Buitenlandse!) Overzicht. QESCHENKEN". V rouwloge naar den lyktragen. (De namen der °nderofficierr<n zijnVan de Grenadiers en Jagers adj.-onderofficieren Vos en Brugmande Sergeanten majoors Schuyer en Stuifzandde sergeanten Van der Smissen, De Groot, Reigersberg en Limburg; van het 3e reg. huzaren de wachtmeesters, Brouwers, Kusters en Schut; van de veld-artillerie, de opper wachtmeester Konijnend ijk en de wachtmeester Dijk huis van het 4e reg. vesting-art. de serg.-majoor Lambooyvan de pantserfort-compagnie de id. Mal corps van de hospitaal-compagnie, de id. Dodemont.) Overeenkomstig het vroeger medegedeelde pro gramma werd daarna de stoet opgesteld, voor den lijkwagen te paard de hoeren Van Tuyll van Seroos- kerken, jhr. Boreel, graaf Schimmelpenninck, baron Van Sytzama, jhr. Van Suchteien van de H&ere en graaf Dumoncean, ordonnans-officieren van wylen Z. M. Omgeven door fakkellicht kwam daarna de (eveneens reeds beschreven) wagen met 'sKonings lijk, de kist gedekt met een zwart fluweelen kleed, waarop de sabel en andere militaire equipementstuk- ken gerangschikt waren. De koets werd getrokken door 8 paarden, met zwart fluweelen kleeden, waarover kleinere met zil veren franje afgezette rugdekjes, waarop de Konink lijke Kroon in zilver geborduurd is. De chef van het Militaire Huis, de vice-admiraal Van Capellen de buitengewone adjudant luitenant-generaal Mans- feldt, do luitenant generaal, adjudant-generaal Ver- spyok en de opper-hofmaarschalk, generaal-majoor Dumonceau gingen naast de koet3, de twee eerstge- noemden rechts, de beide anderen links. Achter den lijkwagen volgden twee aan twee, te paard, de adjudanten baron Van Hogendorp, jhr. Van Spengler, jhr. De Ranitz, kolonel Simon, jhr. Van den Bosch eu jhr. Van de Poll, de luitenant- generaals, generaal-majoors en buitengewone adju danten, en daarna in rijtuigen, volgens het programma, de opperkamerheer, de opperjagermeester, de opper schenker, de grootmeester, de opperstalmeester en de luitenant-generaal baron Klerck, adjudant-generaal des Konings, de 24 onderofficieren dragers en twee escadrons huzaren. Om half vijf zette de stoet zich in beweging. Op indrukwekkende wijze werd zoo het stoffelijk overschot des Konings naar het paleis overgebracht, onder het gebulder van het kanon, klokgebrom en treurmuziek, tusschen de troepen, die in deze volg orde waren opgesteldeerst de schutterij, drie batal jons, commandant luit,—kolonel Baud daarna vier bataljons grenadiers en jagers, commandant luit. kolonel Benschop; vervolgens een divisie vesting artillerie, commandant kapitein Vogel, eu eindelijk twee bataljons veld-artillerie, van 6 stukken, com mandant luit.-kolonel Verschoor, allen „en haie" langs den weg geplaatst, een rij aan weerszijden, van het Bezuidenhout tot aan het paleis. In eerbiedige stilte waren duizenden daarachter geschaard. Aan het paleis was een eerewacht op gesteld van 100 Grenadiers de Kon. Militaire kapel en het vaandel namen op den rechtervleugel dier wacht plaats. De hofmaarschalk baron de Constant Rebecque wachtte op de stoep den stoet af, met de dienst doende heeren van het gevolg van H. M. en de leden van het dienstdoende civiele en militaire huis, die geen deel uitmaakten van het geleide. Zoodra de rouwwagen stilstond, brachten de onderofficieren- dragers, voorafgegaan en gevolgd door de hoogwaar- op het lichtkastanje bruine baar na; en toch Doortje in levenden lijve, bij wie de rosachtige haarwortels aan voorhoofd en slapen verrieden, dat er bij haar een overgang van kleur had plaats gehad, dio dik- maals met het bereiken van den maagdelijken leef tijd samenvalt. Het was Doortje Pranschman, schooner, bloeiender, tot een bevallige jonkvrouw ontwikkeld, en toch het zelfde meisje, dat eens op den arme zondaars-wagen gezeten had, om aan hare rechters te worden over geleverd; hetzelfde Doortje eenmaal zulk een ergernis voor deze plaats, thars een slavin in