Buitenlandse!) Overzicht.
Ob 4* deswege ingestelde klacht werd de leveran-
fjer A, 8. vervolgd voor de Rechtbank te 'aliage
en veroordeeld tot 3 maanden gevangenisstraf wegens
taflevering van drinkwaren wetende dat ze vervalscht
„lijn door bijvoeging van een vreemde zelfstandig-
„heid." Het Gerechtshof bevestigde het vonnis. Mr.
Verschoor, advocaat te 's Hage, trad in oasaatie voor
den veroordoelde op en trachtte aan te toonen dat
in casu geen vervatachiag, maar alleen verdunning
van de melk bestond, omdat water niet is een
aan melk vreemde zelfstandigheid, daar melk reeds
een groot deel water inhoudt, sóoals zij van de
koe komt en dat het alleen de vraag zou zijn of
de verdunning in zoodanige mate was geschied, dat
de melk had opgehouden melk te zijn. Zoodanig
onderzoek had, volgens pleiter, evenwel niet plaats
gehad. Om deze redenen concludeerde mr. Verschoor
alzoo tot vernietiging van het veroordeelend arrest.
Mr. Van Maanen, Advocaat-Generaal, zal op 19
Mei aanstaande in deze zaak conclusie nemen.
Volgens den Haagschen kroniekschrijver van de
N. Gron. Ct. zullen waarschijnlijk: de beide eerste
werkdagen der Tweede Kamer van deze week, Dins
dag en Woensdag, nog door nieuwe sprekers worden
ingenomenmen ziet nog redevoeringen te gemoet
van de hh. v. Houten, de Beaufort, v. Kempen,
v. Löben Seis en Seret, Hoekers «n Hafmans, Farn-
combe Sanders, Borgesius en anderen. En als der
halve Donderdag de ministers aan het woord komen
en achtereenvolgens alle bezwaren behandelen, ioder
voor zijn aandeel, ook de minister van financiën
dus, wat de geldelijke gevolgen betreft dan zou
't zeer wel mogelijk zijn, dat de replieken niet vóór
het einde der week, mits er een Zaterdag-zitting
aan gewaagd wordt, afloopen.
Maandag 3 of Dinsdag 4 Mei begint het debat
dus over de artikelen en de meer dan 100 inge
diende amendementen, die dan misschien nog ver
meerderd, wel in een bundel mogen worden ver-
eenigd, in behoorlijke volgorde, teneinde het over
zicht te vergemakkelijken naast het wetsontworp der
regeering, dat nog enkele redactie-wijzigingen zal
ondergaan.
De kans om door de motie-Domela Nieuwenhuis
het ontwerp buiten verdere behandeling te stellen,
is zoowat nihil. Maar of daarom de wet ten slotte
zal worden aangenomen, dat blijft zeer dubieus.
De beste kansen blijven, volgens dozen kroniek
schrijver, bestaan, als de regeering op hoofdpunten
geen enkele ooncessie doet en alleen met kleine tech
nische verbeteringen meegaat. Hoogstens zou een
verkorting van den S- tot 6-jarigen diensttijd kunnen
worden toegegeven en een kleine verlenging van de
korte oefening. Maar noch de dienstruiling, noch
de vermindering van 't contingent zouden de kansen
van hot ontwerp doen stijgen.
Het is echter niet waarschijnlijk, dat de eindstem
ming vóór de verkiezingen zal plaats hebben. Zoo
als de debatten thans loopen, is bet te verwachten
dat in de tweede helft van Mei de behandeling der
voordracht zal worden verdaagd. En niomand kan
voorzien wat daarna zal gebeuren. Blijft de Kamer
ongeveer onveranderd, dan zal mon in Juli of Au
gustus de afdoening doorzetten; maar verdwijnt de
tegenwoordige meerderheid en 't kabinet met
haar dan is het uit met de legerwet tot dat een
volgend ministerie er misschien zeer belangrijke
wijzigingen in zal hebben gebraeht.
Man leest in de „Deli Ot.' van 23 Maart jl.
