Baitenlandscb Overzicht.
~HËT~VIJFTIG-JARIG BESTAAN
Het IsraClietisch Oude Mannen-en Vrouweuhuls
te GOUDA
°p *8^
ZONDAG IS FEBRUARI ml
Tan nit de straat door middel Tan daartoe dien
stige openijgen bereikbaar ia. Om den kabel
door die tunnel te halen, is het noodig er een
metaaldraad in te leggen tenfyl de tunnel ge
maakt wordt, of, 2ooals meer algemeen geschiedt,
er een metaaldraad door te schuiven door mid
del van aan elkander geschroefde lange staven,
waaraan de draad wordt vastgehecht een nogal
tqdroovend werk.
By dit gedeelte nu van het werk wordt de
hond gebruikt. De opzichter van bovengenoemde
maatschappij heeft een schrander diertje, dat hij
er op heeft afgericht door de tunnels te loopen.
Aan den halsband van den hond wordt een lang
touw vastgemaakt, en d|b vliegt hij de tunnel in
als een fret in een konijnenhol. Als hij aan de
andere zyde van de tunnel is, wordt het touw van
den halsband losgemaakt, en met dat touw trekt
men den draad door de tunnel, welke draad op
Eyne beurt weer dienen moet om op overeenkomsti
ge wijze den kabel te leggen. Zoo wordt er veel
tijd bespaard.
De eigenaar van dit viervoetig werktuig verklaart,
dat hy zijn assistent onlangs aan een der naburi
ge Electrisch-Licht-Maatschappijon heeft afgestaan,
waar hy zijn werk volkomen naar genoegen verricht
heeft.
Aan het Bat. Hbl. opgenomen brief uit Ternate
ontleenen wy het volgende
Wij hebben thans hier een zeer eigenaardige ver
schijning 20 naakte wilden zijn in hechtenis, en
nog een bezending wordt verwacht onder geleide van
den radja en verdere hoofden van Salawatti. Al
deze lieden moeten terechtstaan, vermoedelijk voor
den raad van justitie te Macassar, daar het uit hun
eigen verklaringen, natnurlijk zoo onbewimpeld moge
lijk gedaan, en die van getuigen, wier leven is ge
spaard, gebleken is dat ze zich aan moord en strandroof
bij herhaling hebben schuldig gemaakt. Men zegt
hier dat eeu groot gedeelte met den strop zal worden
gestraft.
Wij hebben ten deze andere inzichten dan het
publiek, omdat wij van Nieuw-Guinea en de Papoea's
van nabij kennen, daar wij er verscheiden maanden
in de bosschen leefden, zonder het minste machts
vertoon een paar eenvoudige trompladers waren de
eenige wapenen, die intusschen zelfs meermalen aan
de Papoea's werden uitgeleend, om wild te schieten.
Veilig is het echter iu geenen deele in de meeste
negerijen van Nieuw-Guinea. Voorzichtigheid en
waakzaamheid zijn dubbel noodig, om in dit gewest
te verblijven ook met deze voorzorgen is het leven
van den reiziger soms in gevaar, en zoo den strijd
om het bestaan, de liefde voor den wetenschap, dan
wel de lust tot het avontuurlijke hem niet tot een
bezoek aan dit land noopt, is het zeker ieder te
ontraden, voor zijn pleizier daarheen te gaan.
Alleen het denkbeeld, dat fret volk, waaronder
men te Nieuw-Guinoa leeft uit mannen bestaat, die
verscheiden moorden pleegden, die ten teeken daar
van soms tot zeven duivenveeren (elke veer beteekend
een moord), in elkander gestoken, en een kam op
het hoofd dragen, en daar niet minder trotsch op zijn
dan de Europeaan op een vorstelijke onderscheiding,
is reeds voldoende om bijna elkeen af te schrikken.
Dat zijn de gevierde mannen, dat zijn de ware mambir
kakoe (flinke mannen), de dapperen door de vrouwen
zoo geliefd, niettegenstaande zij weten dat de door
hen gepleegde moorden meestal verradolijk geschie
den, ook op ouden van dagen en zelfs op zuigelingen.
