Buitenlanüscfi Overzicht. m LOUIS ERNEST MEISS011ER. INGEZONDEN. dagen in dienst, zich schuldig maakte aan desertie, en wel onder de volgende omstandigheden: De persoon van Y., te Dodewaard woonachtig, begaf zich naar de garnizoensplaats Nijmegen en liet zich daar voor genoemd korps, het wapen zyner keuze, aanwerven. Aangezien V. lezen noch schrijven kon, werden hem, na geneeskundig geschikt bevonden te zijn, terwijl ook zyne papieren in orde waren, in byzijn van twee getuigen door een bevoegden werver, die volgens de voorschriften op de werving daartoo gerechtigd is, de krijgsartikelen voorgelozen, en na dat die werver en de beide getuigen de stukken hadden geteekend, was V. volgens de bestaande be palingen, soldaat; hij werd door den garnizoens commandant te Nijmegen voorloopig aangenomen, en met reiswijzer en daggeld naar Utrecht gedirigeerd. Toen V. aldaar aankwam, werd hij aah de gebrui kelijke geneeskundige herkeuring onderworpen en weder goedgekeurd. De korpscommandant bekrach tigde het voorloopig accoord en hy werd bij een der compagnieën ingedeeld. De eerste indrukken, die de jonge soldaat van den militairen dienst ontving, waren, zoo het schynt niet gunstig; hij verliet heimelijk de kazerne en begaf zich weder naar Dodewaard. Hy vatte zyn oude handwerk weder op, en liet zyne ouders in den waan, dat hij weder van den dienst vrij was. De jeugdige soldaat werd echter al spoedig bij het korps als vermist gemeld! en een der signale- mentstaten, die voor de opspmïng van deserteurs, onverwijld, ook naar de laatst bekende verblijfplaats worden toegezonden, was oorzaak dat hij des mor gens in de vroegte door een veldwachter aan zyn huis werd aangehoudon en naar Utrecht overgebracht en daar uit de gehouden informatiën voldoende bleek, dat V. het plan had om, wederrechtelijk, 's lands dienst voor goed te verlaten, werd hij, ter zake van genoemd feit, naar Arnhem overgebracht, om voor den bygsraad te recht te staan. 4 Vrijdag omstreeks kwart over achten brak in het eafé van het drijvende badhuis op den fiuiten-Amstel onder Nieuwer-Amstel, een felle brand uit. Hoewel kot gebouw door het ijs moeilijk te bereiken was, nam de politie terstond maatregelen om te redden wat te redden viel en deed met de brandmeesters een brandspuit op de pont plaatsen, wat met zeer veel moeite en gevaar gepaard ging, te meer daar het vaartuig voor zulk een gewicht niet was inge richt. Toch slaagde men er in het gebouw te na deren, dat iutusschen spoedig aan alle kanten in brand stond. De hoogopgaande vlammen vonden voedsel genoeg en leverden, wegens den zwaren mist en de weerspiegeling op het ijs en in het water een phan- tastisch gezicht. Hoewel herhaaldelijk uit het publiek aanmaningeu klonken om terug te keeren, bleef men blusschen co slaagde er in kamertjes te behouden. Na drie kwartier, toen het café tot de waterlijn was afgebrand minderde de gloedtoch duurde het nog eenige uren eer de brand ge ecl gebluscht was. De schade is aanzienlijk, cc slechts ten deele door verzekering gedekt. Yan den vrij kostbaren inventaris is natuurlijk ciets gered. Juist den volgenden dag zou een groote verbouwing worden opgeleverd j waarvoor de aanne mer niet verzekerd was. Daar na 2 uur niemand in het gebouw is geweest, moet het vuur lang gesmeuld ^ebbenof vonken uit het fornuis, dan wel onvoor zichtig der te *yf uur vertrokken werklieden oorzaak is, weet men niet. In een Zaterdagmiddag te Enschede gehouden so cialisten-vergadering, waar F. Domela Nieuwenhuis het onderwerp achturige arbeidsdag" behandelde en die door den burgemeester en een talryk publiek werd bijgewoond, werd eene motie van ongevoer den navolgenden inhoud aangenomen «De vergadering overwegende, dat de Minister van binnenl. zaken en de volksvertegenwoordiging verklaard heeft, dat de burgemeester van Enschede het recht heeft de men- schen dood te laten schieten; overwegende dat tij dons de laatste werkstaking die