Bultenlandscli Overzicht. TOOUEEL. met dwarsstuk (de »orm van een teekenhaak). Op het dwaraatuk zijn knalseinen geplaatst. Geeft nn de seinpaal «onveilig» aan, dan ligt het dwarsstuk op de spoorstaaf, waardoor de daarop geplaatste knalseinen zullen ontpoifen, indien een trein er over rydt. Wordt het sein echter op veilig gestold, dan wordt het dwarsstuk teruggetrokken naast de spoorstaaf. Ook moet door den heer Van der Drift het be zwaar zijn opgeheven, dat dit toestel niet zou kunnen dienen voor banen met enkel spoor, waarbij sommige seinpalen op onveilig blijven staan. Door eene wij ziging werkt het toestel alleen dsn, wanneer het noodig is. Het moet geschikt zijn voor alle tremen, terwyl het daarbij zeer eenvoudig en weinig kostbaar is. Eene der dames-chefs in het magazijn Hirsoh aan het Leidscheplein te Amsterdam is in bewaring ge bracht wegens diefstal van vele voorwerpen uit het magazijn, die in hare woning terug zijn gevon den. Haar echtgenoot, ook bij de heeren Hirsch werkzaam, klaagde voortdurend over vermissing van goederen. Een rechercheur kwam ongemerkt toe zicht houden .en zijn vermoeden, dat de thans ge arresteerde de daderes moest zijn, werd spoedig be waarheid. «The daily Republican", uitgekomen te Fresno in Californie den 19en October jl., bevat het verslag van een welkomstfeest, bereid aan de eerste Hol- landsche volksplanters, bestemd voor Perrin Colony Ho. 2. Na een bezoek met rijtuig van de voor hen bestemde gronden, 4'/, mijl ongeveer buiten de stad Fresno gelegen, werden de 24 kolonisten, die in 21 dagen do reis van Amsterdam naar Fresno gedaan hadden, aan een banket in Hughes-hotel genoodigd, waar de eetzaal met de Nederlandsche en de Ame- rikaansche vlag versierd was. Daar hield de heer Pedlar, mayor van Fresno, de volgende toespraak: «Hier in de stad noemt men mij mayor en in het land van onze gasten zou ik burgemeester heeten, maar den eenen titel zou ik even gaarne dragen als den anderen. Uit naam der ingezetenen van Fresno, en niet alleen als vertegenwoordigers der stad, maar van het geheele graafschap, en ook weder niet alleen van de stad en het graafschap Fresno, maar van California en Amerika, wil ik zeggen dat wij er trotsch op zijn u welkom te heeten in ons land, in onzen staat, in ons graafschap en in onze stad. Uwe aangezichten zijn nog vreemd, en vreemd klinken nwe namen, zooals wij die gehoord hebben, ons in de ooren, maar wij vertrouwen dat het niet lang duren zal of wij zullen met beide, de aangezichten en de namen, gemeenzaam zijn. «Wel zijt gijlieden vreemdelingen voor ons, maar uw volk en uw vaderland is ons niet onbekend. Uw volk, dicht opeengehoopt in een van de dichtst be volkte landen der aarde heeft wonderen gewrocht. Het heeft den grond veroverd en zelfs de zee doen terugdeinzen. Wij begroeten in u een deel van dat volk" welks land sedert eeuwen bekend is en welks steden haren leeftijd tellen bij eeuwen. Wij in de zuigeling-stad Fresno, die eerst 15 jaren bestaat, wij heeten u welkom, en het is ons alsof wij het oude schakelen aan h#t allerjongste. Het nieuwe Amerika, het nieuwere Californie, de nog nieuwere San-Joaquin vallei en het allernieuwste Fresno, wij wenschen u toe dat uwe komst heil zal brengen aan u en aan degenen die u volgen zullen, en wij heeten u van harte welkom." Dr. Zaayer lid der Tweede Kamer heeft Maandag te Leeuwarden gesproken over belastingen, welk be toog strekte om uiteen te zetten, dat de tegenwoordige Regeering en meerderheid niets hebben gedaan