Buitenlandse!) Overzicht. posterijen alhier. Hij ia gerechtigd tot het dra gen van het eereteeken voor belangrijke krijgsver richtingen, de Atjah-medaille en het kruis voor 12-jarigen dienst.* Staten-Generaal. Eerstb Kameb. Zitting van Maandag 23 Februari. De Knmer is uiteengegaan tot nadere bijeenroe ping, nadat zonder stemming èn de Surinaamsche begrooting èn hot Hoofdstuk X der Staatsbegrooting (Koloniën) waren aangenomen. Het Surinaamsche debat was mat in vergelijking van hetgeen men verwachten mocht na het Verslag, Wel formuleerde de heer Wertheim de afkeuring, die de meerderheid der Kamer gevoelt voor den gouverneur van Suriname in eene motie, maar hij trok die ijlings weder in, nadat gebleken was, dat de Regeeriug er niet mede gediend was. Vóór alles wensch te men aan het Kabinet geen duw te geven, uit vrees dat het zou ineenstorten, zonder dat de legerwet in behandeling kwam. Dit ontwerp be- heerscht thans de geheele politiek. Ook het koloniaal debat leverde geen nieuwe ge zichtspunten op. De heer Van Gennep gaf een program ma der toekomst in den geest van dat van deu heer Cremer in de andere Kamer. De heer Van Alphen bepaalde zich tot <de marine en de verdediging van Java. De heer Van de Putte uitte zijn vrees voor inmenging der Regeering in godsdienstzaken, speciaal wat betreft de subsidie aan Mahomedaansche scho len de heer Van Gennep deelde echter die bezorgd- heid niet. In het algemeen toonde de heer Mackay zich gisteren, als steeds, wel handelbaar. Hij heeft, ge lijk wij reeds vroeger opmerkten, wel een opdn oog voor de behoeften van Indië, doch hij mist uit den aard der zaak de kracht om zelf het initiatief te nemen. Daartoe is, zooals de heer Van Gennep opmerkte, de Indische cursus nog te kort geleden aangevangen. Als controleerende macht van het Indisch bestuur is de Minister in zooverre uitste kend, dat onder zijn bestuur geen dwaasheden zullen worden begaan, die door het opperbestuur kunnen worden voorkomen, doch wat het initiatief aangaat, blijft de Regeeriug tegenwoordig geheel en al op Indië. Men leest in de brieven uit de Hofstad aan do Arak. CL Ik zou alleen over bet dwaas denkbeeld van bet instellen eener nieuwe ridderorde, die de hoeren van de Eerste Kamer al „Oranje-Orde" hebben gedoopt, een pagina kunnen volschrijven. Nu wil ik mij eens voor een oogeublik op het standpunt stellen dat er werkelijk behoefte aan eenig nieuw kunst middel tot aankweeking vaü ijdelheid bestaat, en vraag danwaarom zou men het voorbeeld van Engeland niet volgen, en ridderorden stichten voor koloniale (aan- of in de kolooien bewezen) diensten. Engeland heeft de Star of India en zijn Order of the Indian Ennpire. Ziedaar een voorbeeld ter over weging of navolging, wanneer men dan dien weg op wil. Men zou er hier ook gerust twee kunnen in stellen één voor de Oost en één voor de West. En aan die laatste zou men dan, in navolging van onzen Zuid-Amerikaanschen nabuur, dio zeker wel de behoeften van die streek keiinen zal, den uaam kunnen geven van „Orde van het borstbeeld van den goede grond en flinke bosschen, het brengt wel wat op, maar niet veel. Zooals ik gezegd heb, Weiber is een flinke kerel, met een onberispelijk karakter. Daarmede móest men zich tevreden stellen, want dat Hans von Weiher de verloofde van de vorstin kon zijn kwam niemand in de gedachte. Het was twee dagen na zijne aankomst op Kirch- berg, dat Hans von Weiher tegen den avond alleen een eindje in het park wandelde. Hij was boven geweest bij