Baitenlandscb Overzicht.
TOONEBL.
Als een bewijs van 's Koning» soherp geheugen kan
bet volgende staaltje dienen:
Op zekeren dag zag de Koning op de door hem
gestichte Roningsschool te Apeldoorn een jongen in
een klasse zitten, waarin hij dien scholier het vorig
jaar niet gezien had. De jongen was namelijk in
een lagere klasse teruggebracht.
«Hézei de Koning, waarom zit die jongen nu hier,
terwyl hy 't vorige jaar al daar zat?"
Het was een jaar geleden, dat de Koning dien jon
gen eenmaal gezien had, maar toch bespeurde Z. M.
met zijn scherp geheugen onraiddellyk de verplaatsing.
Zeer dikwijls bezocht de Koning zijne boerderij en
eens, toen hij daar met een vrij groot gevolg inliep,
vond hy daar een boer uit Epe, die den Koning ver
telde dat hy zooveel van 't vee van Z. M. gehoord
had en nu zelf eens wilde komen kijkon.
«Dat kan best," anwoordde den Koning goedge
mutst en liep zelf met den boer rond, terwijl de heeren
van het gevolg achteraan kwamen.
Toen de boer alles ter dege gezien en opgenomen
had, zonder er zich nog met een woord over uit te
laten, vroeg de Koning ten slotte«Hoe vind je nu
de beesten?"
«Ja, Sire," antwoordde het leuke boertje, zonder
eenigen zweem van beschroomdheid, «dat is nu wel
mooi vee, en dat hebt u in Engeland misschien duur
moeten betalen, maar ik heb toch noch véél mooier
vee en dat lang zoo duur niet is, daar kan je op
aan, Sire
«Wat een lomperdmompelde in 't Fransch een
der heeren van het gevolg.
Dit fluisterend woord werd echter door den Koning
gehoord en zich onmiddellijk tot zijn gevolg wendende,
zeide Z. M.«Die man spreekt waarheid tegen my.
'tWare te wenschen dat men dat altijd deed!"
Sta ten-Generaal. Tweede Kamer. Zitting
van Donderdag 11 Dec.
De Kamer heeft de algemeene beraadslaging over
de Indische öegrooting ten einde gebracht en daarna
32 art. van de uitgaven in Indië goedgekeurd.
Veel nieuws werd er niet te berde gebracht, daar
de discussie hoofdzakelijk bestond uit replieken van
de verschillende sprekers. Als nieuwe spreker ver
dient de aandacht de heer Van Houten, die zijn
rode vooral wijdde aan het koffiie-vraagstuk,
waaromtrent van hem nog eene motie aanhangig is.
Terecht drong hij bij den minister aan op partij-kie
zen tusschen de verschillende adviezen, want de
heer Mackay had in zijn eerste rede getoond nog
zeer te weifelen. De opinies daarover loopen zoo
uiteen, meende de Minister; noodzakelijk zyn er
nog adviezen en rapporten noodig. Maar intus-
schen, als men de zaken zoo haar gang laat gaan,
sterft de gouvernemonts-cultuur uit, zonder dat de
vrije cultuur daarvoor in de plaats komt. Er moet
gehandeld worden, en hoe men over de bijzonder
heden moge denken, de hoofdlijn, die men volgen
moet, is duidelijk genoeg, betoogde de heer Van
Houtenmen moet kiezen tusschen deze twee, of
opbeuring der cultuur door verhooging van het
plantloon en andere voordeelen, gelijk de commissie
wil, of opheffing van het monopolie en uitgifte van
gronden in vrije cultuur, in den geest der nog steeds
hangende motie-Van Houten. Ten opzichte dezer
gewichtige, bijna alle andere zaken in dadelijk ge
wicht overtreffende aangelegenheid bleef de Minister
het zwakst.
De heer Guyot en anderen bleken thans meer
vrede te hebben dan vroeger met de blokkade van
Atjeh, doch eenstemmig drongen zy aan op eene
betere scheepvaartregeling, vooral met het oog op
de toekomst.