burgemeester van dat recht geen gebruik heeft gemaakt, besluit dien burgemeester daarvoor haren dank te betuigen In alle afdeelingen van de Eerste Kamer besprak men by d3 Begrooting van Suriname bet beleid van den Gouverneur van West-Indië in verband met de verantwoordelijkheid van den minister van koloniën. Slechts eenige leden achtten de grieven tegen den gouverneur te berde gebracht zeer overdreven en konden zich met de houding der Koloniale Staten niet vereeliigen. De rnelste leden gevoelden na al hetgeen over deze aangelegenheid in den laatsten tijd elders en ook in dele Kamer is gezegd, weinig opgewektheid om opnieuw daarover in breedvoerige beschouwingen te treden. Yeel girar men dan ook met stilzwijgen voorbij, al was nied onopgemerkt gebleven, dat meer dan één belangrijk, punt, waarop in de audcre Kamer de beer Smidt <fe aandacht gevestigd had, door de regeering onbeantwoord was gebleven. Eenige leden stonden echter korielijk stil by wat de minister zeidk ten aanzien van den toestand in Britoch-Guyana. Maar, waar de regeering het wen- schelijk acht, leering te trekken uit hetgeen Enge land i i een geval als waarin men in Suriname ver- keort, verricht, gelieve zij zich te herinneren wat Engeland pleegt te doen ten opzichto van gouver neurs, die aan de bevolking niet sympathetisch zijn. Men wees er op dat ernstige feiten door de be raadslaging in de andere Kamer in oen nader en, treurig liebt zijn gesteld. Hoe men de zaak ook keere of wende, de toestand is onhoudbaar. De houding van den gouverneur is incorrectdie der Koloniale Staten verdedigde men niet, maar merkte op, dat zij aau niemand verant woordelijk zijn dan aan hunne kiezers, voor een deel dus ook aan den gouverneur, zoodat het ver wijt tegen de Staten in zooverre op bem zolven zou terugvallen. Naar veler inzicht is het na al het gebeurde eene psychologische onmogelijkheid, dat er tuischen dezen gouverneur en de Koloniale Stalen ooit eene vrucht bare samenwerking ontsta. Men zag niet voorbij, dat het vraagstuk voor de regeering moeielijk en toeder is. Maar 's lands belang vordert dringend, dat door haar spoedig maatregelen genomen of voor stellen gedaan worden om aan den onhoud baren toe stand een einde te maken. Enkele leden ondersteunden bet denkbeeld om eenon commissaris naar Paramaribo te zenden tot het hou den eener enquête, doch de meerderheid stelde de bezwaren in het licht, uit een wettelijk en practiscb oogpunt aan eene dergelijke zending verbonden en wenschte alleen op spoedig en krachtig handelen aau te dringen, de keuze der middelen aan do regeering en te barer verantwoording overlatende. Ten slotte kwam met een woord ter sprake een adres dezer dagen tot de leden der Eerste Kamer gerioht, waarin vertrouwen in het beheer en het regeeringsbeleid van den gouverneur werdt uitge sproken. Aangezien evenwel dat adres uitsluitend geloof vraagt op gezag, zonder ook maar een enkel argument bjj te brengen tot staving van hetgeen daarin beweerd wordt, of tot weerlegging van hetgeen elders is aangevoerd, scheen het er weinig op aan gelegd om de aandacht te boeien. Omtrent de ramp van een stoomschip der Chi» neesche Scheepvaart-Maatschappy, de Shanghaiwor den de volgende bijzonderheden medegedeeld. Het schip kwam van Shanghai en arriveerde op Kerst dag vroeg in den inorgon te Chingkiang. Eenige aren later vertrok het weder, aan boord hebbende 400 Chineezen en een blanken passagier, den heer Kniffler. Kort daarna bemerkte men rook, welke uit het achterruim opsteeg, waar behalve andere lading, een groote hoeveelheid katoen was gestuwd. De tweede stuurman Nicholson liet onmiddollyk de brandspuitou werken. Plotseling echter barsten do luiken, waarschijnlijk doorgebrand los, een dikke zwarte rook steeg uit het ruim op en'noodzaakte do roatrozeu om de pom pen te verlaten. De Chineezen aan boord werden door een panischen schrik aangegrepen eu verpor- zaakten groote verwarring daar