Xenia in bet gele boudoir, maar had haar daar niet aangetroffen. Voor de eerste maal na rijn aankomst had hij dit kostbare vertrek weder betreden en was weldra geheel in de aanblik van het beeld der dame met de zonnebloemen verzonken. Hij had op het oogeublik der verwelkoming niet gevraagd, wie dit meesterstuk van een portret voor stelde en nu had bij daar meer als een kwartier gestaan en de wonderschoone gestalte bewonderd en zich afgevraagd, hoeveel de schilder voor deze schoon heid gevraagd had en wat op dit beeld ideaal, wat natuur was. Wat echter de hoofdzaak was, het portret was zóó, dat men niet aan een phantasie- beeld dacht, maar aan de werkelijkheid ervan ge- looven moest, zoowel wat de uiterlijke vormen als de uitdrukking der groote oogen en het bekoorlijke lachen van den mond betrof. „De schilder heeft hierbij zeker overdreven" dacht Weiher, toen hij zich met een onwillekeurige zucht van het portret afwendde, „want wanneer deze vrouw zoo ia, als rij hier in de lijst hangt en ik voortreffelijken Nederlander, den Gouverneur.de Savlo." Vooral de laatste heldenfeiten van den moedigen Gouverneur geven hem recht op zulk een onder scheiding. Want, ofschoon de dagbladen het beter gevonden hebben daarvan maar de helft mede te deelen, is 'tmy uit een particulier bericht, waarvan men mg inzage heeft gegeven, gebleken dat het „verschil van gevoelen" tusscheu den Gouverneur en den Procureur-generaal van Suriname aan het licht is gekomen in don weinig gebruikelijken en met het prestige van het gezag weinig strookenden vorm van eene vechtpartij op straat. De beide hooge hoeren zijn eenvoudig ten aaoschouwe der voorbij gangers handgemeen geweestWie de geschiedenis van Suriname in oude tijden gelezen heeft, weet maar al te best dat daar wel eens vreemde dingen zyn gebeurdmaar zulk een treurig feit*zal toch wel eenig zijn in de historiebladeu onzer Zuid-Ameri- kaanscbe kolonie. Mg dunkt, dat het nu eindelijk tijd wordt voor de Regeeriug om het eenig middel aan te wenden, dat oau dezen staat van zaken een einde maakt. Het is mogelijk dat de Minister president ook deze feiten ontkenthij kan althans gerust zeggen, dat hij de gewisselde klappen niet gehoord heelteon Minister voor Indie is natuurlijk een beetje Oost-Indisch doof, en zijn collega voor bet binnenland, anders scherp genoeg van gezicht en gehoor, draagt watjes van broederliefde ét) familie zwak in de ooreu. Toch ben ik benieuwd, of men na deze laatste gebeurtenissen, de leer van hot laissez faire op den toestand iu Suriname zal blijven toe passen. In het Vod. wordt door een i ge jongere ar lis ten van het Ned. Tooneel het volgende geschreven, uatr aan leiding van een stukje iu het Tooneel, van rar. J. N, van Hall, betreffende de uitdeoling van 100. ge schonken door een Anonymus aan drie jongere dier vereeniging„Zou mr. v Hall. niet op eene aange namer manier do ontvangst er van hobbrn kunnen berichten, dan juist door uit den brief van Anonymus bet gedeelte over te nemen, waarin ZEd. zegtGaar ne had ik een krans aan 't drietal aangeboden, maar een krans is spoedig verwelkt en Hollandscbe artis- ten zijn in den regel niet ryk. Nu, dat we niet rijk zijn, is waar, echter is hot ons niet aangenaam dat in een courant gepubliceerd te zien, en hoewol we niet rijk zgn, zou ons zeker 't derde gedeelte van 100 dat niet maken. Wn ondergeteekcnde ge ven gaarne de verzekering dat de Kon. Ver. „bet Ned. Tooneel* aan ons jongeren een zoo voldoend salaris betaalt, dat, hoewel niet