Overigens handhaafde de minister zyn eerste uit
latingen, ook wat de opium-regie betreft, waarover
hy niet ongunstig denkt. De heor Keuchenius nam
weer een groot deel der zitting in beslag om alle
sprekers te beantwoordeu, preoies alsof hy nog aan
de groene tafel zat. Zyn pogingen om zijn bewind
te releveeren faalden echter volkomen. Ook bleef
de gewone uitval van den heer Nieuwenhuys op
onze koloniale politiek in 't algemeen dit jaar niet
achterwege. Practisch nut zien wij daarin niet.
De heer Levyssohn Norman stelde by do Afd.
Binnonlandsch bestuur een reeks van uitoonloopondo
vragen, waarop de Regeering heden by 't voortgezet
debat wel zal antwoorden.
Vrijdag en Maandag zullen avondzittingen gehou
den worden.
De hoer mr. G. Wittewaal schrijft in het W. v h.
R. over de burgerrechtelijke verhouding van de
regeerende Koningin tot haar gemaal, daaraan out*
loenen wij het volgende
Onze lOjarige Koningin zal, als zij volgens ons
aller bede in het leven gespaard blijft, vermoedelijk
binnen 10 jaren gehuwd zyn.
In mijn opstel over de troonopvolging noemde ik
aan het slot de gehuwde regeerende Koningin het
hoofd der echtvereeniging. Dat zoude zij m. i. be-
hooren te zijn, doch volgens ons bestaande burger-
lyk recht werd Haar gemaal het hoofd, torwijl deze
daarentegen door zijn huwelyk geeno staatkundige
rechten zoude verkrijgen.
Men konde vragen of niet, even goed als de
weduwe van een koning, de weduwnaar eener konin
gin een inkomen uit 's lands kas behoorde te hebben
of niet, evenals aan den Prins van Oranje aan den
gemaal een zotel in den Raad van State toekwam,
of het wenschelijk ware hern een titel en rang te
verleenen. Deze en soortgelijke vragen, leidende
op het veld der politiek, acht ik mij onbevoegd te
beantwoorden, doch onomslootelijk vast staat, dat de
koningin, hoeveel rechten haar gemaal ook verleend
worden, het eenig hoofd van den staat blijft.
Mag men Haar nu in het burgerrechtelijke onder
Haar echtgenoot plaatsen Hoe zoude men er vrede
bij kunnen hebben dat de Koningin aan haar gemaal
gehoorzaamheid verschuldigd ware en verplicht hem
te volgendat zij zonder zijn bijstand niets konde
goven, vervreemden of verkrijgen, noch in rechten
versahijnenbovenal dat de vaderlijke macht door
hem werd uitgeoefend -1 Krenkte zulk eene wette
lijke verhouding steeds de waardigheid der Koningin
de gevolgen zoude gevaarlijk worden, als der Konin
gin de ramp mocht treffen, dat haar huwelijk onge
lukkig werd.
Veel sterker dan bij de voogdij van den minder
jarigen Koning is hier eene speciale wetgeving ge-
wenscht en ik acht het met het oog op de, reeds
tijdens de grondwetsherziening bestaande, omstandig
heden eenigszins bevreemdend, dat onze nieuwe
grondwet geönerlei bepaling daaromtrent inhoudt.
Doch al zwijgt zij, gelukkig is eene speciale regeling
daarom nog niet ongrondwettig, j
Het zal wel bij niemand opkomen om aan
echtgenooten, evenals aan vennooten, gelyke rechten
te geven. By zulk eene nauwe verbintenis voor het
leven dient er een hoofd te zyn. Men denke slechts
aan de opvoeding der kinderen.
Door te bepalende Koningin is het hoofd der
echtvereeniging, worden de rollen gewisseld. Eene
uitzondering zoude ik echter wenschen toe te laten.
Aan den gemaal konde namelijk het bestuur en de
beschikking over zyn eigen vermogen, en de daar
mede samenhangende bevoegheid om zonder bijstand
van de Koningin in rechten te verschijnen, gelaten
worden.