of willen doen voor verbetering, en daarentegen van de liberalen heil is te verwachten. Bij het debat was dr. Vitus Bruinsma de eerste spreker. Hy karakteriseerde het gesprokene door dr. Zaaijer als een verwijt op hetgeen vóór ons is gedaan eti niet godaan, en uoemde onderscheiden be lastingen, die verbazend zyn gestegenhij gelooft dat dr. Z. niet had gezien den balk in het oog zyner eigen, maar wei den splinter in het oog der audere partij. Hy is het eens met dr. Zaayer's critiek op de tegenwoordige Regeering maar de liberalen heb ben ook tal van jaren verzuimd hun plicht te doen de werkeloosheid der tegenwoordige meerderheid er kende hy, maar zy bestaat nog maar enkele jaren, en hiertegenover staat eene werkeloosheid der liberalen gedurende 18 a 19 jaren. Spr. had gehoopt, iets te hooren wat het hart van bet volk raakt, maar hij had slechts kleinigheden gehoord. Men mag toch verwachten, eenige gewich tige zaken te hooren, wanneer men een enkelen keer een afgevaardigde in zijn midden krygt. De heer Van Belkum betoogde hierna de nood zakelijkheid van vermindering van belasting, en hoewel geen sociaal-demokraat, was hij het toch eens mot Nieuwenhuis, dat het volk-alléén door de belastingen wordt gedrukt. Hij verzocht den heer Zaayer, in Den Haag het zijne te doen, opdat de uitgaven in de staatshuishouding mochten worden beperkt. Dr. Zaayer, hierop antwoordende, verklaarde, dat hij in den toon, waarop de discussion werden ge voerd, den toon had bemerkt, die in de laatste jaren in Friesland de mode is geworden. Het is de toon van hen, die van verbittering verbetering verwachten. Dien toon keurde spr. af. Dr. Bruinsma verweet hem gebrek aan geestdrift; maar geestdriftwenschte spr. te vermijden bij de behandeling van technische zaken. Der jeugdige partij in Friesland, de zg. volkspartijeen naam, dien zij niet het recht heeft te voeren, omdat de andere partij evenzeer hart heeft voor het volk, ontbreekt het aan waardeering van het goede, dat door de anderen is teweeg ge bracht, Spr. tartte den heer Bruinsma, eene schets te geven van den tegenwoordigen toestand zoo zwart als de schets, door spr. van vroegere toestanden gegeven, en hij herinnerde, dat hij gewezen had op de belang rijke hervormingen, door de liberale partij in liet verleden tot stand gebracht, en hoe de door de liberale partij gewenschte hervormingen steeds zijn tegengehouden door de andere partyen. Hij had niet de tekortkomingen der liberalen ver zwegen, maar verzachtende omstandigheden gepleit. Want het moge eene zwakheid zijn der liberalen, het is tevens hunne kracht, dat bij hen bestaat het individualisme. Ër ziju disseden ten onder hen ge- weset, maar hij daagde den heer Brunsma uit, te wijzen op een shibboleth van eenige partij, zooals de liberale partij steeds heeft hooggehouden. Na dupliek verklaarde dr. Zaayer ten plotte, dat, wanneer het heil van Nederland moest wöjrden be- hartigd zoo als dat wordt gedaan door die hem hadden bestreden, hy zou uitroepen„Arm Ne derland De 'Locomotief schrijftHet is, naar wij meenen nog weinig bekend hoe eigenlijk de vork van het ontstaan der Flores-verwikkelingen in den steel zitr en daar ons dit dezer dageit ten oore kwam willen wij het mededoelen, ook wijl het, zoo al niet het optreden der rogeering geheel rechtvaardigt, dan tooh eene natuurlijke verklaring er aan geeft. Reeds vroeger is vermeld, dat eene coticessie-aaa- vrage van een Duitscher, den heer Langen, om op Flores mynbouwkundige ontginningen te doen, door