Baitenlandscb Overzicht. TOONEBL. Als een bewijs van 's Koning» soherp geheugen kan bet volgende staaltje dienen: Op zekeren dag zag de Koning op de door hem gestichte Roningsschool te Apeldoorn een jongen in een klasse zitten, waarin hij dien scholier het vorig jaar niet gezien had. De jongen was namelijk in een lagere klasse teruggebracht. «Hézei de Koning, waarom zit die jongen nu hier, terwyl hy 't vorige jaar al daar zat?" Het was een jaar geleden, dat de Koning dien jon gen eenmaal gezien had, maar toch bespeurde Z. M. met zijn scherp geheugen onraiddellyk de verplaatsing. Zeer dikwijls bezocht de Koning zijne boerderij en eens, toen hij daar met een vrij groot gevolg inliep, vond hy daar een boer uit Epe, die den Koning ver telde dat hy zooveel van 't vee van Z. M. gehoord had en nu zelf eens wilde komen kijkon. «Dat kan best," anwoordde den Koning goedge mutst en liep zelf met den boer rond, terwijl de heeren van het gevolg achteraan kwamen. Toen de boer alles ter dege gezien en opgenomen had, zonder er zich nog met een woord over uit te laten, vroeg de Koning ten slotte«Hoe vind je nu de beesten?" «Ja, Sire," antwoordde het leuke boertje, zonder eenigen zweem van beschroomdheid, «dat is nu wel mooi vee, en dat hebt u in Engeland misschien duur moeten betalen, maar ik heb toch noch véél mooier vee en dat lang zoo duur niet is, daar kan je op aan, Sire «Wat een lomperdmompelde in 't Fransch een der heeren van het gevolg. Dit fluisterend woord werd echter door den Koning gehoord en zich onmiddellijk tot zijn gevolg wendende, zeide Z. M.«Die man spreekt waarheid tegen my. 'tWare te wenschen dat men dat altijd deed!" Sta ten-Generaal. Tweede Kamer. Zitting van Donderdag 11 Dec. De Kamer heeft de algemeene beraadslaging over de Indische öegrooting ten einde gebracht en daarna 32 art. van de uitgaven in Indië goedgekeurd. Veel nieuws werd er niet te berde gebracht, daar de discussie hoofdzakelijk bestond uit replieken van de verschillende sprekers. Als nieuwe spreker ver dient de aandacht de heer Van Houten, die zijn rode vooral wijdde aan het koffiie-vraagstuk, waaromtrent van hem nog eene motie aanhangig is. Terecht drong hij bij den minister aan op partij-kie zen tusschen de verschillende adviezen, want de heer Mackay had in zijn eerste rede getoond nog zeer te weifelen. De opinies daarover loopen zoo uiteen, meende de Minister; noodzakelijk zyn er nog adviezen en rapporten noodig. Maar intus- schen, als men de zaken zoo haar gang laat gaan, sterft de gouvernemonts-cultuur uit, zonder dat de vrije cultuur daarvoor in de plaats komt. Er moet gehandeld worden, en hoe men over de bijzonder heden moge denken, de hoofdlijn, die men volgen moet, is duidelijk genoeg, betoogde de heer Van Houtenmen moet kiezen tusschen deze twee, of opbeuring der cultuur door verhooging van het plantloon en andere voordeelen, gelijk de commissie wil, of opheffing van het monopolie en uitgifte van gronden in vrije cultuur, in den geest der nog steeds hangende motie-Van Houten. Ten opzichte dezer gewichtige, bijna alle andere zaken in dadelijk ge wicht overtreffende aangelegenheid bleef de Minister het zwakst. De heer Guyot en anderen bleken thans meer vrede te hebben dan vroeger met de blokkade van Atjeh, doch eenstemmig drongen zy aan op eene betere scheepvaartregeling, vooral met het oog op de toekomst. Overigens handhaafde de minister zyn eerste uit latingen, ook wat de opium-regie betreft, waarover hy niet ongunstig denkt. De heor Keuchenius