zij, overal heen lie pen om een veilige plaats te bereiken, 't geen echter niet gelukto. Zoodra kapitein Martin zag, dat alle hoop om de vlammen te beteugelen moest worden opgegeven, liet hy hot schip op den oever dor rivier loopen on wol met zoo een vaart dat de boeg recht op de oever kwam. Qnder gewone omstandigheden zou dit eeu gunstige gelegenheid zijn geweest om het schip te verlaten, maar het schip stond een kwartier nadat alarm was gemaakt, van den spiegel tot den achtersteven in brand de onthutste Chi neezen waren daarbjj in massa's opgepakt in de doorgangen zoodat men er niet door kon. Menigeen sprong overboord en verdronkanderen verbrandden levend. Eindelijk slaagde het scheeps volk er in om op vasten wal te komen, waarby kapi tein Martin en een van do loodsen de laatsten waren die het schip verlieten. Kniffler waadde door het water, maar zoodra hy die oever betrad, werd hij door de dorpelingen omsingeld, die hem aanvielen en van zyn kleederen trachtten te'berooven. De Chineesche passagiers, die den oever bereikten wer den eveneens aangevalleneeu Chineesche manda rijn-kanonneerboot en een stoomsloep die in de na- byhoid waren deden niet de minste moeite om bij stand te verloenen, maar het volk van die schepeo hield zich bezig om de voorwerpen die van het bran dende schip afdreven, op te visschen. Vijf en zeven tig lyken spoelden aan en zestien lijken werden later opgedregd. Velen waren verbrand en in 't geheel hebben ongeveer drie honderd menschen het leven by deze ramp verloren. Het Sociaal Weekblad bevat het volgende onder den titel «Een Legende:" Het was ver van hier, en het is vele jaren geleden, dat er reisde door bet land een moedor met haar ook hem te machtig. Ik heb niets meer te zeggen, hernam de oude Lorin. Bid voor uwe moeder en gedraag n als een man, zooals het betaamt. Dat is jé plicht. En dan, mijn jongen, denk dat er hier nog een familie en vrienden zijn, twee oude lui, die je liefhebben als een vader en eene moeder, Pierrille, en aan wier haard altijd een plaats voor je is, als voor een kind uit het huis. O, riep Pierrille, wel moogt ge mij beklagen en mij liefhebben, want ik lijd veelen ik heb gedaan wat ik kon, om haar to behouden. Pascal en zyn neef gjingen dien dag met opzet uit om Pierrille op de hoeVa te laten met Millette, die er uitstekend slag van had wonden te heelen. De arme jongen bleef stil zitten en liet haar praten, maar de woorden van het meisje deden hem een deel van zijn smart vergeten, en als hij naar haar hoorde, betrapte hij zich er op, slechts aan zyn ver loofde te denken, en hare woorden te volgen, onbe wust, zooals een blad den stroom volgt, waardoor het meegesleept wordt. Zij waren in de keuken gaan zitten, bij den haard; tegen den schoorsteenmantel geleund, de armen over de borst gekruisd, droef voor zich starend, volgde Pierrille met zijne gedachten dit lieve, goede kind, thans het eenige wat hij nog lief had op do wereld. {Wordt vervolgd Bij ods heerscht nog dat gevoel van onderwerping, dat aan het noodlot gelooft en dat de armen over de borst doet kruisen bij de slagen van het ongeluk. Meer spraken zij niet, tot aan La Qneyrie. Toen zij aan het pad by de hoeven waren zeide Pierrille Nn ga ik smart brengen in die woning, waar tot nog toe slechts vreugde heeft geheerscht Pascal en Millette hadden den hoefslag der paarden gehoord en kwamen reeds aanloopen. Toen Millette haar verloofde zag, en opmerkte hoe bleek hij was, en hoe afgemat, hoe zijn oogen rood waren en hoe zijn ingevallen wangen, kon zij een kreet van schrik niot weerhouden. Zij snelde hem tegemoet en riep bewogen Mijn God, Pierrille, wat ia er Moeder ia dood, Millette, antwoordde de jonge man. Zij zuchtte smartelijk en bleef van aehrik staan. Arme jongen! zeide Pascal en aloot Pierrille in zijn armen. Het was of alle rijf de aanwezigen dienzelfden schok roeidener heerschte een sombere, droeve stilte, als die des doods. Millette