Buitenlanüscfi Overzicht.
m LOUIS ERNEST MEISS011ER.
INGEZONDEN.
dagen in dienst, zich schuldig maakte aan desertie,
en wel onder de volgende omstandigheden:
De persoon van Y., te Dodewaard woonachtig,
begaf zich naar de garnizoensplaats Nijmegen en liet
zich daar voor genoemd korps, het wapen zyner
keuze, aanwerven. Aangezien V. lezen noch schrijven
kon, werden hem, na geneeskundig geschikt bevonden
te zijn, terwijl ook zyne papieren in orde waren, in
byzijn van twee getuigen door een bevoegden werver,
die volgens de voorschriften op de werving daartoo
gerechtigd is, de krijgsartikelen voorgelozen, en na
dat die werver en de beide getuigen de stukken
hadden geteekend, was V. volgens de bestaande be
palingen, soldaat; hij werd door den garnizoens
commandant te Nijmegen voorloopig aangenomen, en
met reiswijzer en daggeld naar Utrecht gedirigeerd.
Toen V. aldaar aankwam, werd hij aah de gebrui
kelijke geneeskundige herkeuring onderworpen en
weder goedgekeurd. De korpscommandant bekrach
tigde het voorloopig accoord en hy werd bij een der
compagnieën ingedeeld.
De eerste indrukken, die de jonge soldaat van
den militairen dienst ontving, waren, zoo het schynt
niet gunstig; hij verliet heimelijk de kazerne en
begaf zich weder naar Dodewaard. Hy vatte zyn
oude handwerk weder op, en liet zyne ouders in
den waan, dat hij weder van den dienst vrij was.
De jeugdige soldaat werd echter al spoedig bij
het korps als vermist gemeld! en een der signale-
mentstaten, die voor de opspmïng van deserteurs,
onverwijld, ook naar de laatst bekende verblijfplaats
worden toegezonden, was oorzaak dat hij des mor
gens in de vroegte door een veldwachter aan zyn
huis werd aangehoudon en naar Utrecht overgebracht
en daar uit de gehouden informatiën voldoende
bleek, dat V. het plan had om, wederrechtelijk,
's lands dienst voor goed te verlaten, werd hij, ter
zake van genoemd feit, naar Arnhem overgebracht,
om voor den bygsraad te recht te staan. 4
Vrijdag omstreeks kwart over achten brak in het
eafé van het drijvende badhuis op den fiuiten-Amstel
onder Nieuwer-Amstel, een felle brand uit. Hoewel
kot gebouw door het ijs moeilijk te bereiken was,
nam de politie terstond maatregelen om te redden
wat te redden viel en deed met de brandmeesters
een brandspuit op de pont plaatsen, wat met zeer
veel moeite en gevaar gepaard ging, te meer daar
het vaartuig voor zulk een gewicht niet was inge
richt. Toch slaagde men er in het gebouw te na
deren, dat iutusschen spoedig aan alle kanten in brand
stond. De hoogopgaande vlammen vonden voedsel
genoeg en leverden, wegens den zwaren mist en de
weerspiegeling op het ijs en in het water een phan-
tastisch gezicht.
Hoewel herhaaldelijk uit het publiek aanmaningeu
klonken om terug te keeren, bleef men blusschen
co slaagde er in kamertjes te behouden. Na drie
kwartier, toen het café tot de waterlijn was afgebrand
minderde de gloedtoch duurde het nog eenige
uren eer de brand ge ecl gebluscht was. De schade
is aanzienlijk, cc slechts ten deele door verzekering
gedekt. Yan den vrij kostbaren inventaris is natuurlijk
ciets gered. Juist den volgenden dag zou een groote
verbouwing worden opgeleverd j waarvoor de aanne
mer niet verzekerd was. Daar na 2 uur niemand in
het gebouw is geweest, moet het vuur lang gesmeuld
^ebbenof vonken uit het fornuis, dan wel onvoor
zichtig der te *yf uur vertrokken werklieden oorzaak
is, weet men niet.