Als er dus een razzia op moordenaars moest ge
houden worden op Nieuw-Guinea en omliggende
eilanden, dan zou men slechts voor 't grijpen hebben.
Ook bekentenissen en getuigen zoudeu gemakkelijk
te verkrygen zyn. De reden daarvan is zeer een
voudig: do papoea handelt volgens zgn gebruiken.
Geen enkele geschreven of ongeschreven wet verbood
hem zoo te doenmisschien is het tegendeel waar.
De betaling der bloedschuld is daarby in sommige
gevallen regel, terwijl eenig gezag, politie of justi
tie hem onbekend zijn. Waarom zou hij dan vree
zen, de gepleegde moorden te beltonnen,* daar het
gebruik medebrengt, dat hij er trotsch op zijn mag.
Met onze westerscho begrippen achten wij een
verandering in den toestand dringend noodzakeiyk,
en misschien eischen onze britsche en duitsche na
buren N.-G. dat er een einde gemaakt wordt aan
de persoonlijke vrgheid van den Papoea, voor zoover
die strydt met de algemeene begrippen der wereld
orde. Hoe het nederlaudsch-indische Gouvernement
daartoe zal geraken, is moeilgk to zeggen; zeker is
het een omvangrijke taak en zal het veel scherpzin
nigheid, oordeel en kennis vereischen.
Een tentoonstelling betreffende een begraven En-
gelscho stad is tbans te Londen geopend. Het zijn
voorwerpen uit de Eomeinsch-Britsche stad Gilches-
ter, in den omtrek van Reading w^ar men al sinds
jaren bezig is met opgravingen on waar een aantal
overblijfselen van huizen on verschillende andere ge
bouwen, alsook voorwerpen van allerlei aard ont
dekt werden. Er hangt op de nu geopende ten
toonstelling een plattegrond, waarop de plaatsen van
straten, poorten, badinrichtingen enz. zgn aange
wezen. In den zomer van 1890 zijn er de over
blijfselen van een fraai huis met mozaikvloeren on
andere versierselen opgegraven.
VAN
Do zaal „Kunstmin' der Sooieteit „Ons ffieuoegen'
was gisteren in een feeslzaat herschapen ter eere
ran bovengenoemd jubiló. Vóór het tooneel achter
het spreekgestoelte, waarin straks de feestredenaar
zou plaats nemen, was een smaakvolle plantenver-
siering aangebracht met een huldeblijk aan de stich
ters. Daar zag men het goedgelijkend portret van
den waardigen heer N. van Buuren en den naam
van den heer M. H Lewijt, aan welke mannen het
ontstaan der inrichting te danken is, en voorts de
namen van hen, die door het schenken van legaten
zich verdienstelijk maakten. Tegenover het tooneel
stond een feesttafel aangericht, waarop een feestge
recht, dat even keurig van vorm als smakelijk van
inhoud was. Daar zag men o. a. taarten met Ho-
breeuwsche inscriptie, waarin hulde werd gebracht
aan het Bestuur' en de Donateuts der inrichting, daar
zag men een taart met het wapen van Gouda, 2
ouden van dagen (op smaakvolle wijze bewerkt door
den heer Winkel uit Botterdam) en zoo 'meer. Kortom
reeds dadelijk bij het binnentreden der zaal maakte
tioh een feestelijke stemming van hen, die genoodigd
waren, meester. En velen hadden natuurlijk gevolg
gegeven aan de invitatie het feest met hunne tegen
woordigheid te vereeren. De Burgemeester dezer
gemeente, Mr. A. A. van Bergen IJzendoorn met de
beide Wethouders II. W. G. Koning en J. M. Noot
hoven van Goor benevens de Secretaris Mr. D. N.
Brouwer waren aanwezig; voorts de Opper-rabbiju
Dr. B. L. Bitter, uit Botterdam, verder commissieo
uit Amsterdam, Botterdam en andere gemeenten on
eindelijk vele oojjtribuanten of donateurs uit deze stad.