rgk, wij goed in onzen stand goed van kunnen leven. Gaarne gelooven wij dat inr. Van Hall het stukje uit Anonymus brief niet hoeft geplaatst om ons te brieven, echter zal hij moeten bekennen, dat hij by lozing geen aatigenamen indruk op de anisten achterlaat." Dit stuk is onder teekend doorH. Schwab en eehtgenoote, raej Sophie de Vries, G. Vereuet en eehtgenoote, A. C.Smits en eehtgenoote en R. v. d. Hilst. Ter kennis van belanghebbenden wordt gebiacbt, dat aan Nederlandsche jongelieden, die bevorderd zgn van de vierde tot de vijfde klasse eener hoogere burgerschool, en het voorbereidend onderwijs wenschen te volgen, dat volgens het kou. besluit van 9 Janu ari 1891, gegeven wordt aan hen, die later in aan merking wenschen te komen voor opleiding tot tech nisch ambtenaar bg het boschwezen in Nederltndsch- Indië, in de maand Juli a. s. de gelegenheid zal worden gegeven om de bewijson te leveren dat zij bovenbedoeld onderwys, voor zooveel betreft de lessen in wis-, dier- en plantkunde kunnen volgen. Zy zullen zich daardoor vóór 1 Juli aanmelden bg den inspecteur van het middelbaar onderwijs dr. W. B. J. aan Eyk, te 's-Gravenhage. De directouren der hoogere burgerscholen zijn in de gelegenheid gesteld om inlichtingen te geven be treffende de gevorderde kennis in wis-, dier en plan tenkunde. Een zeer treurige zaak werd voor de rechtbank te Dordrecht behandeld. Een 18-jarige kuaap, Johan nes van had zich te verantwoorden op de aan klacht, den dood van zijn broeder veroorzaakt te hebben, Uit de behandeling dezer zaak bleek dat hg op 17 December jl. met zijn broeder uit jagen zijnde, bij ongeluk dezen met een schot uit zijuge- weer trof, hetgeen den dood van dien broeder ten gevolge had. De officier van justitie zeide dat deze vervolging alleen was geschied om aan art. 397 W. van S. te voldoen. Bekl. die van een onborispelyk gedrag is, kan niet goed met een geweer omgaan, heigeen thans bewezen isrijn grootste straf zal zgn dat het beeld van zijn overleden broeder hem levenslang voor den geest zal staan. Het O. M. meende te kunnen volstaan met de veroordeeling van bekl. te vragen tot tweo dagen hechtenis. Een nieuw Noorweegsch voedingspreparaat is het vischpoeder dat in landen waar de vischvangst een belangrijken tak van jmlkswelraart uitmaakt, b. v. ook in ons land, nog nWt voldoende bekend is. Bij analyse heeft de heer Buil aangetoond dat dit visch poeder bestaat uitsluitend uit het vleesch van den „gade8 morrhoa". Uit de proeve;1, die hij op twee van zijne adsistenten heeft genomen met Rousseau's vloesèhpoeder en vischpoeder, blijkt dat het laatste in voedingswaarde niet beneden het eerste staat. Waarschijnlijk zal het vischpoeder althans in vele ge* vallen het dure vleeschpoeder kunnen vervangen. De Tijd zet, in een karakterteekening van minister Bergansius, uiteen, hoe deze minister, die een over tuigd Kntholiek eu bekwaam soldaat is, er toe is kunnen komen een legerwet iu te dienen, waarmede hg volgens bet blad nagenoeg al zijn Katholieke geestverwanten in het harnas heeft gejaagd. Twee feiten geeft De Tijd tot verklaring hiervan. Vooreerst is do Minister lijdende aan een soort van geestelijke bijziendheid, waardoor al hetgeen hem zeer nabij is met buitengewone scherpte door hem wordt waargenomen en hem veel grooter schijnt dan het werkelijk is; terwijl omgekeerd alles wat buiten zeker vrij nauw getrokken kringetje ligt voor kern of uiet óf zeer onduidelijk zichtbaar is en daarom ook zijn belangstelling volstrekt