Volgens de „Pinang Gazette" heeft 20 dezer op
de Edi-rivier, ongeveer 600 yards van onze banting,
een aanval plaats gehad op een Europeaan, die zich
met eene sloep naar boord wilde begeven.
De bemanning van dit vaartuig sprong te water en
vluchtte, de Europeaan werd daarin verhinderd door
de Atjehers, die hem een viertal klewanghouwen
toebrachten en wio het waarschijnlijk te doen was
om het geld dat bij gewoonlijk met zich voerde.
Thans vonden zij echter niets van waarde in do
boot en namen daarop ijlings de vlucht.
De gewonde wordt iu het militair hospitaal ver
pleegd en zal hoogstwaarschijnlijk wel herstellen.
Wjj z|jn iu de golegenheid aan dit bericht toe te
voegen, dat de aangevallene kapitein Boss van de
„Washi" is, van wien het bekend is dat h|j meestal
geld b|j zioh heeft. Doze roofpartij en 9811 andere
aanval, welke 8 dagen vroeger op vier\politie-op-
passers van den radja plaats vond weljce het
materieel voor de artesische putboring aau dort lin
keroever der Edi-rivier moes'en bewaken en
waarbij het om de geweren te doen was (WBarvan
er twee in handen der Atjehers bleven, nadat een
der roovers zwaar was gewond), moeten waarschijn
lijk worden toegeschreven aan lieden uit de geblok
keerde staatjes, waar de rijstoogst mislukt is, en die
nu bij honderdeu uaur de Oostkust uitwijken. Ook
onder de Atjehers zeiven is de onveiligheid daardoor
zeer toegenomen, en moord en diefstal tegenwoordig
aan de orde van den dag.
Zoolang die maraudeurs zich niet tot benden ver
eenigen, zullen z|j ons niet vee) afbreuk doen, dooh
er heeft zich slechts een invloedrijke toekoe aan hun
hoofd te stellen, en de poppen z|jn weer aan het.
dansen, evenals verleden jaar.
De BukoKÓuur Noch richten behelzen een uitvoerig
verhaal over het vreesel|jke ongeluk »aarb|j 36
menschen door een dollen wolf gebeten t|jn. Het
woedende dier liep Zaterdag-avond tusschen 8 en 9
uur uit de richting van Mahals langs den grooten
weg naar de dorpen Zuksca, Sadagora en Rohozna,
waarbij hij 36 menschen aanvloog. Volgens getui
gen sprong het beest eiken voorbijganger naar de
keel, zoodat de meeste verwondingen in het aange
zicht en de hals geschied s|jn. De aanval gebeurde
zoo onverwacht dat de meeste peraonou zich niet
konden verdedigen, en daarbij met zulk een woede,
dat de wolf b|j ben zijner slachtoffers het kakebeen
doorboet en b|j een ander het neusbeen' verbrijzelde.
Dit alles geschiedde in een oogenblik tijds, daar bet
beest na gebeten te hebben dadelijk afliet en zich
met een vervaarlijken sprong op een ander slacht
offer wierp. Zoo kwam het door eene openstaande
deur iu de keuken van de cavallerie-kazerne ia
Zukzka, waar het een dragonder naar de keel vloog.
Daarna snelde het naar buiten en viel op de dorps
straat ieder aan die hem tegen kwam, waaronder
een markskramer, Zwaricz, die een diepe wond in
den arm kreeg. Deze Zwaricz echter was oen zeer
moedige kerel, die niettegrnstaande zijne wond het
beest achtornazette met een spoedig uit zijn huis ge
haalde hooivork. De wolf was in de duisternis reeds
verdwenen en naar Bohozna geloopen, waar h|j na
vele menschen gebeten te hebben plotseling rechts
omkeert maakte en weer langs denzelfden weg naar
Sadagora terugkeerde. Nauwelijks had Zwaricz, die
al dien t|jd op de loer had gestaan, in de verte de
twee gloeiende oogen zien aankomen, of h|j wist
zich met zyn hooivork zoo goed in postuur te
stellen dat het beeBt in de tanden van de vork
rende. Nu snelden eenige naohtwaohters en politie
agenten toe die den wolf doodsloegen. Bijna de
gehoele bevolking van bovengenoemde dorpen kwam
aanloopeo om den dooden vijand te bekijken.