Ongeveer ten 12 ure werd het feest geopend door
den heer E. S. Cats, voorzitter van het Gesticht,
die alle aan#ezigen welkom heette. Allereerst sprak
hij eon woord van hartelijken dank tot den Burge
meester voor zijn hooggewaardeerde tegenwoordig
heid en daarop een betuiging van erkentelijkheid aan
hen, die den Burgemeester zoo trouw en kraohtig ter
zjjde staan in het bestuur en beheer, in de leiding
en regeering onzer gemeente. De tegenwoordigheid
van het ooilegio van B. en W. te dezer plaatse ver
dubbelt, zeido spr., onze feestelijke stemming!
Voorts volgde een woord van dank aan den Heer
Opper-rabbjjn, wiens aanwezigheid een uiting te
meer was van zijne belangstelling in de Isr. gemeente
alhier, die immers ook i\jne gemeente is, daar zij
aan zijn leiding en Godsdienstig toezicht is onder
worpen.
Spr. sloeg daarop een terugblik op het verledene.
Voor mijn oog, zeido spr. rijzen twee edele figuren
op, wijlen de Hoeren Mozes Lewijt en N. van
Buuren. Zij zijn heengegaan, maar lieten den roem
achter van te zijn stichters van dezen tempel gewijd
aan liefdadigheid I Spr. stelde daarop in het licht
hoe het bestuur door de subsidie die de burgerlijke
gemeente jaarljjks verstrekt in staat is ouden van
dugen, zij die door arbeid niet langer in hun levens
onderhoud kunnen voorzien, datgene te verstrekken
wat hen in behoorlijken welstand doet leven. Daarbij
komt de subsidie van de kerkelijke gemeente en
voorts de geregelde geldelijke bijdragen van de
contribuanten en de rente der legaten. Wat zou er
worden van al die oudjes, vroeg spr. als zij op hun
ouden dag deze rustige en veilige haven niet had
den om hunne laatste dagen door te brengenJa,
het gestioht is een tempel der liefde, die eohter
nog niet volledig beantwoordt aan de verwachting.
Het doel isnaar 'hooger te streven, naar verbete
ring, naar uitbreiding
In bijzonderheden wenscht Spr. echter niet te
treden daar den secretaris, den heer S. W. van
Buuren Nzn., die op zoo waardige wijze de voet
sporen drukt van zijn onvorgeteljjken vader, die
taak is opgedragen. Spr. verklaarde daarmede de
feestelijke bijeenkomst geopend.
Daarop betrad genoemde heer van Buuren deB
katheder en ving ongeveer aldus aan
Geachte aanwezigen
Ik kan niet anders zeggen dan dat het m|j een
aangename taak is m|j door hei Bestuur van het
Isr. Oude Mannen- en Vrouwenhuis opgedragen om
als secretaris van dat Gesticht op dezen Gquden
Gedenkdag verslag uit te brengen omtrent het ont
staan en den toestand dezer hoogst weldadige inrich
ting. Of is het niet een genot de geschiedenis to
kunnen verhalen van eene instelling uit het niet
in de oogen.
De oude Lorin trad op Placide toe.
Mijn jongen, zeide h|j ernstig, wat je daar doet
is braaf en flink; maar heb je nagedacht over alle
gevqHjen van je opoffering.
-TOf ik er over nagedacht heb, m|jn goede beste
oude. Dag en nacht in den laatsten tijd, en het plan
is vastgesteld, wel overdacht, goed overwogen. Ik
wil de Bedouïnen terug zienik verveel me sinds
Zoutcha
Neen Plècide, zeide Pierrille, het kan niet.
Placide glimlachte.
Ik had die grappen wel verwacht. En daarom
wist ik niet, hoe ik over de zaak moest beginnen. En
waarom zou dat nu niet kunnen, hóf Ben je bang
ervoor, verplichting aan me te hebben Pierrille P
Vrees niets; als er van ons beiden een verplichting
aan den ander heeft ben ik het, want ik aank jon
het geluk van mijn lieve zuster.
Goede jongenzeide Pascal.
Och, mijn jongen! riep Catissou, laat me je
omhelzen. Dat is nu eerst goed en braaf wat je
daar doet. Kom hier mijn jongen.