do rogeering werd geweigerd, o. a. op grond der verplichting, die zij daardoor zou op zich laden, om dien vreemdeling tegen de bevolking te beschermen, bij uiet nakoming van welke taak zij wellicht tegen over Duitschland in moeilijkheden zou kunnen geraken. Er kwam echter nog eene andere concessie-aan vrage, en wol naar aanleiding van de zending van den ingonieur R. van den Broek, die voor het Aar drijkskundig Genootschap onderzoekingen op Flores zou gaan doen. Ten vorigen jare kwam de heer Van den Broek te Semarang, hield hier een dag of wat verblijf, en besprak met eenige heeren betgeen hem van FIotos bekend was, o. a. dat er waarschijnlijk een rijk veld braak lag voor mijnbouw en bosch-exploitatie. Het gevolg dier besprekingen was, dat een viertal heeren met den heer Van den Broek een request aan den Gouv.-Generaal zonden, waarin de wensch werd te kennen gegeven om hem op Flores verschillende on dernemingen, in de eerste plaats mijn- en bosch exploitatie, maar voorts ook cultuur 'an verschillende gewassen (kaneel, notenmuskaat, kruidnagelen enz.) op touw te setten. Bequestranton wezen echter op het gebrek aan juiste gegevens voor het aanvragen van bepaalde perceelen, gaven daarom in het alge meen de voor hunne plannen wenschelijke uitgestrekt heid gronds op als 100,000 bouws, en verzochten den steun en modewerking der Regeering tot een Qnderzoek o. a. om uit te maken welke rechten de bevolking op eventueel van te vragen terreinen mocht bezitten. Het request kwam dus ten slotte neer op het viagen der toezegging van eene concessie voor 100,000 uader aan te wijzen bouws, waartoe het noodige voorbereidende onderzoek zou plaats hebben door requestranten zelve met medewerking der Re- geering, o. a. door den ambtenaren van den resident van Timor te gelasten de daertoe uitgezondene per sonen in alle opzichten te steunen. Op dit request moet eenvoudig ten antwoord zyn gekomen, „dat er nader op zou worden beschikt." De regeering achtte ziqh intusschen verplicht, naar aanleiding dezer concessie-aanvragen een onderzoek op Flores te gaan instellen, waartoe ook wel zal hebben bygedragen dat de heer Van den Broek met invloedrijke regeeringspersonen te Batavia goed be kend en zelfs verwant was, wellicht ook het feit dat ten bureelo van het mijnwezen te Batavia sedert tal van jaren een fleschje is te vinden, met het op schrift „tin van Flores", zonder dat iemand met ze kerheid weet te zeggen hoe het daar gekomen is. De beriehten van den ingenieur Van den Broek zeiven die met een paar volgelingen een zeer vrede lievend bezoek aan Floros heeft gebracht, waren vry gunstig, hetgeen zich echter gereedelijk laat verkla ren doordat hij zich meer in de goedgezinde omge ving schijnt te hebben opgehoudeu, naar wij meenen* en vertroetelden, als anderen hun sijsjes en kanarie vogeltjes. Zij zongen ook, maar het was een schril gefluit dat zij reeds van verre uitstieten, wanneer zy tegen 'het einde van den winter wederkeerden, om daardoor hun vreugde over het wederzien van hun zomerverblijf te kennen te geven; en datzelfde gefluit deden zij hooren, wanneer een zwerm kraaien of meeuwen den toren naderde, in welk geval de beide valken zoo geducht tusschen het bonte luchtgespuis huishielden dat de veerey links en rechts vlogen. De beide valken, door Freylieh Jacob en Lise ge doopt brachten ieder jaar eens, soms ook tweemaal een kleine familie op den toren groot, die echter voor altijd wegvloog zoodra zij vliegen kon. De beide oude vogels vlogen in