hetzelfde huis, waaraan zij al den rampspoed van haar leven te "'^Mevrouw wil mij veroorloven, dat ik in huis en in de plaats ga zien hoever men reeds met de toe bereidselen voor de feestelijke ontvangst gevorderd is De vrouwe van Barneveld sloeg het doffe oog naar het meisje op. Het scheen als wilde zij uit hare houding lezen of het meisje werkelijk door plichts gevoel gedreven werd, althans in den blik waarmede mj haar aanzag, viel een zekor wantrouwen niet te miskennen. Doe, wat gij denkt dat noodig is mijn kind luidde 'het antwoord. „Jan zal waarschijnlijk eerst met den laatsten trein komen." Op den klank van dien naam ondergingen de ge zichtszenuwen van het meisje een schok. Zwijgend maakte zij een neiging, om zich te verwijderen. digheidbekleeders en de hoofdofficieren, die tot den stoet behoorden, het stoffelijk overschot in 's Konings woning, waar het lijk werd neorgezet op de rouwe- strade, nu toevertrouwd aan de zorg der dienstdoende kamerheeren. De prachtige lijkwagen, met zijne hooge pluimen, was in de avondschemering, beschenen door den rossen gloed der toortsen, die ook hier en daar in den stoet gedragen werden, inderdaad indrukwekkend. De fraaie kransen, een 30 tal werden op een af zonderlijken wagen achter het Koninklijk lijk verroerd. De rouwkamer ten Faleize, waar het Ijjk van Z. M. Willem III thans rust, biedt een indrukwek kend schouwspel aan. De zaal is geheel gedrapeerd met geplooid zwart laken, afgezet met zwarte franje en aan het plafond omzet met een lambrequin in stolle plooien van zwart laken met franje. In het midden van een der groote zijwanden, bij het bin nenkomen rechts van den toeschouwer, verheft zich het praalbed onder etn baldaquin van zijden fluweel, wit satijn en zilver. De zwart fluweelen lijst is af gezet met zilver galon en bezaaid met zilveren tranen. Van de kroonlijst hangt af een lambrequin, ge heel omzet met zilver galon, zilveren kwasten en tranen en aan beide zijden een zwart fluweelen gordijn, gevoerd met wit satijn en afgezet met zilveren franje en zware zilveren bouillons en breed galon. De gordijnen zijn opgenomen door zilveren koorden en embrassen. De wit satijnen hemel is als een halve zon geplooid en afgezet door een wit zijden kabel. De achter grond, insgelijks van wit satijn en smalle rechte plooien en afgezet door een wit zijden kabel, draagt in 't midden het geschilderde wapen, omkranst van palmen. Onder den baldaquin staat de prachtige lijkkist met kransen aan den voet en aan weerszijden, op een estrade van zwart laken, afgezet door zilver galon. Tegen den wand aan beide zijden der estrade verheffen zioh vier piëdestals van zijdefluweel, vakt- gewijzo afgezet met zilver, galon en franje en bezaaid met zilveren tranen. Op deze rouwzuilen liggen de kroonsieraden: de kroon, de rijksappel, de scepter en de eeresabel. Aan de voorzijde der estrade verheffen zich aan weerszijden wit marmeren voetstukken, waarop zil veren candelabres. In het midden van do zaal voor het praalbed hangt een zilveren kroon en aan elk der korte zijdon van de zaal staan twee zilveren candelabres op zwarte voetstukken, terwijl aan weerszijden van de estrade do wand achter de kroonsieraden een zilveren luchter draagt. Aan den ingang en den uitgang der zaal zijn por tieres van zwart laken aangebracht. Indrukwekkend is de aanblik van het praalbed, bestraald door het zachte licht der kaarsen, van kroon, candelabres en lusters. De Huievrou«t bevat den volgenden brief, die ver scheiden wenken bevat, die dezer dagen nuttig kun nen werken. Amice Ik wil mij nog eens terugdenken in de voorva derlijke tijden, toen al de zegeningen van briefkaar ten, telegrammen, mots a la poste en postkaarten nog „Doortje!" riep mevrouw van Barneveld met zenuw achtige stem en bet meisje stond oogenblikkeljjk stil. Zij zag niet op, zij wachtte slechts het bevel af. Het oog der meesteres rustte intusschen onderzoekend op haar. Niet