Buitenlandse!) Overzicht.
QESCHENKEN".
V
rouwloge naar den lyktragen. (De namen der
°nderofficierr<n zijnVan de Grenadiers en Jagers
adj.-onderofficieren Vos en Brugmande Sergeanten
majoors Schuyer en Stuifzandde sergeanten Van
der Smissen, De Groot, Reigersberg en Limburg;
van het 3e reg. huzaren de wachtmeesters, Brouwers,
Kusters en Schut; van de veld-artillerie, de opper
wachtmeester Konijnend ijk en de wachtmeester Dijk
huis van het 4e reg. vesting-art. de serg.-majoor
Lambooyvan de pantserfort-compagnie de id. Mal
corps van de hospitaal-compagnie, de id. Dodemont.)
Overeenkomstig het vroeger medegedeelde pro
gramma werd daarna de stoet opgesteld, voor den
lijkwagen te paard de hoeren Van Tuyll van Seroos-
kerken, jhr. Boreel, graaf Schimmelpenninck, baron
Van Sytzama, jhr. Van Suchteien van de H&ere en
graaf Dumoncean, ordonnans-officieren van wylen
Z. M. Omgeven door fakkellicht kwam daarna de
(eveneens reeds beschreven) wagen met 'sKonings
lijk, de kist gedekt met een zwart fluweelen kleed,
waarop de sabel en andere militaire equipementstuk-
ken gerangschikt waren.
De koets werd getrokken door 8 paarden, met
zwart fluweelen kleeden, waarover kleinere met zil
veren franje afgezette rugdekjes, waarop de Konink
lijke Kroon in zilver geborduurd is. De chef van
het Militaire Huis, de vice-admiraal Van Capellen
de buitengewone adjudant luitenant-generaal Mans-
feldt, do luitenant generaal, adjudant-generaal Ver-
spyok en de opper-hofmaarschalk, generaal-majoor
Dumonceau gingen naast de koet3, de twee eerstge-
noemden rechts, de beide anderen links.
Achter den lijkwagen volgden twee aan twee, te
paard, de adjudanten baron Van Hogendorp, jhr.
Van Spengler, jhr. De Ranitz, kolonel Simon, jhr.
Van den Bosch eu jhr. Van de Poll, de luitenant-
generaals, generaal-majoors en buitengewone adju
danten, en daarna in rijtuigen, volgens het programma,
de opperkamerheer, de opperjagermeester, de opper
schenker, de grootmeester, de opperstalmeester en de
luitenant-generaal baron Klerck, adjudant-generaal
des Konings, de 24 onderofficieren dragers en twee
escadrons huzaren.
Om half vijf zette de stoet zich in beweging.
Op indrukwekkende wijze werd zoo het stoffelijk
overschot des Konings naar het paleis overgebracht,
onder het gebulder van het kanon, klokgebrom en
treurmuziek, tusschen de troepen, die in deze volg
orde waren opgesteldeerst de schutterij, drie batal
jons, commandant luit,—kolonel Baud daarna vier
bataljons grenadiers en jagers, commandant luit.
kolonel Benschop; vervolgens een divisie vesting
artillerie, commandant kapitein Vogel, eu eindelijk
twee bataljons veld-artillerie, van 6 stukken, com
mandant luit.-kolonel Verschoor, allen „en haie"
langs den weg geplaatst, een rij aan weerszijden,
van het Bezuidenhout tot aan het paleis.
In eerbiedige stilte waren duizenden daarachter
geschaard. Aan het paleis was een eerewacht op
gesteld van 100 Grenadiers de Kon. Militaire kapel
en het vaandel namen op den rechtervleugel dier
wacht plaats.
De hofmaarschalk baron de Constant Rebecque
wachtte op de stoep den stoet af, met de dienst
doende heeren van het gevolg van H. M. en de
leden van het dienstdoende civiele en militaire huis,
die geen deel uitmaakten van het geleide. Zoodra
de rouwwagen stilstond, brachten de onderofficieren-
dragers, voorafgegaan en gevolgd door de hoogwaar-
op het lichtkastanje bruine baar na; en toch Doortje
in levenden lijve, bij wie de rosachtige haarwortels
aan voorhoofd en slapen verrieden, dat er bij haar
een overgang van kleur had plaats gehad, dio dik-
maals met het bereiken van den maagdelijken leef
tijd samenvalt.