niet kan gaando maken. In de tweede plaats is de Minister eeu onverbe terlijk optimist. Wat de eerste eigenaardigheid betreft, sommigen hebben haar gedefinieerd door te zeggen, dat de Minister groot in het kleine, doch klein in het groote is. Het laatste is echter niet geheel waar. De Minister is voorzeker in staat iets groots te ver richten, doch hij neemt verkeerd waar. ;n j» haar, wat toch zeer waarschijnlijk is eenmaal ont moet, dan zal ik geen rust meer hebben Over die opmerking moest hij nu zelf lachen. „Als een schooljongen verliefd op eon beeld," spotte hij met zichzelf, „arme XeniaGelukkig voor u zal jaloerschheid op een geschilderd voorwerp u niet verteren Toen werd hij plotseling zeer ernstig en klaagde zich zeiven aan van ontrouw jegens zijne bruid en deed zich bittere verwijten over zgn dwaasheid. l)e blondinen die hij tot nu toe ontmoot had, hadden hem zeer koud gelaten en de weinige roodharige vrouwen, die hij gekeud bad, hadden hem zelfs af schuw ingeboezemddaarom was hij Blrif zeer ver wonderd, toen de aanblik van het beeld dier dame met de zonnebloemen, hem zoo in verrukking bracht. „Zomersproeten heeft zij toch," besloot hij, teen hij zich omkeerde en langzaam naar het park slen terde, met het bleeko donkere beeld van vorstin Xenia, die hem zoo betooverd had, vóór den geest. De zon daalde reeds in het westen, dat zij met, een lichtend purper kleurde, een koel wjndje kwam over den naburigen rjvier en in het omvangrijke schaduwrijke park was het heerlijk en stil. Reeds was het loover begonnen geel te worden, maar 't was slechts eene voorbode van den naderenden herfst hoelang zou het nog duren eer deze kwam en met hem de winter die de verwelkte bladeren van do boomen joeg en dikwijls op Allerzielen reeds de aarde ooder een sneeuwlaag bedekte. Hans von Weiher huiverde bij de horfstvoorboden die onwil- lekeurig met do gedachte aau den dood vergezeld gingen, een enkel geel verwelkt blad wekt dit denkbeeld, dat het hart zoo zwaar, zoo erg zwaar kan maken, als de zomer ter ruste gaat, zoo licht op. „Juist, als ging het over het kerkhof naar het trouwaltaar," dacht hg, verwonderd over zichzelf. Heel aan het einde van het park stond onder een hoogen, eeuwenouden eik een bank, van waar men in het groene dal, op de verre blauwachtige heuvels en op de zich eindeloos uitstrekkende wouden een heerlijk uitzicht genoot. Daarheen richtte Weiher zyne schreden, maar toen hij die plaats bereikte, zag hij daar eene dame staan, eene slanke bevallige gestalte in een donker reiskleed, het jonge, wonder schoone gelaat naar den prachtigen avondzon ge keerd het was het origineel van het portret in het gele boudoir van vorstin Xenia, alleen nog mooier al dit, omdat het leefde. l^Qh|uneer plotseling een bliksemstraal voor hem fpSjfflagen was, had Weiher niet meer kunnen schrikken, als bij deze plotselinge ontmoeting; want hg was geschrikt, inderdaad geschrikt. Als oen geestverschijning staarde hij de jonge dame aau, die van hare zijde rustig het hoofd omwendde en groette. „U is zeker een van de jachtgasten van het slot," begon zg op vrijmoedigen toon. Wordt vervolgd.) Mm riet dat in de officieele stukken. Over kleinigheden, over een begrootingspost van enkele guldeus, over de menu's der militaire acade mie weidt de Minister breed uit; ter verdediging van een uitgave vau tonnen of millioenen, geeft hij slechts eenige algemeenheden en bij de behandeling van de wet op het militaire onderwgs bleek zijn overtuigingskracht niet