waar, gij houdt niet van Jan en toch zijt gij zoo bezorgd „Ik doe wat mijn plicht gebiedt, Mevrouw 1" De blik van het meisje gleed vluchtig over hare meesteres heen. „Gij weet, ik gebood u niets!" „Ik meende uwe wenschenDe geheele hou ding van het meisje verried hoe onaangenaam haar dit onderwerp was. „Ik weet, h|j heeft u leed berokkend! Wilt gij het vergeten om mijnentwil I" Een verachtelijke beweging dor bovenlip was het zwijgend antwoord. „Ik kan niet vergetea, mevrouw, en ik verzoek als een gunst dat ik hem hier niet behoef te ontmoeten." „Ik versta u niet! Gij wilt...." „Weg van hief, mevrouwt! Ik kan niet met hem onder één dak zijn!" Doortje sprak met een beslist heid, die mevrouw van Barneveld deed ontstellen. „Gij weet, dat gij aan mij overgegeven zijt, dat ik voor u verantwoordelijk ben!" zeide zij beleedigd. „Men zegt mij, mevrouw, dat er geen wet is, die mij levenslang tot uw eigendom maakt!" Mevrouw van Barneveld ontwaakte verschrikt uit hare lethargie en zich naar het meisje voorover bui gend, zeide zij met heftigheid en bevende stem, niet op het schrijvende mensobdom waren nederge daald, toen de stoom ons nog niet had geleerd, ons steeds te willen haasten en wij met trekschuitachtige kalmte ons nu eu dan nederzetten om den niet per sneltrein te bereiken vriend van eenige onzer inval len en gedachten mededeeling te doen. Toch wil ik beginnen met den vooruitgang te hul digen, waardoor ik zelf de kosten van mijne schrijflust dragen mag, en mijn brief zich niet bij u aanmeldt met een aanslag op uw beurs. Geen wonder dat men zioh in vroeger dagen met schroom aan de schrijftafel nederzette, wetende dat de geadresseorde minstens een kwartje voor het ge noegen der lectuur betalen moest. Gelukkig dat het toen betere tijdon waren dan nu of neendaar vergis ik mij't zij er altijd „wolf' geroepen werd, tot de wolf eindelijk kwam, of dat de wolf toen ook reeds verschenen was, zoo veel is zeker, dat in de zestig jaren, waarin dit aardsche tranendal door mij betreden wordt, ik altijd van slephte tijden heb hooren spreken. Misschien spraken er toen andere mensohen van als nu, en houden zjj, voor wie de tijden goed zjjn, zich stil. Maar er zijn nu eenmaal van dio onderwerpen, die stationair zjjn en van geslacht op geslacht overgaande, stof leveren voor de eeuwigduroude verzuchting, welks ons alsdeklasgliederen van Jeromia in de ooren klinken. Dure tjjden, zware belastingen, toenemende weelde, afnemonde welvaart en bezuiniging eene onmoge lijkheid Ach, en onder hoevele en verschillende vormen komt die onmogelijkheid tot ouzo hedendasgsche maatschappij hoe weinigen begrijpen, dat het on mogelijke tot het moeilijke kan herleid worden, dat met krachtigen wil en stalen volharding kan worden overwonnen. Zie, vriend I als oudejongenheer heb ik toegang tot vele gezinnen. Ik ben broeder, vriend, oom en neef van eenigen, goede kennis van velen, en daar mij de beslommeringen van een eigen gezin ontbre ken, heb ik volop tjjd na te denkon over do oorzaken, die in zoovele huishoudingen bet geluk belagen en de rust ondermijnen. Die oorzaken zjjn ook vele en nemen in elk huis andere vormen, andere gestalten aan, maar er zijn misbruiken, die overal insluipen en een wonde plek zjjn geworden in onze hedendaagsche samenleving: een wonde plek, die zich meet en meer uitbreidt en voortwoekert als een kanker voor de welvaart van het gezin. Op een dezer misbruiken wil ik met dezen brief den vinger leggen en het aan u voorstellen onder den onschuldig en lieflijk klinkenden naamGe schenken. Ik weet wel dat dit woord in onze dagen niet ia uitgevonden, dat het geschenken wisselen zee oud is als de wereld en het oude testament bjjv. voortdurend gesohenkeD vermeldt, welke werden ge zonden, gegeven, geofferd, gebracht. Denk maar eens aan de kostbaarheden, welke de koningin van Seheba koning Salomo kwam san- bieden. En daar heb ik vrede mede, want ik weet dat zjj volkomen