Het eerste gevolg der nieuwe bepaling zoude zijn,
dat de Koningin, met een vreemdeling in het huwe
lyk tredende, het burgerrechtelijk Nederlanderschap
niet verloor, ja zelfs dat haar gemaal het verkreeg.
Dit gevolg is het eerste in rang, doch niet in ge
wicht. Vooreerst is het hoogst onwaarschijnlijk, dat
de vreemdeling voor het aangaan van het huwelijk
niet werd genaturaliseerd, en ten tweede zouden de
echtgenooten met inachtneming van art. 8 lo. B.
W. zich aanstonds met Noderlanders kunnen gelyk
stellen.
Niet alleen behield de Koningin de volle beschik
king over haar oigen vermogen, maar verkreeg boven
dien het beheer van de goederen der gemeenschap
op den voet, als by art. 179 B. W. omschreven.
De kinderen, uit het huwelijk gesproten, zouden
haar naam dragen, namelijk prins of prinses der
Nederlanden. Het, door al de beschaafde volken
gevolgde gebruik om aan de wettige kinderen den
naam hun vaders te geven steunt toch alleenlijk op
de bepaling dat de man het hoofd der echtvereeni
ging is.
Omdat de gemaal slechts de tweede plaats innam,
zoude ook het stamhuis Oranje-Nassau in hare
kinderen voortleven, evenals hot huis Habsburg voort
leeft in de nakomelingen van Maria Theresia,
De Koningin oefende do ouderlyke macht uit,
zoowel ten opzichte van de opvoeding der kinderen
als met betrekking tot hot bestuur hunner goedereq.
Haar gemaal verkroeg de rechten, die volgens het
gemeene recht der moeder gegeven worden.
On wenschelijk komt het ray voor, dat deze en
andere gevolgen in de speciale wet werden uitge
drukt. Zij zoude zich moeten bepalen tot het beginsel
en de uitzondering:, terwijl in de Memorie van Toe
lichting ter verduidelijking op de voornaamste ge
volgen de aandacht konde gevestigd worden. Wilde
men al de gevolgen in de wet opsommen, dan zoude
men zeker breedsprakig en wellicht toch niet vol
ledig worden. Daarenboven zoude men moeten af
dalen nu eens tot lachwekkende bijzonderheden tyj
voorbeeld het geval voorzien, dat de gemaal een
openbare koopman geliefde te wordendan eens tot
stuitende onderstellingen bij voorbeeld dat de Konin
gin de gemeenschappelijke goederen verkwistte en
Haar gemaal scheiding van goederen begeerde.
De indiening van dit kleine wetsontwerp konde
spoedig geschieden. In ieder geval dient de wet te
bestaan voordat er sprake zij van een huwelijk. Eene
discussie toch in Kamers en pers over de verhouding
der aanstaande echtelieden zoude voor Hen pijn
lijk zijn.
In de «Vragen des Tyds" van deze maand, wydt
mr. T. H. de Moester een uitvoerig artikel aan het
wetsontwerp tot herziening der algemeene regèls ten
aanzien van de plaatselijke belastingen.
«Mijn arme, arme Doortje 1" Met deze woorden
sloot Jean Baptist het meisje in zijne armenhij
drukte de gebruinde, ingevallen wangen tegen hare
lokken, hij streelde en liefkoosde haar; tranen dro
pen op haar hoofd. Hij zag niet, dat de meesten
verstijfd van schrik om hem heen stonden, dat
mevrouw van Barneveld, die reeds onder zijn ver
haal in onmacht was gevallen, bewusteloos wegge
dragen werd, dat de overste met gebalde vuist, maar
machteloos door zijn ziekelijk aangedane ledematen,
tegen een muur leunde en met een blik vol haat en
spot zijne echtgenoote nastaarde. Hij zag ook George
niet, die naast hem stond, gereed om hem te be
schermen, wanneer soms iemand de hand naar hem
mocht uitsteken. Hij zag alleen zijn kindhij ge
voelde alleen de zaligheid, zijn Doortje te hebben
gewroken, voor al het onrecht, dat men haar had
aangedaan
De schemering werd allengs duisternis. De deel
nemers aan het oogstfeest verspreidden zich links en
rechts. De gasten verdwenen, de een na den ander.