Hoewel de veearts na gehouden Ijjk-outleding
niet met zekerheid durfde te zeggen of het beest
al of niet dol was, is dit tooh vr|j waarsohijnlijk
het geval, omdat een wolf, zoolang h|j niet door
honger gedreven woidt, nooit menschen aanvalt, en
in de buik vau het gevelde dier overblijfsels van
voedsel gevonden worden. Van de gewonde perso
nen zijn er dadelijk 29 naar het gasthuis van Gzer-
nowitz vervoerd, waar de beten werden gebrand
maar daar dit middel niet zeker is werden er 17
van de zwaarst gewonden naar Bukarest gebracht,
waai» een inrichting van Pasteur onder leiding van
prof. Babes bestaat. Van deze laatsten hadden de
moesten vreeael|jke wonden in hot gezicht. Van een
was de neus afgebeten, van een ander de huid vnn
het voorhoofd gescheurd, en eene vrouw, Dominika
Illanka, kon niet vervoerd worden omdat hair rech
terwang en oog weggebeten waren. Men «réest
echter dat het ongeluk nog grooter is dan men nq
weet daar waarschijnlijk vele boeren die door den
wolf aangevallen en niet heel erg gewond z|jn, uit
gemakzucht en uit wantrouwen togen geneeskundige
hulp geen aangifte zullen doon, terwijl het voor de
hand ligt dat er ook een groot aantal huisdieren
gebeten zijn. Het heet dan ook dat er reeds eenige
dolgeworden koeien z|jn afgemaakt. Intusschen zijn
or door de overheid grocte drijfjachten in do om
streken verordend, daar de aanwezigheid van talrijke
wolven gebleken is.
Mr. 8. van Houten heeft z|jn achtsten staatkun
digen brief grootendoels gewijd aan hetgeen hjj
noemt staatsphilanthropie.
De staat, zro redeneerde men in Duitschland en
zoo redenoereu helaas to velen nok ten onzent, de
staat behoort voor de zwakken in de bres te sprin
gen op den enkelen grond van hun zwakheidhet
is daarom de taak van den staat niet enkel voor de
rechten, maar ook voor de belangen der werklieden
te zorgeninvaliden en ouden van dagen behooren
althans tegen de njjpendste armoede door den staat
gewaarborgd te worden..
Dit denkbeeld is prachtig mooi voor een goeden
ouden Duitschen „Landesvater", maar h|j, die bedenkt
dat „de Staat niets geven kan, wat hij niet eerst
neemt", zal er zich niet b|j kunnen neerleggen.*
Mr. Van Houten komt daarop tot den heer Van
Marken en ziju modelfabriek. be door dien indus
trieel gewilde weg, om desnoods het protectionisme
van andere Staten door repressaille-maatregelen te
bestrijden, is, volgens den heer v. H. zoo gevaarlijk
mogelijk. Z|jn onderneming neemt als 't ware de
geheele zorg der werkjieden op zioh, maar h|j riet
op z|jn beurt naar de sterke schouders van den 8taat
uit, om jhem te steunen als de verplichtingen, die
hij op zich genomen heeft, hem te zwaar mochten
worden.
De grond der toekomst zou onder zijn stelsel
Sedert drie maanden bewoonden zij bun afgelegen
verblijf, vreemd aan het gewoel der wereld, in ver
getelheid van alles wat niet hun zeiven betrof.
Tweemaal 's weeks schreef Alice aan haren broeder,
die met enkele regels antwoordde. Florence was,
buiten weten van haar echtgenoot, minder achter
houdend; zij vertrouwde hare schoonzuster hapr
telkens grooter wordende onrust, alleen eenigszins
tot kalmte gebracht door de redeneeringen van Nelly.
