Boltenlaodscb Overzicht. KEMVISGEEWG. Nationale Militie. samengevoegd, onder bijvoeging ven 3 oM.' zout zuur, ten einde het noodige maagzuur te vervangen. Zoodra de kaas opgelost scheen, werd de daarvoor noodig bevonden tyd aangeteekend, bet mengsel ge droogd en gewogen en nit het residu bij bemidde ling opgegeven hoeveel van de kaas door die kunst matige verteringswijze opgelost, d. i. verteerd was. Op die w|jze werden 18 kaassoorten onderzocht, waarby de volgende uitkomsten verkregen werden. Reeds na 4 uren waren verteerd Chester- en Roque- fort-kaas, doeh eerst na 8 uren Emmenthaler-, Cor- gonzola en Neflchatel-kaas; pas na 10 uren du z.g. Mainzer-kaas en Fromage de Brieandere soorten nog later. Magere Zwitsersche kaas bleek na 10 uren nog zeer weinig verteerd. Neemt men nu in aanmerking, dat eene gezonde maag in normalen toestand binnen de 4 A 5 uren alles oplost, zoodat zich na verloop van dien tijd van de opgenomen spijzen niets meer in da maag bevindt, dan blijkt uit bovenstaande wel, dat alle kaassoorten, met uitzondering der twee eerste, moeie- lijk verteerbaar zijn. Niet onverdienstelijk zou het zeker zjjn, indien ook omtrent de meerdere of mindere verteerbaarheid der Nederlandsche kaassoorten dergelijke onderzoe kingen werden gedaan. De New York Herald bevat de volgende typo- graphische curiositeit Hoe een dichter lijden kan. Een trosch poëet, een gedicht in de hand, redacteur, den naar op trap de ZOO g'ng De tamme poëet, het gedicht in de hand, vloog ZOO de trap af naar de buitendeur. Een vermakelijk voorval met een olifant wordt uit New-York gemeld. Daar had George Brown, een oppasser bij Reich, de eigenaar van een inrichting waar dieren voor menagerie's etc., werden gefokt en afgericht, een jongen Afrikaanschen olifant, dien hij allerlei kunstjes moest leeren. De dikhuid was bui tengewoon leerzaam, zeer gehecht aan zijn leermeester en had zjjn hok achter het huis van Brown, bij de afdeeling waar de vogels en kleinere dieren waren gehuistvest. Brown en z|jn leerling woonden onder éën dak. Voor eenige dagen ging Brown uit en liet zijn dikke pupil in den stal, waar hij waarschijnlijk uit verveling, uitbrak, de deur van Brown's huis open stiel, de trappen opklauterde en in de keuken te land kwam. Toen Brown terugkeerde was de ge- heele keuken een puinhoop, alles lag overhoop, keu kengereedschap, gebroken potten en pannen, 't was om wanhopig te worden. Het ergste was echter plotseling de vorstin. Weiher richtte zich op als nit een zwaren droom en wankelde meer dan hij ging naar de tafel. ■Het is zeker do onweersbui, die mij beangst," zeide hij heesch. Zwaar en loom liet hij zich in een stoel vallen en greep naar een boek, dat op de tafel lag. Wat de bloemen zeggen!" las hij op het omslag. ,Nu, wat zegt de zonnebloem?" vroeg de vorstin opgeruimd. »Er is hier meer dan éën gedicht op haar," ant woordde Weiher, in het boek bladerend. ■Lees ons er eens een voor," zeide zij. En Weiher las, en met de woorden van het gedicht, vol lof over de zonnebloem, werd de macht die hem beheersehte, grooter en grooter en van de regels uit het boek vloog zijn oog naar de levende zonnebloem in den gordel van gravin Sol. Toen het gedicht uit was, sloeg Weiher het boek toe en trad weer aan het venster hij was zeer bleek. Sol zag hem oa, de handen in haar schoot, bewegingloos; de vorstin had de oogen gesloten en hield daarenboven haar hand' er voor, als had een felle bliksemstraal hare oogen plotseling verblind. Niemand sprak een woord. Daar buiten rolde de donder nog voort, doch steeds zachter en meer uit de verte, ook de wind bedaarde, de regen hield al- lengskens op, en alleen de bliksemstralen schoten nog van t|jd tot tijd door de lucht, En steeds zweeg het drietal in het prieel. dat de olifant niet meer langs de steile trappen naar beneden kon komen. Men moest met behulp van een aantal