Zij drukte hem in haar armen. Placide glom van
genoegen.
Hij ging naar Millette en kuste haar op het voor
hoofd. Het arme kind, door haar tranen verblind,
liet haar hoofd tegen' zijn breede borst vallen.
Wordt vervolgd.)
en hield zijn groote schoenen naar het haardvuur,
waarin een paar houtblokken langzaam brandden, van
tijd tot tijd uitspattend in een zwerm vonkjes. Pierrille
stoncj, tegen de baktrog geleund, naar Millette te
kijkenhaar gezicht was de laatste dagen wat bleek
«en mager geworden; zij had dan ook erg gehuild....
I Niemand sprak, niemand bewoog zich zelfs dan
|Éathurin, die in een hoek vaathoepels zat te maken,
'en Placide, die heen en weer liep door de kamer en
zachtjes een kazernedeuntje neuriede.
Het was of er iets zwaws op die allen drukte en
hen belette te spreken. Het zwijgen was hinderlijk,
duister,* en niemand durfde het toch te verbreken,
want men wist toch niets te zeggen dan woorden van
droefheid.
Alleen Placide scheen wat te willen zeggen. Nu en
dan naderde bij zijn oom, Pierrille of moeder I.oHn,
zag hen aan en begon dan weer heen en weêr te
loepen, zonder iets gezegd te hebben.
Eindelijk kon hij' het niet meer houden. Hij stond
stil en riep luidkeels:
Kom, kom. Dat kan zóó niet langer blijven
duren. Daar moet een eind aan komen!
Verwonderd keken allen om, en de oude Lorin
zeide
Tegen wien heb je het eigenlijk?
Tegen wien vroeg Placide, nader komend,. Wel,
tegen mijzelf; ik heb te lamg stommetje gespeeld, als
ik twintig maal had moetdff «preken voor eens.
Wat bedoel je eigenlijkn
Ik begrijp je niet, Placide.,..
,Ik begrijp het en jelui zult het ook gauw
genoeg ratten, zeide Placide, en nam een stoel. Het
is niet zoo erg moeilijk. De zaak is maar-
Hij wendde zich tot zijn oom en maakte een be
weging, als iemand, dio begint te sprekpnmaar h|j
zweeg en scheen eensklaps van gedachten veranderd.
Och, begon h|j toen, ik zocht naar een omweg
om je m|jn plan te vertellenmaar dat is dom. Loop
nooit in vier slooten tegelijk. Luister daaromPier
rille en Millette houden van elkaar. Goed. Ze zouden
reeds getrouwd z|jn, als het lot hen niet had belet
gelnkkig te zijn en aio dien armen jongen een num
mer had toebedeeld dat voor mijn part naar
den duivel kan loopen. Nu zijn die twee goede kin
deren in de treurdagen. En ik wou ze zoo graag ge
lukkig zien. Ik wou mijn kleine Millette haar geluk,
haar gezin, haar alles zoo graag geren. En daarom
ga ik, voor Pierrille.
De Lorins werden bleek. Pierrille liep naar Placide
en Mathurin was opgesprohgen.
Placide! Placide! riep de bruidegom, dat kan
niet; ik wil het niet hebben. Het lol heef mij aan
gewezen, ik zal gaan.
Neen, en bij alle duivels van Kabylie, je gaat
niet! Mij zal het een zorg zijn, soldaat te zijn. In
tegendeel, -het is mijn lust, terwijl jij.,,, kom don,
Millette zou het besterven, waarachtig.
riet jonge meisje reikte haar broer zonder spreken
de hand. Haar hirt was vol en 'tranen schoten haar
l
geboren, langzaam maar bestendig zich ontwikkelend,
om op dit oogenblik daar te staan als een paraad
onzer gemeente niet alleen, maar als een in Neder
land ongeëvenaard liefdegestioht, dat zijne goede
diensten niet alleen aan behoeftigen wijdt, maar ook
aan die breede strook van burgers, voor wie een
dergelijke gelegenheid vruchteloos elders gezocht
wordt, al ontbreekt het de meesten niet aan de
geldelijke middelen, om er zich oene plaats in te
verzekeren. Te meer mag het 50-jarig bestaan als
een hoogst gewichtige feestelijkheid aangemerkt
worden omdat de inrichting niet op hare lauweren
■tracht te rusten, maar b|j het halve eeuwfeest
pogingen ziet in het werk stellen om aan het Gesticht
meer uitbreiding te geven en het te doen worden
wat oorspronkelijk in het plan der oprichters lag,
nl. een centraal atyl voor alle by aarde hraèlieten
in Nederland!