bijster. De eischen en belangen van den dienst, tot m de geringste onderdeelen ziet de Minister van zeer nabij. Sommige algemeeue beginselen schijnen echter geheel buiten zijn gezichts\eld te liggen. In de tweede plaats is de Minister zoo optimist, dat het De Tijd niet zou verwonderen, indien hij vast overtuigd ware, dat zijn legerwet met vlag en wimpel bg de beide Kamers zal doorgaan en dat het gansche volk hem naderhand een gedenkzuil zal oprichten uit dankbaarheid voor den druk, welken hij hot thans wil opleggen. Zijn optimising zal hem hoogstwaarschijnlijk niet doen begrijpen wat vele anderen toch eigenlijk tegen den kazerneplicht hebben. „Wel, de kazerne is toch zóó slecht niet, en de officieren en onderofficieren zijn toch flinke, fatsoen- Jyke menschen, die op vaderlijke wijze met hun on- derhoorigen omgaan. Het Reglement van Krygstucht immers beveelt het zóó, en de Minister-zelf, toen hg nog officier bij den troop was, heeft dat regio- ment altijd trouw nageleefd. Zoo'n jaartje in de kazerne is voor de jongelui wel eens een aange name afwisseling en zal daarbij uiterst nuttig en leerzaam blijken voor het latere leven. En wat verleent de ingediende wet niet oen prachtige vry- stellingen voor geestelijken, seminaristen en klooster lingen Welke andere Minister zou doze allen zóó genadig behandeld hebbenEn die vrijstellingen blijven natuurlijk in de wet staan, als ze maar eeumaal is aangenomen. Alleen bg wantrouwende en zwartgallige lui kan het opkomen, te veron derstellen dat er ooit eeu ministerie of een meer derheid zal gevonden worden, die de handeö naar die vrystollingen zullen uitsteken." „Wij zouden durven wedden, zegt De Tijd, dat soortgelijke redeneeringen in do stilto van zijn kabi net dikwijls het hoofd van deu heer Bergansius ver vuld hebben. „En ziehier op psychologische gronden veiklaard, hoo een zóó braaf en flink officier en tevens een zóó oprecht Katholiek man als generaal-majoor Bergansius, volgens ons begrip, ertoe gekomen is, een zóó ver derfelijke wet iu to dienen en zóó verderfelijke mi litaristische beginselen /oor te staan." De Vereeniging van Nederlandsche scherpschut ters zal dit jaar van Zaterdag 27 Juni tot en met Woensdag 1 Juli te Hoorn een grooten uationalen schietwedstrijd houden, tot deelnoming waarvan worden uitgenoodigd marine en leger, dienstdoende eu rus tende schutterijen, de voreenigingen gevormd uit de schutterij, de afdeelingon van den Bond vau oud- Onderofficieren enz. Het uantal schijven, dat ten vorige jare 22 be droeg zal nn op 33 worden gebracht en welop 150 M. 12, op 225 M. 8, op SOO M. 7, op 25 pas 1, op 12 M. 4 on op 30 M. 1 voor rij ksgeweor eu üanpillatpatrouon. Meu heeft dit jaar zeer vrij gevige bepalingen gemaakt voor de korpswedstrijdeu, daar elk bataljon schutterij, elke schutterij minder dan een bataljon sterk zijnde, elke soherpschutters- vereeniging^ of korps en elke afdeeling de bovoegd- heid heeft met meer dan dén detachement uit te komen, schoon zij slechts voor één prijs in aanmer king kan komen. De korpswedstrijdeu iu liét in dividueel juistheidsschot zullen op 225 M. en die in het salvovuur op 3(J M. worden gebonden. De nieuwe regeling van den wedstrijd zal veel bijdragen tot eene vlijtige en algomeene deelneming aan de huishoudelijke schietoefeningen. Het spoorwegongeluk in een tunnel te Nieuw-York blijkt volgens nadere berichten verschrikkelijk te zijn geweest. Het gekerm dergenen die in de brandende wagens opgesloten zaten was