was Pierrille genaderd en had zijn hand ge grepen, terwijl hij zijn hoofd aan vader Lorias borst verborg. Achter hen ombelsden Placide en de goede Catisson elkaar; de oude vrouw suikte en de jonge man keek met een droerigen blik naar de verloofde van zijn zuster. Eindelijk maakte Pierrille zich los uit de omarmin gen van Pascal en Millette, en zeide met een stem, die hij vergeefs poogde rastheid bij te zetfen Vergeef me, goede mensehen, dat ik tranen en verdriet bij u kom brengen. Maar ik weet dat ge van mij houdt en dat ge ook van haar hielden..... het is toch mijn schuld niet. O God! o God! Jongen, zeide Pascal ernstig. Het is hooger wil. Er zijn oogenblikken, dat je .daarvoor moet buigen. Het is een beproeving. Arme moeder! snikte de ongelukkige. Ja, vervolgde de oude Lorin. Zjj Was good en gjj hieldt van haar. Zjj was uwe vreugde en gij waart haar trots. Gij hadt haar wel altijd bij n willen houden. Maar God heeft het niet gewild. Wat zal ik je zeggen. Luister eens, mijn arme jongen. Wel twintig jaar geleden had ik een zoon, en ik hield van hem, als gij van je moeder. Hij was nog geen vijf jaar ond en hij lachte, kende ons allen en praatte. Ween niet viouw; de jongen ta dood. Wij hebben gezegd, met een gewond hartMijn God uw wit geschiedde. En kijk, jongen, in plaats van één heeft Hij ons twee kinderen gegeven. Haar staan ze Pierrille. Wat God doet, dat is welgedaan. Na het lijden geeft hij troost en balsem voor de wonde. He grijsasrd zweeg. Pierrille zag hem met betraande oogen aan, en zeide 8preek, mijnheer Lorin, vertel verder, uwe woor den doen me zoo goed. He beide vrouwen weendeö. Pierrille beet op zijn knevel en stampte met den voet. He aandoening werd kind, Een breede stoet van dienaren vergezelde ze. i Het koninkljjk hermelijn golfde om haar schouderen, i Baar was een vriendelijke, minzame trek op beider aangezichten waar zjj dan opk kwamen, wapper den de vlaggen en klonken de zilvertonen der muziek in het helderste der ontluikende lente. r Het waren twee vorstinnen, die daar trokken door haar land. Be eene was een nog jeudige vrouw in den bloeitijd van het leven de andere was een kind, dat kort geleden nog huppelen mocht door de gangen. Maar van het oogenblik af, dat haar vader was uit gedragen Uit zijn oud, wit paleis, was zij merkbaar veranderd. Een te vroege ernst sprak uit haar trekken. Nu waren zij op reis door het land, waar de vreugdeklanken trilden door de lucht. En telkens als de bonte scharen bet «Hoerahl" en het /,Lang zal zij leven deden dreunen langs straten en grach ten, eo telkens als de hoofden van het bestuur bogen voor baar beiden en iets stamelden van «Koningin", dau week de nog zachte trek op het gelaat der jongste. Mot iedere nieuwe vleierij ging reohter staan dat hoofd, en bij iedere nieuwe, nog weer mooiere eeropoort klopte trotscher dat vatbare hart. Zoo was men onwotens misschien, maar zeker bezig, het kinderlijke te dooden in het kind, en daarmede al wat lief eu eenvoudig, jong en aanval lig is. -1 Maar er was eene, die waakte over dat karakter die, ton spijt van velen misschien, eenvoud had ge kozen tot haar devieshet was de oudere koningin. Zjj zag de verandering bij haar dochter, en kende de reden daarvan maar al te goed. Bjj een volk, dat oprecht lief heeft, of ook wel blindelings volgt, behoort zijn vorstin veel moed te bezitten, om goed, om zicbzelve te blijven. Be oudste dor beidon be greep, dat ook de taak van haar kind geweldig zwaar zou zijn. En 's avonds, als de feesten waren geëin digd en de duizend lichten gedoofd, wanneer alleen nan het blauwe gewelf de fakkels der eeuwigheid nog brandden, dan trok niet de vorstin, maar de moeder het kind tot zich, en drong het om het te bidden, '/.ij geloofde, dat het altijd goed is, een kind te laten bidden. Maar voor de kleine, in wier hoofd nog spookten al de dingen van aardsche pracht, die nog hoorde de muziek en de vleitaal, die nog zag het