werklieden een hellend vlak maken, waar langs sinjeur zou afdalen. Maar de vervaardiging daarvan duurde geruimen tijd, de olifant bleef den ganschen dag boren en vond het een gesohikte gele genheid om tyn Vorderingen te toonen, door alle kunstjes die hy kende uit te roeren, mot een gratie zooals wij dat b|j de olifanten van Carré hebben kunnen bewonderen. Ren menigte menachen kwamen toeloo- pen, Brown deed een rondgang met een bus, waarbij h|j vr|j tvat ontving en tegen den nacht gelukte hst Brown den overijrerigen kunstenaar weder op rasteren grond te krijgen. Men is bezig met de uitvoering van een plan om het water van den Niagara-waterral in Noord- Amerika, dat tot dusver alleen voor den reiziger een prachtigen aanblik opleverde, ook practisch dienstbaar te maken voor de nijverheid, zonder echter aan het natuurschoon van dezen beroemden waterval iets te schaden. Tot dat doel heeft zich een maatschappij gevormd met een kapitaal van 7,800,000. Tot dusverre leverde een één kilometer lang kanaal, dat aan een der oevers van den waterval begint, om, langs de helling gaande, beneden te eindigen, het water, om enkele machines van fabrieken in beweging te bren gen, maar bq den aanleg van bet kanaal waren zéé weinig voorzorgsmaatregelen genomen, dat het water, op het rad der machines vallende, nog dikwerf het zelfde verval heeft als bq het begin van don waterval. Dit technisch bezwaar te overwinnen, is bet doel der maatschappij bovengenoemd, dio thans door de krijt rotsen van den waterval oen tunnel zal graven, met het doel om op die wijze een geleidelijken stroom te krijgen, waarmede de machines van talrijke fa brieken in regelmatige beweging zulleh kunnen wor- den gebracht. De in aanbouw zijnde tunnel, die in doorsnede den vorm van een hoefijzer heeft, wordt van de wa tervlakte onder den Niagara-val tot een punt op ongeveer 1 kilometer boven de watervlakte tot een diepte van ongeveer 48 meter onder denaardbodem gegraven. Met het bevaarbaro gedeelte van den stroom wordt de 3 kilometer lange tunnel op afstan den van 122 meter door kleinere tunnels en een aantal kleine kanalen verbonden, waarin de verschil lende machines worden geplaatst. Op het punt onder de plaats Niagara, waar de tunnel het diepst wordt, heeft h|j in doorsnede een oppervlakte van 149 vierkante meter, welke voldoende wordt geacht om mpt de watermotors 120,000 paar denkrachten te leveren. De maatschappij W1' zelve de noodige machines leveren tot overbrenging der waterkraoht, dooh particulieren zullen evenzeer, tegen een zekere vergoeding, zelf machines daartoe mogen plaatsen. Ofschoon het verval van de kanalen tot den tunnel 48 meter bedraagt, denkt men niet meer dan 36 meter daarvan te gebruiken. Voor den bouw van scheepswerven, dokken, molens, arbeiderswonin gen enz. beeft de maatschappij een oppervlakte grond van 526 hectaren langs de Niagare-oevers gekocht. Men heeft berekend dat door den kanaaltunnel aan den stroom niet meer dan 4 pCt. van het over de rotsen stroomende water wordt ontnomen. De natuur zelve houdt daar, ddor een grooten dam, den water stand steeds op gelijke hoogte, zoodat men dag en nacht van het water kan gebruik maken. Het eerste gedeelte van dew tunnel zal in het begin van 1893 dienstbaar kunnen worden gemaakt aan de nijverheid. (Airut. Ct.) In eene correspondentie uit West-Indië aan het Vaderland wordt o. a. hot volgende medegedeeld om trent het geschil tusschen den gouverneur van Suri name en den procureur-generaal mr. Kalff Eenige personen, waaronder bestuursleden van da Volkebode, kregen op zekeren dag woordeuwiaseling gevolgd door handtastelijkheden. Eenige Israëlieten, die in de zaak betrokken werden, verzochten een on derzoek, doch de proc.-gen. vond de sop de kool niet waard en liet de zaak rusten. Op verzoek van de beleedigde partij beval daarop het hof van justitie den proc.