September weg, nadat het meisje hun de kop gekrauwd en tot afscheid met lekkere beten gevoederd en ook de oude Freylieh^ hen over den vaal rooden mantel gestreeld had. Regelmatig keerden zij weder als nog de sneeuw op bosschen en bergen lag en de Rijnhaven van het stadje nog met een ijskorst was bedekt. De o-ebeele stad kende de beide valken. Wanneer zii voor de eerste maal hun schel gekreisch door de lucht lieten weergalmen, rekte men beneden den hals nit en riep elkander toe: „Daar zijn ze weer" die roovers!" voegde menigeen er bij, wien zy een naar edele duiven ontstolen hadden. Voor het ove rige werden ook zij als lenteboden beschouwd en Run nest onder het dak noemde men in de stad de duiventil van den ouden Freylieh. Het waren overigens twee der sterkste haviken, met krom gebogen, spitsen snavel, sterke pooten, wit gele keel en vaalroode borst. Zy tersmaadden een armzaligen kost als muizen, kikvorschen en hagedis sen, deden dagelijks groote rooftochten in de bergen en wouden en keerden des avonds met de nauwge zetheid van een goed huisvader op hun toren terug. „Anne Liseuw Jacob keert nooit wederMet deze woorden strekte het meisje den blooten arm naar buiten uit en streelde het dier langs den rug. „Gij en uw kinderen zullen hem niet weder zien/' liet zij er op volgen, terwijl zij naar de jongen keek, die reeds vleugels begonnen te krijgen, en die wippend op de lantaarnstang zaten te kijken naar het gewoel in de straten ender hen. En als verstond het ha viks wijfje de woorden van het kind, keek het haar jongen vragend aanhet rekte trotsch en koen den hals uit, blikte om zich heen in den vuurgloed, ontplooide de vleugels, steeg voor het meisje op, riep met schel gefluit de jongen van de stang af, zwierf hoog boven den toren in breeds kringen rond, terwijl de schuwe jongen zich aan het dak vastklampten en met verbazing de opge wondenheid der moeder gadesloegen. Wel een half uur lang stonden beidon, de oud- Freylich en het kind, nog in den toren het woeden gade te slaan van het vernielend element, nu en dan de klok bewegend. Ook uit de naastbijgelegen, op nauwelijks een kwartier uur afstand verwijderde stad, was hulp komen opdagen, natuurlijk te laat, want het vuur had alles aangetast eer redding mogelijk was. Met een dof gekraak was het dak van het hoofdgebouw ingestort en van de stallen, voorraad schuren zag men slechts de zwartgeblakerde muren zonder vensters. Diepe st'ite lag tegen het grauwen van den morgen stond weder over de stad verspreid. De brandweer was buiten geblevende burgerij rustte uit van de doorgestanen schrik en ontsteltenis en op het terrein van den brand steeg een zwakke rookkolom naar boven, nu en dan door knetterende vonken door schoten, wanneer de morgenkoelte den half verdoof den vuurgloed opnieuw aanblies. Toen het dag geworden was, trokken beladen wagens de stad binnen, begeleid door jammerende meiden en knechts, die, wat uit den brandenden hof gered had kunnen worden, in veiligheid brachten.. IV. Omstreeks dezen tijd daalde ook de torenwachter van zijn post naar de benedenomgang af, waar zich zijne ambtelijke woning bevond. Deze woning bestond slechts uit een paar spaarzaam verlichte kamertjes, ongeveer op dezelfde hoogte als do orgelgalerij gele-v gen, die hij door eer. smalle gang bereiken kon, om zijne plichten als koster te gaan vervullen. Wordt vervolgd hoofdzakelijk in de omstreken onzer katholieke missiën Larontoeka, Maumerie, Sikka. In ieder ge val de zending van den heer Van Schelle