vuurwerk en do gasttafels -voor haar klonk het zoo vreemd, ootmoedig te knielen voor eon koning. Zijzelve was immers vorstin. Honderdmalen was het haar ge zegd, en maar al to gretig luisterdo haar oor daar naar. En mot de opwelling van het jonge, snel kloppende hart, met de drift van hot rijke, zoo benjjde leven, klonk het onverwachts Maar moeder, ben ikzelf dau geen koningin En als zjj dat boorde, nam de moeder het kopje op haar schoot en sprak ontroerd«Ja kind, dat zijt ge. Maar iedere vrouw kan zijn een konin gin. Alleen de grootheid van het hart stompelt heden tot een majesteit. Geen geld, maar een warm gemoed doet heden een volk voor u buigen. Hen eersten dag, waarop de natie zal merken, dat uw hart heeft opgehouden voor haar te kloppen, zal zij do eerepoorton afbreken, waardoor gij heden zijt bin nengehaald. Heb lief als mensch, als vrouw vooral. Be tijden vragen liefde, geen macht. Er is een nood, die jaagt door de hutten uwer onderdanen. Ga daarheen en koester en verwarm, als ge groot znlt zyn. Be vrouw en de koningin beiden wacht een grootsche taak. Kind, mijn kind, kind van mijn tweede vaderland, nw werk, wanneer het goed is, zul vruchten dragen. Nog trilt er bij het volk een edel gevoel eu dank voor de daden van uw voor geslacht. Schud wakker den leeuw, die dommelt niet met het zwaard, want de tjjden van oorlog zijn voorbijmaar met uw zachte hand. Vrijheid voor allen, mjjn dochter, vergeet het niet, zij is de eisch. Sla een brug over al de ondiepten van het altijd woelende volksleven, en trek allen tot u, als de zon de bloemen en het onkruid op het veld. Ja zeker, gij zjjt koningin maar er is er één, die staat boven ons allen. Beze heeft geen paleis en geen troon, maar overal behoort hij te heerschen, en niet het minst waar rjjkdom is en geluk. Baig uw kopje, kind, voor die grootheid, voor wie allen menschen zijn.» Baar klonk een kinderlijke snik door de stilte van het vertrek, en zacht vroeg de kleine«Wie, wie is dat dan?" «Wie dat is? Vraag het de sneeuwvlok of den rozenknop, ze weten het niet. Hjj heet plicht, lieve meid. Plicht heet de koning der koningen. Ge hoorzaam hem, als ge straks zult moeten kiezen. Als de strijd der hartstochten binnen in u begint, als de wereld rondom u baar dreigende stemmen hoeren laat,, volg dan de stem van de plicht. Beugd eenvoud, liefde, vljjt, buig voor hen u neder. Bat zijn de namen van de majesteit, die staat ook boven n. Zij vraagt naar werkon en denken en leeren. Bat alleen is leven, zooals het behoort." Het scheen, of er veel dooreenwarreldo in dat hoofdje. Werken en denken en leerengeen feesten en muziek, en geen een rustige ademhaling bewees, dat natuur om haar rechten was gekomen. Een liefdevolle kus drukte de voratin-moeder op het nog reine voorhoofd harer dochter. Be twee koninginnen reisden verder, en iederen dag herhaalden zich de tooneelen, als hierboven omschreven. Be kleine ^groeide op, en het besluit der legende kan ik niet mededeelenwant een 9tuk van het papier, juist waar dit op stond, was er afge scheurd. Laat ons evenwel aannemen, dat de zorg der moeder en het ontwakend plichtsbesef der jonge vorstin haar hebben gevormd tot eon goede, edele vrouw. Nadat koning Leopold van België zich bereid had veRklaard de vertegenwoordigers der werkliedenpartij te ontvangen, begaven zich drie leden der socialisti sche werkliedenpartij, waaronder het lid van den gemeenteraad Delporto, naar het koninklijk palijs. De koning onderhield zicli drie kwartier met de ge machtigden en vroeg uitvoerige inlichtingen over deu toestand dor werklieden en de klachten, waartoe deze aanleiding geeft. Ten slotte verklaarde de koning, dat hij als constutioneol vorst op eigen gezag niets kon doen om de grieven te verhelpen, maar hij ver zekerde, dat hij zijn invloed ten behoeve van de werklieden zou aanwendou. De Franscbe Minister van Fiuanciën heeft met de commissie voor de Bank wet oen conferentie