-gen. aan de klacht gevolg te geven. Deze gaf daarop aan het hof de noodige inlichtingen en verklaarde een vervolging ongewenscht te achten, daar een publiek belang er bq gemoeid was en een ver volging met het oog op de bestaande spanning slechts kwaad bloed zou zetteo. Het hof beschikte daarop in den geest van den proc.-generaal. De gouverneur was over deze zaak ontstemd en deze ontstemming nam nog toe, toen hjj een authen tiek afschrift van deze beschikking moest legaliaeeren. Immers het was mogelijk, dat van dit afsohrift een gebruik zon gemaakt worden, dat minder goed voor zyne belangen zou z|jn. Op denzelfden morgen ging de gouverneur op reit met den beer Kalff, den districtscommissaris Buys en dr. Petera. Op reis moet de heer Lobman den heer Kalff over de zaak onderhouden hebben en daarbij kwam het tot een vrjj hooge woordenwisseling. De procureur- generaal moet toen hebben verklaard nooit te hebben ontkend, dat er een spanning in Suriname is, maar dat de gouverneur dat altijd heeft gedaan. ,U hebt die verklaring alleen gedaan, mijnheer* moet de gouverneur den procureur o.m. hebben toe gevoegd „om mij te ondermijnen, maar weet, dat, als ik val, gij met m|j gaat!» De procureur-generaal heeft daarop de reis niet verder mede gemaakt. By de terugkomst van den gouverneur bleek al spoedig, dat de breuk tusschen hem en den proc.- generaal volkomen was. Al dadelijk werd de onlangs op aandringen van den proc.-generaal ontslagen ambtenaar Van 't Velde ter posterij als klerk aan gesteld. Na Van 't Velde werden do politie-bearab- ten, die op voorstel van mr. Kalff, op onverdiende w|jze de meesten zonder redenen en zonder pensioen, aan den d|jk gezet z|jn, ten Gouvernementshuize ont boden, in verhoor genomen en van hun mededes- lingen tegen hun gewezen chef oanteekening door den gouverneur gehouden. Die mededeelingen moeten allee behalve gunstig voor den heer Kalff zjjn. De gouverneur behandelt thans de politiezaken direct met den commissaris van politie, buiten het hoofd van het dopartement om, en heeft daardoor gemaakt, dat het gezag van den proc.-generaal bij de mindere bevolking, waartoe de ontslagen politiebeambten be- hooren, zeer heeft geleden. Tevergeefs trachtte de proe.-generaal tot den Gou verneur toegelaten te wordon, telkens kreeg hij op zyn verzoek daartoe het antwoord, dat de Gouver neur den proc.-generaal niet kon ontvangen, dewijl Z.Ezo. bezig was de zaak dér politiebeambten te on derzoeken. Thans moet de Regeering een aanklacht van den Eindelijk stond Sol op en boog zich voor de vorstin. «Slaapt u mama?" vroeg zij zacht. Langzaam liet Xenia Kirchberg de hand van haar oogen zinken en sloeg ze moede en loom naar haar dochter op. «Ik geloof het wel," zeide zij droomend. Toen aan het venster tredende, voegde zij er bij»Wij zullen naar huis gaan de regen is opgehouden. En het is hier zoo donker en koud!" Zij maakte zich klaar, liet zich door Weiher een doek om de schouders doen, maar bedankte voor zijn arm, die hij haar aanbood. «Ik moet mijn sleep ophouden, de wegen zijn zoo nat," zeide zij vriendelijk. Slechts weinig sprekend kwamen zij in het slot aan, en de avond ging voorbij als alle andere in do salon aan de theetafel der vorstin, maar daar deze vermoeid scheen, zop ging ieder vroeger dan anders naar z|jn eigen apnrtementen. En toen zij alleen was, ging Xenia Kirchberg langzaam naar haar gele boudoir, nam een zilveren kandelaar van haar kabi net en trad voor den venetiaanschen spiegel. «Uitgebloeid!" zeide zij zacht, de verwelke thee rozen op haar borst aanrakend. «Uitgebloeid," her haalde zij nog eens luider, toen zij haar eigen beeld beschouwde. «De zonnebloem en ik wil ze niet eens haten," steunde zij. «Is hef dan ha re schuld dat zij schooner is dan de halfverwelkte, uitgebloeide theeroos." Nog één weemoedigen blik wierp zij op het portret aan den wand en toen