hartverscheurend. Zekere Hanke, een beambte, was tusscben twee banken in geklemd, zoodut alleen zijn hoofd zichtbaar was; terwijl zijne beenen verbrandden. Toen men er ein delijk iu slaagde den ongelukkige te verlossen, viel een zijner voeten af het boen was boven de enkel doorgebrand. Hij stierf kort daarop. Een ander, ter hoogte van de schouders tusscheu een locomotief en een wagen geraakt, waren de beenen als afgesne den en al zijne kleederen brandden af. Hot naakte lichaam, letterlijk gekookt in den ontsnapten stoom, was geheel opgezwollen. Toen hij verlost werd smeekte hij, zooals trouwens anderen, dat men een einde zou maken aan zgn lijden. Ook deze stierf spoedig. Het geheele aantal dooden was nog niet vastgesteld. De eigenlijke oorzaak van de ramp is niet opge helderd. Een der treinen was in den tunnel blijven staan in plaats van door te rijden, waarom vreet men niet. Te Parijs is zekere Déport, die aau eene kostschool met het toezicht over de leerlingen en de leiding van hunne studiën beiast was, tot drie maanden gevangenisstraf veroordeeld omdat hij zich er bij zonder op had toegelegd de jonge lieden te onder richten in het edele kaartspel voor geld, waarby de inzet nu eens 50 centimes, dan weer 10 fres. be droeg. In het laatste geval won geregeld de leer meester. Opdat men niet op een droogje zou zitten zette do levenslustige man tevens slaapzaal-picnics op touw. De jongelui zorgden voor getruffeerde kippetjes en hij voor fijne wijnen, waarvoor de kelder des directours goed was. Bijzonder geliefd was het merk „chftteau-yquem", van 15 de flesch. Doch ook overdag ging deze eigenaardige paedagoog met de zestienjarige knapen, gelijk hij voor den rechter betuigde, als kameraden en vrienden om. Ter ver meerdering van hun meusohen- en wereldkennis bezochten zg op hunne wandelingen gaarno bier huizon en het liefst dezulke waar do bediening aan het schoone geslacht was opgedragen. In het Engelsche Lagerhuis is do quaestie van de scheiding van Kerk en Staat in Wales weer ter sprake gebracht. De hoor Morgan, een der afgevaardigden van Wa les, deed een voorstel oui kerk on Staat te scheiden en de heer Gladstone verdedigde het. Als gronden voor het voorstel werden aangevoerd dat het grootste gedeelte der inwoners van Wales niet ia de Staats kerk behoort, zoodat hun wensch om ook van de lasten, welke de kerk eischt, ontslagen te worden, zeer gerechtvaardigd is. De regeering wilde echter niets van een dergelijken maatregel weten, omdat daardoor het sein zon worden gegeven tot een al gemeen ondermijning van de Anglicaansche kerk. Het voorstel van den heer Morgan, dat nu niet voor de eeiste maal wordt ingediend, had nu niet meer succes dan te voren, want het werd met 237 tegen tegen 203 stemmen verworpeu. Een andere beslissing was dan ook niet te ver wachten, nadat het Parlement onlangs do tienden- wet had goedgekeurd. Volgens dit ontwerp worden de landeigenaars aansprakelijk gesteld voor do tienden, welken moeten worden bijgedragen ten behoeve van de kerk, voor liet geval hun pachters weigeren deze belasting te betalen. Do belasting, ofschoon gewij zigd, blijft dus bestaan en daarom diende de hoor Morgan ook nu zgn voorstel weer iu. De oenige troost, dien don voorsteller overblgft, is hot feit, dat de meerderheid* waarmede zijn voorstel werd verworpen, nu niet zoo groot is als te voren. Tegen het voorstel stemden 220 conse vatieven en 17 liberale unionisten, onder wien lord Hartington; voor stemden 150 liberalen. 