bjj machte was ze te betalenik gun ook, met baar, eiken rijke (dat wil zeggen iemand die meer bezit, dan zjjne behoeften vereisehen) de weelde van het geren, eren als ik hun rijtuig zie houden, een buiten bezitten, cp reis gaan. terwijl zjj zich uit haren stoel ophief„Zulk een wet bestaat! Het is mjjn wil en die gebiedt u te bljjven, ondankbare Zwjjgend maakte het meisje een nijging. „Zooals gij beveelt, mevrouw I" Geen trek bewoog zich op haar gelaat. Met opgeheven hoofde verliet zjj het pavilloen en trad het huis binnen. De trotsche vrouw verkeerde nog onder den indruk van de opgewondenheid welke het gesprek met het meisje haar had veroorzaakt. Ontroerd leunde zjj achterover in haren stoel. Haar lippen beefden, haar zenuwen wilden niet tot bedaren komen. „Het is niet goed geweest, dat wij dit schepsel in huis genomen hebben," mompelde zjj in hare moe dertaal. „Het is eon sentimenteelo dwaasheid geweest, baar aan de handen van hare rechters te onttrekken, te harer gunste tusschenbeide te komen „Er ligt een eigenzinnigheid in dit karakter die niet meer te bnigen is Wat ik ook gedaan heb om dit gebrek uit te roeien, het is mij niet gelukt. En mjj is zij thans een verwjjt en een aanklacht, die ik dageljjks voor mij hebEen haat jegens allen heeft zich reeds vroegtijdig van dit wezen meester gemaaktzij verkeert dikmaals in een stemming die mij vrees inboezemtelke toenadering, elke goedheid, iedere weldaad wijst zij af! Zij is mij een onaange name gast in huis geworden en toch kan ik niet tot het besluit komen haar eruit te veijagen I" Wordt vervolgd.) Maar ik zou wenschen dat een kind van jongsaf leerde, het schenken als eene weelde te beschouwen die binnen bereik van velen is, en toch niet van allendat alleen eigen opoffering en onthouding rechl mag geven aan die weelde deel te nemen, en zij nooit, onder geen voorwaarde, tot de drukkende belasting voor het huisgezin mag worden, zooals ze 'nu dikwijls de som der zoo gewraakte belasting biljetten overtreft. Overdrijf ik naar uw oordeel P Ik geloof het niet, want ik kom niet op tegen den drang des harten, vriend of maag genoegen te doen of oen wensch te vervullen, maar tegen dat aanhoudende, voortdurende periodieke geven, dat aankoopon en wegschenken van prullen en knungels. Ik acht het eene absur diteit, iemand bijv. voor de nogen en vijftigste maal een aandenken te geven aan den dag, waarop hij het levenslicht nansohouwde. Ik kom op tegen al die tijdroovende handwer ken onzer jonge dames, waaraan de dure grondstof fen uit den zak des vaders moeten worden gedolven; ik wil oorlog voeren tegen de nimmer ophoudende geschenken aan predikanten, schoolmeesters en di verse jubilarissen maar men begrijpe mij wel ik wil dat overlaten aan de rijken en het meer doen bannen uit die gezinnen, waar reeds in den vorm van voeding, kleeding en opvoeding de strijd om het bestaan gestreden wordt. En juist in die gezinnen ondermijnt de geschenken manie het meest de welvaart, want daar zou ont houding het sohaduwbeehl fatsoen aantasten, en juist daar wordt het meeste geld besteed aan de waar- delooze prullen, die den gever verarmen, zonder den begiftigde te verrijken. Ik heb eens in scherts hooren vertellen van een gezin, waar de vader de moeder een goudstuk op baar verjaardag schonk, deze het bij soortgelijke gelegenheid den zoon, de zoon hot aan zijne zuster, en deze het weer aan haren vader teruggaf; terwijl b(j stilzwijgende overeenkomst niemand het gebruikte en altijd een mooi geschenk aan de vrienden ver toond kon worden. Hoe zeer ware het te wenschen, dat het grond- idée dezer scherts in vele gezinnen tot ernst werd «n men het geld voor andere zaken besteedde, dan voor dat onderlinge, over en weer geven, waar de stemming des harten lang niot altijd de,el aan heeft. Men gevoelt meestal iets onrustigs over zioh komen, als de jaarlijksehe schenkingsdag in aantocht is kon men maar eens eerlijk zeggen, hoe