De bedienden hadden verachtelijk den neus opgetrokken
en waren in huis gegaan. De arbeiders schaamden
zich in hun hart over hunne gebieders instinctmatig
kozen zij partij voor Jean Baptist, die, onverschillig
voor alles om hem heen, de beide handen van het
meisje in de zijne hield en haar, met vreugdetranen
in de oogen, in het gelaat zag. Slechts de overste
stond nog alleen, verlamd en besluiteloos, het hoofd
onder het gewicht der schande gebogen en dicht bij
hem zat in een hoek een armoedig gekleed man de
gelukkige groep met diepe ontroering gade te slaan.
Op dit oogenblik voelde Jean Baptist, terwijl hy
George een wenk gaf en Doortje bij de hand vatte
om haar voort te trekken, don druk van een zware
hand op zijn schouder. Hij keek bezorgd op zijde.
Jan van Barneveld stond naast hem.
Boosaardig rustte zijn blik nu eens op den vagebond,
dan weder op het meisje, dat zich met alle kentee-
kenen van schrik van hem afkeerde.
«Is het waar, wat gij daar gezegd hebt vroeg hy
somber, de woorden uitstootend, met de eene hand
op. den séhouder van Jean Baptist, terwyl de andere
hand den zwaren stok ophief en zijn blik de overste
zocht, die nauwelijks meer in de duisternis te her
kennen was.
Jean Baptist keek hem eerst medelijdend en daarna
spottend aan. Hij schudde de hand van zijnen schou
der af.
«Wind je niet op, jongeheer 1" zeide hij, terwyl by
Doortje met bezorgdheid tot zich trok. Het is zoo
waar, als het waar is, dat die arme man, die daar
eenzaam en verlaten tusschen de stoelen zit, wèl, en de
overste van Barneveld niet uw vader is. Maar dat weet
gy zelf even goed als ik en de geheele wereld het weet 1
Zie hem aan, den armen, gebogen grijsaard! Hy heeft
eens afstand van u gedaan, om u een beter lot te
bereiden, dan hij zelf u bieden kon en het heeft hem
vaak genoeg moeten berouwen. Men heeft hem steeds
van de plaats afgejaagd, als hij, evenals nu, eenmaal
per jaar kwam, omdat hij bedelde, zoo het heette.
Ja, gebedeld heeft hij bij den voornamen mijnheer, maar
alleen om de genade zijn zoon nog eens te mogen
wederzien, en daarvoor heeft men hem dan als een
schurfltigen hond het hek uitgejaagd. Als gy men-
schelyk gevoel in uw hart hebt, jongeheer, üat hem
dan nu de vreugde beleven, dat gij hem de hand
ten groet toereikt! Zie, hoe smeekend hy uaanziet!
Geef hem dat eene, eerste bewijs van liefde! Hy
heeft het aan u verdiend 1"
Terwijl Jean Baptist sprak, had Jan wezenloos
naar den grond gestaard. Hij zag dus niet, dat de
overste, ondersteund door een knecht, wiens hulp hy
had ingeroepen, den tuin verlaten had.
Werktuigelijk sloeg hy eindelijk het oog op naar
den ouden man, die de woorden van Jean Baptist
mede had aangehoord, die eerbiedig van zijnen stoel
was opgestaan ea met de pet in de hand in deemoe
dige houding en met een stille bede op het gelaat
voor zyn zoon staan bleef.
Maar Jan verwaardigde zich niet hem aan te zien.
Hij trok den hoed over de oogen, keerde zich zwij
gend ora en den stok over den schouder leggend,
liep hij de plaats uit en den grooten weg op.
Jean Baptist trachtte den pijnlijken indruk door
deze ontmoeting tusschen vader en zoon teweeg ge
bracht, weg te nemen. Hy sloeg den arm om Doortje'»
middel.