gehad. Bouvier verklaarde zich tegen een uitgebreid onder zoek gelijk de radicalen verlangen, omdat dit on- noodig is en de beslissing slechts zou vertragen. De Minister verwachte van de directie geen grootero concessies ten voordeelo van den Staat, omdat de bank niet afhankelijk is van het octrooi en ook als pri vate bank zeer goede zaken kan maken. Meer dan het verleden van de winst boven 5 pet, zou de directie tocb, volgens den heer Rouvier, niet toestaan. De budgetcommiesie uit don Duitschen Rijksdag heeft op do oorlogsbegrooting belangrijke posten gesclirupt of verminderd, voor den bouw van kazernen 4e Metz, Stettin, Marienwerder on Saarburg, zoomede voor andere gebouwen ten dienste van het leger. Op de 10 millioen voor artillerje-aanschaffing werd éen millioen geschrapt. De luit.-géneraal graaf Vou Schlieffen is dofinitief benoemd tot chef van den generalen staf. Het mijnwerkers-comité te Bochum heeft eene oproeping gedaan, waarbij alle mijnwerkers in Duitsch- land worden uitgenoodigd, ieder in hunnen kring eenige gemachtigden te benoemen tot het houden eener algeraeene vergadering op 15 dezer te Bo chum. Het comité verklaart, dat de werktijd kan en moet worden ingekort, dat de loonen nog te laag zijn, en er dus dient te worden beslist hoe de mijnwerkers hunne onbetwistbare rechten dienaan gaande kunnen doen geldon Het comité hoopt der halve op algemeene deelneming aan rle bijeenkomst, in het vertrouwen dat, ook wanneer er door dezen nieuwen stap ten slotte niets wordt verkregen, men toch mot voldoening zal kunnen verklaren, weder vastberaden en moedig voor de noodlijdende broe deren te zijn opgekomen. De republikein8che beweging in Portugal 9chijut geheel bedwongen te zijn. Na de inhechtenisneming van de deelnemers aan hot pronunciamiento te Oporto, hebben zich noch te Oporto noch in 'een der andere steden van het koninkrijk verdere revolution- naire bewegingen vertoond. Evenwel is het nog niet volkomen opgehelderd, in hoever de Spaansche re publikeinen deel hebben gehad aan do beweging. In Spanje zyn trouwens de republikeinen tegen woordig evenmin rustig. De onlangs gehouden Ka merverkiezingen hebben in enkole steden nog een naspel, het ergste te Barcelona, waar den inwoners reeds groote last is bezorgd. In deze stad namelyk traden in den verkiezingsstrijd als tegenstanders op de republikeinsche leider Salmeron en de regeerings- oandidaat Pnig. De heer Pnig werd door het stem bureau voor gekozen verklaard, maar nu beweren de republikeinen, dat inderdaad Salmeron de meerderheid heeft behaald. Volgens hen verkreeg Salmeron 5320 en Puig 2875 stemmen, terwijl volgons de officieele opgaven Salmeron 5320 en Puig 5875 stemmen op zich vereenigde. Vandaar groote beweging onder de republikeinen te Barcelona. Er werden betoogingen gehouden in de straten, welke tot ernstige ongeregeldheden aan leiding gaven en adressen werden gezonden naar do koningin-regentes, waarin de republikeinsche kiezers klaagden over den gouverneur, aan wien zij de on- juisto opgaven over den uitslag der stemming wy ten. Na de eerste opstootjes in de straten worden de sol daten in de kazernes geconsigneerd, maar tot dusver t behoefde zij geen diensten te bewijzen. Evenwel houdt de spanning aan, zoodat de regeering nog niet volkomen gereed is. Bovendien beginnen ook de republikeinen te Madrid zich te roeren. Salmeron is van Barcelona uaar de hoofdstad vertrokken, waar zijn aanhangers zich ge reed maken hem op luisterrijke wyze te ontvangeu. De regeering heeft toestemming verleend tot het houden van een optocht en de republikeinsche leiders hebben een manifest uitgevaardigd, waarby zy al hun aanhangers tot deolneming aan de ontvangst van Salmeron oproepen. De regeering heeft zich bereid verklaard een onder zoek in te stellen. Volgens de ministerieele bladen beeft de regeering niet de minste reden waarom zij Salmeron als lid der Kamer zou willen weren, van daar, dat de