naar de Rokka-streok, tegen het einde des vorigen jaars, is het gevolg van een eu ander geweest. De twaalf kleine Volksgeschriften, in den laatsten tijd weder van wege de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen in het licht gezonden, zijn thans door den uil$ever(M. E. de Grauw, te Ouderkerk a/dAmstel) tot een flinkon bundel vereenigil, die, in netten band voor slechts één gulden verkrijgbaar gesteld, in geen volksbibliotheek mag ontbreken en er uitnemend voor geschikt is om door wie in volksontwikkeling be langstellen als geschenk te worden uitgereikt. Gaarne herinneren we er aan, dat de twaalf be doelde ge8chriftjes o. a. loopen over onzo weerkrach ten, verzekering, arbeids-wetgeving, kindervoeding, bijgeloof, verschillende hygiënische onderworpen, de Fransche omwenteling, enz. De vaderlandsohe kunst heeft een ernstig verlies geleden door het overlijden, na een ziekte van slechts weinige dagen, van den kunstschilder David Adolphe Constant Artz. Evenals wylen zyn kunstbroeder An ton Mauve, werd ook Artz van ons geroepen op middelbaren leeftijd, in nen bloeitijd en de volle rypheid van zijn talent. Goboren te 's Hage den 18n December 1837, had Artz dus nog niet den leeftijd vau 53 jaar bereikt. Van 1866 tot 1871 woonde hij te Parijs en logde daar door ijverig studeeren den grondslag voor zijn reputatie als een onzer voornaamste Hollandscbe figuurschilders. Zyn onderwerpen ontleende Artz bij voorkeur aan het Schcvening8che visschersleven en zoo wel zijn duin idyllen als zijn binnenhuizen met figuren droegen een persoonlijk karakter, waarin hij steeds zich zelf bleef. Artz verviel nooit in uitersten. Zijn werk droeg den stempel van een gezonde kunstopvatting. Bij zijn kunstbroeders stond hij in hoog aanzien, ook om zijn beminnelijk karakter, aangenamen om gang en gropte hulpvaardigheid. Het Genootschap „Pulchri Studio" heeft aan Artz groote verplichtingen. Tot tweemalen benoemden de loden hem tot hun voorzitter, en gedurende zijn laatste presidium had de vestiging van het Genootschap ip een eigen lokaal veel aan zijn boleid te danken. Ook in ruimeren kring 3tond de ontslapen knnstenaar om zijn nobel karakter in hooge achting. Door zijn algemeene kennis en zyn smaak voor muziek en letteren bewoog hy zich gemakkelijk ook in andere maatschappelijke kringen. Vele instellingen verliozen in Artz een lyrfang- stellend vriend of een kundig medewerker. Zoo was hij een verdienstelijk lid van den Raad van Bestuur der Academie vau Beeldende Kunsten, in welk college de degelijke adviezen van den ernstigen kunstenaar zeer op prijs gesteld werden. In het buitenland heeft Artz menigmaal den naam van de vaderiaudsche schilderschool hoog gehouden, zoowel door persoonlijke deelneming aan internatio nale Tentoon8telliugen als door behartiging van de belangen zijner kunstbroeders in boedanigheid van gedelegeerde in commissiën. Op de internationale Tentoonstelling, verleden jaar te Parijs gehouden, werd Artz tot vice-president van de Algemeene Jury benoemd en mocht hij als voorzitter van de Nederlandsche kunstafdeeling veel bijdragen tot het schitterend succes van de vaderlandsche kunst. In dat jaar viel aan Artz de onderscheiding van het Legioen van Eer te beurt, terwijl hem reeds vroeger door onzen Koning de orde van de Eiken kroon was toegekend, en ook de H. Michael-orde van Beieren zijn borst sierde. De kunstwerken van Artz werden ook iu den vreemde zeer gezocht als typische Hollandsche kunst zoodat eveneens in het buitenland