ging zij met wankelende schreden naar haar slaapvertrek en liet zich voor den nacht ontkleeden en haar donker haar opsteken. «Uwe doorluchtigheid houde mij de opmerking ten goede maar de toepassing van een of ander kleurmiddel zal spoedig noodig zijn, er komen langza merhand grijze haren," zeide de kamenier die haar hielp. «Ja, het is herfst geworden," antwoordde de vorstin zacht. En toen zij alleen was, trad zq nog eens voor den spiegel. «Het is herfst," fluisterde zij. «Ik had gemeend, dat het zomer was." En zij zonk, krajnpachtig hare handen wringend in wanhoop op den grond. «M|jn eenige hoop op een gelukkig leven!" riep zij snikkend uit. «Moet ik u dan werkelijk verlie zen Neen, neengij zijt de mijne, ik geef u niet vrij weg, ik wil om u worstelen, kampen, bedelen zelfs wil ik om u! Ik wil u tegen uw wil 'ast- houden, zoodat gij mij niet meer verlaten kan. Gij zijt van mij en moet van mij blijven «En dan ligt gij terneêr, gebroken in Al uw kracht zoo klonken haar de woorden uit het gedicht nog in de ooren, bq het uitspreken van deze woo'den had de lezer zich verraden, onbewust verraden, ook z|jn geheim dat hij, zij wist het, tot heden even streng bad bewaard, als zijn smettelooze eer. Wordt vervolgd.) gouverneur tegen den heer Kalff en van dezen tegen den gouverneur ontvangen hebben. De heer W. J. N. Landré levert in de Economüt eene beoordeeling van het onlangs openbaar gemaak t rapport der landbouwcommissie over de «centrale organisatie der landbouwbelangen." De commissie wil een landbouwraad in 't leven roepen, maar haar rapport gaat niet uit van een vastgesteld beginsel door de overweging van verschillende motieven, is men gekomen tot een voorstel dat eindelijk als uit leg is aangenomen. De ontleding van het rapport leidt tot de conclusie, dat zjj ten aanzien van een landbouwraad drie stelsels heeft overwogen lo. dat van een tegenover de regeering geheel zelfstandig college zonder eenig officieel karakter2o. dat van een speciaal regeeringscollege met een uitsluitend officieel karakter en eindelijk 3o. dat van een half- officieolen, half zelfstandigen landbouwraad. De laatst bedoelde organisatie heeft blijkbaar de meeste sym pathie genotenzij zoti eigenlijk aan het ideaal der commissie beantwoord hebben, maar geheele zelfstandigheid zou toch wenschelijker wezen, doch de regeering moest ook iets te zeggen hebben Zoo is rle commissie toch gekomen tot een twee slachtig stelsel, tot haar voorstel, «dat de groote provinciale maatschappijen zullen worden aangewe zen, om tweetallen op te maken voor leden van den landbouwraad, waaruit de regeering eene keuze zal doen, in dier voege, dat voor elke provinciale maat schappij van 500 of minder leden één lid in den raad zitting zal nemen, met dien verstande evenwel, dat ééne maatschappij door niet meer dan vier leden in den raad zal worden vertegenwoordigd." Uit de leden zal dan de regeering den voorzitter aanwijze n. Dat de commissie zoo onvast in haar schoenen stond, lag in de groote raoeielijkheid om zulk een landbouwvertegenwoordiging samen te stellen. Wie moeten kiezers zijn De landbouwmaatsohappijen Maar er zijn versoheiden personen lid van meer dan een maatschappij of vereeniging. Bovendien z|jn er streken met zeer bloeiende afdeelingen, terwijl daar naast weer plaatsen in 't geheel niet vertegenwoor digd zouden zijn, omdat men er bijna geen leden telt. Eindelijk zouden daardoor de tuin- en bosch- bouw niet tot'hun recht komen. Dit laatste bezwaar zou vooral ook wegen als alleen de groote provin ciale landbouwmaatsohappijen ter verkiezing werden aangewezen. Om te geraken tot een vertegenwoor diging van den landbouw in het algemeen, zou een bijzonder kiesstelsel moeten worden ingevoerdeen lid der commissie, de heer A. van Dedem, heeft daarom in eene afzonderlijke nota een pleidooi ge voerd voor de oprichting van Kamers van