weinig hot nu dezen keer convenieert, eene onnoodige uitgaaf te doen, maar dit schijnt ten eonemale ondoenlijk. Ik heb een nichtje, eene jonge wees, wier besohei- den fortuintje ik zoo tracht te beheeren, dat zij met de rente in baar onderhoud kan voorzien en zij nog iets voor den kwaden dag ter zijde legt. „Neef" schrijft z(j mij laatst, „wil u 12 voor mij van de spaarbank halen en mij zenden P Ik ben zoo zuinig mogelijk geweest en heb niot eens een nieu wen mantel genomenik hoopte dan ook uit te ko men, doch nu zijn Bika en Emma nog jarig en ik heb eene nieuwe kennis, die mjj ook op haren ver jaardag wil vragen, en ik kan tooh niet met ledige handen komen„Beste man», zegt Mevrouw Dingee, tot haar echtvriend, die met een zorgelijk gelaat bezig is zijne uitgaven van de maand in te boeken, „denk je er aan dat Oom en Tante hun zilveren feest vieren in de volgende maand, en wjj Karei moeten schrijven, voor hoeveel wjj aan het familiegeschenk deolnemen; ach paen je denkt wel aan Harmon en Leenlje, die teekenen al in de vol gende week aan, en 't is of nu alles samen moet komen, maar tante 8uze's verjaardag is ook weer in aantocht En de „beste man" geeft, maar iets zwevende tusschen een zucht en een vloek welt uit het hart op in de plaats van den lust en de neiging tot schenken, die nauwelijks in zjjne omstandigheden zooveel nuttelooze uitgaven kan rechtvaardigen. „Mamorgen is Anna jarig, ik beu er gevraagd, en wat mag ik geven „Pa I hier is de ljjst voor Mijnheer's verjaardag, en ik moest er meteen bjjzeggen dat Mijnheer Blauw in do vacantie gaat trouwen en de jongens hem ook een prosent zouden geven, en of u dat dan maar op den anderen kant der ljjst er bjj wilde zetten.» „Mjjnheer, of u deze ljjst eens in won zien 't komt van freule Roosduin san den overkant, voor een present aan Dominé Salthuis bjj zjjn afscheids preek»... en zoo voorts en zoo voorts in oneindige variatiën op het thema gesohenk. Ook hebben wjj bovendien nog te tobben met eene bekrompen opvatting van dat woord in dien zin, dat men niets mag weggeven van het ontvangene, zonder den gever te kwetsen. Ik heb eens een dame erg ontstemd, omdat ik eene van haar gekregen ets, dio niet meer in den handel was en dooi haren echtgenoot werd. ge- wenscht, aan dezen ten geschenke zond. En nu vraag ik u, waarom niet Ge zegt misschien glimlachend, dat ik zoodoende weer het ongewisselde goudstuk wil laten rondgaan; dit echter is mijn bedoeling niet. Maar bet zou immers een dubbel genot kunnen wezen, als wy eerst dankbaar het geschenk aanvaardden, dat een wensch van ons vervult, en later, als het boek ge lezen en herlezen of de photografie tot verzadigings toe bekeken is, als bet geschenk ons dan ten twee den male eene vreugde op mocht leveren de vreugde iemand anders te verblijden. Want ja, vriend het schenken is vreugde, en arm mogen wij met grond den rijke noemen, die deze vreugde niet kent. Geen wonder, dat zoovelen de verzoeking te machtig wordt, zich deze vreugde te verschaffen, al worden hunne middelen er door overschreden. Maar ik spreek ook eigenlyk niet van het geven, dat aan eene neiging des harten voldoet, niet van de kleine geschenken, waarmede wij het kinderhart verblijden en de kinderhand vullen, ook niet van de vervulling der grootere of kleinere wenschen, die wy onzen nabestaanden hebben afgeluisterd door een spionneeren van ons liefhebbend hartneen deze geschenken zijn mij heilig, evon als die, welke wij met den naam van aalmoezen bestempelen en het schamele lot van den misdeelde verzachten. Weet ge wel, Amice dat men een mensch ner gens beter kan leeren kennen dan in zijn geven. Wees verzekerd, dat nergens kieschueid en fijn gevoel zoo duidelyk zullen blijken of het gebrek aan die hoedanighedeu zoo kwotsend voelbaar zal zyn, als juist daarin. Als kind bezat ik eene tante, die mij ten allen tijde met geschenken overlaadde, zonder dat ik mij ooit dankbaar