1891. ierk. It EEN PLEEGKIND. EN, Ac min I tl BINNENLAND. iren. 1890. Zaterdag 13 December. ■I jrsluls a.d.e). 1 N9 4401. JVieuws- en Advertentieblad voor Gouda en Omstreken. FEUILLETON. i JCHTE Drogist. I r i «1 nen, e oplage een expl. itgevers. I m gezin De Inzending van advertentien kan geschieden tot een uur des namiddags van den dag der uitgave. i Alaonderljjke Nommen VIJF CENTEN. Gisteren orerleecl de heer H. De Veer, hoofd- De uitgave dezer Courant geschiedt dagelijks met uitzondering van Zon- en Feestdagen. De prjjs per drie maanden ia 1.25, franco per post 1.70. Bovendien worden alle Advertentien gratis opgenomen in het ADVERTENTIEBLAD 't welk des Maandags verschijnt. burg, rtburg. GOUDSCHE COURANT. 'ubliek ld«UJk m, ▼oort- itteld- *d«m- lOtbeker a boven (Naar let Duitecl.) XX. koeien achter elkaar verloren heeft en wanhopend is. „Arme drommel 1” mompelt de Koning. „Geef hem vast dertig gulden.” t De adjudant bekende dat hij geen dertig gulden bij zich had. ADVERTENTIEN worden geplaatst van 15 regels a 50 Centeniedere regel meer 10 Centen. GROOTE LETTERS worden berekend naar plaatsruimte. rwche 1 Cents» >t, het r doosje Dr. POPP'S e tanden ge- Tandplom- tegen eiken i. oemen-zeep. 'ransparant- n, zeepen, welke weeg brengen. 1-Mondwater n tijd. enen. wijf!” (Al luider en dreigender werden de stemmen onder de toeschouwers). „Nu komt het beste Te Parijs heeft zij zich uit nood bij een ander aange sloten, die haar mee op reis naar Indië heeft geno men maar die is op het schip gestorvenen toen is in Indië een Hollandsch officier, de rijke overste van Barneveld, verliefd op haar gewordendie heeft haar getrouwd en mee naar Duitschland genomen, toen hij met pensioen ging.” Er ontstond een wild gedruisch, overstemd soms door een luid gelacharmen werden dreigend opge heven glazen, die naar de poppen gesmeten werden, vlogen door de lucht. Sommige beschonkenen onder de arbeiders klommen op de tafels. Op een ootten- blik viel het geheele toestel van de poppenkasrmet een klap in elkaar en daar stond, in het midden van het doek en het latwerk, Jean Baptist Freylich. Hij droog het hoofd hoog op den langen mageren romp het gedunde haar woei hem om het voorhoofd, terwijl zijne oogen scherp door de avondschemering heen tusschen de sprakeloos geworden menigte staarden. Door verrassing verstomd, gaapte men hem aan. Maar op eens klonk een kreet door de lucht. Een meisje baande zich met hare armen een weg door de toeschouwers, terwijl gelijktijdig uit hun midden een krachtig gebouwd jonge man Jean Baptist bescher mend ter zijde trad. „Vader, mijn vader!” klonk een jubelende stem en Doortje lag aan het hart van den lang vermiste. Diepe stilte heerschte onder de getuigen van dit wederzien. GOUDA, 12 December 1890. Dr. H. C. Lohr, predikant te Rotterdam, zal Woens dag 17 December eene voordracht houden in de hier gevestigde afdeeling van den Nederlandschen Protestantenbond, over: Godtdientt en'Zedelijkheid. Een paar jongelieden geraakten gisteren middag op een verkeerd pad. Op de sloot langs het gar- nizoens-hospitaal kwamen zij op schaatsen aanrijden en vroegen naar de Gouwe. Op het geroep, dat daar het ijs niet vertrouwd was, riepen zij terug, dat het ys nu sterk genoeg was, en nauwelijks waren deze woorden gesproken of krak, krik, krak I daar zakte de voorste er door en kopje onder, terwijl de achterste er met een. paar natte voeten af kwam. De drenkeling was spoedig op *t droge om ergens een gelegenheid te vinden een nat pak voor een droog te verwisselen. Bij de zich steeds meer verheffende luidruchtig heid sloeg Jan Klaassen zoo woedend op zijn wijf los, dat vrouwen en kinderen het uitschreeuwden van pret. „Kan men eigenlijk wel een woord vinden voor zulk een vrouwspersoon vroeg Jan Klaassen met minder luide stem, terwijl hij zich tot de lachende vrouwen dor arbeiders wendde. „Zoo is dus het arme meisje kamerjuffer geworden en de gemeente heeft geloofd, dat ’t een heele eer voor haar was. Intusschen was die losbol van een Jean Baptist Freylich je kent hem wel, TrijnP het pad opgegaan om de moeder van het meisje te zoeken. En nu is hij einde lijk teruggekomen en wat vertellen de menschen in de stad elkaar nu? (Jan Klaassen moest wederom de stem verheffen, want beneden hem onder de toe schouwers werd bet al rumoeriger en woeliger. Uit alle macht schreeuwde hij het uit:) „De moeder van het meisje, is eene dochter van voorname ouders, die ook de keldermeester Bartel, ginds in het grafelijk slot, heeft gekend, ergens in het hartje van Frankrijk, waar de beste wijn groeit. Die heeft als meisje een verkeerden stap gedaan, door met een officier op den loop te gaan. De officier heeft tegen de Turken moeten vechten en is gesneuveld; zij echter is, nadat baar vader gestorven was en zij ’haar erfdeel bekomen had, naar de baden in Duitschland gereisd, waar zij alles verspeeld heeft. Is ’t wel haast te golooven? Arm, als een bedelaarskind, hoeft zij haar kleine meisje bij anderen achtergelaten.... Maar