In een Zaterdagmiddag te Enschede gehouden so
cialisten-vergadering, waar F. Domela Nieuwenhuis
het onderwerp achturige arbeidsdag" behandelde en
die door den burgemeester en een talryk publiek
werd bijgewoond, werd eene motie van ongevoer den
navolgenden inhoud aangenomen «De vergadering
overwegende, dat de Minister van binnenl. zaken en
de volksvertegenwoordiging verklaard heeft, dat de
burgemeester van Enschede het recht heeft de men-
schen dood te laten schieten; overwegende dat tij
dons de laatste werkstaking die burgemeester van
dat recht geen gebruik heeft gemaakt, besluit dien
burgemeester daarvoor haren dank te betuigen
In alle afdeelingen van de Eerste Kamer besprak
men by d3 Begrooting van Suriname bet beleid van
den Gouverneur van West-Indië in verband met de
verantwoordelijkheid van den minister van koloniën.
Slechts eenige leden achtten de grieven tegen den
gouverneur te berde gebracht zeer overdreven en
konden zich met de houding der Koloniale Staten
niet vereeliigen.
De rnelste leden gevoelden na al hetgeen over
deze aangelegenheid in den laatsten tijd elders en
ook in dele Kamer is gezegd, weinig opgewektheid
om opnieuw daarover in breedvoerige beschouwingen
te treden.
Yeel girar men dan ook met stilzwijgen voorbij,
al was nied onopgemerkt gebleven, dat meer dan
één belangrijk, punt, waarop in de audcre Kamer de
beer Smidt <fe aandacht gevestigd had, door de
regeering onbeantwoord was gebleven.
Eenige leden stonden echter korielijk stil by wat
de minister zeidk ten aanzien van den toestand in
Britoch-Guyana. Maar, waar de regeering het wen-
schelijk acht, leering te trekken uit hetgeen Enge
land i i een geval als waarin men in Suriname ver-
keort, verricht, gelieve zij zich te herinneren wat
Engeland pleegt te doen ten opzichto van gouver
neurs, die aan de bevolking niet sympathetisch zijn.
Men wees er op dat ernstige feiten door de be
raadslaging in de andere Kamer in oen nader en,
treurig liebt zijn gesteld.
Hoe men de zaak ook keere of wende, de toestand
is onhoudbaar. De houding van den gouverneur is
incorrectdie der Koloniale Staten verdedigde men
niet, maar merkte op, dat zij aau niemand verant
woordelijk zijn dan aan hunne kiezers, voor een
deel dus ook aan den gouverneur, zoodat het ver
wijt tegen de Staten in zooverre op bem zolven zou
terugvallen.
Naar veler inzicht is het na al het gebeurde eene
psychologische onmogelijkheid, dat er tuischen dezen
gouverneur en de Koloniale Stalen ooit eene vrucht
bare samenwerking ontsta. Men zag niet voorbij,
dat het vraagstuk voor de regeering moeielijk en
toeder is. Maar 's lands belang vordert dringend,
dat door haar spoedig maatregelen genomen of voor
stellen gedaan worden om aan den onhoud baren toe
stand een einde te maken.
Enkele leden ondersteunden bet denkbeeld om eenon
commissaris naar Paramaribo te zenden tot het hou
den eener enquête, doch de meerderheid stelde de
bezwaren in het licht, uit een wettelijk en practiscb
oogpunt aan eene dergelijke zending verbonden en
wenschte alleen op spoedig en krachtig handelen aau
te dringen, de keuze der middelen aan do regeering
en te barer verantwoording overlatende.
Ten slotte kwam met een woord ter sprake een
adres dezer dagen tot de leden der Eerste Kamer
gerioht, waarin vertrouwen in het beheer en het
regeeringsbeleid van den gouverneur werdt uitge
sproken. Aangezien evenwel dat adres uitsluitend
geloof vraagt op gezag, zonder ook maar een enkel
argument bjj te brengen tot staving van hetgeen
daarin beweerd wordt, of tot weerlegging van hetgeen
elders is aangevoerd, scheen het er weinig op aan
gelegd om de aandacht te boeien.