Land bouw, samen te stellen op soortgelijke wijze als de Kamers van Koophandel. Maar ook de instelling van dergelijke Kamers zou op ernstige bezwaren stuitenin den landbouw bestaan geheel andere toestanden als in den handel. De schr. is echter de meeniug toegedaan, dat onze landbouw geen speciale vertegenwoordiging behoeft. Wel zyn noodig officieele organen, uitsluitend belast met de behartiging der landbouwbelangen, dooh zij moeten deel van de regeering uilmaken. Eon af zonderlijk ministerie zou voor ons land te kostbaar zyn, doch een speciale afdeeling aan een der minis teries, binneniandsche zaken of waterstaat, zou ook voldoende zyn. Ook thans reeds kan de regeering omtrent den landbouw, Zoo goed als van eiken tak van dienst, ruimschqots inlichtingen bekomen zoodra een afzonderlijke afdeeling voor den landbouw is ingesteld, zal het blijken, dat zij spoedig bijzon der goed op de hoogte is. Een landbouwraad zou dus waarschijnlijk meer storend dan nuttig kunnen werken. De instelling van verschillende vertegen woordigingen voor allerlei bijzondere belangen ver dient ook hierom geen aanbeveling, omdat iedere verkiezing aanleiding geeft tot agitatie, vooral ten platten lande, waar ook bq verkiezingen voor kleine corporaties allerlei persoonlijke overwegingen in het spel komen. Daarenboven worden de afgevaardigden voor de Tweede Kamer toch ook grootendeels door de landbouwende bevolking gekozen, zoodat deze zeer goed or voor kan waken, dat in de volksver tegenwoordiging mannen zitting krijgen, die de be langen van den landbouw zullen ter harte nemen en desgevorderd daarvoor optreden, wat te meer te verwachten is nu de algemeene belangstelling in den landbouw is opgewekt. Dat de tegenwoordige toestand zeer storend werkt en krachtige ontwikkeling tegenhpudt, toont de schr. ten slotte aan met een voorbeeld uit zijn eigen er varing: het mislukken van pogingen om een rijks subsidie te krijgen voor het aanleggen van een proef tuin, tot schooltuin ingericht, en eenige proefvelden voor landbouwgewassen te Vlymen in 1888, en dal niettegenstaande en de minister van waterstaat en de inspecteur van het landbouw-onderwijs sympathie voor de zaak hadden. De moeilijkheid lag dan ook in de wettelijke bepalingen, die landbouw-onderwijs tot het middelbaar onderwijs rekenden, terwijl tuin- bouw-onderwijt nog vogelvy was. Het gebeurde te Parijs beheerscht nog altoos de openbare meening in Duitschland. De „National Zeitung» zet hare scherpe critiek omtrent de zaak voort. In de parlementaire kringen, zegt zij, wordt verhaald, dat, evenals aan den Franschen gezant te Berlijn en aan den Duitsohen gezant te Parijs, ook aan den rijkskanselier eerst op het laatste ooge'nblik bericht omtrent de reis der keizerin-moeder is go- geven. Uit aanmerking van de politieke verant woordelijkheid van den leidenden steatsman verklaart de Hational Zeitung tegen zoo iets te moeten protes teeren, daar toch, wat de openbare belangen des lands betreft, de rijkskanselier van alles in tijds.moet zijn onderricht. Tevens meldt het blad, dat ook de brief van rouwbeklag des Keizers over den dood van Meissonier eene uitsluitend persoonlijke uiting des Keizers in geweest. Eigenlijk trachtte alzoo de National Zeitung te doen uitkomen, dat de jongste pogingen des Keizers tot toenadering jegens Frank rijk hebben plaats gehad zonder voorafgegaan over leg met den rijkskanselier Caprivi. De conservatieve Reickebtoe wil niet gelopven, dat de nieuwe verscherping der bepalingen aangaande de paspoorten en het grensverkeer in Elzas-Lotharingen zijn uitgevaardigd ten gevolge van hetgeen te Parijs is voorgevallen, daar dezo versoherping alsdan te veel zou gelijken op de gedragslijn van een pruilen den versmaden minnaar. Het blad betoogt, dat zul len delicate betrekkingen als die tusschen Duitschland en Frankrijk niet mogen worden behandeld