nam weer een groot deel der zitting in beslag om alle sprekers te beantwoordeu, preoies alsof hy nog aan de groene tafel zat. Zyn pogingen om zijn bewind te releveeren faalden echter volkomen. Ook bleef de gewone uitval van den heer Nieuwenhuys op onze koloniale politiek in 't algemeen dit jaar niet achterwege. Practisch nut zien wij daarin niet. De heer Levyssohn Norman stelde by do Afd. Binnonlandsch bestuur een reeks van uitoonloopondo vragen, waarop de Regeering heden by 't voortgezet debat wel zal antwoorden. Vrijdag en Maandag zullen avondzittingen gehou den worden. De hoer mr. G. Wittewaal schrijft in het W. v h. R. over de burgerrechtelijke verhouding van de regeerende Koningin tot haar gemaal, daaraan out* loenen wij het volgende Onze lOjarige Koningin zal, als zij volgens ons aller bede in het leven gespaard blijft, vermoedelijk binnen 10 jaren gehuwd zyn. In mijn opstel over de troonopvolging noemde ik aan het slot de gehuwde regeerende Koningin het hoofd der echtvereeniging. Dat zoude zij m. i. be- hooren te zijn, doch volgens ons bestaande burger- lyk recht werd Haar gemaal het hoofd, torwijl deze daarentegen door zijn huwelyk geeno staatkundige rechten zoude verkrijgen. Men konde vragen of niet, even goed als de weduwe van een koning, de weduwnaar eener konin gin een inkomen uit 's lands kas behoorde te hebben of niet, evenals aan den Prins van Oranje aan den gemaal een zotel in den Raad van State toekwam, of het wenschelijk ware hern een titel en rang te verleenen. Deze en soortgelijke vragen, leidende op het veld der politiek, acht ik mij onbevoegd te beantwoorden, doch onomslootelijk vast staat, dat de koningin, hoeveel rechten haar gemaal ook verleend worden, het eenig hoofd van den staat blijft. Mag men Haar nu in het burgerrechtelijke onder Haar echtgenoot plaatsen Hoe zoude men er vrede bij kunnen hebben dat de Koningin aan haar gemaal gehoorzaamheid verschuldigd ware en verplicht hem te volgendat zij zonder zijn bijstand niets konde goven, vervreemden of verkrijgen, noch in rechten versahijnenbovenal dat de vaderlijke macht door hem werd uitgeoefend -1 Krenkte zulk eene wette lijke verhouding steeds de waardigheid der Koningin de gevolgen zoude gevaarlijk worden, als der Konin gin de ramp mocht treffen, dat haar huwelijk onge lukkig werd. Veel sterker dan bij de voogdij van den minder jarigen Koning is hier eene speciale wetgeving ge- wenscht en ik acht het met het oog op de, reeds tijdens de grondwetsherziening bestaande, omstandig heden eenigszins bevreemdend, dat onze nieuwe grondwet geönerlei bepaling daaromtrent inhoudt. Doch al zwijgt zij, gelukkig is eene speciale regeling daarom nog niet ongrondwettig, j Het zal wel bij niemand opkomen om aan echtgenooten, evenals aan vennooten, gelyke rechten te geven. By zulk eene nauwe verbintenis voor het leven dient er een hoofd te zyn. Men denke slechts aan de opvoeding der kinderen. Door te bepalende Koningin is het hoofd der echtvereeniging, worden de rollen gewisseld. Eene uitzondering zoude ik echter wenschen toe te laten. Aan den gemaal konde namelijk het bestuur en de beschikking over zyn eigen vermogen, en de daar mede samenhangende bevoegheid om zonder bijstand van de Koningin in rechten te verschijnen, gelaten worden. Het eerste gevolg der nieuwe bepaling zoude zijn, dat de Koningin, met een vreemdeling in het huwe lyk tredende, het burgerrechtelijk Nederlanderschap niet verloor, ja zelfs dat haar gemaal het verkreeg. Dit gevolg is het