Omtrent de ramp van een stoomschip der Chi»
neesche Scheepvaart-Maatschappy, de Shanghaiwor
den de volgende bijzonderheden medegedeeld. Het
schip kwam van Shanghai en arriveerde op Kerst
dag vroeg in den inorgon te Chingkiang. Eenige
aren later vertrok het weder, aan boord hebbende
400 Chineezen en een blanken passagier, den heer
Kniffler. Kort daarna bemerkte men rook, welke
uit het achterruim opsteeg, waar behalve andere
lading, een groote hoeveelheid katoen was gestuwd.
De tweede stuurman Nicholson liet onmiddollyk de
brandspuitou werken.
Plotseling echter barsten do luiken, waarschijnlijk
doorgebrand los, een dikke zwarte rook steeg uit
het ruim op en'noodzaakte do roatrozeu om de pom
pen te verlaten. De Chineezen aan boord werden
door een panischen schrik aangegrepen eu verpor-
zaakten groote verwarring daar zij, overal heen lie
pen om een veilige plaats te bereiken, 't geen echter
niet gelukto. Zoodra kapitein Martin zag, dat alle
hoop om de vlammen te beteugelen moest worden
opgegeven, liet hy hot schip op den oever dor rivier
loopen on wol met zoo een vaart dat de boeg recht
op de oever kwam. Qnder gewone omstandigheden
zou dit eeu gunstige gelegenheid zijn geweest om
het schip te verlaten, maar het schip stond een
kwartier nadat alarm was gemaakt, van den spiegel
tot den achtersteven in brand de onthutste Chi
neezen waren daarbjj in massa's opgepakt in de
doorgangen zoodat men er niet door kon.
Menigeen sprong overboord en verdronkanderen
verbrandden levend. Eindelijk slaagde het scheeps
volk er in om op vasten wal te komen, waarby kapi
tein Martin en een van do loodsen de laatsten waren
die het schip verlieten. Kniffler waadde door het
water, maar zoodra hy die oever betrad, werd hij
door de dorpelingen omsingeld, die hem aanvielen
en van zyn kleederen trachtten te'berooven. De
Chineesche passagiers, die den oever bereikten wer
den eveneens aangevalleneeu Chineesche manda
rijn-kanonneerboot en een stoomsloep die in de na-
byhoid waren deden niet de minste moeite om bij
stand te verloenen, maar het volk van die schepeo
hield zich bezig om de voorwerpen die van het bran
dende schip afdreven, op te visschen. Vijf en zeven
tig lyken spoelden aan en zestien lijken werden later
opgedregd. Velen waren verbrand en in 't geheel
hebben ongeveer drie honderd menschen het leven
by deze ramp verloren.
Het Sociaal Weekblad bevat het volgende onder
den titel «Een Legende:"
Het was ver van hier, en het is vele jaren geleden,
dat er reisde door bet land een moedor met haar
ook hem te machtig.
Ik heb niets meer te zeggen, hernam de oude
Lorin. Bid voor uwe moeder en gedraag n als een
man, zooals het betaamt. Dat is jé plicht. En dan,
mijn jongen, denk dat er hier nog een familie en
vrienden zijn, twee oude lui, die je liefhebben als een
vader en eene moeder, Pierrille, en aan wier haard
altijd een plaats voor je is, als voor een kind uit
het huis.
O, riep Pierrille, wel moogt ge mij beklagen en
mij liefhebben, want ik lijd veelen ik heb gedaan
wat ik kon, om haar to behouden.
Pascal en zyn neef gjingen dien dag met opzet uit
om Pierrille op de hoeVa te laten met Millette, die
er uitstekend slag van had wonden te heelen.
De arme jongen bleef stil zitten en liet haar praten,
maar de woorden van het meisje deden hem een
deel van zijn smart vergeten, en als hij naar haar
hoorde, betrapte hij zich er op, slechts aan zyn ver
loofde te denken, en hare woorden te volgen, onbe
wust, zooals een blad den stroom volgt, waardoor
het meegesleept wordt.