naar oogenblikkelyke sanguinische gewaarwordingen, dus niet in dezen zin: eerst eene vriendelijkheid die veel verder gaat dan zjj naar de feitelijke toestanden kan gaan, en wanneer die niet den gewenschten weer klank vindt, alsdan eene even groote onvriendelijkheid. De Kreuzzeitung verneemt, dat er aanstalten waren gemaakt tot eene groote demonstratie van de Parij- sohe schooljeugd véér hot gebouw van het Duitsche gezantschap, en dat alleen door de krachtige en ge» schikte optreding van den minister Constans die vijandige uiting is 'oelet; alsook dat van de Fransche ministers alleen Constans, Bouvier en Bourgeois zich in den ministerraad hebben verklaard voor eene te gemoetkomende houding jegens de keizerin-moeder, terwijl de broeder van den President der republiek zeer ijverig in chauvinistischen zin was te werk gegaan. De HorddeutecAe Allgemeine Zeitung wijst op de eenstemmigheid in de gehoOlo Duitsche pers bij de beoordeeling omtrent het in Frankrijk gebeurde al moge die ook verschillend worden uitgedrukt. In dat eenstemmige der vaderlandsche gezindheid zal men een hechten waarborg mogen zien, dat wanneer er te eeniger tyd eene schending van de waardigheid of van de belangen des volks mocht plaats hebben, van de Alpon tot de zee alle Dnitsehers zich bij elkaar zouden aansluiten in de gedachte aan het ééne en groote vaderland. De Rijksdag heeft de aanvraag der regeering tot het toestaan van meerdere gelden, ten behoeve van stijgende premiën voor onderofficieren van het 9de tot het 12de dienstjaar, verworpen. Het voorstel Windhorst (om 2,400,000 mark toe te staan voor premiën aan onderofficieren, uitsluitend na afloop van een twaalf-jarigen actieven dienst) is aangeno men. Eugen Richter verklaarde, dat hij had gehoopt op eene verbetering in den toon der regeering, maar dat die illusie thans verdreven is. De Rijkskanse lier verklaarde in antwoord op Richter, dat deze aan de regeering de zorg kan overlaten, zelve haar aanzien hoog te houden. De vrijzinnigen wilden de regeering steunenmaar zij traden byna altoos negatief opsedert hunne meeste voorstellen ver worpen waren. Geene regeering kan op hun steun rekenen. Wjj doen alles om een goed geweten te hebben, en willen ook als het noodig is, hetgeen de Hemel verhoede, onze militaire sterkte toonen. In den Franschen Senaat is een belangrijke strijd begonnen over de kolonie Algiers. De senator Dide hield een uitvoerige rede. waarin hij betoogde, dat deze kolonie, welke reeds 60 jaren in Frankrijks bezit is en millioenen heeft gekost, nog in treurigen toe stand verkeert. Na hem sprak de heer Pauliot, die vooral klaagde ovor de onrechtvaardige bejegening; welke de 'inboorlingen ondervonden en van de on eerlijkheid der ambtenaren. De regeering had voor dezo gelegenheid den gou verneur van Algiers, den heer Torman, die te Parijs vertoeft, tot regeerings-commissaris verheven, opdat hij' zelf zijn beheer tegenover den Senaat zou kannen verdedigen. De gouverneur protesteerde tegen de beschuldigingen van den heer Pauliot en trachtte uit de geschiedenis van Algiers aan te toonen, dat de kolonie steeds vooruitgaat. Heden wordt de stryd voortgezet. Onlangs deelden wij mede, hoe in het hooge Noorden, een quaestie te Zweden en Noorwegen reeds lang verdeelt, haar oplossing naderde. Het betrof de regeling der diplomatieke betrekkingen van de beide ryken met het buitenland, welker lei ding tot heden Zweden voornamelijk in handen heeft. Deze quaestie heeft nu, zooals blykt uit nadere mededeelingen uit Christiania, den val van het con servatieve ministerie-Stang, welks aftreden voor eenige dagen werd gemeld, veroorzaakt. Na lang durige onderhandelingen met de Zweedsche regee ring had de Noordsche verkregen dat deZweedsch- Noorweegsche diplomatieke aangelegenheden, die thans te Stockholm tusschen drie Zweedsche en een of twee Noorsche ministers