zijn betrekkelijk vroegtijdige dood zeer zal worden betreurd. De reeders te Scheveningen hebben zich met een adres tot de Tweede Kamer der Staten-Generaal gewend, waarin zij mededeelon, dat, terwijl van hunne bomschepen, die in de Noordzee de haring- visscherij uitoefenen, in den nacht van 17 October onder de Engelsche kust de vuTén duidelijk zicht baar brandden en de gewone macht aanwezig was, eene visschersvloot van Londen naar Yarmouth regel recht op hun schepen en netten, kwam aanzeilen. De verschillende schippers waarschuwden gebruike- lijkerwys door flambouwen buiten boord de Engel sche visschers om van koers te veranderen. Deze laatsten bleven nochtans doorzeilen-, waardoor zy de Hollandsche netten of afzeilden óf vernielden en de Hollandsche schepen zoodanige schade toebrachten, (lat de vis8chorij moest worden gestaakt. Adres santen verklaren, dat, naar het getuigenis van hunne schippers, dergelijke handelingen uitsluitend aan moedwil zijn toe te schrijven. Geen enkel politie— oorlogsschip, van welko nationaliteit ook, werd in den bewusten nacht en op de daarna volgende dagen gezien. Van assistentie kon dus geen sprake zyn. Intusschen lijden de reeders aanzienlijke schade en laat zich onder deze omstandigheden de toekomst ongunstig aanzien, terwijl, aangezien geen der nummers van de Engelsche vloot bekend is, geen verhaal voor den rechter kan plaats hebben. Nu in deze loopende maand de haringvisscherij nog wordt uit geoefend en, gelijk ten vorigen jare, gewelddadig heden van vreemde visschers op hun eigendom kunnen worden voorzien, verzoeken adressanten de Tweede Kamer bij den Minister van Marine te willen aandringen op tijdelijke versterking van het politie toezicht op zee gedurende deze maand en om van hunne klachten, door tusschenkomst van den Minister van Buitenlandsche Zaken, ook aan de Britsche Regeering mededeeling te willen doeu. De vraag, of het verschijnen «in gala-kleeding als Grober Unjug strafbaar kan zijn, zal eerstdaags voor een der Berlijnsche rechtbanken behandeld worden. In een derv Berlijnsche voorsteden bestaat een oude bepaling, volgens welke alle inwoners verplicht zijn, id goval van brand mee te helpen bij het biusscben en de verdere werkzaamheden. Nu brak daar dezer dagen een vrij hevige brand, welke met hulp der vrijwillige brandweer gebluscht werd, maar waarbij het wegruimingswerk zoo omvangrijk was, dat men, krachtens de oude verordening, de burgers opriep om mede te helpen. Een der welgestelde ingezete nen had daarin niet veel zin, maar toen het hem bleek, dat hij moest komen, trok hij oen zwarten rok en witte handschoenen aan, en aldus uitgedost ging hij naar het terrein van den brand, waar hij door zijn verschijning groote vroolijkheid verwekte, vooral toon hij begon mee .te helpen door tusschen vinger en duim eenige stroohalmpjes weg te leggen. In het belang der orde beval hem de burgemeester heen te gaan, maar hij verzette zich daartegen, omdat hij onder bedreiging van boete opgeroepen was om te helpen. Do grappenmaker werd met 3 Mark be boet, inaar hij weigerde die boete te betalen en wilde de zaak door het gerecht beslist hebben. Dank zij de waarschuwing van den kansel aan de goed-geloovige katholieken was do algemeene aan dacht gevestigd op de tooneelvoorstelling van giste renavond in „Ons Genoegen", waar door het gezelschap der hh. Le Gras en Haspels Von Wildenbruc'u's jongste tooneelstuk werd gegeven Een Fabriekskind genaamd. Met meer belangstelling dan gewoonlijk ging men