48 Nationalisten eu 17 liberale unionisten. Naar van gewoonlijk goed ingelichte zijde gemeld wordt, werd er over de reis vau keizerin Friedrieh over Parijs naar Londen roods voor twee maanden gehandeld. Toen hiold de keizer den toestand niet gunstig genoeg om zijne moeder de reis aan te raden. Voor veertien dagen beeft de keizerin den wensch om Parijs te bezoeken herhaald, onder bijvoeging dat hare aanwezigheid te Parijs van gunstigen invloed zcu kunnen zijn op het besluit der Fransche kunste naars om deel te nemen aan de Berlijnsche tentoon stelling van kunstwerken. l)e keizer opperde dit maal geen bezwaren meer. Do Duitsche gezant te Parijs deelde deu Frauschen minister van buiten-' landsche zaken mede, dat keizerin Friedrieh incognito to Parijs za! komen, en hij duidde het karakter haror reis nauwkeurig aan. Te Parijs werd toen de vraag iu overweging genomen, of de president der repu- bl.ek een bezoek zou gaan brengen aan de keizerin. Voorloopig was men echter van dat denkbeeld terug gekomen, om het incognito niet te verstoren. Volgens de te Berlijn ontvangen berichten heeft de keizerin zich iu zeer berredigeuden zin uitgelaten over hare ontvangst te Parijs en over de hoffelijke en van aohting getuigende bejegening der bevolking. L)o Duitsche gezant, het voor keizerin Friedrieh on; angenaam vindende, dat zij op hare wegen steeds gevolgd wordt door tal van journalisten, die er belust op zgn nieuwtjes omtrent haar mede te deelen, heeft zich tot den profeet van politie gewend (het zal waar schijnlijk op verlangen der keizerin zelve zijn ge weest) met verzoek te willen zorgen, dat zij op hare gangen niet telkens door tal van personen omringd wordt. De prefect heeft goant woord, dal hij niet bij machto is afdoende in deze zaak tusschenbeido te komenmaar hij zal de journalisteu verzoeken hunne vervolgingstochten te staken. Zoo meldt het Journal des Débats. De Temps bericht echter dat de gezant, nadat de prefect ver klaard had, dat hij ten deze niets vermag, gezegd heeft, dat hg de dagbladen bericht zou doen toeko men omtrent de door de keizerin afgelegde of af te leggen hezoeken, zoodat zij, zonder haar na te loo- pen, in staat zullen zijn de bezoeken der keizerin aan hunne lozers mede te deelen. Van een vijftig Fransche schilders is reeds de toezeg ging ontvangen, dat zg deel zullen nemen aan de tentoonstelling van kunst te Berlijn. Vele schilders hebben daarentegen geweigerdonder hen Puvis de Chavannes. Tot dusverre hebben slechts twee beeld houwers hunne medewerking toegezegd. Een troepje Boulangisten hebben eene bijeenkomst gehouden, om verzet aau te teekenen tegen de tegen woordigheid der keizorin te Parijs eu tegen de deel neming van Fransche kunstenaars aan do tentoon stelling te Berlijn. Paul Ddroulède en Laur zgn de woordvoerders geweest in de vergadering en hebben er eeno menigte holle phrasen ten beste ge geven, die toegejuicht en beantwoord werden met de kreten „Leve Frankrijk leve Elzas Er is eene motie aangenomen, waarbg verklaard wordt dat de Boulangisten geeu „dupes" zijn van de pogingen tot toenadering tusscheu Duitschlaud en Frankrijk. Er is voorts besloten om, wanneer het don Duitschen keizer in den zin mocht komen Parijs te bezoeken, hem eene ontvangst te bereiden, gelijk aan den „Uhlaneu-koning" (wijlen Alfonso XII) ten deel gevallen is. De vergadering heeft aan eene commissie uit haar midden opgedragen zich naar het standbeeld vau de stad Straatsburg, op. de Place de la Concorde, te begeven en, bij wijze van