Spr. gewaagde daarop met eerbied van de stichters
der inrichting: Mozgs Hartoq Lewijt on Nicolaas
van Buuren. Do eerste was de man van het ini
tiatief, in wiens weldadig brein het denkbeeld op
kwam om op voldoende wjjze te zorgen voor ouden
van dagen tot den Israëlietischen godsdienst behoo-
rende en de laatstgenoemde was het, die Lewijt be
greep, zijn denkbeeld uitwerkte, met hem do moei
lijke en ondankbare taak aanvaardde om vorm en
leven te geven san het grootsche ontwerp. Spr. is
van meening dat zoo dit verslag door eeu ander ge
geven werd, een krachtiger lioht op dien tweeden
stichter zou geworpen worden. Men zal het spr.
ten goede houden flat in overeenstemming met den
nedorigen geest van z|jn vader, diens aandeel in de
stichting verder onvermeld blijft. Spr. meent niet
eenvoudiger en bescheidener dien tweeden stichter te
kunnen teekenen en tevens Lewijt niet zekerder in
vollen luister te doen schitteren, dan heden gedeel
telijk de woorden te herhalen door zijn vader 10
jaar goleden bij het 40 jarig jubiló der inrichting
uitgesprokon. Uit hetgeen spr. daarop verhaalt bleek
dat in het begiu van 1841 hier in Gouda 4 bejaarde
weduwen waren, die afzonderlijk leefden en die niet
tegenstaande de groote bedeeling die zij genoten en
de vele liefdegaven van particulieren toch armoede
leden. Het toenmalige Armbestuur trok zich het lot
van die arme lieden aan. Op 4 Pebr. van dat jaar
kwam er een overeenkomst met het Algemeen Arm
bestuur tot stand, wasrb(j aan het Isr. Armbestuur
een vaste toelage werd afgestaan. (In 1847 werd
die toelage veranderd in een subsidie van de stad.)
Op-11 Eebr. werden genoemde weduwen in de kost
besteed b|j J. E. Gats en van dien dag af moet dus
het bestaan v n het gesticht gerekend worden. Van
deze w|jze van verzorging moest spoedig worden af
gezien, or werd een eigen huishouden opgericht en
in 1845 kocht het Bestuur een kapitaal huis op de
Gouwe, dat met onkosten 3440 kostte. Toen reeds
bestond het plan een centraal gesticht voor Nederland
op te richten. Dit werd echter na den dood van
Lewijt opgegeven en daardoor kon men volstaan
met een kleiner huis. Dat op de Gouwe werd
voordeelig verkocht en het tegenwoordige op de
Turfmarkt aangekocht en ingericht Bn in 1873 ver
nieuwd en verbeterd. Het Bestuur was er steeds
van overtuigd dat de inrichting volstrekt piet op vol
maaktheid kon bogen, maar als men den oorsprong
nagaat en bedonkt dat in 40 jaar zonder kosten
van de gemeente een inrichting tot stand is gekomen,
die in Nederland niet geëvenaard wordt, want
hier alleen kan een grijsaard uit den burgerstand
een asyl vinden, hier behoeft geen bijzondere klee
ding gedragen te worden, hier z|jn de verpleegden
volkomen vrij in hun handel en wandel zal men
dankbaar zijn en mag men hopen dat het ontbre
kende zal worden aangevuld. Spr.'s vader had z|jn
verslag (waaraan een en ander was ontleend) ge
ëindigd met deze woorden „Tot nu toe is ieder
jaar iets verbeterd. God geve dat zóó worde voort
gegaan en dat degeen, die belast zal worden hot
verslag op hel 50-jarig jubiló uit te brengen U
zal kunnen toeroepen„Ons gesticht is volmaakt
Spr, deelde daarop mede dat 2 jaren geleden toen
het jubiló van heden ter sprake kwam bij het Be
stuur, het besluit genomen werd de oorspronkelijke
gedachte van de stichters om een centrale inrichting