{Slot volgt.}
Een dor hoofddenkbeelden van het ontwerp is, het
verleenen aan de gemeenten van ruimere bevoegd
heid tot heffing van opcenten op do Ryks direote
belastingen, waarmede zal gepaard gaan loslating
van de Ryks opcenten, thans op de hoofdsom ge
heven, terwijl tevens het bedrag van de hoofdsom
der grondbelasting zal worden verminderd tot 5 pCt.
van de belastbare opbrengst.
De heer De Meester acht het een ernstige scha
duwzijde van deze voorstellen, dat de verhooging
van de opcenten op den grond maar vooral de
overbrenging bij de gemeenten van de opcenten op
de patentbelasting ons Rijksbelastingstelsel, nog meer
dan nu, zal vastkoppelen aan dat der gemeenten, ten
gevolge waarvan een hervorming, althans der Rijks
directe belastingen, nog moeilijker en bezwaarlijker
zal worden dan zy reeds is.
De vermindering van de vaste uitkeering der per
soneels belasting van «/6 °P 8/« vnn het tegenwoor
dig bedrag vindt bij hem geen bezwaar, al wordt
de herziening onzer belastingen daardoor ingewik
kelder. Hoogst bedenkelijk acht hij het echter, dat
de wijze, waarop die vermindering geregeld wordt, de
gemeentebesturen feitelijk zal dwingen 60 opceu'ton
op de grondbelasting en 30 opcenten op het patent
te gaan heffen, zoodat de band tusschen rijks- en
gemeentebelastingen nog veel hechter zal worden.
Immers zij stelt niet enkel die verandering' voor,
terwijl zy het maximum der uitkoering bepaald wil
zien op de helft van hetgeen de gemeente aan op
centen op de hoofdsom der personeelo belasting on
aan eigen inkomsten of vermogens, verkeeriugs- en
bedrijfsbelastingen hoeft ontvangen, doch bovendien
stelt zij voor haar te verminderen met do helft van
het bodrag, dat de gemeente meer zou hebben ont
vangen, zoo op de grondbelasting 60 opconten en op
het patent 30 opcenten of wel eene hiermede in
opbrengst gelijk staande bedrijfsbelasting werden ge
heven. Door dergelijke regeling worden de gemeente
raden als 't waro genoodzaakt van de door de wet
verleende ruimere bevoegdheid volledig gebruik te
maken. Blijkbaar rekent de regeering hier ook op
doch in 't vervolg zal iedere Minister, die dezo be
lastingen wil herzien, zich moer dan ooit het hoofd
hebben te breken met de vraagwat wordt er van
de financiën dier gemeente.
Toekenning van meer vryheid in de heffing van
opcenten op de grondbelasting is uitstekenddoch
waarom niet tevens een poging gedaan om den druk
dier evenredige overdrachtsrechten op don landbouw
te verlichtenwaarom toegestaan het heffen van op
centen op do verouderde patentbelasting
Bevreemdend acht de heer De Meester het ook
dat de Regeering niet allereerst een wetsontwerp
tot herziening der personeele belasting indient. Zij
erkent de noodzakelijkheid er van, maar toch zyn
de door haar voorgestelde wijzigiugen en hare be
rekeningen betreffende de gemeentebelastingen, ge
vestigd op toestandeu, welke zij zolve verklaart te
willen wijzigen.
Ook wijst de heer De Meester er op, dat door
de voorgestelde regeling de gemeente-opcenten op de
rijks directe bolastingon dienst zullen doen als een
exceptie tegen wijzigingen van de wetten betreffende
die belastingen. Krachtens art. 247 Gemeentewet zyn
genu opcenten op de pers. bel. niet geoorloofd
tenzij de opcenten op de grondbelasting tot het
maximum zijn gebracht en een directo gemeentel,
belasting wordt geheven, welko opbrengst gelijk
staat met die der te hoffen opcenten op bet personeel.