schouwburgwaarts de katholieke abonnéö bleven natuurlijk byna allen t'huis om te zien of het op te voeren stuk eene dergelijke exceptioneele handelwijze rechtvaardigde. Moet genoemd tooneelstuk nu werkelijk een „onze delijk stuk" worden genoemd, de opvoering worden afgekeurd eu het zieu daarvan ontraden. Naar onze meening volstrekt niet. Wij gaan hierbij natuurlijk van het idee uit, dat eeu répertoire niet wordt samengesteld met het oog op kinderen, op aankomende jongens en meisjes, maar met het oog op volwassenen, die verondersteld worden eenigszius rondgekeken te hebben in de wereld eu niet met dichte oogen rond to wandelen op aardedie gewoon zijn den schouwburg van tijd tot tijd te bezoeken en- ook zoo nu en dan een roman ter hand nemen. By de keuze van een tooneelstuk vraagt men zich allereerst afhoe is de bouw daarvan, is do dialoog boeiend en is hei ge schikt voor de krachten waarover een gezelschap heeft te beschikken Of er nu al dau niet een paar tooneelen in voorkomen, waarover overdreven strenge zedemeesters hun schouders ophalen, doet er minder toe, als de strekking van het stuk slechts niet onze delijk is. En nu is het een feit, dat in vele romans en tooneelstukken (tooneelstukken, die ook hier ver toond werden) nog vrij wat erger dingen werden gezegd en vertoond, zonder dat die openlijk van den kansel werden afgekeurd. Heeft men zich dus niet op een verkeerden weg begeven door dit thans wel te doen? De meest brave en ouderwetscho schouwburg bezoeker kan tevreden zijn met de strekking van dit stuk. Do deugd, die als in honderde stukken „schandelijk wordt belaagd" houdt zich dapper en weerstaat de verleidelijke taal van satanhet brave fabrieksmeisje trouwt ten slotte met een braven bur gerjongen, de brave fabrikant trouwt met een braaf nichtje uit eigeu stand en de „ellendige lichtmis" wordt. voor goed weggejaagd! Wal kan men nu meer verlangen Het moet dan ook ten eenenmalo ontkend worden dat Een Fabriekskind een onzedelijk stuk is. Nu is er één scène, nl. die waarin de lichtmis het op de eer van het brave meisje toelegt en haar op den verkeerden weg tracht te brengen, welke vooral bij genoemdo zedemeesters aanstoot leed. Alles hangt hier af van de wijze waarop dat tooneel geschre ven werd en ook dit kan de toets eener verstan- dige critiek best doorstaan. Eén oogenblik aarzelt het meisje, maar om den verleider even daarna met bliksemend oog en hartstochtelyke gebaren een slecht mensch te noemen, die dan ook eenige oogenblikken later met schande en oneer overladen wordt wegge jaagd. De deugd triumpheert eu de ondeugd legt het leelijke af. Van opwekking der hartstochten, aanmoediging tot zondigen, vergoelijking van het kwaad is geen sprake £n de afkeuring vau het stuk alzoo ongemotiveerd. Het is een boeiend stuk, dat evenals elders ook hier ter stede veel bijval hadl. Na ieder bedrijf werd luide geapplaudisseerd en dat door brave huisvaders, achtenswaardige vrouwen, en tal van personen die in hun omgeving in hoog aanzien staan. De afwezigen mouten dus werkelyk spijt hebben thuis te ziju gebleven. Het spel was uitstekend. Wij hadden het genoegen met eene nieuwe actrice kennis te makenMej. Alida Klein, een meisje van 17 jaar, dat in Juli 11. de Tooneelschool verliet met een 2n prijs voor blij- en treurspel en sinds 1 Sep tember aan het Rotterdarasch gezelschap is verboa- den. Zy maakt een bekoorlijken indruk, heeft een sprekend gelaat, mooie oogen, een lieve stem en voldeed als Leentje, het Fabriekskind uitstekend. Hoe