Het was Doortje Pranschman, schooner, bloeiender,
tot een bevallige jonkvrouw ontwikkeld, en toch het
zelfde meisje, dat eens op den arme zondaars-wagen
gezeten had, om aan hare rechters te worden over
geleverd; hetzelfde Doortje eenmaal zulk een ergernis
voor deze plaats, thars een slavin in hetzelfde huis,
waaraan zij al den rampspoed van haar leven te
"'^Mevrouw wil mij veroorloven, dat ik in huis en
in de plaats ga zien hoever men reeds met de toe
bereidselen voor de feestelijke ontvangst gevorderd
is
De vrouwe van Barneveld sloeg het doffe oog naar
het meisje op. Het scheen als wilde zij uit hare
houding lezen of het meisje werkelijk door plichts
gevoel gedreven werd, althans in den blik waarmede
mj haar aanzag, viel een zekor wantrouwen niet te
miskennen.
Doe, wat gij denkt dat noodig is mijn kind
luidde 'het antwoord. „Jan zal waarschijnlijk eerst
met den laatsten trein komen."
Op den klank van dien naam ondergingen de ge
zichtszenuwen van het meisje een schok. Zwijgend
maakte zij een neiging, om zich te verwijderen.
digheidbekleeders en de hoofdofficieren, die tot den
stoet behoorden, het stoffelijk overschot in 's Konings
woning, waar het lijk werd neorgezet op de rouwe-
strade, nu toevertrouwd aan de zorg der dienstdoende
kamerheeren.
De prachtige lijkwagen, met zijne hooge pluimen,
was in de avondschemering, beschenen door den
rossen gloed der toortsen, die ook hier en daar in
den stoet gedragen werden, inderdaad indrukwekkend.
De fraaie kransen, een 30 tal werden op een af
zonderlijken wagen achter het Koninklijk lijk verroerd.
De rouwkamer ten Faleize, waar het Ijjk van
Z. M. Willem III thans rust, biedt een indrukwek
kend schouwspel aan. De zaal is geheel gedrapeerd
met geplooid zwart laken, afgezet met zwarte franje
en aan het plafond omzet met een lambrequin in
stolle plooien van zwart laken met franje. In het
midden van een der groote zijwanden, bij het bin
nenkomen rechts van den toeschouwer, verheft zich
het praalbed onder etn baldaquin van zijden fluweel,
wit satijn en zilver. De zwart fluweelen lijst is af
gezet met zilver galon en bezaaid met zilveren tranen.
Van de kroonlijst hangt af een lambrequin, ge
heel omzet met zilver galon, zilveren kwasten en
tranen en aan beide zijden een zwart fluweelen
gordijn, gevoerd met wit satijn en afgezet met
zilveren franje en zware zilveren bouillons en breed
galon. De gordijnen zijn opgenomen door zilveren
koorden en embrassen.
De wit satijnen hemel is als een halve zon geplooid
en afgezet door een wit zijden kabel. De achter
grond, insgelijks van wit satijn en smalle rechte
plooien en afgezet door een wit zijden kabel, draagt
in 't midden het geschilderde wapen, omkranst van
palmen.
Onder den baldaquin staat de prachtige lijkkist
met kransen aan den voet en aan weerszijden, op
een estrade van zwart laken, afgezet door zilver galon.
Tegen den wand aan beide zijden der estrade
verheffen zioh vier piëdestals van zijdefluweel, vakt-
gewijzo afgezet met zilver, galon en franje en bezaaid
met zilveren tranen. Op deze rouwzuilen liggen de
kroonsieraden: de kroon, de rijksappel, de scepter en
de eeresabel.
Aan de voorzijde der estrade verheffen zich aan
weerszijden wit marmeren voetstukken, waarop zil
veren candelabres.