Florence's oplettende teederheid werd verontrust
door de onbegrijpelijke stoornis, die zij opmerkte
in de gezondheid van Boland. Hg leed aan een
aanhoudende slapeloosheid en een dagelijksch gebrek
aan eetlust; want ondanks zijne verre tochten gaven
de zenuwen »an den zieke zich niet gewonnen.
Wees niet beangst, lieve mevrouw, zeide Nelly
zacht. Ge wordt.... te veel bemind. Dat is alles.
Moet ge u daarover beklagen? Toen mijnheer u
huwde, had zijn hart nog nooit liefde gekend. Die
werkzame geest had zich met de wereldsche verma
ken weinig beziggehouden. Terwijl hij zich onthield
van gemakkelijke veroveringen, heeft hij al het vuur
z|jner hartstochtelijke liefde voor u bewaard
De jonge mevrouw Montfranc schudde blozend
het hoofd, een oogenblik gerustgesteld, maar weldra
opnieuw door haar zorgen overvallen.
Voor Nelly bleet Roland de ridderlijke held, van
wien alle vrouwen droomen. Zjj herdacht altijd
weder dien ver verwijderden tijd, toon h|j haar be
schermde en verdedigde. Zonder hem, zou zij door
mevrouw Reeding z|jn weggejaagd; z|j zou miss
Sidney nooit hebben leeren kennen, en dat was voor
haar een geluk, meer nog haar redding geweest.
Thans was hare toekomst, die barer beide zusjes,
verzekerd. Al te zeer aan bare meesteres gehecht,
om baar torgen niet te deelen, merkte ook zij de
verandering in Roland's zielstoestand wel op. Het
gelaat van Montfranc werd bleek en mager. Zijn
blauwe oogen, met den somberen en krachtigen oog
opslag schenen grooter door de magerheid zijner
ingevallen wangen. In den slaap kreeg zijn gelaat
een harde uitdrukking, die Florence somtijds ver
wonderde.
Als hjj zich maar niet verveelt in onze ge
lukkige afzondering, zeide z|j angstig.
Nelly lachte en spotte met deze onnoozele ver
onderstelling.
Zich vervelen? hjj? O, mevrouw, men ver
veelt zich nooit, met een liefde als de zyne in het
hart. Let maar eens op, hoe hij altijd met u bezig
is, met u, met uw kapsel Heeft hij u giste
ren nog niet verzocht, uw haar naar achter gekamd
en in den nek opgebonden te dragen Dat is geen
mode en toch
De reden was, dat Roland verandering wensohto
gebraoht te zien in Florence's uiterlijk. Een wijzi
ging in het kapsel of in het toilet verdreef voor
enkele uren de noodlottige gelijkenis, die hem overal
vervolgde.
Weder was het zomer. Nu gingen do beide echt-
genooten notflt anders uit dan 's avonds, wanneer de
schaduw koelte aanbracht op de vlakte. De boeren
hadden het jonge paar op het kasteel Canourgues
leeren kennen en liefhebben. Men wist, overal in
den omtrek, dat op het kasteel alle nooden werden
gelenigd en dat men er nooit vergeefs de hand uit
stak om te vragen. Om hare aangeboren zaohtheid
werd Florence door iedereen aangebeden. Werd
een kind ziek, dan kwam men haar hulp inro6pan
b|j huiselijke twisten rustte zjj niet, voor zjj de
eendracht had horsteld. Die atmosfeer van eerbie
dige genegenheid omringde hen, als zjj in de sche
mering te paard voorbjj reden, sierljjk en bevallig
als het romantische echtpaar, dat het werkelijke
leven niet van hun liefde heeft kunnen afscheidea.
Omstreeks dien t|jd begon Roland te lijden aaa
benauwdheden, waarbjj hij dan uren achtereen naar
adem snakte. Florence liet oogenblikkeljjk dokter
Grand uit Perthuis ontbieden. Na eenig ondersoek
verklaarde deze, dat er stoornis bestond, tengevolge
van hartkramp. Dit kou Montfranc niet verwon
deren. Eertijds hadden de militaire dokters tot
tweemaal toe geweigerd, hem in het leger aan te
nemen. Do dokter schreef extract van tbebaïne voor
de benauwdheden weken dadelijk. Roland kon wel
dra niet meer buiten dit geneesmiddel, dat tevens
de slapeloosheid verdreef.