eerste in rang, doch niet in ge wicht. Vooreerst is het hoogst onwaarschijnlijk, dat de vreemdeling voor het aangaan van het huwelijk niet werd genaturaliseerd, en ten tweede zouden de echtgenooten met inachtneming van art. 8 lo. B. W. zich aanstonds met Noderlanders kunnen gelyk stellen. Niet alleen behield de Koningin de volle beschik king over haar oigen vermogen, maar verkreeg boven dien het beheer van de goederen der gemeenschap op den voet, als by art. 179 B. W. omschreven. De kinderen, uit het huwelijk gesproten, zouden haar naam dragen, namelijk prins of prinses der Nederlanden. Het, door al de beschaafde volken gevolgde gebruik om aan de wettige kinderen den naam hun vaders te geven steunt toch alleenlijk op de bepaling dat de man het hoofd der echtvereeni ging is. Omdat de gemaal slechts de tweede plaats innam, zoude ook het stamhuis Oranje-Nassau in hare kinderen voortleven, evenals hot huis Habsburg voort leeft in de nakomelingen van Maria Theresia, De Koningin oefende do ouderlyke macht uit, zoowel ten opzichte van de opvoeding der kinderen als met betrekking tot hot bestuur hunner goedereq. Haar gemaal verkroeg de rechten, die volgens het gemeene recht der moeder gegeven worden. On wenschelijk komt het ray voor, dat deze en andere gevolgen in de speciale wet werden uitge drukt. Zij zoude zich moeten bepalen tot het beginsel en de uitzondering:, terwijl in de Memorie van Toe lichting ter verduidelijking op de voornaamste ge volgen de aandacht konde gevestigd worden. Wilde men al de gevolgen in de wet opsommen, dan zoude men zeker breedsprakig en wellicht toch niet vol ledig worden. Daarenboven zoude men moeten af dalen nu eens tot lachwekkende bijzonderheden tyj voorbeeld het geval voorzien, dat de gemaal een openbare koopman geliefde te wordendan eens tot stuitende onderstellingen bij voorbeeld dat de Konin gin de gemeenschappelijke goederen verkwistte en Haar gemaal scheiding van goederen begeerde. De indiening van dit kleine wetsontwerp konde spoedig geschieden. In ieder geval dient de wet te bestaan voordat er sprake zij van een huwelijk. Eene discussie toch in Kamers en pers over de verhouding der aanstaande echtelieden zoude voor Hen pijn lijk zijn. In de «Vragen des Tyds" van deze maand, wydt mr. T. H. de Moester een uitvoerig artikel aan het wetsontwerp tot herziening der algemeene regèls ten aanzien van de plaatselijke belastingen. «Mijn arme, arme Doortje 1" Met deze woorden sloot Jean Baptist het meisje in zijne armenhij drukte de gebruinde, ingevallen wangen tegen hare lokken, hij streelde en liefkoosde haar; tranen dro pen op haar hoofd. Hij zag niet, dat de meesten verstijfd van schrik om hem heen stonden, dat mevrouw van Barneveld, die reeds onder zijn ver haal in onmacht was gevallen, bewusteloos wegge dragen werd, dat de overste met gebalde vuist, maar machteloos door zijn ziekelijk aangedane ledematen, tegen een muur leunde en met een blik vol haat en spot zijne echtgenoote nastaarde. Hij zag ook George niet, die naast hem stond, gereed om hem te be schermen, wanneer soms iemand de hand naar hem mocht uitsteken. Hij zag alleen zijn kindhij ge voelde alleen de zaligheid, zijn Doortje te hebben gewroken, voor al het onrecht, dat men haar had aangedaan De schemering werd allengs duisternis. De deel nemers aan het oogstfeest verspreidden zich links en rechts. De gasten verdwenen, de een na den ander. De bedienden hadden verachtelijk den neus opgetrokken en waren in huis gegaan. De arbeiders