De regeering wil die tweeledige beperking opheffen
haar doel hiermede en met de regeling van de uit
keering van het personeel is daling mogelijk le maken
van de thans door de gemeente geheven hoofdelijke
omslagen. Deze zullen echter niet verdwijnen en nu
is het to betreuren, dat geen enkele bepaling wordt
voorgesteld ora juiste aanslagen in de vermogens- en
inkomstenbelastingen te bevorderen. Wil de regee
ring do middelen daartoe niet aan de gemeentebesturen
verleenen, wil zij b. v. aan de ontvangers der regis
tratie niet de verplichting opleggen ambtshalve
opgave te doen aan de gemeentebesturen van erfe
nissen en legaten, dan stelle zy deze in staat door
andere middelen in de behoefte der gemeentekas te
voorzien. Verkie3elyk zou het vooral zijn het per
soneel geheel aan de gemeente af te staan. Voor 's rijks
se a kist zou dan een aequivalent gevonden worden
ia een rijksinkomsten belasting, waarop de gemeente
desnoods opcenten zou kunnen heffen. Van den
genwoordigen Minister is echter een dergelijke hef-
n£ verwaohten, en zoolang deze ontbreekt,
js et billijk te eischen, dat de wetgever een billijker
oeptusing der gemeentelijke heffingen bevordere.
aardoor zou het belastbaar inkomen klimmen en
0 Per(j^ntf&ö der heffing kunnen dalen.
n Jft is in vele gemeenten hoog noodig. In som-
migo heeft men reeds heul gezocht door te breken
een zuivere evenredigen aanslag, in enkele heeft
Pro£vessie in den aanslag ingevoerd,
ykons haar voorstellen vindt de regeering dit
#a8° eon gevaarlijk wapen in handen der gemeente-
besturen, doch wel wil zij, progressie niet toelatend,
een degressie in den percentage toestaan. Met
progressie noch degressie is de heer De Meester
bijster ingenomentegen de laatste wijze van heffen
oppert hij het bezwaar, dat de aanslag het zwaarst
wordt geroeid waar de evenredige aanslag begint,
dus waar de inkomens ophouden laag te zijn. Het
minst willekeurig acht hij het Bentbam-stelsel, waarbij
in elke klasse een even groot bedrag onbelast is
gelaten.
De Begeering wil den gemeenten het recht geven
een belasting naar den uiterlijken staat te heffen.
verteringsbelasting is zeker bij uitstek geschikt
voor plaatselijke belasting, doch haar toe te staan
aoht de beer De Meester vrij gewaagd, nu de
Kegeering onbeperkte heffing tan opcenten op het
personeel wil vergunnen, doch weigert deze rijks-
verteringsbelasting aan de gemeenten af te geven.
Na vervolgens enkele opmerkingen gemaakt te
hebben over de nieuwe lezing, door de Begeerte»-
voorgesteld van art. 245 Gemeentewet, komt de
heer De Meester tot de bespreking van de nieuwe
regeling ten opzichte van de rechten en loonen
thans, in art. 254 genoemd. De Begeering wil aan
die heffingen het karakter van belastingen, dat zij
thans hebben, ontnemen. De raadsbesluiten tot in
stelling er van zullen dus niet meer aan 's Konings
controle worden onderworpen, doch ter voorkoming
van opdryving der tarieven zullen Gedeputeerden
die besluiten goedkeuren.
In de eerste plaats heeft de heer Do Meester
hiertegen een grondwettig bezwaar. De Grondwet
bepaalt dat aan de goedkeuring van Godeputeerden
zijn onderworpen de besluiten betreffende zoodanige
beschikking over gemeente-eigendom of zoodanige
andere burgerlijke rechtshandeling als de wet aan-
wyst, alsmedo de begrooting.
Nu behoort de heffing van retributiën niet tot
eenige burgerlyke rechtshandeling en daar de gewone
wetgever niet bevoegd is het toezicht van Gedepu
teerden uit te breiden buiten de grondwettige grenzen
acht de heer De Meestor deze regeling on<*egrond-
wettig.
lu de tweede plaats noemt hij ze gewaagd, wijl
ze te veel vrijheid geeft aan de autonomie der ge
meenten. Misbruiken zyn te vreezeu, wanneer in
plaats van in eon dringend voorschrift der wet, voor
taan in toezicht van een hooger gezag de waarborg
zal moeten wordeu gevonden togen eenzijdige op
drijving van de tarieven der rechten en loonen. In
plaats van de schrapping van de beperkende bepa
ling van art. 264, zou de heer De Meester wenschen
een verbeterde redactie, die aan de thans geopperde
bezwaren te gemoot komt.