In het midden van do zaal voor het praalbed hangt
een zilveren kroon en aan elk der korte zijdon van
de zaal staan twee zilveren candelabres op zwarte
voetstukken, terwijl aan weerszijden van de estrade
do wand achter de kroonsieraden een zilveren luchter
draagt.
Aan den ingang en den uitgang der zaal zijn por
tieres van zwart laken aangebracht.
Indrukwekkend is de aanblik van het praalbed,
bestraald door het zachte licht der kaarsen, van
kroon, candelabres en lusters.
De Huievrou«t bevat den volgenden brief, die ver
scheiden wenken bevat, die dezer dagen nuttig kun
nen werken.
Amice
Ik wil mij nog eens terugdenken in de voorva
derlijke tijden, toen al de zegeningen van briefkaar
ten, telegrammen, mots a la poste en postkaarten nog
„Doortje!" riep mevrouw van Barneveld met zenuw
achtige stem en bet meisje stond oogenblikkeljjk stil.
Zij zag niet op, zij wachtte slechts het bevel af. Het
oog der meesteres rustte intusschen onderzoekend op
haar. Niet waar, gij houdt niet van Jan en toch zijt
gij zoo bezorgd
„Ik doe wat mijn plicht gebiedt, Mevrouw 1" De
blik van het meisje gleed vluchtig over hare meesteres
heen.
„Gij weet, ik gebood u niets!"
„Ik meende uwe wenschenDe geheele hou
ding van het meisje verried hoe onaangenaam haar
dit onderwerp was.
„Ik weet, h|j heeft u leed berokkend! Wilt gij
het vergeten om mijnentwil I"
Een verachtelijke beweging dor bovenlip was het
zwijgend antwoord.
„Ik kan niet vergetea, mevrouw, en ik verzoek als
een gunst dat ik hem hier niet behoef te ontmoeten."
„Ik versta u niet! Gij wilt...."
„Weg van hief, mevrouwt! Ik kan niet met hem
onder één dak zijn!" Doortje sprak met een beslist
heid, die mevrouw van Barneveld deed ontstellen.
„Gij weet, dat gij aan mij overgegeven zijt, dat ik
voor u verantwoordelijk ben!" zeide zij beleedigd.
„Men zegt mij, mevrouw, dat er geen wet is, die
mij levenslang tot uw eigendom maakt!"
Mevrouw van Barneveld ontwaakte verschrikt uit
hare lethargie en zich naar het meisje voorover bui
gend, zeide zij met heftigheid en bevende stem,
niet op het schrijvende mensobdom waren nederge
daald, toen de stoom ons nog niet had geleerd, ons
steeds te willen haasten en wij met trekschuitachtige
kalmte ons nu eu dan nederzetten om den niet per
sneltrein te bereiken vriend van eenige onzer inval
len en gedachten mededeeling te doen.
Toch wil ik beginnen met den vooruitgang te hul
digen, waardoor ik zelf de kosten van mijne schrijflust
dragen mag, en mijn brief zich niet bij u aanmeldt
met een aanslag op uw beurs.
Geen wonder dat men zioh in vroeger dagen met
schroom aan de schrijftafel nederzette, wetende dat
de geadresseorde minstens een kwartje voor het ge
noegen der lectuur betalen moest.
Gelukkig dat het toen betere tijdon waren dan
nu of neendaar vergis ik mij't zij er altijd
„wolf' geroepen werd, tot de wolf eindelijk kwam,
of dat de wolf toen ook reeds verschenen was, zoo
veel is zeker, dat in de zestig jaren, waarin dit
aardsche tranendal door mij betreden wordt, ik altijd
van slephte tijden heb hooren spreken.
Misschien spraken er toen andere mensohen van
als nu, en houden zjj, voor wie de tijden goed zjjn,
zich stil.
Maar er zijn nu eenmaal van dio onderwerpen, die
stationair zjjn en van geslacht op geslacht overgaande,
stof leveren voor de eeuwigduroude verzuchting, welks
ons alsdeklasgliederen van Jeromia in de ooren klinken.