gevoelde, ja, zelfs door de wijze van schenken ontstond er een soort wrevel bij my, die mij nog niot verlaten beeft, wanneer ik aan baar denk. ,/Hier Chris", zei zy dan, heb je een gulden, maar besteed hem nu eens nuttiger dan den vorige, anders krijg je er nooit weer een," of wol: „daar heb ik een boek voor je, maar 't is eigenlijk jammer dat ik het je geef, want als ik over een half jaar kom zoeken, ben je hot op jou nette manier al lang weer kwijt." Het is ook interessant op te merken, hoe zelden bij de keuze van een geschenk, op don smaak van hem die het ontvangen zal, gelet wordt. Ik heb eene diamanten broche zien schenken door eene rijke dame aan een arm nichtje, dat nog nooit eene japon had bezeten, waar zij haar bij zou kunnen dragen ik heb een prachtig beeld zien brengen iu eene schamel gemeubeleerde woning, „jolis riens" in ge zinnen waar zelfs krachtig voedsel weelde werd ge- beeten. Zie, St. Nioolaas is weer in aantocht en de wilde jaoht op het onnoodige en onnuttige weer op handen Als bet goed gaat, krijg ik myn elfde paar pan toffels en mijn negende kalotjedat ik geen van beide zaken ooit draag, schynt de aandacht mijner nichtjes en vriendinnetjes te ontsnappen. Verder bezit ik zooveel sluiers op kanapés en stoelen, dat ik laatst zonder bril tehuis komende, in de meoning verkeerde, dat rayne hospita myne kamer gebruikte voor het drogen van hare wasch. Ik heb bakjes, taschjes en zakjes voor flesachen, schuiers on borstels, te groote, te kleine en uiterst omslachtige brillen huizen, siga renpijpjes en aschbakjes by dozynen, lampe-, flacon- en bloemvaaskleedjes, rayne muur is versierd met al lerlei fraaiigheden van fluweel, satijn en zijde, ook hangt er een met prentjes beplakte klomp, terirylik nog gansch en al vergeet te bluffen met myn zijden beurzen, blauwe, roode, bruine, en gespikkelde, met kwastjes, stokjes en ringen hondjes van beurzen alleen totaal onbruikbaar voor iemand als ik, die het gemak ran een eenvoudige portemonnaie heb leeren kennen. Een dankbaar gevoel by het 'ontvangen van al die schatten heb ik echter nooit gehad ja, ware er eens een vriendelyken dief te vinden, die my al die souvenirs overnacht stal of or den brand in stak, hoe daukbaar zou ik hom wezen. Want ik ben niet ondankbaar, al moge deze brief er den sohyn van geven. Op myn laatsten veiyaardag nog ontving ik drie geschenken, die mij met innig gewoelde erkentelijkheid vervulden en waar rayu gedachten nog telkens met welgevallen by vertoeven. Het eene geschenk waren appelen die eenige in dit slechte vruchtenjaar, van den ap pelboom eener arme weduwe uit myne buurt, welke baar zesjarig dochtertje mij bracht. Het tweede was eene teekening van mijn ouderlijk buis, waarvoor een jeugdig vriendje zes uren wan delde, om de schets in loco op to nemen, eiv het derde ik wil het vertellen al zoudt ge er om lachen was een goed passend overhemd, door een jong meisje, dat op myne kosten de industrieschool bezocht, geknipt, genaaid, gewasschen en gestreken. Zulke dingen nu noem ik geschenken, maar het ligt in den aard der zaak, dat die niet dikwyls ge geven kunnen worden, en dat zij slechts een enkele ntaal tot ons kunnen komen uit do welwillende op welling van een vriendenhart, maar die ook dat warme, dankbare gevoel in ons hart ontvonken, dat oorspronkelijk in het schoone denkbeeld geschenk lag opgesloten. En als ik aan de ontaarding en misvorming denk, die hetgeen eenmaal heilig was, heeft geprofaneerd en vertreden, dan vraag ik u, waarde vriend, of het zoo ten allen tyde moet blijven, of beschaving en ontwikkeling ook hierin niet voelbaar zullen worden? Zouden misschien niet velen meedoen en de sleur volgen, omdat zij er nooit over hebben nagedacht Kan het misschien ook eene onuitgesproken gedachte zyn van enkelen, die ik hier nederschryf Laten wy, gij en ik, tenminste in onzen kring doen wat wij kunnen, om net nadenken over dit misbruik op te wekken; wie