[Wordt vervolgd.)
feitelijk sleohts uit dit ssne artikel bestaan„De
fabrikanten zorgen voor hun werkvolk, de staat
zorgt voor da fabrikanten." In feodalen vorm zon
de sooialistisohe heilstaat worden verwezenlijkt
gelijk in Duitsohland.
De heer Van Houten besluit z|jn brief als volgt;
„Het kan inderdaad in onzen t|jd niet genoeg
herhaald worden, dat de staat een instelling is voor
de handhaving van het recht en voor de behartiging
der algemeens belangen, geen diaconie, geen maat
schappij om nijve'rheidsoudernemingen tegen kwade
kanson te beveiligen.
„Een gedeelte onzer liberale woordvoerders is ge
heel op den verkeerden weg. Zij laten den Staat
alles en nog wat, beloven en voeden zelfs altijd in
beginsel eenige instemming voor de fata morgana,
welke de heer Dotnola Nieuwenhuis onzer arbeiders
bevolking uit de staatskas voortoovert.
„Ik ben het daarom dan ook niet eens met de
leden der Liberale Unie, dat de omstandigheden het
overbodig maakten in haar manifest aan de handha
ving van het stelsel vnn den vrijen handel een plaats
te gunnen. Dat stelsel heeft onder de liberalen halve
vrienden, misschien zelfs verkapte tegenstanders. En
't is toch ongetwijfeld niet alleon de bron van do
betrekkelijke welvaart die w|j genieten, maar de jaren,
waarin het protectionisme, elders aangenomen, ons
voordeel gaat brengen, zijn aangebroken.
„Had ons staatsbestuur den moed, gaandeweg het
tarief nog verder te beperken, om eindelijk be
houdens acoijnsheffing tot het vrijhavenstelsel te
komen, nog meer zou hier te lande do plaats z|jn,
waar de handel bjj voorkeur zijn zetel opsloeg. Nog
voordeeliger zou het zijn voor vele industrieolen, die
in belangrjjke mate bewerkte goederen als grondstof
gebruiken, zich op ons grondgebied te vestigen.
Grooter zou ook de vraag naar werkvolk worden en
meer benoodighetlen zou de werkmam zioh kunnen
aanschaffen voor het loon, dat hij naar de wet van
vraag en aanbod bedingen kan.
„Do halfheid van het liberalisme der afgeloopen
periode heeft ook op dit gebied stilstand gebracht
en die stilstand is reeds achteruitgang. Het bl|jve
niét langer ons eenig doel het verworvene te ver
dedigen tegen de Bahlmann's, Van Marken's en
verdere heele en halve proteotionistenlaat ons weer
de handen ineenslaan, om ann onze proefhoudende
beginselen volledige werking të verzekeren."
De heer Henry Tindal heeft een brochure in het
lieht gegeven, waarin h|j over de aanhangige leger
wet zijn meening uitspreekt en de velo zwakke zijden
van het ontwerp in het licht stelt.
Zjjn oordeel is zeer ongunstig, dooh hjj vreest,
dat partij- en cdteriehelangeu nog wel krachtig ge
noeg zullen zg'n, om deze slechte wet te doen aan
nemen door de Kamers.
Over de verdedigers der wet laat hjj zioh als
volgt uit;
„Men kan de sprekers en schrijvers over deze
wet, in twee kategorieën splitsen, namelijk de bur
ger- en de militaire voorlichters.
„Onder de eerste kategorie treft men tal van
hoogleeraren aan, o. a. Professor Spruyt, Professor
Buys e. a.