Zij waren in de keuken gaan zitten, bij den haard;
tegen den schoorsteenmantel geleund, de armen over
de borst gekruisd, droef voor zich starend, volgde
Pierrille met zijne gedachten dit lieve, goede kind,
thans het eenige wat hij nog lief had op do wereld.
{Wordt vervolgd
Bij ods heerscht nog dat gevoel van onderwerping,
dat aan het noodlot gelooft en dat de armen over
de borst doet kruisen bij de slagen van het ongeluk.
Meer spraken zij niet, tot aan La Qneyrie. Toen zij
aan het pad by de hoeven waren zeide Pierrille
Nn ga ik smart brengen in die woning, waar
tot nog toe slechts vreugde heeft geheerscht
Pascal en Millette hadden den hoefslag der paarden
gehoord en kwamen reeds aanloopen. Toen Millette
haar verloofde zag, en opmerkte hoe bleek hij was,
en hoe afgemat, hoe zijn oogen rood waren en hoe
zijn ingevallen wangen, kon zij een kreet van schrik
niot weerhouden. Zij snelde hem tegemoet en riep
bewogen
Mijn God, Pierrille, wat ia er
Moeder ia dood, Millette, antwoordde de
jonge man.
Zij zuchtte smartelijk en bleef van aehrik staan.
Arme jongen! zeide Pascal en aloot Pierrille
in zijn armen. Het was of alle rijf de aanwezigen
dienzelfden schok roeidener heerschte een sombere,
droeve stilte, als die des doods.
Millette was Pierrille genaderd en had zijn hand ge
grepen, terwijl hij zijn hoofd aan vader Lorias borst
verborg. Achter hen ombelsden Placide en de goede
Catisson elkaar; de oude vrouw suikte en de jonge
man keek met een droerigen blik naar de verloofde
van zijn zuster.
Eindelijk maakte Pierrille zich los uit de omarmin
gen van Pascal en Millette, en zeide met een stem,
die hij vergeefs poogde rastheid bij te zetfen
Vergeef me, goede mensehen, dat ik tranen en
verdriet bij u kom brengen. Maar ik weet dat ge van
mij houdt en dat ge ook van haar hielden.....
het is toch mijn schuld niet. O God! o God!
Jongen, zeide Pascal ernstig. Het is hooger wil.
Er zijn oogenblikken, dat je .daarvoor moet buigen.
Het is een beproeving.
Arme moeder! snikte de ongelukkige.
Ja, vervolgde de oude Lorin. Zjj Was good en
gjj hieldt van haar. Zjj was uwe vreugde en gij waart
haar trots. Gij hadt haar wel altijd bij n willen
houden. Maar God heeft het niet gewild. Wat zal ik
je zeggen. Luister eens, mijn arme jongen. Wel
twintig jaar geleden had ik een zoon, en ik hield van
hem, als gij van je moeder. Hij was nog geen vijf
jaar ond en hij lachte, kende ons allen en praatte.
Ween niet viouw; de jongen ta dood. Wij hebben
gezegd, met een gewond hartMijn God uw wit
geschiedde. En kijk, jongen, in plaats van één
heeft Hij ons twee kinderen gegeven. Haar staan ze
Pierrille.
Wat God doet, dat is welgedaan. Na het lijden
geeft hij troost en balsem voor de wonde.
He grijsasrd zweeg. Pierrille zag hem met betraande
oogen aan, en zeide
8preek, mijnheer Lorin, vertel verder, uwe woor
den doen me zoo goed.
He beide vrouwen weendeö. Pierrille beet op zijn
knevel en stampte met den voet. He aandoening werd
kind, Een breede stoet van dienaren vergezelde ze. i
Het koninkljjk hermelijn golfde om haar schouderen, i
Baar was een vriendelijke, minzame trek op beider
aangezichten waar zjj dan opk kwamen, wapper
den de vlaggen en klonken de zilvertonen der muziek
in het helderste der ontluikende lente.
r Het waren twee vorstinnen, die daar trokken door
haar land. Be eene was een nog jeudige vrouw in
den bloeitijd van het leven de andere was een kind,
dat kort geleden nog huppelen mocht door de gangen.
