Senaat en daarbij blijft de republikeinsche president
nog twee jaren aan het bewind.
Eerst in 1892, bij de volgende presidentsverkiezing
kunnen de democraten weer aan de regoering komen.
De kiezers hebben dan ruimschoots gelegenheid ge
had om de nadeelige gevolgen der M'c Kinleywet
in hun beurzen te ondervinden.
De hertog van Nassau is aan de Luxemburgsche
grens begroet door de leden der regeering en hield
eene inspectie over het daar geposteerde detache
ment gendarmerie. Hjj droeg dezelfde uniform als
verleden jaar, namelijk die van Nassausch generaal;
de erfprins droeg de uniform der Oostenrijksche hu
zaren. Aan het station stond eene groote menigte,
welke den hertog toejuichte; deze groette minzaam!
Aan het station aangekomen, hielden de hertog
en de erfprins wapenschouwing over eene compag
nie vrijwilligers. Vo'o'r het station was het zwart
van de menschen, evenals in de straten tot aan het
paleis, en overal werd de hertog eerbiedig begroet,
of klonken onophoudelijk jubelkreten. De hertog
vertoonde zich op het balkon van het paleis en toen
defileerden de troepen en achter hen de muziek
korpsen van verschillende gezelschappen. De menigte
op het plein en in de aangrenzende straten toonde
veel geestdrift en hief aanhoudend juichkreten aan.
Bij de receptie verklaarde de hertog aan den
voorzitter der Kamer, dat hij zioh te midden van
zijn gezin gevoelde, en tot den voorzitter van den
Baad van State zeido de hertog, dat hjj zeer ge
troffen was door de hartelijke ontvangst.
Na afloop van de aanstaande volkstelling moet in
België het aantal leden van den Senaat en van de
Kamer in overeenstemming worden gebracht met de
vermeerderde bevolking in de verschillende rechter
lijke arrondissementen, die tevens de kiesdistricten
zijn voor de wetgevende verkiezingen. In verband
met de opgaven der bevolkingscijfers in de verschil
lende provinciale verslagen, is nu reeds berekend
dat het aantal Senaatsleden met 6, dat der Kamer
leden met 12 zal moeten vermeerderd worden. De
Kamer zal dan 150, de Senaat, die de helft van dit
aantal aan leden telt 75 leden hebben.
Brussels vertegenwoordiging zal met 1 Senaatslid
eu met 3 Kamerleden vermeerderd worden, waardoor
het aantal/der afgevaardigden van het arrondissement
Brussel tot 19 zal stijgen. Meer nog dan ooit te
voren zal dan de uitslag der verkiezing aldaar over
de richting der rogeering beslissenals Brussel libe
raal of clericaal kiest, zal dit in de Kamer een ver
schil van 38 stemmen ten gunste van de eene of
andere richting geven.
Antwerpen krijgt 1 Senaatslid en 2 Kamerleden
meerLuik en Charleroi elk een 1 Senaatslid en 1
KamerlidLeuven en Turnhout elk 1 Senaatslid
Gent, Mechelen, Brugge, St. Nicolaas en Verviers elk
1 Kamerlid. Waarschijnlijk zal de wet, deze vermeer
dering van het ledental der tuee Kamers bevelende,