„Professor Spruyt gaf in eene vergadering der
kiesvereeniging ie Grondwet z|jne verontwaardiging te
kennen, toon ik zeide, dat hef mij verwonderde, dat
de hooggeleerde heeren plotseling zooveel verstand
hebben gekregen van onze defensie, dat zjj deze zoo
ingewikkeld gestelde militaire wet kannen beoordee-
len en durven aanbevelen. Vroeger tooh zeiden z|j,
geen verstand genoeg te bobben van militaire zaken,
om het eenvoudigste te begrijpen, al werd het hun
ook duidelijk uitgelegd. En wat zjjn er al niet voor
eenvoudige zaken in den laatsten tjjd bekend geraakt
„Om maar weder een paar oude voorbeelden aan
te halen, diene het volgende. Men heeft gehoord dat
in de open stad Nijmegen, gelegen op óón uur afstand
van onze gronzen, de kleeding en wapens zjjn opge-
egd van de milioiens, die in tjjd van oorlog moeten
opkomen. Deze milioiens moeten dus bjj de mobili
satie naar Nijmegen gaan om aldaar gekleed en gewa-
pand te worden. Er is klaarblijkelijk op gerekend,
dat de eventueele vyand Nijmegen gedurende de eerste
late Tler ®en Ta" rï™ oorlog wel ongemoeid zal
„Een ieder weet thans, dat eerst 24 uur na het
- esluit van mobilisatie, treinen moeten beginnen te
oopen, van uit plaatsen vlak aan onze grenzen ge
legen, zooals Winschoten, Hengelo, Zevenaar enz,
"Bekend is het, dat waarschijnlijk voor het gemak,
0 o™lenebezetting voor de forten aan de grenzen
in tyd van vrede garnizoen houdt te Gorinchera.
„Hot is bewezen, dat als alles waarop het legerbe-
s uur rekent niet uitkomt, wanneer de vijand nietwio
vriendeyk is ons genoegzaam tijd te laten, er geen
sprake kan zijn van eene verdediging des vaderlands.
JNadat dit alles uitvoerig was uitgelegd en bewezen,
eb ik dikwijls den wensch uitgesproken, dat er toch
eindelijk wat leven in de brouwerjj zou komen; dal
men met dergelijke onzinnige toestanden niet langer
genoegen zou nemen. Toenmaals was het eenig ant
woord dat ik van onze hooggeleerde heeren ontving;
„Ja ziet u, dat moet u mg niet kwalgk nemen, ik
geloof wel alles wat u zegt, maar ik heb geen ver
stand genoeg van militaire zaken om er m|j in te
mengen."
„Toch was alles wat ik zeide duidelijk en gemak
kelijk te controleeren.
„Thans is een van de lastigste vraagstukken aan
de orde, die den krijgskundigen ter oplossing kan
worden voorgelegd, nl. het maken van organieke
militaire wetten.
Door alle tjjden heen zijn de goede militaire or-
ganisateurs ongeveer even weinig algemeen geweest
als witto raven vandaar dat zij, aan wie het gelukte
werkelijk goede organisatie te ontwerpen, beroemd
zjjn over geheel de wereld.
„Mag het mg nu niet bevreemden dat personen
die zeggen, geen verstand genoeg te hebben van mi
litaire zaken om het eenvoudigste te begrijpen, thans
overal mot zelfvertrouwen optreden, teneinde organieke
militaire wetten te bespreken en aan te bevelen?
„Ik was vroeger wel eens geneigd te denken, datf
die heeren to bescheiden waren, en ik schreef hunne
houding daaraan toe, dat de verdediging van onze
onafhankelijkheid gyen partjjzaak is, dus volgens hen
eene zaak wanrby weinig eer is te behalen. Thans
nu ik allee gehoord en gelezen heb, wat zij over de
legerwet zeggon, ben ik zeer bereid hun mijne ver
ontschuldiging aan te bieden voor deze gedachte.
Het blijkt werkelijk, dat zjj niet het minste verstand
hebben van militaire zaken.