Met enkele opmerkingen over eenige bepalingen
van meer ondergeschikt belang besluit de heer De
Meestor zyn uitvoerige beschouwing.
Do tooneelvoorstelling van het Rotterdamsch Ge
zelschap, onder directie der hh. Le Gras en Haspels,
bestond gisterenavond uit de opVoering van twee
blyspelenDe Moulinards en Eigenzinnig, die
weinig in onzen smaak vielen en ook het publiek
niet bijzonder voldoden. Het eerste is, zoo wij ons
niet vergissen, reeds vroeger onder een anderen titel
op ons tooneol vertoond en als dan volstrekt, bij
gebrek aan iets nieuws, een oud paardje van stal
moest gehaald worden, waren er, dunkt ons, wel
anderon te vinden, die de eer opnieuw vertoond te
worden meer waard waren dan dit.
De vergissing, waarop het stuk rust, is vrij
onwaarschijnlijk en de wijze waarop ten slotte alles
terecht komt vrij gezocht. Er komen enkele aardige
zetten en eenige geestige opmerkingen in voor, maar
verder veel flauwiteiten en over het geheel is het
stuk meer geschikt om kinderen een paar uurtjes
aangenaam bezig te houden dan een beschaafd pu
bliek van volwassenen. Hot 2e bedrijf is nog het
beste en was vrij genietbaar. De beide overigen
onbeduidend en flauw.
De heer D. Haspels speelde uitstekend voor Mou~
linard, doch wij vinden het jammer dat zoo'n
talentvol artist in een aergelyk stuk moet optre
den. Mej. Alida Klein vervulde de rol van Cécile
waarin :voor haar weinig eer viel te behalen. De
hh. Tartaud en Henri de Vries, benevens mevr.
Faassen hadden verder de voornaamste rollen in
handen, die zij zeker goed vervulden, maar het beste
spel is niet ia staat zoo'n stuk te redden.
Het komt ons voor dat de heeren Le Gras en
Haspels stukken als De Moulinards moesten overla-
ton aan gezelschappen van den derden rang. Het
hunne staat te hoog voor dergelijke kluchtspelen.
Het nastukje was al niet veel beter en de voorstelling
kan dus, tot onzen grooten spijt, niet gerekend
worden tot de goed geslaagde.
Koning Leopold van België herdacht gisteren den
dag, waarop hij voor 25 jaren den troon beateeg
Deze gedenkdag ging met geen bijzondere feeste-
lykheden gepaard, omdat, naar men zich zal herinneren
s konings vyf-en-twintig-jarigo regeering in Juli té
gelijk met de herdenking ran België's onafhankelijk,
verklaring werd gevierd.
Naar aanleiding van geruchten omtrent de voor
nemens der Duitsche ryksregeering aangaande de
economische politiek zegt de Norddeutsche Allgemeine
Zeitung met zekerheid te hebben vernomen, dat een
hooggeplaatste staatsambtenaar aan een der voor
naamste landhuishoudkundigen heeft medegedeeld
dat de regeering bepaaldelijk voornemens is, het ta
rief van invoerrecht aan zoodanige herziening te on
derwerpen, dat er over liet algemeen tot het lazer
tarief van voor 1887 wordt teruggekeerd
De Magdeburger Zeitung verklaart, „uit een goede
bron» te kunnen molden, dat het de rogeoring hierbij
bepaaldelijk te doen is om verlaging van invoerrechten
op voortbrengselen van landbouw.
Dj alffe,m.eenf beraadslagingen over de begrootiug
in den Duitschen Rijkedag zijn eergisteren voort-
gezet.