Dure tjjden, zware belastingen, toenemende weelde,
afnemonde welvaart en bezuiniging eene onmoge
lijkheid
Ach, en onder hoevele en verschillende vormen
komt die onmogelijkheid tot ouzo hedendasgsche
maatschappij hoe weinigen begrijpen, dat het on
mogelijke tot het moeilijke kan herleid worden, dat
met krachtigen wil en stalen volharding kan worden
overwonnen.
Zie, vriend I als oudejongenheer heb ik toegang
tot vele gezinnen. Ik ben broeder, vriend, oom en
neef van eenigen, goede kennis van velen, en daar
mij de beslommeringen van een eigen gezin ontbre
ken, heb ik volop tjjd na te denkon over do oorzaken,
die in zoovele huishoudingen bet geluk belagen en
de rust ondermijnen.
Die oorzaken zjjn ook vele en nemen in elk huis
andere vormen, andere gestalten aan, maar er zijn
misbruiken, die overal insluipen en een wonde plek
zjjn geworden in onze hedendaagsche samenleving:
een wonde plek, die zich meet en meer uitbreidt
en voortwoekert als een kanker voor de welvaart
van het gezin.
Op een dezer misbruiken wil ik met dezen brief
den vinger leggen en het aan u voorstellen onder
den onschuldig en lieflijk klinkenden naamGe
schenken.
Ik weet wel dat dit woord in onze dagen niet
ia uitgevonden, dat het geschenken wisselen zee
oud is als de wereld en het oude testament bjjv.
voortdurend gesohenkeD vermeldt, welke werden ge
zonden, gegeven, geofferd, gebracht.
Denk maar eens aan de kostbaarheden, welke de
koningin van Seheba koning Salomo kwam san-
bieden.
En daar heb ik vrede mede, want ik weet dat zjj
volkomen bjj machte was ze te betalenik gun ook,
met baar, eiken rijke (dat wil zeggen iemand die
meer bezit, dan zjjne behoeften vereisehen) de weelde
van het geren, eren als ik hun rijtuig zie houden,
een buiten bezitten, cp reis gaan.
terwijl zjj zich uit haren stoel ophief„Zulk een wet
bestaat! Het is mjjn wil en die gebiedt u te bljjven,
ondankbare
Zwjjgend maakte het meisje een nijging. „Zooals
gij beveelt, mevrouw I" Geen trek bewoog zich op
haar gelaat. Met opgeheven hoofde verliet zjj het
pavilloen en trad het huis binnen.
De trotsche vrouw verkeerde nog onder den indruk
van de opgewondenheid welke het gesprek met het
meisje haar had veroorzaakt. Ontroerd leunde zjj
achterover in haren stoel. Haar lippen beefden, haar
zenuwen wilden niet tot bedaren komen.
„Het is niet goed geweest, dat wij dit schepsel in
huis genomen hebben," mompelde zjj in hare moe
dertaal. „Het is eon sentimenteelo dwaasheid geweest,
baar aan de handen van hare rechters te onttrekken,
te harer gunste tusschenbeide te komen
„Er ligt een eigenzinnigheid in dit karakter die
niet meer te bnigen is Wat ik ook gedaan heb om
dit gebrek uit te roeien, het is mij niet gelukt. En
mjj is zij thans een verwjjt en een aanklacht, die
ik dageljjks voor mij hebEen haat jegens allen
heeft zich reeds vroegtijdig van dit wezen meester
gemaaktzij verkeert dikmaals in een stemming die
mij vrees inboezemtelke toenadering, elke goedheid,
iedere weldaad wijst zij af! Zij is mij een onaange
name gast in huis geworden en toch kan ik niet tot
het besluit komen haar eruit te veijagen I"
Wordt vervolgd.)
Maar ik zou wenschen dat een kind van jongsaf
leerde, het schenken als eene weelde te beschouwen
die binnen bereik van velen is, en toch niet van
allendat alleen eigen opoffering en onthouding
rechl mag geven aan die weelde deel te nemen, en
zij nooit, onder geen voorwaarde, tot de drukkende
belasting voor het huisgezin mag worden, zooals ze
'nu dikwijls de som der zoo gewraakte belasting
biljetten overtreft.