worden behandeld, voortaan tusschen drie uit elk der beide landen zouden wor den gevoerd. Een daartoe strekkend ontwerp was, evenals bij den Zweedschen rijksdag, ook bij den Noorschen storthing ingediend. Ofschoon in de wet zelve niet stond, dat de minister van buitenlandsche zaken te Stockholm, die do adviezen der zooeveu genoemde zes ministers aan den koning moet voor dragen, een Zweed moet zijn, zoo was dit toch in de memorie van toelichting nadrukkelijk aangegeven. Dit nu werd het steentje, waarover het ministerie- Stang struikelde en viel. In deze toevoeging zagen de radicalen opnieuw een beperking voor Noorwegen, dat steeds dringen der om gelyke rechten met Zweden ook in de re geling van diplomatieke aangelegenheden toept. Dat het ministerie-Stang in dit wetsontwerp had kunnen toestemmen, werd beschouwd als krenkend voor de eer en het zelfstandigheids-bewustzijn ran Noor wegen. By de behandeling diende nu de afgevaardigde Berger in den Storthing een motie van wantrouwen in het kabinet in, die met 59 tegen 55 stemmen werd aangenomen. Tot de voor de mb ,ie stern- menden bebooren 39 radioalen en 22 gematigde liberalen. Door den Koning, die juist te! Christiana vertoeft, is onmiddellijk na het verzoek pin ontslag van het ministerie-Stang de heer Berger ratboden, doch volgens de laatste berichten sloeg deze de op dracht tot het samenstellen van een nieuw kabinet van de hand. Hij ried den koning afp zich tot den heer Steen te wenden, rector aan het 'gymnasium te Stavanger en leider der linkerzijde. Na een%e aarzeling heeft de koning hierin toegestemd en den heer Steen uitgenoodigd een ministerie te vormen. Diens antwoord is nog onbekend. Men heeft in den laatsten tijd in de j Amerikaan - sche bladen veel gesprokon van den „Landbouwers- bond." De heer Davis, afgevaardigde koor Kansas in het nieuwe Huis van Volksvertegenwoordigers heeft over dien bond, waartoe ook hij beltoort, eenige inlichtingen verstrekt. Wy verlangen, zeide hij, een voldoenden geldvoorraad voor de eischen van handel en nyverheid, billyke spoorwegvrachten en hoe meer verlaging van het tarief hoe beter; vrije aanmunting van zilver zou nauwelijks volstaan; voor de Presi dentsverkiezing in 1892 zou de Bond, Ofschoon zich niet te zeer vleiende nu reeds te zullen slagen, op treden met een eigen candidaat, te weten den heer Weaver van Lowa; de voorzitter van den Bond, de heer Polk van Noord-Carolina, zon voor vice-presi dent worden candidaat gesteld; men hobpte, dat zy genoeg stemmen zouden verkrijgen om te verhinderen, dat een der andere candidaten de volstrekte meerder heid had, zoodat het Huis de keuze moest doen. EERSTE ZITTING van den Militieraad. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Gouda, brengen ter kennis van belanghebbenden, dat de EERSTE ZITTING van den MILITIERAAD, be doeld bij art. 86 der wet van den 19den Augustus 1861, Staatsblad No. 72), zal plaats hebben op het Raadhuis DINSDAG den 17n MAART 1891 des namiddags ten l1/, ure voor hen die bij de loting getrokken hebben No. 1 tot en met 80,en WOENS DAG den 18n MAART daaraanvolgende, des na middags ten 1 ure voor de hoogere nummers. In- deze zitting moeten verschijnen de Vrijwilligers voor de Militie en dè Lotelingen, die vrijstelling syerlangen wegens ziekelijke gesteldheijd, gebreken of gemis van de gevorderde lengte, terwijl daarin tevens uitspraak wordt gedaan omtrent hen die rede nen van vrijstelling hebben ingediend en omtrent alle andere Lotelingen. Voorts wordt den Loteling, DIE ZIJN BEWIJ ZEN TOT VRIJSTELLING NOG NIET HEEFT INfïELEVERD, herinnerddat om vrijstelling te erlangen wegens BROEDERDIENST, de volgens art. 21 van het Koninklijk besluit rap den 8n Mei 1862 Staaltblad No. 46), vereischte bewijsstukken uiterlijk tien dagen vóór den dag, waarop de Eerste

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1891 | | pagina 2