De heer Windtliorst betoogde dat het centrum
alleen zijp. toestemming zou geven tot de strikt
noodige uitgaven, vooral wat betreft het leger en
de marine. Een ingrijpende wijziging van Duitsch-
lauds handelsstelsel achtte Windthorst niet wensche
lijk, want de hooge graanrechten hebben den toe
stand van den landbouw in Duitsckland aanmerkelijk
verbeterd. Evenwel verklaarde de leider van het
centrum geen bezwaar te hebben om met het oog
op Oostenrijk, eenige wijziging te brengen in het
bedrag der invoerrechten. Wat do koloniale poli
tiek betreft, verklaarde de heer Windthorst, dat het
centrum ook nu de koloniale begrooliug zou goed
keuren, omdat men na de groote opofferingen, welke
reeds gebracht waren, nu niet meer kan teruggaan.
De heer Von Benmgsen, de leider der nationaal-
liberalen was met aanwezig en daarom werd het
standpunt van deze partij uiteengezet door den heer
Scipio, wegens zyn voorliefde voor de koloniale po
litiek, in den Rijksdag Scipio Africanus genoemd
Deze afgevaardigde liet zich niet uit over de in
voerrechten, doch bepaalde zich tot de verklaring
dat de nationaal-liberalen voor alle departementen
met dan de strikt noodige uitgaven zullen toestaan.
Na een uitvoerige rede van den liberalen afge
vaardigde uit Danzig, den heer Rickort, teren "de
graanrechten en een kort antwoord van den rijks
kanselier Oapnvi werd het debat verdaagd.
De Luxemburgsche ministers hebben hun porte-
feuiUes tei beschikking gesteld van groothertog
Adolf. Do groothertog weigerde echter het aange
boden ontslag aan te nemen in een zeer waardeerend
schrijven, waarin hij de verdiensten van den heer
Jtyschen en zijn ambtgenooten erkende.
De Italiaansche bladen hebben 't druk over de
vervanging van den Minister van Financiën Gioletti
door Gnmaldi. Deze zaak komt even onverwacht als
ongeschikt juist bij de opening der nieuwe Kamer.
Als oorzaak dezer crisis wordt opgegeven de beper-
king van de begrooting van openbare werken. De
™ennn8r ,Werken Pinali had d°
llre bVJe, "'gemeene bezuinigingen reeds
14.000.000 opgeofferd en nu verlangde Giolitti dat
Fmali ook de laatste 3.000.000 zou laten vallen.
Het laatste gedeelte van de openbare werken waar
voor deze buitengewone uilgaven bestemd'waren
u v -a 6n IlaTm 8t8uniIen "He Ministère
uit het Zuiden, met inbegrip van Crispi, den heer
Finalt toen deze weigerde het verlangen van den
Minister van Financiën in te willigen. Giolitti
moest dus wijkeu en nam zijn ontslag, dal terstond
werd aangenomen. Over het algemeen maakt deze
verandering in het Ministerie van Financiën geen
gunstigen indruk, omdat Grimaldi, onlangs voor -ite
kiezers te Catanzaro verklaarde, dat het financial
evenwicht met hersteld kon worden zonder nieuwe
belastingen. De bladen der regeeringspartij verre
keren echter dat er in dit opzicht geen reden tot
ongerustheid bestaat, daar Grimaldi het beheer ore!
het departement van financiën alleen heeft aanvaard
op voorwaarde, dat hij het program van zijn voor
ganger getrouw zou uitvooren. De organen
oppositie kiezen meest alle partij voor Giolitti maar
zy nemen nog een afwachtende houding aan' daar
de heer Crispi, nu de Kamer weer geopend is, weldra
nadere inlichtingen over zyn financieele plaénen réi
geven. De vrienden van hem beweren, dat de Mi
nister aftrad, omdat, met het oog op de algemeene
verkiezingen, het aanleggen van den spoorweg ren
Nocera naar Cosenza, welke 10.000.000 lire moet
kosten, was beloofd. Dezo som moest hy nu op de
begrootiug brengen, ofschoon aanvankelijk besloten
was, dat by alle departementen alle niet strikt noodire
ui gaven vermeden zouden worden. Als eersteT
volg der verandering wordt verwacht, dat de afge
vaardigden uit het noorden, waar Giolitti zijn meeste
vrienden heeft, zich nu van Crispi zullen afscheiden
terwijl daarentegen door hot optreden van Grimaldi,