Overdrijf ik naar uw oordeel P Ik geloof het niet,
want ik kom niet op tegen den drang des harten,
vriend of maag genoegen te doen of oen wensch te
vervullen, maar tegen dat aanhoudende, voortdurende
periodieke geven, dat aankoopon en wegschenken
van prullen en knungels. Ik acht het eene absur
diteit, iemand bijv. voor de nogen en vijftigste maal
een aandenken te geven aan den dag, waarop hij het
levenslicht nansohouwde.
Ik kom op tegen al die tijdroovende handwer
ken onzer jonge dames, waaraan de dure grondstof
fen uit den zak des vaders moeten worden gedolven;
ik wil oorlog voeren tegen de nimmer ophoudende
geschenken aan predikanten, schoolmeesters en di
verse jubilarissen maar men begrijpe mij wel
ik wil dat overlaten aan de rijken en het meer doen
bannen uit die gezinnen, waar reeds in den vorm
van voeding, kleeding en opvoeding de strijd om
het bestaan gestreden wordt.
En juist in die gezinnen ondermijnt de geschenken
manie het meest de welvaart, want daar zou ont
houding het sohaduwbeehl fatsoen aantasten, en juist
daar wordt het meeste geld besteed aan de waar-
delooze prullen, die den gever verarmen, zonder den
begiftigde te verrijken.
Ik heb eens in scherts hooren vertellen van een
gezin, waar de vader de moeder een goudstuk op
baar verjaardag schonk, deze het bij soortgelijke
gelegenheid den zoon, de zoon hot aan zijne zuster,
en deze het weer aan haren vader teruggaf; terwijl
b(j stilzwijgende overeenkomst niemand het gebruikte
en altijd een mooi geschenk aan de vrienden ver
toond kon worden.
Hoe zeer ware het te wenschen, dat het grond-
idée dezer scherts in vele gezinnen tot ernst werd
«n men het geld voor andere zaken besteedde, dan
voor dat onderlinge, over en weer geven, waar de
stemming des harten lang niot altijd de,el aan heeft.
Men gevoelt meestal iets onrustigs over zioh komen,
als de jaarlijksehe schenkingsdag in aantocht is
kon men maar eens eerlijk zeggen, hoe weinig hot
nu dezen keer convenieert, eene onnoodige uitgaaf
te doen, maar dit schijnt ten eonemale ondoenlijk.
Ik heb een nichtje, eene jonge wees, wier besohei-
den fortuintje ik zoo tracht te beheeren, dat zij met
de rente in baar onderhoud kan voorzien en zij nog
iets voor den kwaden dag ter zijde legt. „Neef"
schrijft z(j mij laatst, „wil u 12 voor mij van
de spaarbank halen en mij zenden P Ik ben zoo
zuinig mogelijk geweest en heb niot eens een nieu
wen mantel genomenik hoopte dan ook uit te ko
men, doch nu zijn Bika en Emma nog jarig en ik
heb eene nieuwe kennis, die mjj ook op haren ver
jaardag wil vragen, en ik kan tooh niet met ledige
handen komen„Beste man», zegt Mevrouw
Dingee, tot haar echtvriend, die met een zorgelijk
gelaat bezig is zijne uitgaven van de maand in te
boeken, „denk je er aan dat Oom en Tante hun
zilveren feest vieren in de volgende maand, en wjj
Karei moeten schrijven, voor hoeveel wjj aan het
familiegeschenk deolnemen; ach paen je denkt wel
aan Harmon en Leenlje, die teekenen al in de vol
gende week aan, en 't is of nu alles samen moet
komen, maar tante 8uze's verjaardag is ook weer
in aantocht
En de „beste man" geeft, maar iets zwevende
tusschen een zucht en een vloek welt uit het hart
op in de plaats van den lust en de neiging tot
schenken, die nauwelijks in zjjne omstandigheden
zooveel nuttelooze uitgaven kan rechtvaardigen.