weet, of het gestrooide zaad niot in goede aarde valt! Wie weet, als nu St. Nicolaas weer de drager zou worden van zooveel onnoodigs en onnuttigs, of ons woord dan niet een enkele gulden doet wegleggen of op degelyke wijze besteden. Wie weet of niet door onzen invloed hier en daar een vader of moeder ons woord aanneemt en hunne kinderen leeren, de verwarring van het denkbeeld geschenk te zuiveren, opdat het terugkoere tot de oorspronkelijke gedachte het eenvoudige, uit den drang des harten geplengde offer op het altaar van liefde en vriendschap. Ik heb gezegd, en ben en blyf uw flrummen, 1 Nov. '90. Chkis M. Volgens inlichtingen, door de Daily Neme inge wonnen, zyn de Iersebe leden in hunne zienswijze ten opzichte van Parnell scherp verdeeld, en zou er eene besliste meerderheid tegen hem zijn. Aartsbisschop Walsh heeft eenen brief geschreven in welken hij verklaart dat de thans ontstane toestand aan de Iersche bisschoppen den ernstige» plicht zou kunnen opleggen van te ovei wegen of zij al dan niet aan de Iorsohe partij het vertrouwen kunnen blijven schenken, hetwelk zij haar als lichaam tot dusver waardig oordeelden. Aan de beschouwingen van de Central Nem, welke zich door kalmte en gematigdheid boven die van de meeste andere bladen onderscheiden, is het volgende ontleend De sensatie, door den inhoud en den toon van Parnell's manifest teweeggebraoht, is in de provincie steden niet geringer dau te Londen. De meest ver spreide meening komt hierop neer, dat eenigerlei samenwerking met Parnell voortaan eiken Britschen staatsman, van welke kleur ook, kortweg onmogelijk zal z(jn en voorts, dat Parnell, hij moge zich al dan niet van het aanvoerderschap der Iersche partij terugtrekken, aan de zaak van het liberalisme en van Homerule eene onherstelbare schade hoeft toege bracht. Zij die het best met de Iersche politiek in het algemeen en de Iersche parlementaire partij in het bijzonder vertrouwd zijn, verwachten dat de strijd in Ierland fel en bitter wezen zaldoch de meerderheid der katholieke prelaten en priesters zal stellig tégen Parnell partij kiezen, en do over winning zal ten slotte blijven aan die zyde, waar dézett zich scharen. Het onmiddellijk gevolg van het manifest en van den daaruit voortspruitenden strijd zal blijken te zijn het in duigen vollen van het Iersche reldtochtsplan. Met andere woorden: nu aan de verwachting, dat bij de eerstvolgende algemeene verkiezing Gladstone en mét hem de zaak van Homerule triomfeeren zou, de bodem is ingeslagen, zullen de Iersche pachters zich haasten om hunne weerspannige houding te laten varen en met de landheeren een vergelijk te treffen en dit te meer, nu de Iersche party ten overvloede nog het ongeluk heeft, dat twee harer duchfigste strijders Dillon en O'Brien, in Amerika zitten en niet kunnen terugkeeren zonder onmiddellijk voor zes maanden achter slot gezet te worden. De jubel onder de conservatieven is uitbundig, en uit hun midden gaan reeds stemmen op voor eene bespoedigde parlementsontbinding. Toch wordt de blijdschap van velen hunner getemperd door de overweging, dat Parnell tegenover het publieeeren van zekero vertrouwelijke schrifturen en uitingen hunnerzijds zeer zeker even weinig gemoedsbezwaar zal koesteren als hy thans getoond heeft dat te doen ten opzichte van zyn liberale vrienden Gladstone en Morley. De liberale unionisten beweren, dat de loop der gebeurtenissen thans hunne sinds jaren gevolgde poli tieke gedragslijn volkomen heeft gerechtvaardigd. In zonderheid beroemt zicb Chamberlain, dat zyne, reeds in 1886 door hem gevormde schatting van Parnell's politiek karakter nu feitelijk de éénige juist gebleken is. De radicalen in de Eransche Kamer beginnen weer storm te loopeo tegen het ministerie-De Freycinet. Tot dusver is de behandeling der begrooting zeer vlot gegaan, maar nu is men eindelyk gevorderd tot

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1890 | | pagina 2