bevallig was haar eerste entrée en de schalk- sche wijze waarop zij met Herman sprak en omging, gaf al dadelijk een goeden dunk van haar spel, die gedurende het verdere gedeelte van den avond eer toe- dan afnam. De tooneelen met Augustmet haar moeder en oom en met Paul Ilefeld werden door haar uitstekend gespeeld. Wij hopen haar nog dikwijls in ons midden te zien optreden. De heer Henri de Vries had ook een belangrijke rol te vervullen, die van Herman. Hij deed dit op eene wijze die aller goedkeuring wegdroeg. Vooi het weergeven van zulke personage's vooral is hij zeer geschikt. De heer J. Haspels deed niet voor hem onder. Deze was ook uitstekend ge grimeerd. De heer Tartaud schijnt iederen keer dat wij hem zien vooruit te gaan. Zijn vroegere styf- heid in bewegingen beeft hij geheel overwonnen. De beide broeders, die door de hh. Tartaud en de Vries werden voorgesteld, zijn een geheel tegen overgestelde levensbeschouwing toegedaan, de een is idealist, de ander materialist en zoowel in uiterlijk, ge baren, als in wijze van uitdrukking der genoemde artisten kwam dit, tot op het einde toe, goed uit, zoodat zij als 't ware de verpersoonlijking van hunne ideeën waren geworden. Ook uit een oogpunt van „tooneelspeelkun3t" was deze voorstelling hoogst merkwaardig l In Luxemburg heeft de hertog van Nassau den eed als regent afgelegd en daarna de Kamers met een troonrede geopend, welke reeds beantwoord is met een adres van antwoord. Het geheel is door een diner en toepasselijke aanspraken opgeluisterd. De republikeinen in de Vereenigde Staten hebben geen reden tot tevredenheid over den uitslag der verkiezingen. Volgens do laatste berichten is nun niet eens de voldoening geschonken, dat de „groote" M'c Kinley werd herkozen. De geringe meerder heid, welke zij in het Huis van Afgevaardigden bezaten, is geheel verdwenen en door een sterke democratische meerderheid vervangen. Hoo groot deze meerderheid is, kan natuurlyk eerst over eenige dagen, als de uitslag der stemming in alle districten bekend is, met volkomen zekerheid blijken, maar toch zyn nu reeds de New-Yorksche bladen het er overeens, dat de democraten een meer derheid van omstreeks 80 a 100 stemmen hebben veroverd. In vergelijking met de kleine meerderheid, waar mede republikeinen de M'c Kinley-wet doordreven, is het groote aantal der democraten, die nu te Was hington terugkeeren, inderdaad van groote beteeke- nis. De overwinning der democraten bij de verkie zing is het eerste gevolg van de republikeinsche uitsluitingspolitiek. Ofschoon de alles duurmakende wet haar nadeeligen invloed slechts een maand Kon doen gevoelen, is toch dezen korten tyd reeds vol doende gebleken om do voorstellingen der vrijhande laars betreffende deze wet te doen uitkomen. De lauweren van majoor M'c Kinley zijn wel spoedig verwelkt. Evenwel is de wet nog niet afgeschaft. De Senaat is nog republikeinsch en de republikeinsche regeering zetelt nog te Washington, maar natuurlijk zal het toch den democraten by hun beweging tegen de wet eeu krachtigen steun geven, uu een zoo krachtige meerderheid in het Huis van Afgevaardigden te hnnner beschikking hebben. Vandaar dan ook, dat de vorige democratische president, de heer Cleveland, zijn partijgenooten den laad geeft met dubbelen ijver op de verlaging der invoerrechten aan te dringen. Het spreekt wel vanzelf, dat de overwinning der democraten in Amerika iu geheel Europa met ingo

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1890 | | pagina 2