'ES I ÏA2EN, geschilderde Janskerk te enis der St. eningen enz. rlijk levens- s Gebroeders ibcth. EEN PLEEGKIND. cLrakte Vrydag 14 November. N? 4376. 1S9O. i Zn. es x> es es paarande Leren I en Zn. Eene merkwaardige candidatuur. - i. Nieuws- en Advertentieblad voor Gouda en Omstreken. L'EL. f. I VALITEITK1 jzen. nts. witz. door FEUILLETON. De InBending van advertentiön kan geschieden tot één uur des namiddags van den dag der uitgave. Afzonderlijke Nommers VIJF CENTEN. 4 tl Bovendien worden alle Advertentien gratie opgenomen in het ADVERTENTIEBLAD ’t welk des Maandags verschjjni. nnen enkele t worden tot iet ilderen, te oud or- ade Kunsten irecteur der recht. R1NKMAN. (Tan het vere, Onge- (IVaar het Duihch.) VI. De uitgave dezer Courant' geschiedt dagelijks met uitzondering van Zon- en Feestdagen. De prjjs per drie maanden is 1.25, franco per post 1.70. AD VERTENTIEN worden geplaatst van 15 regels a 50 Centen; iedere rege meer 10 Centen. GROOTE LETTERS worden berekend naar plaatsruimte. zelfs die ééne democraat niet in den raad, men zal geen gunstigen dunk krijgen van het liberalisme van Burgerplicht. De heer de Rot, thans zelf het woord krij gende, zeide het volgende: lo. Hoe is mijn candidatuur in de wereld gekomen De vereenigde arbeiders meenden dat hunne belangen bijna niet of in 't geheel niet werden behartigd. Daarvoor riepen zij alle werkliedenvereenigingen op, en na gewezen te hebben op de talrijke speeches van den laatsten tjjd, waarin bijna ieder als ’t ware van liefde voor den werkman overvloeit, waarin verschillende malen werd gezegd dat den werk man ook zijn aandeel in de vertegenwoordiging van land en stad toekwam, besloot men voor deze gelegenheid een werkman als candidaat aan de kiesvereeuigingen voor te dragen. Deze candidaat moest dus in de eerste plaats zijn een werkman, iemand van wien men kon verwachten dat hij steeds en altijd op de bres zou staan, wanneer de belangen van het aller grootste gedeelte der burgerij werden benadeeld of voorbijgezien, iemand in een woord, die niet het vertrouwen van de kiezers behoefde te be zitten, maar die door de kiezers werd gekozen, omdat een groot aantal vereenigde werklieden in hem hun vertrouwen stelden. De kiesver- eenigiugen konden, door deze candidatuur te steunen, bewijzen dat zij het in de eerste plaats bejammeren dat het kiesrecht nog zoo bekrom pen was, dat de werklieden niet zelf konden zorgen hunne mannen te zenden ter plaatse waar aller belangen belmoren behartigd te worden. Mr. van den Bergh wepschte als beginsel te zien uitgemaakt of het recht of onrecht is dat een talrjjke klasse van de burgerij is uit gesloten van eiken directen invloed op het stadsbestuur. Dit is naar sprekers meening een abnormaliteit. Wjj beslissen, zonder te hooren de stem der arbeiders, ’t Is wensohe- lijk dat onder 39 stemmen niet één is van de arbeidsklasse 1 ’t Moet een axioma zijn voor een liberale vereeniging dat althans één man uit de arbeiders daar moet zitten De belan gen van eiken kring worden 't best behartigd door iemand die leeft in dien kring. Wil men de arbeiders hooren, dan moet men niet heb ben een heer die liefhebbert in arbeiders vragen. Overal waar de minderen niet deelnemen aan het bestuur, ontstaat wantrouwen. Hqort men ze, dan komt er toenadering, vrede. De candidaat is sociaal-democraat, gesteund door arbeiders van onderscheidene richting. Er zijn sociaal-democraten eh sociaal-democraten. Er zijn die niet gerangschikt kunnen worden onder de ordelijke burgers. De heer Rot behoort daar niet toe. Laat ons de politiek er buiten houden. De heer Rot is een sociaaldemo craat als de onderwijzer Gerhard, die zich het lot der misdeelden aantrekt, die oog heeft voor de belangen van zijn kring. De tijdsomstandigheden moeten ons den heer Rot doen stellen, ook wegens de aanstaande Kamerverkiezingen, opdat blijke of Burger plicht inderdaad democratisch is of slechts met de democraten coquetteert. Zegt Burgerplicht: Indien de uitdrukking niet door veelvuldig gebruik tatneljjk afgezaagd was geworden, zou den wjj de candidatuur van den heer Rot, door de Amsterdajnsche kiesvereeniging Burgerplicht gesteld voor den gemeenteraad, noemen een «teeken des tjjds.» De heer Rot toch is een werkman en een sociaal-democraat; wel geen sociaal-democraat van de oproermakende soort, die in verstoring der maatschappelijke orde hun heil zoeken, maar toch iemand die zijn poli tiek geloof niet onder stoelen of banken steekt, iemand van den stempel des Amsterdamschen onderwijzers Gerhard. Het is volstrekt nog niet zeker, dat de heer Rot.lid zal worden van den Amsterdamschen