schaamden zich in hun hart over hunne gebieders instinctmatig kozen zij partij voor Jean Baptist, die, onverschillig voor alles om hem heen, de beide handen van het meisje in de zijne hield en haar, met vreugdetranen in de oogen, in het gelaat zag. Slechts de overste stond nog alleen, verlamd en besluiteloos, het hoofd onder het gewicht der schande gebogen en dicht bij hem zat in een hoek een armoedig gekleed man de gelukkige groep met diepe ontroering gade te slaan. Op dit oogenblik voelde Jean Baptist, terwijl hy George een wenk gaf en Doortje bij de hand vatte om haar voort te trekken, don druk van een zware hand op zijn schouder. Hij keek bezorgd op zijde. Jan van Barneveld stond naast hem. Boosaardig rustte zijn blik nu eens op den vagebond, dan weder op het meisje, dat zich met alle kentee- kenen van schrik van hem afkeerde. «Is het waar, wat gij daar gezegd hebt vroeg hy somber, de woorden uitstootend, met de eene hand op. den séhouder van Jean Baptist, terwyl de andere hand den zwaren stok ophief en zijn blik de overste zocht, die nauwelijks meer in de duisternis te her kennen was. Jean Baptist keek hem eerst medelijdend en daarna spottend aan. Hij schudde de hand van zijnen schou der af. «Wind je niet op, jongeheer 1" zeide hij, terwyl by Doortje met bezorgdheid tot zich trok. Het is zoo waar, als het waar is, dat die arme man, die daar eenzaam en verlaten tusschen de stoelen zit, wèl, en de overste van Barneveld niet uw vader is. Maar dat weet gy zelf even goed als ik en de geheele wereld het weet 1 Zie hem aan, den armen, gebogen grijsaard! Hy heeft eens afstand van u gedaan, om u een beter lot te bereiden, dan hij zelf u bieden kon en het heeft hem vaak genoeg moeten berouwen. Men heeft hem steeds van de plaats afgejaagd, als hij, evenals nu, eenmaal per jaar kwam, omdat hij bedelde, zoo het heette. Ja, gebedeld heeft hij bij den voornamen mijnheer, maar alleen om de genade zijn zoon nog eens te mogen wederzien, en daarvoor heeft men hem dan als een schurfltigen hond het hek uitgejaagd. Als gy men- schelyk gevoel in uw hart hebt, jongeheer, üat hem dan nu de vreugde beleven, dat gij hem de hand ten groet toereikt! Zie, hoe smeekend hy uaanziet! Geef hem dat eene, eerste bewijs van liefde! Hy heeft het aan u verdiend 1" Terwijl Jean Baptist sprak, had Jan wezenloos naar den grond gestaard. Hij zag dus niet, dat de overste, ondersteund door een knecht, wiens hulp hy had ingeroepen, den tuin verlaten had. Werktuigelijk sloeg hy eindelijk het oog op naar den ouden man, die de woorden van Jean Baptist mede had aangehoord, die eerbiedig van zijnen stoel was opgestaan ea met de pet in de hand in deemoe dige houding en met een stille bede op het gelaat voor zyn zoon staan bleef. Maar Jan verwaardigde zich niet hem aan te zien. Hij trok den hoed over de oogen, keerde zich zwij gend ora en den stok over den schouder leggend, liep hij de plaats uit en den grooten weg op. Jean Baptist trachtte den pijnlijken indruk door deze ontmoeting tusschen vader en zoon teweeg ge bracht, weg te nemen. Hy sloeg den arm om Doortje'» middel. {Slot volgt.