Maar van het oogenblik af, dat haar vader was uit
gedragen Uit zijn oud, wit paleis, was zij merkbaar
veranderd. Een te vroege ernst sprak uit haar trekken.
Nu waren zij op reis door het land, waar de
vreugdeklanken trilden door de lucht. En telkens
als de bonte scharen bet «Hoerahl" en het /,Lang
zal zij leven deden dreunen langs straten en grach
ten, eo telkens als de hoofden van het bestuur bogen
voor baar beiden en iets stamelden van «Koningin",
dau week de nog zachte trek op het gelaat der
jongste. Mot iedere nieuwe vleierij ging reohter
staan dat hoofd, en bij iedere nieuwe, nog weer
mooiere eeropoort klopte trotscher dat vatbare hart.
Zoo was men onwotens misschien, maar zeker
bezig, het kinderlijke te dooden in het kind, en
daarmede al wat lief eu eenvoudig, jong en aanval
lig is. -1
Maar er was eene, die waakte over dat karakter
die, ton spijt van velen misschien, eenvoud had ge
kozen tot haar devieshet was de oudere koningin.
Zjj zag de verandering bij haar dochter, en kende
de reden daarvan maar al te goed. Bjj een volk,
dat oprecht lief heeft, of ook wel blindelings volgt,
behoort zijn vorstin veel moed te bezitten, om goed,
om zicbzelve te blijven. Be oudste dor beidon be
greep, dat ook de taak van haar kind geweldig zwaar
zou zijn. En 's avonds, als de feesten waren geëin
digd en de duizend lichten gedoofd, wanneer alleen
nan het blauwe gewelf de fakkels der eeuwigheid
nog brandden, dan trok niet de vorstin, maar de
moeder het kind tot zich, en drong het om het te
bidden, '/.ij geloofde, dat het altijd goed is, een
kind te laten bidden.
Maar voor de kleine, in wier hoofd nog spookten
al de dingen van aardsche pracht, die nog hoorde
de muziek en de vleitaal, die nog zag het vuurwerk
en do gasttafels -voor haar klonk het zoo vreemd,
ootmoedig te knielen voor eon koning. Zijzelve was
immers vorstin. Honderdmalen was het haar ge
zegd, en maar al to gretig luisterdo haar oor daar
naar. En mot de opwelling van het jonge, snel
kloppende hart, met de drift van hot rijke, zoo
benjjde leven, klonk het onverwachts Maar moeder,
ben ikzelf dau geen koningin
En als zjj dat boorde, nam de moeder het kopje
op haar schoot en sprak ontroerd«Ja kind, dat
zijt ge. Maar iedere vrouw kan zijn een konin
gin. Alleen de grootheid van het hart stompelt
heden tot een majesteit. Geen geld, maar een warm
gemoed doet heden een volk voor u buigen. Hen
eersten dag, waarop de natie zal merken, dat uw hart
heeft opgehouden voor haar te kloppen, zal zij do
eerepoorton afbreken, waardoor gij heden zijt bin
nengehaald. Heb lief als mensch, als vrouw vooral.
Be tijden vragen liefde, geen macht. Er is een
nood, die jaagt door de hutten uwer onderdanen.
Ga daarheen en koester en verwarm, als ge groot
znlt zyn. Be vrouw en de koningin beiden wacht
een grootsche taak. Kind, mijn kind, kind van mijn
tweede vaderland, nw werk, wanneer het goed is,
zul vruchten dragen. Nog trilt er bij het volk een
edel gevoel eu dank voor de daden van uw voor
geslacht. Schud wakker den leeuw, die dommelt
niet met het zwaard, want de tjjden van oorlog zijn
voorbijmaar met uw zachte hand. Vrijheid voor
allen, mjjn dochter, vergeet het niet, zij is de eisch.