raad, zelfs niet dat bij de candidaat zal zijn der andere liberale kiesvereenigingen, maar het feit alleen, dat de liberale vereeniging Burgerplicht het gepast heeft geoordeeld een werkman de candidatuur aan te bieden en daarbjj heen .te stappen over zjjn sociaal-democratiscbe gevoelens, is merk waardig genoeg om onze aandacht te trekken en de vraag te stellen, welke overwegingen de meerderheid daarbjj hebben geleid. Aangezien geene andere discussie werd gevoerd, zjjn deze alleen op te maken uit de woorden van Mr. Z. van den Bergh, den voorsteller der candidatuur en van den candidaat zelf, die zjjn standpunt duideljjk heeft uiteengezet. Wjj nemen het verslag, dat het Handelsblad geeft van de ver gadering, tot grondslag van ons overzicht. goudsche courant. /zToen zij weggegaan waren, kwam Jan mot nog een paar jongens van zijn leeftijd, die beneden aan den oever bij de buitenseburen een groot vuur van bet rijshout van den wijngaard hadden gestookt. Ik deed als zag ik ze niet en wierp de prachtige tros sen in de kuip. «Heidaar, daar ie zoowaar rooie Doortje nog hier”, hoorde ik hem vlak achter mij uitroepen. Hij greep mij bij het haar. Ik stond op en keek hem nijdig aan. Hij pakte mij om het lijf en wilde mij kussenToen vader, ik kon immers niet anders heb ik hem een stomp voor de borst gegeven, hoewel ik er later spijt van had. ,/Gemeene jongen, blijf van me af’. Je ziet dat ik alleen ter wille van je vader hier ben riep ik uit en zag tot den rentmeester, die vlak bij hem stond, om hulp op. Deze wilde zeker geen kwade vrien den met den zoon van den overste worden, hoewel hij maar een aangenomen kind moet zijn, en lachte mij in het gezicht uit. Jan, een nijdigaard als hij is, zag zoo bleek als-een doode van den stomp, dien jik hem had gegeven hij vloog op een der arbeiders aan, wien hij een moststamper uit de handen rukte, waarmede hij mij wilde slaan. Ik zag hem aan komen, ontdook den slag en ijlde weg. Iedereen lachte, maar niemand nam het voor mij op en Jan schreeuwde achter mij den lieden toe //Houdt de rooie heks, wij zullen haar op hot rijshout verbran den Gooi haksel op het vuur, ze moet flink smoren. Als een gejaagd wild, sprong ik door de voren naar beneden, maar dicht bij den hot haalden zij mij in. Ik ben voortaan voor jou Jan van Barneveld. De roover, die daar aan de schuurdeur hangt, hoeft, opdat je het weet, mijne jonge duiven gestolen en daarom heb ik hem neergeschoten. Als jij echter hier nog langer staat te. huilen, laat ik je door de honden van de plaats afjagen!” z/En toen, vader, heeft hij werkelijk de honden geroepen en op mij aangehitst. Gij weet hoe dol driftig de kwajongen is. Maar de honden kenden mij en deden mij niets. Woedend nam Jan hot ge weer van den schouder en sloeg op de honden los, zoodat de knecht tusschenbeide moest komen. Ik wist nu, waarvoor ik hem te houden had. //Een moordenaar ben je, Jan van Barneveld,” riep ik hem met gebalde vuisten toe on vloog meteen door do plaats naar don wijnberg, waar ik mij onder de men- schen, die er aan den arbeid waren, mengde. De overste en zijné vrouw kwamen tegen den avond en waren recht vriendelijk tegen mij, toen zij mij onder de arbeiders zagen. Zij vroegen ook waarom ik schreide en toen heb ik mij bij ben beklaagd over hetgeen Jan gedaan had. Maar zij lachten er om...” Èreylich’s gelaat kreeg een toornige uitdrukking. Driftig schudde hij het hoofd. //Dat kennen wij! Verder, Dora «Ja vader, gij moogt het gelooven, zij hebben ook gevraagd hoe ’t u ging Freylich stampte ongeduldig met den voet. z/Schei uit over dat gespuis. Je weet dat ik er vroegere gemeenzaamheid gedaan, onthoud dat. niet van hooren wil,” riep hij senuwachtig uit. 10) z/Toen vader”, de stem van het meisje klonk zoo weeklagend, zoo door diepe smart bewogen, z/toen vader, wist ik niet meer wat ik deed. Ik had zulk een medelijden met den armen Jacob. De knecht die zijn ruw vermaak vond in het kijken naar het gemartelde dier, pakte ik'beet en smeet ik op zij. Arme, arme Jacob! riep ik uit, toen hij nog eens zijn kop ophief, als wilde hij zeggen «Breng mijn laatsten groet aan mijne vrouw en kinderen overEn toen was hij dood, vader, het arme beest, en mij bloedde het hart, toen ik zag dat hij den kop op de borst liet hangen Toen pakte een hand mij in den nek en trok mij achter uit. Het was Jan, die dat deed.” z/Booie deern, maak dat je uit den hof komt schreeuwde hij. //Ellendige jongen,” riep ik, //jij hebt mijn armen Jacob vermoord. z/Dom ontuig,” zei Jan, //tusschen ons is het mot de - -

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1890 | | pagina 1