JLW een pleegkind. 1 'JES, ATER. ises, 4 Dinsdag 25 November. >9 4385. 1800. OWE Nieuws- en iank, FEUILLETON. H Advertentieblad voor Gouda en Omstreken. I1 ■TXrilleMLZZX. JNE >6,000, 1 f v reap. enz. ricatie ter van richt, dat a 5 pCt. ng inwis- De intending van advertentiën kan geschieden tot een uur des namiddags van den dag der pjtgave. tational ion de oenige dagen bij De uitgave dezer Courant geschiedt dagelijks met uitzondering van Zon- en Feestdagen. De prjjs per drie maanden ie 1.25, franco per post 1.70. Afzonderlijke Nommers VIJF CENTEN. '■saarüeen in lerüa. ieeariuen in erland. I i i/ente Venlo, ho ten. am. Ml. GOÜDSCHE COURANT. {Naar het Duitech.) XI. IOLDOOT «a. 'arden. dburg. lediep. gen. ■dam. m. AD VERTENTIEN worden geplaatst van 1—5 regels a 50 Centeniedere regej meer 10 Centen. GROOTE LETTERS worden berekend naar plaatsruimte. Bovendien worden alle Ad vertentien gratis opgenomen in het ADVERTENTIEBLAD *t welk des Maandags verschijnt. 1») De openbare verkoop van die gronden was daar* door onvermijdelijk geworden, en toen Freylich weerkeerde, werd de overste van Barneveld de meest* biedende en legden Freylich’s crediteuren en geld schieters beslag op de koopsom. Jean Baptist nam den wandelstaf weer op. Hij bezat niets, en niemand wilde hem borgen. Hij wist niet wat hij in de wijde wereld zou aanvangen; hij wist alleen maar, dat het hem in zijne geboorteplaats niet beviel. Bij zijnen /zGoth” zijn peet, nam hij de oude viool, waarop zijn vader hem de eerste gronden van het vioolspel had geleerd, van den wand; hij zeide zijn peet vaarwel en verliet het stadje, waar niemand hem tot blijven noodde. Toen hij, verscheidene jaren later, terugkeerde, be rooid en verarmd want zijn viool en de kunst stukjes die hij had aangeleerd, hadden hem op zijn zwerftochten wel aan don kost geholpen, maar hem nergens tot een gezeten burger kunnen maken De reeds lang gevreesde slag is gevallen. Onze Koning Willem III is niet meer. Schoon reeds sedert maanden elk onzer wist dat zijne dagen geteld waren, kwam toch de tijding van zjjn heengaan onverwacht. Als een loopend vuur verspreidde zich de treurige mare, die aller hart met weemoed vervulde. Met Wil lem III toch daalt de laatste mannelijke telg van een beroemd vorstenhuis ten grave, waar aan ons land de grootste verplichtingen heeft en waaraan het sedert eeuwen in lief en leed verbonden was. Gelukkig rest ons nog zijn jeugdig kind, aan hetwelk thans naar de be palingen der Grondwet de kroon ten deel valt en waarop de hoop der natie gevestigd is. Moge zij onder de verstandige leiding harer moeder, die gedurende hare minderjarigheid geschiedenis, als Regentes in baar naam de tengels der en grooten had zjjn vader in de grondwetswijziging van 1848 toegestemd en de nieuwe toestand was nog zeer precair. Hij strekt Willem III tnt onvergan kelijke eer, dat hij onmiddellijk den ernst der tijden begreep, zich geheel voegde naar de denkbeelden van de meerderheid des volks en het hoofd der liberale oppositie Thorbecke als zijn minister aanvaardde. In verouderde denk beelden opgevoed, te midden eener conser vatieve omgeving, die zjjn vader lang had teruggehouden van een toegeven aan de wen- schen van het vooruitstrevend gedeelte des volks, kon het niet anders of zjjn persoonlijke gevoelens waren in strijd met hetgeen het landsbelang op dat oogenblik van hem eischte. Toch aarzelde hij niet zijn plicht te doen en daaraan hebben wij een meer dan veertigjarig tijdperk van vreedzame staatkundige ontwik keling te danken. Zoo is hij geweest zijn geheele leven door. Getrouw aan de overle veringen van zijn geslacht, heeft hij in de eerste plaats aan de belangen van het algemeen. Tot zelfs gedurende de pijnlijke ziekte, die zijne krachten sloopte, was hij onvermoeid werkzaam, vervulde hij zijn plichten als koning, zoolang het mogelijk was. Geen enkel maal gedurende zijn veelbewogen regeering heeft hij het ver heven standpunt verlaten, dat de constitutie hem aan wees boven de politieke partjjen. Van daar dat al zijne onderdanen thans, van welke richting ook, zjjn heengaan betreuren en hem hulde zullen brengen aan zijn graf. Daarbij bezat hij eene oprechtheid en goedhartigheid, door den nood gedwongen, die aller harten won. Als mensch had hij - I van de feestelijke viering van het eerste wederzien, had Bartel gezegd„Kjjk, oude kameraad, het is een bestiering des Hemels, dat wij nu zoo dicht in elkanders buurt zjjn, en de mensch moet de vingerwijzingen Gods altjjd dankbaar vol gen. Ik hoop, als het Zijnen wil is, hier te bljjven; en hier zal men eens mijn lijk begraven, met het gelaat naar den Rijn gekeerd, dien ik zoo lief heb gekregen. Ik heb in mijn