„Mamorgen is Anna jarig, ik beu er gevraagd,
en wat mag ik geven
„Pa I hier is de ljjst voor Mijnheer's verjaardag,
en ik moest er meteen bjjzeggen dat Mijnheer
Blauw in do vacantie gaat trouwen en de jongens
hem ook een prosent zouden geven, en of u dat
dan maar op den anderen kant der ljjst er bjj wilde
zetten.»
„Mjjnheer, of u deze ljjst eens in won zien
't komt van freule Roosduin san den overkant, voor
een present aan Dominé Salthuis bjj zjjn afscheids
preek»... en zoo voorts en zoo voorts in oneindige
variatiën op het thema gesohenk.
Ook hebben wjj bovendien nog te tobben met eene
bekrompen opvatting van dat woord in dien zin,
dat men niets mag weggeven van het ontvangene,
zonder den gever te kwetsen.
Ik heb eens een dame erg ontstemd, omdat ik
eene van haar gekregen ets, dio niet meer in den
handel was en dooi haren echtgenoot werd. ge-
wenscht, aan dezen ten geschenke zond.
En nu vraag ik u, waarom niet
Ge zegt misschien glimlachend, dat ik zoodoende
weer het ongewisselde goudstuk wil laten rondgaan;
dit echter is mijn bedoeling niet. Maar bet zou
immers een dubbel genot kunnen wezen, als wy
eerst dankbaar het geschenk aanvaardden, dat een
wensch van ons vervult, en later, als het boek ge
lezen en herlezen of de photografie tot verzadigings
toe bekeken is, als bet geschenk ons dan ten twee
den male eene vreugde op mocht leveren de
vreugde iemand anders te verblijden.
Want ja, vriend het schenken is vreugde, en
arm mogen wij met grond den rijke noemen, die
deze vreugde niet kent. Geen wonder, dat zoovelen
de verzoeking te machtig wordt, zich deze vreugde
te verschaffen, al worden hunne middelen er door
overschreden.
Maar ik spreek ook eigenlyk niet van het geven,
dat aan eene neiging des harten voldoet, niet van
de kleine geschenken, waarmede wij het kinderhart
verblijden en de kinderhand vullen, ook niet van
de vervulling der grootere of kleinere wenschen, die
wy onzen nabestaanden hebben afgeluisterd door een
spionneeren van ons liefhebbend hartneen deze
geschenken zijn mij heilig, evon als die, welke wij
met den naam van aalmoezen bestempelen en het
schamele lot van den misdeelde verzachten.
Weet ge wel, Amice dat men een mensch ner
gens beter kan leeren kennen dan in zijn geven.
Wees verzekerd, dat nergens kieschueid en fijn
gevoel zoo duidelyk zullen blijken of het gebrek
aan die hoedanighedeu zoo kwotsend voelbaar zal
zyn, als juist daarin.
Als kind bezat ik eene tante, die mij ten allen
tijde met geschenken overlaadde, zonder dat ik mij
ooit dankbaar gevoelde, ja, zelfs door de wijze van
schenken ontstond er een soort wrevel bij my, die
mij nog niot verlaten beeft, wanneer ik aan baar
denk.
,/Hier Chris", zei zy dan, heb je een gulden,
maar besteed hem nu eens nuttiger dan den vorige,
anders krijg je er nooit weer een," of wol: „daar
heb ik een boek voor je, maar 't is eigenlijk jammer
dat ik het je geef, want als ik over een half jaar
kom zoeken, ben je hot op jou nette manier al lang
weer kwijt."
Het is ook interessant op te merken, hoe zelden
bij de keuze van een geschenk, op don smaak van
hem die het ontvangen zal, gelet wordt. Ik heb
eene diamanten broche zien schenken door eene rijke
dame aan een arm nichtje, dat nog nooit eene japon
had bezeten, waar zij haar bij zou kunnen dragen
ik heb een prachtig beeld zien brengen iu eene
schamel gemeubeleerde woning, „jolis riens" in ge
zinnen waar zelfs krachtig voedsel weelde werd ge-
beeten.