} Een dor hoofddenkbeelden van het ontwerp is, het verleenen aan de gemeenten van ruimere bevoegd heid tot heffing van opcenten op do Ryks direote belastingen, waarmede zal gepaard gaan loslating van de Ryks opcenten, thans op de hoofdsom ge heven, terwijl tevens het bedrag van de hoofdsom der grondbelasting zal worden verminderd tot 5 pCt. van de belastbare opbrengst. De heer De Meester acht het een ernstige scha duwzijde van deze voorstellen, dat de verhooging van de opcenten op den grond maar vooral de overbrenging bij de gemeenten van de opcenten op de patentbelasting ons Rijksbelastingstelsel, nog meer dan nu, zal vastkoppelen aan dat der gemeenten, ten gevolge waarvan een hervorming, althans der Rijks directe belastingen, nog moeilijker en bezwaarlijker zal worden dan zy reeds is. De vermindering van de vaste uitkeering der per soneels belasting van «/6 °P 8/« vnn het tegenwoor dig bedrag vindt bij hem geen bezwaar, al wordt de herziening onzer belastingen daardoor ingewik kelder. Hoogst bedenkelijk acht hij het echter, dat de wijze, waarop die vermindering geregeld wordt, de gemeentebesturen feitelijk zal dwingen 60 opceu'ton op de grondbelasting en 30 opcenten op het patent te gaan heffen, zoodat de band tusschen rijks- en gemeentebelastingen nog veel hechter zal worden. Immers zij stelt niet enkel die verandering' voor, terwijl zy het maximum der uitkoering bepaald wil zien op de helft van hetgeen de gemeente aan op centen op de hoofdsom der personeelo belasting on aan eigen inkomsten of vermogens, verkeeriugs- en bedrijfsbelastingen hoeft ontvangen, doch bovendien stelt zij voor haar te verminderen met do helft van het bodrag, dat de gemeente meer zou hebben ont vangen, zoo op de grondbelasting 60 opconten en op het patent 30 opcenten of wel eene hiermede in opbrengst gelijk staande bedrijfsbelasting werden ge heven. Door dergelijke regeling worden de gemeente raden als 't waro genoodzaakt van de door de wet verleende ruimere bevoegdheid volledig gebruik te maken. Blijkbaar rekent de regeering hier ook op doch in 't vervolg zal iedere Minister, die dezo be lastingen wil herzien, zich moer dan ooit het hoofd hebben te breken met de vraagwat wordt er van de financiën dier gemeente. Toekenning van meer vryheid in de heffing van opcenten op de grondbelasting is uitstekenddoch waarom niet tevens een poging gedaan om den druk dier evenredige overdrachtsrechten op don landbouw te verlichtenwaarom toegestaan het heffen van op centen op do verouderde patentbelasting Bevreemdend acht de heer De Meester het ook dat de Regeering niet allereerst een wetsontwerp tot herziening der personeele belasting indient. Zij erkent de noodzakelijkheid er van, maar toch zyn de door haar voorgestelde wijzigiugen en hare be rekeningen betreffende de gemeentebelastingen, ge vestigd op toestandeu, welke zij zolve verklaart te willen wijzigen. Ook wijst de heer De Meester er op, dat door de voorgestelde regeling de gemeente-opcenten op de rijks directe bolastingon dienst zullen doen als een exceptie tegen wijzigingen van de wetten betreffende die belastingen. Krachtens art. 247 Gemeentewet zyn genu opcenten op de pers. bel. niet geoorloofd tenzij de opcenten op de grondbelasting tot het maximum zijn gebracht en een directo gemeentel, belasting wordt geheven, welko opbrengst gelijk staat met die der te hoffen opcenten op bet personeel. De regeering wil die tweeledige beperking opheffen haar doel hiermede en met de regeling van de uit keering van het personeel is daling mogelijk le maken van de thans door de gemeente geheven hoofdelijke omslagen. Deze zullen echter niet verdwijnen en nu is het to betreuren, dat geen enkele bepaling wordt voorgesteld ora juiste aanslagen in de vermogens- en inkomstenbelastingen te bevorderen. Wil de regee ring do middelen daartoe niet aan de gemeentebesturen verleenen, wil zij b. v. aan de ontvangers