geboorteland niets meer te zoeken. Jij, Jeanni, zult nooit schatten vergaren, nog minder dan ikjij bent als de veldratten eu zult arm bljjven als zij. Want al heeft dat Zigeunerwijf aan de Spaanscho grenzen je voorspelt je weet ’tnog, Jeanni dat je nog eens hooggeplaatst zoudt worden, zoo geloof ik toch niet dat je het veel hooger brengen zult dan de sperwer, die daar boven op den slottoren zit, waar hij verhongeren moet als hij hier beneden niets vindt. Wanneer het je dns ooit mocht tegenloopen, Jeanni, kom dan tot je vriend Ignatius Bartel, die met je deelen zalTmolang hii zelf wat heeft!” De voorspelling van de Zigeunervrouw was letter lijk uitgekomen en ook de uitlegging die Bartel er aan had gegeven. Jean Baptist Ffeylich was ieder jaar Bartels gast voor eenige dagen geweest, en thans, terwijl de eerste trachtte Doortje tot kalmte te bren gen door de belofte, dat den volgenden morgen met het aanbreken van den dag de tocht zou worden voortgezet, terwijl alle drie in Bartels bescheiden woning zich verkwikten aan het weinige, dat de gast regeering voeren zal, voorspoedig zich ontwik kelen tot eene vorstin, die haar voorzaten tot eer en bet vaderland ten zegen strekt! Het hart van elk rechtgeaard vaderlander vleit zich op dit droevig oogenblik met de stille hoop, dat uit baar in later dagen een nieuwe tak van den alouden stam der Oranje-Nassau’s moge ontspruiten, waarom ons volk zich zal kunnen big ven scharen als het zinnebeeld zjjner eenheid. Dan zou in alle gevallen de kroon bljjven aan geboren Nederlandsche vorsten, waaraan wjj bjjzonder gehecht zijn en de oude liefde voor de Oranjes ongetwijfeld overgaan op de af stammelingen der beminde prinses, die thans MBSSR-B den troon bestijgt. Want men vergete niet, dat dit vroeger reeds op dezelfde wijze is ge schied. Onze betreurde vorst stamde niet in rechte ljjn van den grondlegger onzer vrijheid, prins Willem I van Oranje, wiens geslacht in 1702 met den stadhouder Willem IH uitstierf, maar wel in de vrouweljjke Ijjn uit een dochter van Fredrik Hendrik, die met een graaf van Nassau gehuwd was. Toch ging de oude liefde des volks over op de nieuwe lijn, die ons een reeks van stadhouders en koningen heeft ge schonken. Moge ook thans het jeugdige kind van staat de stammoeder worden van een nieu wen tak, die de traditiën van het Oranje-huis voortzet en den ouden naam blijft voeren evenals voorheen De regeering van Willem III is een der gedenkwaardigste tijdvakken geweest van onze een tjjdpejk van ongekenden bloei grooten vooruitgang, van vreedzame ont wikkeling en goede verstandhouding tusschen vorst en volk, die wij in de eerste plaats te danken hebben gehad aan de persoonlijke eigen schappen van den overleden koning. Gelegen heid om groote talenten als krijgsman of staatsman ten toon te spreiden heeft hij niet gehad, maar hij heeft steeds getoond een juiste opvatting te hebben van zijn taak als consti tutioneel vorsthij heeft zich ’geheel toegewijd aan de belangen van zjjn volk en gaf steeds het voorbeeld van strenge plichtsbetrachting. Toen hij op 17 Maart 1849 den troon besteeg, was ons land in moeiljjke omstandigheden. Schoorvoetend en zeide zijne Goth, die onderwjjl een oud moedertje I Bij gelegenheid was geworden, tot hem: „Jean Baptist, ongeveer een jaar geleden is er iemand hier geweest, die je zocht. Hij heeft zijnen naam met krijt binnen op de keukendeur geschreven ik kan echter geen geschreven schrift lezen, je moet dus maar zien of je uit da letters kunt wijs worden 1” Toen Jean Baptist den naam van zijnen vriend Bartel in groote, reeds half uitgewischte letters op de deur las, liepen hem de tranen langs de bruine ingevallen wangen, want vet was hij bij zjjn zigeu nerleven niet geworden. Kasteel X*** stond onder den naam dat lag op slechts zes uren afstands van het stadje. Jean Baptist trok or heen en vond er zijn vriend als 'wijnsteker in dienst van de bezitters van het kasteel, en ook nu nog was hij keldermeester van het grafelijk X*Mscher huis. Het geheele be heer over de uitgestrekte wijnbergen was aan zijne hoede toevertrouwd en hij genoot bjj zijnen heer en meester een even onbeperkt vertrouwen als zijne gehechtheid aan zijne «pleegkinderen”, de honderden groote kuipen, die, wijdbuikig en tot den rand ge vuld, in de donkere keldergewelven van het slot overeind stonden, groot was. Het was een treffend wederzien tusschen de beide vrienden geweest, dat met een hartigen dronk in de kelders gevierd was geworden; en van toeuaf had Jean Baptist tot gewoonte aangenomen zijn vriend jaarlijks te komen bezoeken en eenige dagen bij hem door te brengen.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1890 | | pagina 1