Sla een brug over al de ondiepten van het altijd
woelende volksleven, en trek allen tot u, als de zon
de bloemen en het onkruid op het veld. Ja zeker,
gij zjjt koningin maar er is er één, die staat boven
ons allen. Beze heeft geen paleis en geen troon,
maar overal behoort hij te heerschen, en niet het
minst waar rjjkdom is en geluk. Baig uw kopje,
kind, voor die grootheid, voor wie allen menschen
zijn.»
Baar klonk een kinderlijke snik door de stilte
van het vertrek, en zacht vroeg de kleine«Wie,
wie is dat dan?"
«Wie dat is? Vraag het de sneeuwvlok of den
rozenknop, ze weten het niet. Hjj heet plicht, lieve
meid. Plicht heet de koning der koningen. Ge
hoorzaam hem, als ge straks zult moeten kiezen.
Als de strijd der hartstochten binnen in u begint,
als de wereld rondom u baar dreigende stemmen
hoeren laat,, volg dan de stem van de plicht. Beugd
eenvoud, liefde, vljjt, buig voor hen u neder. Bat
zijn de namen van de majesteit, die staat ook boven
n. Zij vraagt naar werkon en denken en leeren.
Bat alleen is leven, zooals het behoort."
Het scheen, of er veel dooreenwarreldo in dat
hoofdje. Werken en denken en leerengeen feesten
en muziek, en geen een rustige ademhaling
bewees, dat natuur om haar rechten was gekomen.
Een liefdevolle kus drukte de voratin-moeder op het
nog reine voorhoofd harer dochter.
Be twee koninginnen reisden verder, en iederen
dag herhaalden zich de tooneelen, als hierboven
omschreven.
Be kleine ^groeide op, en het besluit der
legende kan ik niet mededeelenwant een 9tuk van
het papier, juist waar dit op stond, was er afge
scheurd. Laat ons evenwel aannemen, dat de zorg
der moeder en het ontwakend plichtsbesef der jonge
vorstin haar hebben gevormd tot eon goede, edele
vrouw.
Nadat koning Leopold van België zich bereid had
veRklaard de vertegenwoordigers der werkliedenpartij
te ontvangen, begaven zich drie leden der socialisti
sche werkliedenpartij, waaronder het lid van den
gemeenteraad Delporto, naar het koninklijk palijs.
De koning onderhield zicli drie kwartier met de ge
machtigden en vroeg uitvoerige inlichtingen over deu
toestand dor werklieden en de klachten, waartoe deze
aanleiding geeft. Ten slotte verklaarde de koning,
dat hij als constutioneol vorst op eigen gezag niets
kon doen om de grieven te verhelpen, maar hij ver
zekerde, dat hij zijn invloed ten behoeve van de
werklieden zou aanwendou.
De Franscbe Minister van Fiuanciën heeft met de
commissie voor de Bank wet oen conferentie gehad.
Bouvier verklaarde zich tegen een uitgebreid onder
zoek gelijk de radicalen verlangen, omdat dit on-
noodig is en de beslissing slechts zou vertragen.
De Minister verwachte van de directie geen grootero
concessies ten voordeelo van den Staat, omdat de bank
niet afhankelijk is van het octrooi en ook als pri
vate bank zeer goede zaken kan maken. Meer dan
het verleden van de winst boven 5 pet, zou de
directie tocb, volgens den heer Rouvier, niet toestaan.
De budgetcommiesie uit don Duitschen Rijksdag
heeft op do oorlogsbegrooting belangrijke posten
gesclirupt of verminderd, voor den bouw van kazernen
4e Metz, Stettin, Marienwerder on Saarburg, zoomede
voor andere gebouwen ten dienste van het leger.
Op de 10 millioen voor artillerje-aanschaffing werd
éen millioen geschrapt.
De luit.-géneraal graaf Vou Schlieffen is dofinitief
benoemd tot chef van den generalen staf.