der regis tratie niet de verplichting opleggen ambtshalve opgave te doen aan de gemeentebesturen van erfe nissen en legaten, dan stelle zy deze in staat door andere middelen in de behoefte der gemeentekas te voorzien. Verkie3elyk zou het vooral zijn het per soneel geheel aan de gemeente af te staan. Voor 's rijks se a kist zou dan een aequivalent gevonden worden ia een rijksinkomsten belasting, waarop de gemeente desnoods opcenten zou kunnen heffen. Van den genwoordigen Minister is echter een dergelijke hef- n£ verwaohten, en zoolang deze ontbreekt, js et billijk te eischen, dat de wetgever een billijker oeptusing der gemeentelijke heffingen bevordere. aardoor zou het belastbaar inkomen klimmen en 0 Per(j^ntf&ö der heffing kunnen dalen. n Jft is in vele gemeenten hoog noodig. In som- migo heeft men reeds heul gezocht door te breken een zuivere evenredigen aanslag, in enkele heeft Pro£vessie in den aanslag ingevoerd, ykons haar voorstellen vindt de regeering dit #a8° eon gevaarlijk wapen in handen der gemeente- besturen, doch wel wil zij, progressie niet toelatend, een degressie in den percentage toestaan. Met progressie noch degressie is de heer De Meester bijster ingenomentegen de laatste wijze van heffen oppert hij het bezwaar, dat de aanslag het zwaarst wordt geroeid waar de evenredige aanslag begint, dus waar de inkomens ophouden laag te zijn. Het minst willekeurig acht hij het Bentbam-stelsel, waarbij in elke klasse een even groot bedrag onbelast is gelaten. De Begeering wil den gemeenten het recht geven een belasting naar den uiterlijken staat te heffen. verteringsbelasting is zeker bij uitstek geschikt voor plaatselijke belasting, doch haar toe te staan aoht de beer De Meester vrij gewaagd, nu de Kegeering onbeperkte heffing tan opcenten op het personeel wil vergunnen, doch weigert deze rijks- verteringsbelasting aan de gemeenten af te geven. Na vervolgens enkele opmerkingen gemaakt te hebben over de nieuwe lezing, door de Begeerte»- voorgesteld van art. 245 Gemeentewet, komt de heer De Meester tot de bespreking van de nieuwe regeling ten opzichte van de rechten en loonen thans, in art. 254 genoemd. De Begeering wil aan die heffingen het karakter van belastingen, dat zij thans hebben, ontnemen. De raadsbesluiten tot in stelling er van zullen dus niet meer aan 's Konings controle worden onderworpen, doch ter voorkoming van opdryving der tarieven zullen Gedeputeerden die besluiten goedkeuren. In de eerste plaats heeft de heer Do Meester hiertegen een grondwettig bezwaar. De Grondwet bepaalt dat aan de goedkeuring van Godeputeerden zijn onderworpen de besluiten betreffende zoodanige beschikking over gemeente-eigendom of zoodanige andere burgerlijke rechtshandeling als de wet aan- wyst, alsmedo de begrooting. Nu behoort de heffing van retributiën niet tot eenige burgerlyke rechtshandeling en daar de gewone wetgever niet bevoegd is het toezicht van Gedepu teerden uit te breiden buiten de grondwettige grenzen acht de heer De Meestor deze regeling on<*egrond- wettig. lu de tweede plaats noemt hij ze gewaagd, wijl ze te veel vrijheid geeft aan de autonomie der ge meenten. Misbruiken zyn te vreezeu, wanneer in plaats van in eon dringend voorschrift der wet, voor taan in toezicht van een hooger gezag de waarborg zal moeten wordeu gevonden togen eenzijdige op drijving van de tarieven der rechten en loonen. In plaats van de schrapping van de beperkende bepa ling van art. 264, zou de heer De Meester wenschen een verbeterde