in het leven te roepen (hoewel het dit officieel nog
met was worden toch reeds vreemden tegen vergoe
ding van vorpleegkosten opgenomen) uit te voeren
en middelen te beramen tot het vormen van kapi
taal, dat zou moeten strekken om het Gesticht eene
zoodanige uitbreiding te geven dat daarip üUen zou
den kunnen worden opgenomen die dat Wijdén, maar
hoofdzakelijk wegens gebrek aan ruimte moesten wor
den afgewezen. Er werd een voorloopig Comité ge
vormd met hot doel te trachten permanenten steun
te krijgen van weldadige landgenooten opdat niet
alleen zij die de verpleeggolaen betalen kunnen,
maar ook de behoeftigen een „tehuis" zouden vin
den in het gesticht te Gouda, zooals tbans reeds
niet do Goudsche behoeftige oude lieden het geval
is. Heden, op den 50sten dag der stichting, mocht
dat voorloopig Comité zijn eerste rekening doen voor
de sub-commisBien en belangstellenden, die voor het
feest hier gekomen zijn. Spr. sprak vervolgens een
woord van dank tot de Directrice Mej. Wed. de
Jong, wier goede zorgen alleszins gewaardeerd wor
den voorts een woord van hulde aan de Bestuurders
en Bestuurderessen van vroeger en aan de Begenten en
Begentessen, onder wier beheer de inriohling thans staat.
Waren er in 40 jaar 59 personen in het gesticht verpleegd,
de 10 laatste jaren hebben daar 18 aan toegevoegd.
Was toen het gesticht vol met 11 verpleegden, thans
worden er 14 gehuisvest. Van die 14 zijn er 4
boven de 80, 4 boven de 70, terwijl 5 personen
gratis verpleegd worden. Sedert eenige jaren wordt
de Directrice gesteund dgor de Linnenjuffrouw Mej.
Manheim, wier werkzaamheden eveneens op hoogen
prijs worden gesteld. De financien van het Gesticht
z|jn voldoende voor de jaarlijksche uitgaven, doch
laten geen kapitaal-vorming toe. Spr. gewaagde
voorts met erkentelijkheid van de ontvangen legaten,
waardoor de namen van I. Polak, de familie van
Leer, de familie Sanders, Abrahamson en Levison
steeds in eere zullen blijven. Spr. eindigde met
eene opwekking aan allen om tot uitbreiding van
het aantal donateurs en contribuanten mede te wer
ken, zoodat binnen een niet al te lang tijdsver
loop de inriohting zal kunnen worden uitgebreid tot
een Centraal Isrsëlietisch Oude Mannen- en
Vrouwenhuis voor Nederland 1
Een luid applaus volgde op deze toespraak. Daar
op werd het woord gevoerd door Dr. B. L. Bitter,
Opper-rabbjjn uit Bottordam, die, nadat zooeven was
gebleken uit het verslag van dea heer van Buuren
wat heilige geestdrift kan tot stand brengen, in een
keurig gestileerde rode uiteenzette hoe de liefdadig
heid bij de Israëlieten steeds in hooge eere stond
en hoe vooral de hulp aan ouden en zieken bij hen
een eerste plicht was. De humaniteit is geboren uit
het Jodendom en de wieg der weldadigheid stond
op den grond van Israël. Volgens de heidensche
wereldbeschouwing bestond er geen gevoel van men-
schelijkheid, de slaaf was geen meusch, niets meer
dan een voorwerparmenzorg was in het oude Bome
onbekend en zelfs een man als Seneca vond het na
tuurlijk dat men zich van den arme met afschuw
afwendde. Spr. toonde daarop aan het verschil tus-
schen de heidensche en Israëlietische opvatting in
zake liefdadigheid en deelde 0. a. mede als ken
schetsende eigenaardigheid dat de volksmond bij de
Israëlieten aan geen enkele inrichting den naam van
„heiligdom* geeft als aan inrichtingen van ouden
van dagen en zieken.