Het mijnwerkers-comité te Bochum heeft eene
oproeping gedaan, waarbij alle mijnwerkers in Duitsch-
land worden uitgenoodigd, ieder in hunnen kring
eenige gemachtigden te benoemen tot het houden
eener algeraeene vergadering op 15 dezer te Bo
chum. Het comité verklaart, dat de werktijd kan
en moet worden ingekort, dat de loonen nog te
laag zijn, en er dus dient te worden beslist hoe de
mijnwerkers hunne onbetwistbare rechten dienaan
gaande kunnen doen geldon Het comité hoopt der
halve op algemeene deelneming aan rle bijeenkomst,
in het vertrouwen dat, ook wanneer er door dezen
nieuwen stap ten slotte niets wordt verkregen, men
toch mot voldoening zal kunnen verklaren, weder
vastberaden en moedig voor de noodlijdende broe
deren te zijn opgekomen.
De republikein8che beweging in Portugal 9chijut
geheel bedwongen te zijn. Na de inhechtenisneming
van de deelnemers aan hot pronunciamiento te
Oporto, hebben zich noch te Oporto noch in 'een der
andere steden van het koninkrijk verdere revolution-
naire bewegingen vertoond. Evenwel is het nog niet
volkomen opgehelderd, in hoever de Spaansche re
publikeinen deel hebben gehad aan do beweging.
In Spanje zyn trouwens de republikeinen tegen
woordig evenmin rustig. De onlangs gehouden Ka
merverkiezingen hebben in enkole steden nog een
naspel, het ergste te Barcelona, waar den inwoners
reeds groote last is bezorgd. In deze stad namelyk
traden in den verkiezingsstrijd als tegenstanders op
de republikeinsche leider Salmeron en de regeerings-
oandidaat Pnig. De heer Pnig werd door het stem
bureau voor gekozen verklaard, maar nu beweren de
republikeinen, dat inderdaad Salmeron de meerderheid
heeft behaald. Volgens hen verkreeg Salmeron 5320
en Puig 2875 stemmen, terwijl volgons de officieele
opgaven Salmeron 5320 en Puig 5875 stemmen op
zich vereenigde.
Vandaar groote beweging onder de republikeinen
te Barcelona. Er werden betoogingen gehouden in
de straten, welke tot ernstige ongeregeldheden aan
leiding gaven en adressen werden gezonden naar do
koningin-regentes, waarin de republikeinsche kiezers
klaagden over den gouverneur, aan wien zij de on-
juisto opgaven over den uitslag der stemming wy ten.
Na de eerste opstootjes in de straten worden de sol
daten in de kazernes geconsigneerd, maar tot dusver t
behoefde zij geen diensten te bewijzen. Evenwel
houdt de spanning aan, zoodat de regeering nog niet
volkomen gereed is.
Bovendien beginnen ook de republikeinen te Madrid
zich te roeren. Salmeron is van Barcelona uaar de
hoofdstad vertrokken, waar zijn aanhangers zich ge
reed maken hem op luisterrijke wyze te ontvangeu.
De regeering heeft toestemming verleend tot het
houden van een optocht en de republikeinsche leiders
hebben een manifest uitgevaardigd, waarby zy al
hun aanhangers tot deolneming aan de ontvangst
van Salmeron oproepen.
De regeering heeft zich bereid verklaard een onder
zoek in te stellen. Volgens de ministerieele bladen
beeft de regeering niet de minste reden waarom zij
Salmeron als lid der Kamer zou willen weren, van
daar, dat de republikeinsche leider terstond als lid
tjer kamer zal worden toegelaten, zoodra het blijkt
dat de opgaven onjuist zijn geweest.
Het is echter te hopen, dat intusschen de betoo
gingen der republikeinen te Madrid geen aanleiding
gullen geven tot ernstige ongeregeldheden.