redactie, die aan de thans geopperde bezwaren te gemoot komt. Met enkele opmerkingen over eenige bepalingen van meer ondergeschikt belang besluit de heer De Meestor zyn uitvoerige beschouwing. Do tooneelvoorstelling van het Rotterdamsch Ge zelschap, onder directie der hh. Le Gras en Haspels, bestond gisterenavond uit de opVoering van twee blyspelenDe Moulinards en Eigenzinnig, die weinig in onzen smaak vielen en ook het publiek niet bijzonder voldoden. Het eerste is, zoo wij ons niet vergissen, reeds vroeger onder een anderen titel op ons tooneol vertoond en als dan volstrekt, bij gebrek aan iets nieuws, een oud paardje van stal moest gehaald worden, waren er, dunkt ons, wel anderon te vinden, die de eer opnieuw vertoond te worden meer waard waren dan dit. De vergissing, waarop het stuk rust, is vrij onwaarschijnlijk en de wijze waarop ten slotte alles terecht komt vrij gezocht. Er komen enkele aardige zetten en eenige geestige opmerkingen in voor, maar verder veel flauwiteiten en over het geheel is het stuk meer geschikt om kinderen een paar uurtjes aangenaam bezig te houden dan een beschaafd pu bliek van volwassenen. Hot 2e bedrijf is nog het beste en was vrij genietbaar. De beide overigen onbeduidend en flauw. De heer D. Haspels speelde uitstekend voor Mou~ linard, doch wij vinden het jammer dat zoo'n talentvol artist in een aergelyk stuk moet optre den. Mej. Alida Klein vervulde de rol van Cécile waarin :voor haar weinig eer viel te behalen. De hh. Tartaud en Henri de Vries, benevens mevr. Faassen hadden verder de voornaamste rollen in handen, die zij zeker goed vervulden, maar het beste spel is niet ia staat zoo'n stuk te redden. Het komt ons voor dat de heeren Le Gras en Haspels stukken als De Moulinards moesten overla- ton aan gezelschappen van den derden rang. Het hunne staat te hoog voor dergelijke kluchtspelen. Het nastukje was al niet veel beter en de voorstelling kan dus, tot onzen grooten spijt, niet gerekend worden tot de goed geslaagde. Koning Leopold van België herdacht gisteren den dag, waarop hij voor 25 jaren den troon beateeg Deze gedenkdag ging met geen bijzondere feeste- lykheden gepaard, omdat, naar men zich zal herinneren s konings vyf-en-twintig-jarigo regeering in Juli té gelijk met de herdenking ran België's onafhankelijk, verklaring werd gevierd. Naar aanleiding van geruchten omtrent de voor nemens der Duitsche ryksregeering aangaande de economische politiek zegt de Norddeutsche Allgemeine Zeitung met zekerheid te hebben vernomen, dat een hooggeplaatste staatsambtenaar aan een der voor naamste landhuishoudkundigen heeft medegedeeld dat de regeering bepaaldelijk voornemens is, het ta rief van invoerrecht aan zoodanige herziening te on derwerpen, dat er over liet algemeen tot het lazer tarief van voor 1887 wordt teruggekeerd De Magdeburger Zeitung verklaart, „uit een goede bron» te kunnen molden, dat het de rogeoring hierbij bepaaldelijk te doen is om verlaging van invoerrechten op voortbrengselen van landbouw. Dj alffe,m.eenf beraadslagingen over de begrootiug in den Duitschen Rijkedag zijn eergisteren voort- gezet. De heer Windtliorst betoogde dat het centrum alleen zijp. toestemming zou geven tot de strikt noodige uitgaven, vooral wat betreft het leger en de marine. Een ingrijpende wijziging van Duitsch- lauds handelsstelsel achtte Windthorst niet wensche lijk, want de hooge graanrechten hebben den toe stand van den landbouw in Duitsckland aanmerkelijk verbeterd. Evenwel verklaarde de leider