Niets zou ons aangenamer zijn dan hier een uit
voerig verslag te laten volgen van Dr. Bitter's rede,
maar de ruimte waarover wjf in dit blad kunnen
beschikken laat zulks tot ons leedwezen niet toe.
Nadat vervolgens eenige ververschingen waren
rondgediend voerde de heer M. E. Monasch, voor
zitter der Isr. gemeente, nog het woord, die het ge
wicht van het heden gevierde feest in welgekozen
bewoordingen in het licht stelde, om ten slotte het
College van B. en W. en Dr. Bitter en ook allo
verdere aanwezigen dank te zeggen voor hunne be
langstelling.
De Burgemeester dezer gemeente, Mr. A. A. van
Borgon IJzendoorn, verzocht daarop het woord en
betuigde namens het College van Burgemeester en
Wethouders dank voor de beleefde ontvangst hier
genoten.- W|j stellen het op hoogen prijs, zeide
spr., hier te zijn genoodigd en hoogst aangenaam
was het ons deel te nemen aan het feest eener in
riohting, die thans gedurende 50 jaren in deze ge
meente bestaat. Het was een goede gedachte hier
de mannen te herdenken, aan wie de inrichting haar
ontstaan te danken had; eene inrichting waartoe
ouden van dagen zich met vertrouwen kunnen
wenden als een toevluchtsoord na een vaak arbied-
zaam en zorgvol leven. Dff Voorzienigheid heeft
het werk dier mannen gezegend en de inriohting
neemt thans eene eervolle plaats in onder de lief
dadigheidsgestichten niet alleen van deze gemeente,
maar onder die van Nederland. Spr. drukte do hoop
uit dat de inriohting zich steeds zou mogen verheu
gen in een Bestuur, als hetwelk thans aan haar
hoofd staat, dat met zooveel kennis en zorg hare
zaken beheert en uitte zijn beste wenschen voor
den voortdurenden bloei van het Israël, Oude Man
nen- en Vrouwenhuis
Nog eenigen tijd bleef men gezellig in „Kunst
min» bijeen, waarop ten half 4 de verpleegden zich
in het gèsticht aan een feestmaaltijd vereenigden.
Het 50-jarig jubilé laat zeker piets als de aange-
naamsto herinneringen achter I
De leden der Iersche partij in het Engelsche La
gerhuis, die tegen Parnell partij kozen, hebben na
langdurige beraadslagingen besloten bij hun houding
te volharden en onder leiding van den heer M'c
Carthy en sjjn vrienden den ttrjjd tegen Parnell voort
te zetten.
De heeren Dillon en Obrien, indertijd wegens
opruiing veroordeeld en toen voortvluchtig, werden
zooals reeds gemeld is, Donderdag, bij hun aan wal
stappen te Folkestone, onmiddellijk in arrest geno
men, om te Clonwel hunne zes maanden te gaan
afzitten. Vermoedelijk (zegt de Timet) zal hunne
gedwongen afzondering hun op het oogenblik niet
onaangenaam zijn; in elk geval bespaart deze hun
de lastige taak van eene openlijke rechtvaardiging
hunner onverklaarbare houding. In zes maanden kan
heel wat gebeuren; en"het is geen gering voordeel,
op deze wijze onttrokken te worden aan eeuen strijd,
in welken ondertusschen menige tegenstander het
onderspit zal hebben moeten delven. De justitie
komt aldus tot haar recht, en twee dingen zijn op
bevredigende wijze geblekenvooreerst, dat alle
hoop op het bijleggen van den twist in het separa
tistische kamp is opgegevenen ten tweede, dat het
voor de Homerulers nutteloos is, naar Amerika te
gaan tot het inzamelen van die fondsen, aan welke
naar niet onduidelijk te verstaan werd gegeven
thans voor de nationale zaak de nijpendste behoefte
bestaat.
Aan het Charingcross-station werden de heeren
door een aantal vrienden en geestverwanten, Iersche
en Engelsche, met groote hartelijkheid begroet.