protest tegen de toena dering tot Duitschland, het beeld te omhangen met Fransche banieren. De commissie deed alzoo. Paul Ddroulède, gevolgd door een honderdtal personen, ging aan het hoofd van het troepje. In Oostenrijk is de verkiezingsdrukte in vollen gang daar nog onsmakelijker dan elders. De ver deeldheid van de partijen onderling, de wederzijdsche \ordachtmaking is zonder voorbeeld, en dat zegt wat in onzen tijd. De hoofdstad Weenen is het brand punt, daar vindt men van alles. Men heeft er op zijn minst zes fracties. Twee punten zijn er, waarop de aandacht dient gevestigd. In de eerste plaats heeft de oud-liberale partij haar vroeger program laten varen, afstand ge daan van de leer der zoogenaamde Manchesterpchool. Zij verklaart in haar program gebroken te hebben met hot laisser aller en pleit nu voor Staatsbemoei ing in sociale zaken, arbeidersbescherming, wetten tegen vervalsching van levensmiddelen, enz. Dit heoft echter de verdeeldheid in eigen boezem niet kunnen keeren. De radicalen, die algemeen stemrecht op hun vaandel geschreven hebben, willen van de libe ralen niets weten, omdat dit universeel geneesmiddel tegen alle politieke en sociale kwalen niet op het program staat. Eeu ander punt van beteekenis is, dat de goza^ menlyke bisschoppen van Oostenrijk een herderlijken brief hebben gericht aau de kiezers, waarin zij zich tegen het anti-semitisrae verklaren, tegen den „hei- densclien rassenhaat" opkomen. Op zich zelf moet men dat loven, maar dat ontbrak er juist nog aan om de verwarring volkomen te maken. De clericale partij heeft zoo lang haar steun gezocht iu het anti semitisme en daardoor vooral de kleine burgorij, die van de concurrentie met de Joden de nadoelen onder vond, op sleeptouw genomen, dat zij nu deerlijk venegen is wat er aau de kleine kiezers gezegd moet worden. Aan een voorspelling hoe de kiozersstrijd zal af- loopen, waagt niemand zich; daarvoor de is ver warring te groot. Zeker schijut alleen dat de liberalen 't hard znlleu te verantwoorden hebben, wahfc behalve hnu vele vijanden hebben zij nog do verdeeldheid in eigen boezem. .Gelukkig voor hen is 't bij hun tegen standers op dit punt niet veel beUr Kardinaal Lavigerie, de bekende Algiersche pre laat, heeft iu den laatsten tijd veel van zich doen spreken. Bekend is het schrijven, dat de kardinaal, die zich de bestrijding /an den slavenhandel tot levensdoel heeft gesteld, indertijd tot onzen koning richtte, ten eiude de goedkeuring der Nederlandsche regeering te verkrijgen voor het heffen der invoer rechten in don Congo-staat. Nu heeft de kardinaal een dergelijk schrijven gericht tot Czaar Alexander be treffende de behandelingen der Israëlieten in Rusland. Kardinaal Lavigerie wendt zich tot den czaar niet als geestelijke, maar als mensch, die niet kan aan zien, dat de rechten van menschen, die niets hebben misdreven, met voeten worden getredeu. In naam van de menschelijkheid en het Christendom smeekt de kardinaal den Czaar medelijden te hebben met zijn Joodsche onderdanen en bun toestand te verbeteren. Opzettelijk stelt do kardinaal op deu voorgrond, dat hij niet spreekt krachtens zijn ambt, zoodat van goen inmenging van buitenlandsche autoriteiten in Rusla ids binneniandsche aangelegenheden sprake kan wezen. Daarom richt Lavigerie zich tot „het groote hart en het edel gemoed van den Russischen keizer, die toch zelf bij zijn troonsbeklimming tot een deputatie

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1891 | | pagina 2