republikeinsche leider terstond als lid tjer kamer zal worden toegelaten, zoodra het blijkt dat de opgaven onjuist zijn geweest. Het is echter te hopen, dat intusschen de betoo gingen der republikeinen te Madrid geen aanleiding gullen geven tot ernstige ongeregeldheden. De Luxemburgsche Kamer heeft, na een week beraadslaagd te hebben, de begrooting voor 1891 goedgekeurd. De inkomsten, die door do regeering werden beraamd op 10,009,400 francs, werden met 9000 francs verminderd, terwijl de Kamer daaren tegen de uitgaven van 7,541,841 tot 9,119,110 francs, dus met 1,577,269 fr. verhoogde. Het overschot Van 2,445,000 fr. dat men verwachtte, is daardoor tot 880,000 fr. verminderd. Tot de uitgaven, die de Kamer goedkeurde, behoorde ook een post van 32,000 fr. welke de re geering aanvroeg tot het aanleggen van een schilde rijen-galerij, bestaande uit de afbeeldingen vau de (eden van het Huis van Oranjo, die in Luxemburg Regeerden. De regeering achtte dit een plicht van dankbaarheid, welke op het groothertogdom rustte, i De Constitueerende Raad in het kanton Tessin fceeft het eerste artikel van het ontwerp tot wijzi ging der kantonnale grondwet aan de commissie van rapporteurs teruggezonden, wegens verschil van go- voelen omtrent de invoering van eeu proportioneel stelsel bij de verkiezingen voor de volksvertegen woordiging. Een gedeelte van den Raad wilde in ide grondwet doeu bepalen, welk stelsel daartoe zou worden gevolgd een ander gedeelte achtte het beter, slechts in het algemeen te spreken van een pro portioneel stelsel en alsdan het stelsel te regelen bij eene afzonderlijke wet, die, zoo noodig, gemak kelijker kan worden gewijzigd dan de grondwet. Daaromtrent wordt nu nader rapport ingewacht. Over de vraag, of in de grondwet zal worden bepaald dat de gemeentelijke verkieziugen insgelijks naar een proportioneel stelsel moeten plaats hebben, i is men het ook nog niet oens kunnen worden. Mei8sonnier is dood, evenals zoo vele edele talentvolle mannen en toch maakte zijn afsterven een diepen indruk, omdat hij tot de eenige behoorde die onder al de excentrieke vlagen, welke in de laatste tijden de kunst beroerden, getrouw bleef aan zijne overtuiging dat kunst hare idealen moest viuden niet buiten de natuur, maar in de natuur zelfen die overtuiging stond bij hem zoo vast, dat hij zelfs de geringste onderdeelen in zijne veelbestudeerde onderwerpen nauwgjwet behandelde, zoodat die onder deelen daarin altijd aan integreerend deel uitmaken van het geheel, en dat was de oorzaak dat zijne werken impressie maakten zonder dat hy impres sionist was. By de Nederlanders vooral moest er een zekere sympathie bestaan voor den man die zoo volledig dft oud-Nederlandsche Schilderschool bestudeerde en eene speciale studie maakte van die afdeeling in het Museum de Louvre. Zijne onderwerpen, meestal genre-stukken bewogen zich in het huiselijk en dagelijksch leven, kalm, ernstig en toch vol humqr. Nimmer werd door hem noch de Ethische, noch de Comische richting gevolgd, maar al zyne stukken dragen de stempel van een zachten gemoedstoestand en zyn vol fijne en verrassende waarnemingen. Voelde hy zich in zyne kunstrichting bijzonder aangetrokken door die 17de eeuwsche Nederlandsche kunst, bovenal waren Ostade, Jan Steen en Troost zijne idealen en de Fransche kunstcritici noemde hem wel eens de Jan Steen der 19de eeuw, en toch was hy in opvatting van zijn onderwerpen geheel verschillend. Een zijner eerstelingen was de «Schaakpartij" en of men nu later de sohilder in zijn atolier, de rooker of de luitspeler, de schilderijen-liefhebber, de hoef smid, de ruiter voor de herberg of andere eenvou dige onderwerpen zag, het waren allen indrukwek* kende phototypen die door Meissonnier geest en leven hadden gekregen. Op het gebied van paarden was hij eenig, zoodat Duhousset, die ons ehne belangrijke beschrijving van

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1891 | | pagina 2