De Duitsche Bijksdag en do Pruisisoho Landdag
zijn beiden ijverig aan den arbeid, zop ijverig felfe,
dat beide lichamen elkaar hinderen. Vele afgevaar
digden toch zijn te gel|jker tijd leden van den Land
dag en den Bijksdag en moeten dus dikwijls kiezen,
welke vorgadering zij zullen bijwonen. Doorgaans,
wanneer zich het zeldzame geval voordoet, dat beide
lichamen te gelijker lijd vergaderen, z|jn ia don
Landdag geen gewichtige zaken aan de orde, maar
nu is dit wel het geval, want het Huis van Afge
vaardigden is begonnen met de artikelswjjze behan
deling van het ontwerp tot hervorming van de in
komstenbelasting en de bespreking van deze voor
Pruisen zoo gewiohbige aangelegenheid mogen de
afgevaardigden natuprljjk niet verzuimen.
Beeds bij het eerste artikel der wet kwam de
quaestie ter sprake van de belasting der maatschap
pijen. Naar men weet, stelt de heer Muquel voor
ook de dividenden van maatschappijen en vennoot
schappen, volgens de inkomsten-belasting aan te slaan,
maar de liberale oppositie bestreed deze bepaling, op
grond dat de aandeelhouders reeds belasting betalen
van hun inkomen, zoodat dus hetzelfde inkomen
dubbel belaBt zou worden.
Deze tegenstand baatte echter niet. Na een hevi-
gen strijd werd het artikel met 280 tegen 102
stemmen aangenomen. De conservatieven een ge
deelte van do nationaal-libóraleu en de meerderheid
van het Centrum, steunden do regeering, terwjjl alleen
de liberalen met eenige nationaal-liberalen en een
gedeelte van het Centrum tegen stemden. Toch werd
het artikel zoo gewijzigd, dat personen, die kunnen
aantoonen dat hun inkomen reeds als dividend der
onderneming belast is, hun belasting met dit be
drag mogen verminderen. De tegenstanders konden
zich evenwel met deze wijziging niet vereenigen,
omdat zij de' uitvoering onmogelijk achtten, zoodat
de dubbele belasting toch zou blijven beslaan.
Een tweede punt, waarover lan gestreden werd,
betrof de belasting der zoogenaamde „Beichs unmit-
telbaren." De heer Miquel stelt voor den vrjjdom
van belasting, welke deze adellijken genieten, op te
heffen, maar achtte het billjjk dat voor de opheffing
van dit oude privilegie een schadeloosstelling werd
verleend. De liberalen verlangden, dat de vrijdom
zou worden opgeheven, zonder eenige schadeloos
stelling. De meerderheid achtte echter eeu geleide
lijken overgang wenschelijk en besloot in de geest
van de regeering.
Terwijl dus de Pruisische afgevaardigden over de
inkomsten-belasting stredon was in den Bijksdag het
ontwerp tot bescherming van den arbeid aan de
orde. Gelijk met weet, heeft de oommissie maanden
over het ontwerp beraadslaagd, maar eindelijk z|jn
de leden het toch eens geworden en kon het ont
werp ter tweede behandeling bij don Bijksdag worden
ingediend. In de eerste plaats komt de Zondagswet
aan de orde. De commissie stelt voor te bepalen,
dat op Zon- en feestdagen niet meer dan 5 uren
mag gewerkt worden, terwjjl op de eerste Kerst-,
Paasoh- en Pinksterdagen de arbeid ten eenen male
moet stilstaan.
Beeds bjj de eerste afdeeling zjjn zoovele amen-
dapienten ingediend, dat de beraadslagingen nog
welt eenige dagen zullen aanhouden. De Wen ho
pen nu maar dat de Landdag -ten minste heden met
de inkomstenbelasting gereed komt, zoodat althans
aan deze „dubbele belasting" der afgevaardigden
een einde worden gemaakt.
Spaarzaam vloeien gewov/hljjk de berichten over
de politieke aangelegenheden in de Skandinavische
rijken.
Volgens de jongste^jdingen uit het' hooge Noor-