nu pas op, Te Oudewater had gisteren eene hardrijderij plaats. Er waren 12 deelnemers en de prijzen bestaande in f 25, 10 en 5 aan geld, vielen ten deel aan P. Duursma te Utrecht, C. Snoek te Nieuwerkerk a/d Usel en aan C. Speksnijder te Ouderkerk a/d IJsel. T Loo aan het visschen was, zag hij een arm boertje in de gemeente Zevenhuizen bestaat een bibliotheek angstig naderen. van ongeveer 400 nummers waarvan de boeken van „Wat moet dat boertje?” vraagt Z. M. Een der gemeentewege, gedurende de wintermaanden, koste- adjudanten gaat op verkenning uit en komt terug loo» aan de ingezetenen ter lezing worden gegeven I met treurige tijding, dat de arme man zijn drie en die nn dezer dagen weder ia geopend. Er wordt - steeds een druk gebtuik van gemaakt door de arbei- dende stand. De heer K. A. van der Weyde te Apeldoorn heeft een levensschets van Z. M. den Koning uitge geven, geschreven door den heer Johan Gram, waarin verscheidene trekjes worden verhaald, die den Koning leeren kennen en waardeeren als mensch. Wij lezen daarin het volgende: Eens, toen de Koning met groot gevolg, naby het boertje „Laat hem morgen aan ’t paleis komen,” zei de Koning „dan kan hij by de heeren ook wel eens rondgaan?’ Den volgenden dag kwam *t boertje, ontving dertig gulden en stak daarenboven nog menigen rijksdaalder op, dien hem de gasten schonken. Doch toen de Koning den man zijn ongeluk in alle bijzonderheden hoorde vertellen, werd zijn goed hart zoo getroffen, dat hij den adjudant gelastte, den armen tobbel een koe uit dep stal mede te geven. En zoo verliet de boer met een zak vol geld en de koe aan een touw dankbaar en gelukkig het koninklijk paleis.” Over het ministerie Thorbecke schrijvend, zegt schrijver Van persoonlijke sympathie voor den steileu, hoekigen, autocratischen minister, welk een groot staatsman Thorbecke dan ook inderdaad ware, schijnt bij koning Willem III nooit sprake te zijn geweest De Koning was echter steeds te zeer doordrongen van de plichten die op den constitutioneelen vorst rusten, om niet, zonder aanzien des persoons, telkens als de politieke weerhaan draaide, mannen tot zijn raads lieden te kiezen, wier beginselen de meerderheid der wetgevende vergadering was toegedaan. Willem de Derde tegenover Thorbeckede vorst, wiens driftig bruisend bloed hem dikwerf alle zelfbeheersching deed vergeten, en de Staatsman piet zijn onverstoorbaar phlegma, die zich zelven in alle opzichten bezat, en wiens vaste overtuiging geen duimbreed week, voor wien dan ook. De schrijver gaat vervolgens voort: Toen ik, jaren geleden, het lustslot het Loo en het park eons bezocht, toonde een tuinman, die mij tot gids diende, mij een der ingangen op het terras, en liet er leukweg op volgen„Daar komt de Koning eiken ochtend,?, soms al heel vroeg, uit. Wy kunnen dan dadelijk aan zijn gezicht zien, of het Russisch is of Hollandsch^ Is het Russisch, dan blijven wij liefst uit zijn vaarwater, maar is het Hollandsch, dan kun nen we een potje breken.” 35) „In alle kranten hebben ze het arme kind als brandstichtster gezet en gevraagd dat men ’t zou op sporen, ofschoon de veldwachter gezegd had, dat hij het zelf heeft gezien dat de eigen zoon van den eigenaar van het landgoed en de andere kornuiten elkaar met brandende takken gegooid hebben, waar van er in de hooischuur zijn terecht gekomen. Maar men wilde nu eenmaal het meisje in het werkhuis hebben, dan kon ze het geld inverdienen, dat ze aan de stad had gekost Geschreeuw, gelach en bedreigingen. Jan Klaassens stem klonk er boven uit. „Na jaar en dag hebben ze het arme ding toch opgespoord en door het gerecht terug laten brengen. Maar toen is de vrouw van den voornamen mijnheer tusschenbeide gekomen; die heeft den burgemeester geld op de tafel voorgeteld en gezegd, dat was nu het geld, dat het meisje aan de stad had gekost, en daarvoor zou zij haar nu voor niemendal als gezel schapsjuffer dienen A. redacteur van „het Nieuw» v. <1. Dag", voorzitter .van den,, Nederlandschen Journalistenkring". In Hendrik De Veer verliest de Nederlandsche letterkunde een ijverig en verdienstelijk schrijver, wiens „Trouringh voor het Jonge Holland», indertijd in navolging van „Monsieur, Madame et Bebé" ge schreven, alleen reeds in staat zal wezen, zijn naam in herinnering te houden, terwijl zijn „Frans Holster" tot de degelijke romans van onzen tijd behTOrt. Ook als redacteur van „Loe en Vast" en van „Eigen Haard» schreef Da Veer teel, meestal schotsen en novellen, die van zijn talenfgetuigden. Na te Utrecht in de godgeleerdheid te hebben gestudeerd, was de Veer vanl852 tot 1864 predikant, laatst te Delft. Toen daar de H. B. school werd ongericht, ging hij daarbij als directeur en leeraar in Nederlandsche taal- en letterkunde over. In 1871 volgde hij Simon Gorter op als hoofd redacteur van „het Nieuws v. d. Dag". De Veer werd 61 jaren oud. Den 23n November 1829 was by, te Somtnelsdjjk, geboren.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1890 | | pagina 1