Zie, St. Nioolaas is weer in aantocht en de wilde
jaoht op het onnoodige en onnuttige weer op handen
Als bet goed gaat, krijg ik myn elfde paar pan
toffels en mijn negende kalotjedat ik geen van beide
zaken ooit draag, schynt de aandacht mijner nichtjes
en vriendinnetjes te ontsnappen. Verder bezit ik
zooveel sluiers op kanapés en stoelen, dat ik laatst
zonder bril tehuis komende, in de meoning verkeerde,
dat rayne hospita myne kamer gebruikte voor het
drogen van hare wasch. Ik heb bakjes, taschjes en
zakjes voor flesachen, schuiers on borstels, te groote,
te kleine en uiterst omslachtige brillen huizen, siga
renpijpjes en aschbakjes by dozynen, lampe-, flacon-
en bloemvaaskleedjes, rayne muur is versierd met al
lerlei fraaiigheden van fluweel, satijn en zijde, ook
hangt er een met prentjes beplakte klomp, terirylik
nog gansch en al vergeet te bluffen met myn zijden
beurzen, blauwe, roode, bruine, en gespikkelde, met
kwastjes, stokjes en ringen hondjes van beurzen
alleen totaal onbruikbaar voor iemand als ik, die
het gemak ran een eenvoudige portemonnaie heb
leeren kennen.
Een dankbaar gevoel by het 'ontvangen van al die
schatten heb ik echter nooit gehad ja, ware er
eens een vriendelyken dief te vinden, die my al die
souvenirs overnacht stal of or den brand in stak,
hoe daukbaar zou ik hom wezen.
Want ik ben niet ondankbaar, al moge deze
brief er den sohyn van geven. Op myn laatsten
veiyaardag nog ontving ik drie geschenken, die mij
met innig gewoelde erkentelijkheid vervulden en
waar rayu gedachten nog telkens met welgevallen
by vertoeven. Het eene geschenk waren appelen
die eenige in dit slechte vruchtenjaar, van den ap
pelboom eener arme weduwe uit myne buurt, welke
baar zesjarig dochtertje mij bracht.
Het tweede was eene teekening van mijn ouderlijk
buis, waarvoor een jeugdig vriendje zes uren wan
delde, om de schets in loco op to nemen, eiv het
derde ik wil het vertellen al zoudt ge er om
lachen was een goed passend overhemd, door een
jong meisje, dat op myne kosten de industrieschool
bezocht, geknipt, genaaid, gewasschen en gestreken.
Zulke dingen nu noem ik geschenken, maar het
ligt in den aard der zaak, dat die niet dikwyls ge
geven kunnen worden, en dat zij slechts een enkele
ntaal tot ons kunnen komen uit do welwillende op
welling van een vriendenhart, maar die ook dat
warme, dankbare gevoel in ons hart ontvonken, dat
oorspronkelijk in het schoone denkbeeld geschenk lag
opgesloten.
En als ik aan de ontaarding en misvorming denk,
die hetgeen eenmaal heilig was, heeft geprofaneerd
en vertreden, dan vraag ik u, waarde vriend, of het
zoo ten allen tyde moet blijven, of beschaving en
ontwikkeling ook hierin niet voelbaar zullen worden?
Zouden misschien niet velen meedoen en de sleur
volgen, omdat zij er nooit over hebben nagedacht
Kan het misschien ook eene onuitgesproken gedachte
zyn van enkelen, die ik hier nederschryf
Laten wy, gij en ik, tenminste in onzen kring
doen wat wij kunnen, om net nadenken over dit
misbruik op te wekken; wie weet, of het gestrooide
zaad niot in goede aarde valt! Wie weet, als nu
St. Nicolaas weer de drager zou worden van zooveel
onnoodigs en onnuttigs, of ons woord dan niet een
enkele gulden doet wegleggen of op degelyke wijze
besteden.