van het centrum geen bezwaar te hebben om met het oog op Oostenrijk, eenige wijziging te brengen in het bedrag der invoerrechten. Wat do koloniale poli tiek betreft, verklaarde de heer Windthorst, dat het centrum ook nu de koloniale begrooliug zou goed keuren, omdat men na de groote opofferingen, welke reeds gebracht waren, nu niet meer kan teruggaan. De heer Von Benmgsen, de leider der nationaal- liberalen was met aanwezig en daarom werd het standpunt van deze partij uiteengezet door den heer Scipio, wegens zyn voorliefde voor de koloniale po litiek, in den Rijksdag Scipio Africanus genoemd Deze afgevaardigde liet zich niet uit over de in voerrechten, doch bepaalde zich tot de verklaring dat de nationaal-liberalen voor alle departementen met dan de strikt noodige uitgaven zullen toestaan. Na een uitvoerige rede van den liberalen afge vaardigde uit Danzig, den heer Rickort, teren "de graanrechten en een kort antwoord van den rijks kanselier Oapnvi werd het debat verdaagd. De Luxemburgsche ministers hebben hun porte- feuiUes tei beschikking gesteld van groothertog Adolf. Do groothertog weigerde echter het aange boden ontslag aan te nemen in een zeer waardeerend schrijven, waarin hij de verdiensten van den heer Jtyschen en zijn ambtgenooten erkende. De Italiaansche bladen hebben 't druk over de vervanging van den Minister van Financiën Gioletti door Gnmaldi. Deze zaak komt even onverwacht als ongeschikt juist bij de opening der nieuwe Kamer. Als oorzaak dezer crisis wordt opgegeven de beper- king van de begrooting van openbare werken. De ™ennn8r ,Werken Pinali had d° llre bVJe, "'gemeene bezuinigingen reeds 14.000.000 opgeofferd en nu verlangde Giolitti dat Fmali ook de laatste 3.000.000 zou laten vallen. Het laatste gedeelte van de openbare werken waar voor deze buitengewone uilgaven bestemd'waren u v -a 6n IlaTm 8t8uniIen "He Ministère uit het Zuiden, met inbegrip van Crispi, den heer Finalt toen deze weigerde het verlangen van den Minister van Financiën in te willigen. Giolitti moest dus wijkeu en nam zijn ontslag, dal terstond werd aangenomen. Over het algemeen maakt deze verandering in het Ministerie van Financiën geen gunstigen indruk, omdat Grimaldi, onlangs voor -ite kiezers te Catanzaro verklaarde, dat het financial evenwicht met hersteld kon worden zonder nieuwe belastingen. De bladen der regeeringspartij verre keren echter dat er in dit opzicht geen reden tot ongerustheid bestaat, daar Grimaldi het beheer ore! het departement van financiën alleen heeft aanvaard op voorwaarde, dat hij het program van zijn voor ganger getrouw zou uitvooren. De organen oppositie kiezen meest alle partij voor Giolitti maar zy nemen nog een afwachtende houding aan' daar de heer Crispi, nu de Kamer weer geopend is, weldra nadere inlichtingen over zyn financieele plaénen réi geven. De vrienden van hem beweren, dat de Mi nister aftrad, omdat, met het oog op de algemeene verkiezingen, het aanleggen van den spoorweg ren Nocera naar Cosenza, welke 10.000.000 lire moet kosten, was beloofd. Dezo som moest hy nu op de begrootiug brengen, ofschoon aanvankelijk besloten was, dat by alle departementen alle niet strikt noodire ui gaven vermeden zouden worden. Als eersteT volg der verandering wordt verwacht, dat de afge vaardigden uit het noorden, waar Giolitti zijn meeste vrienden heeft, zich nu van Crispi zullen afscheiden terwijl daarentegen door hot optreden van Grimaldi,

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1890 | | pagina 2