De Luxemburgsche Kamer heeft, na een week
beraadslaagd te hebben, de begrooting voor 1891
goedgekeurd. De inkomsten, die door do regeering
werden beraamd op 10,009,400 francs, werden met
9000 francs verminderd, terwijl de Kamer daaren
tegen de uitgaven van 7,541,841 tot 9,119,110 francs,
dus met 1,577,269 fr. verhoogde. Het overschot
Van 2,445,000 fr. dat men verwachtte, is daardoor
tot 880,000 fr. verminderd.
Tot de uitgaven, die de Kamer goedkeurde,
behoorde ook een post van 32,000 fr. welke de re
geering aanvroeg tot het aanleggen van een schilde
rijen-galerij, bestaande uit de afbeeldingen vau de
(eden van het Huis van Oranjo, die in Luxemburg
Regeerden. De regeering achtte dit een plicht van
dankbaarheid, welke op het groothertogdom rustte,
i De Constitueerende Raad in het kanton Tessin
fceeft het eerste artikel van het ontwerp tot wijzi
ging der kantonnale grondwet aan de commissie van
rapporteurs teruggezonden, wegens verschil van go-
voelen omtrent de invoering van eeu proportioneel
stelsel bij de verkiezingen voor de volksvertegen
woordiging. Een gedeelte van den Raad wilde in
ide grondwet doeu bepalen, welk stelsel daartoe zou
worden gevolgd een ander gedeelte achtte het beter,
slechts in het algemeen te spreken van een pro
portioneel stelsel en alsdan het stelsel te regelen
bij eene afzonderlijke wet, die, zoo noodig, gemak
kelijker kan worden gewijzigd dan de grondwet.
Daaromtrent wordt nu nader rapport ingewacht.
Over de vraag, of in de grondwet zal worden
bepaald dat de gemeentelijke verkieziugen insgelijks
naar een proportioneel stelsel moeten plaats hebben,
i is men het ook nog niet oens kunnen worden.
Mei8sonnier is dood, evenals zoo vele edele
talentvolle mannen en toch maakte zijn afsterven een
diepen indruk, omdat hij tot de eenige behoorde
die onder al de excentrieke vlagen, welke in de
laatste tijden de kunst beroerden, getrouw bleef aan
zijne overtuiging dat kunst hare idealen moest viuden
niet buiten de natuur, maar in de natuur zelfen
die overtuiging stond bij hem zoo vast, dat hij zelfs
de geringste onderdeelen in zijne veelbestudeerde
onderwerpen nauwgjwet behandelde, zoodat die onder
deelen daarin altijd aan integreerend deel uitmaken
van het geheel, en dat was de oorzaak dat zijne
werken impressie maakten zonder dat hy impres
sionist was.
By de Nederlanders vooral moest er een zekere
sympathie bestaan voor den man die zoo volledig
dft oud-Nederlandsche Schilderschool bestudeerde en
eene speciale studie maakte van die afdeeling in het
Museum de Louvre.
Zijne onderwerpen, meestal genre-stukken bewogen
zich in het huiselijk en dagelijksch leven, kalm,
ernstig en toch vol humqr. Nimmer werd door
hem noch de Ethische, noch de Comische richting
gevolgd, maar al zyne stukken dragen de stempel
van een zachten gemoedstoestand en zyn vol fijne en
verrassende waarnemingen.
Voelde hy zich in zyne kunstrichting bijzonder
aangetrokken door die 17de eeuwsche Nederlandsche
kunst, bovenal waren Ostade, Jan Steen en Troost
zijne idealen en de Fransche kunstcritici noemde
hem wel eens de Jan Steen der 19de eeuw, en toch
was hy in opvatting van zijn onderwerpen geheel
verschillend.
Een zijner eerstelingen was de «Schaakpartij" en
of men nu later de sohilder in zijn atolier, de rooker
of de luitspeler, de schilderijen-liefhebber, de hoef
smid, de ruiter voor de herberg of andere eenvou
dige onderwerpen zag, het waren allen indrukwek*
kende phototypen die door Meissonnier geest en
leven hadden gekregen.
Op het gebied van paarden was hij eenig, zoodat
Duhousset, die ons ehne belangrijke beschrijving van