Wie weet of niet door onzen invloed hier en daar
een vader of moeder ons woord aanneemt en hunne
kinderen leeren, de verwarring van het denkbeeld
geschenk te zuiveren, opdat het terugkoere tot de
oorspronkelijke gedachte het eenvoudige, uit den
drang des harten geplengde offer op het altaar van
liefde en vriendschap.
Ik heb gezegd, en ben en blyf uw
flrummen, 1 Nov. '90. Chkis M.
Volgens inlichtingen, door de Daily Neme inge
wonnen, zyn de Iersebe leden in hunne zienswijze
ten opzichte van Parnell scherp verdeeld, en zou er
eene besliste meerderheid tegen hem zijn.
Aartsbisschop Walsh heeft eenen brief geschreven
in welken hij verklaart dat de thans ontstane toestand
aan de Iersche bisschoppen den ernstige» plicht zou
kunnen opleggen van te ovei wegen of zij al dan niet
aan de Iorsohe partij het vertrouwen kunnen blijven
schenken, hetwelk zij haar als lichaam tot dusver
waardig oordeelden.
Aan de beschouwingen van de Central Nem, welke
zich door kalmte en gematigdheid boven die van de
meeste andere bladen onderscheiden, is het volgende
ontleend
De sensatie, door den inhoud en den toon van
Parnell's manifest teweeggebraoht, is in de provincie
steden niet geringer dau te Londen. De meest ver
spreide meening komt hierop neer, dat eenigerlei
samenwerking met Parnell voortaan eiken Britschen
staatsman, van welke kleur ook, kortweg onmogelijk
zal z(jn en voorts, dat Parnell, hij moge zich al dan
niet van het aanvoerderschap der Iersche partij
terugtrekken, aan de zaak van het liberalisme en
van Homerule eene onherstelbare schade hoeft toege
bracht. Zij die het best met de Iersche
politiek in het algemeen en de Iersche parlementaire
partij in het bijzonder vertrouwd zijn, verwachten
dat de strijd in Ierland fel en bitter wezen zaldoch
de meerderheid der katholieke prelaten en priesters
zal stellig tégen Parnell partij kiezen, en do over
winning zal ten slotte blijven aan die zyde, waar
dézett zich scharen.
Het onmiddellijk gevolg van het manifest en van
den daaruit voortspruitenden strijd zal blijken te zijn
het in duigen vollen van het Iersche reldtochtsplan.
Met andere woorden: nu aan de verwachting, dat
bij de eerstvolgende algemeene verkiezing Gladstone
en mét hem de zaak van Homerule triomfeeren zou,
de bodem is ingeslagen, zullen de Iersche pachters
zich haasten om hunne weerspannige houding te
laten varen en met de landheeren een vergelijk te
treffen en dit te meer, nu de Iersche party ten
overvloede nog het ongeluk heeft, dat twee harer
duchfigste strijders Dillon en O'Brien, in Amerika
zitten en niet kunnen terugkeeren zonder onmiddellijk
voor zes maanden achter slot gezet te worden.
De jubel onder de conservatieven is uitbundig, en
uit hun midden gaan reeds stemmen op voor eene
bespoedigde parlementsontbinding. Toch wordt de
blijdschap van velen hunner getemperd door de
overweging, dat Parnell tegenover het publieeeren
van zekero vertrouwelijke schrifturen en uitingen
hunnerzijds zeer zeker even weinig gemoedsbezwaar
zal koesteren als hy thans getoond heeft dat te doen
ten opzichte van zyn liberale vrienden Gladstone en
Morley.
De liberale unionisten beweren, dat de loop der
gebeurtenissen thans hunne sinds jaren gevolgde poli
tieke gedragslijn volkomen heeft gerechtvaardigd. In
zonderheid beroemt zicb Chamberlain, dat zyne, reeds
in 1886 door hem gevormde schatting van Parnell's
politiek karakter nu feitelijk de éénige juist gebleken is.
De radicalen in de Eransche Kamer beginnen weer
storm te loopeo tegen het ministerie-De Freycinet.
Tot dusver is de behandeling der begrooting zeer
vlot gegaan, maar nu is men eindelyk gevorderd tot