„Ik hoop dat Professor Sprayt mij dit gezegde
niet weder ten kwade zal duiden. De hooggeachte
Professor kan gemakkelijk een proef nemen, om te
zien of ik geljjk heb. Hiertoe moet professor Spruyt
zijn hoogleeraarschap voor eenige jaren aan den kap
stok hangen. Hjj moet zioh gedurende eenige jaren
uitsluitend bezig houden met het bestudeeren van de
militaire wetenschap. Als de professor dit doet en
als hjj werkelijk eenigen aanleg'heeft voor die we
tenschappen, dan ben ik rast overtuigd, dat hij over
een paar jaar tegen mij zeggen zal„Ik weet er nog
niets van 1" Het gaat met de krijgswetenschappen
zooals met vele andere, zjj die er ernstig studie van
maken, komen dikwijls pas na langdurige studie tot
de conclusie hoe weinig zij er van weten.
„Goede krijgskundigen zjjn zeer zeldzaam; wel treft
men in bijna allo legers een groot aantal specialitei
ten aan voor technische Onderdeëlen, maar het zij er
verre van af, dat deze specialiteiten tevens de beate
knkekundigen zjjn. Zooals ik meermalen opmerkte,
km men zeer goed een knap officier zjjn, zonder
daarom nog eenige kennis te hebben van organisa-
tio, legeraanvoering en andere grooto militaire vraag
stukken."
„De verschillende sprekers en schrijvers, die den
wensch te kennen geven, dal de legerwet zal worden
aangenomen, doen dit omdat zij zeggen, dat het
grondbeginsel van de wet gelegen is in het persoon
lijk verrullen van den dienstplicht.
Zjj hebben dus klaarblijkelijk zoo weinig begrip
van do zaak waarovor zjj spreken en schrijven, dat
zjj het grondbeginsel niet kennen van eene wet,
waarover zg redevoeringen houden van uren lang,
of waarover zij boekdeelen vol schrijven. Het zij
met het welmeenen van deze heeren gezegddit
gebrek vindt men meestal slechts bij totaal onkun
digen. Zg houden een detail van uitvoering, waar
over ze veel hebben booten spreken, voor de hoofd
zaak, het grondbeginsel dor wet."
Men schrijft aan Het Vai.Den 6n Maart heeft
de eerste groote audiëntie bjj den keizer van China
plaats gehad. Zes gezanten (die van Nederland.
Duitschland, Engeland, Amerika, Japan en Italië)
werden nameljjk in plechtig gehoor bij den keizer
ontvangen, tot het aanbieden hunhor geloofsbrieven.
Elke gezant had achtereenvolgens een afzonderlijke
audiëntie. De Nederl. gezant gaf bjj die gelegenheid
zjjn nieuwen geloofsbrief (dio van H. M. de Regentes)
aan den keizer over. De gezant ten gehoore ont
vangen, vergezeld van den leorling-tolk (waaruemenden
tolk), den heer M. C. van Daalen Wettere, las zjjn
aanspraak aan den keizer in de Franscho taal voor,
waarna de Chineesche vertaling door den tolk der
logatie werd voorgelezen.
De keizer antwoordde in het Mandchou (de taal
der dynastie) met een vrije lange rede, die door prins
Ching, den voorzitter van den Tsung-li-Yamen (het
departement van buitenlandsche zaken), in het Chi-
neesch werd overgebracht, en door onze tolk in het
Nederlandsoh vertolkt.
Na afloop der afzonderlijke audientiën der gezan
ten, had de algemeene audiëntie plaats, en werd het
gansche corps diplomatique, te Peking aanwezig, aan
den keizer voorgesteld. Hieraan namen ook weder
deel de gezanten met hun tolken, waarbjj zich voeg
den de chargés d'affaires vau Rusland, Frankrijk,
Spanje en België, en alle secretarissen van legatie en
de militaire attachés bjj de gezantschappen geaccre
diteerd.
Deze audiëntie, de eerste door den tegen woordigen
keizer Kwaug-Su aan de vertegenwoordigers der wes-
tersche rjjken verleend, is op do meest voldoende
wjjzen afgeloopen.
Den volgenden dag vereenigden zich al de leden
van het corps diplomatieque aan een diner, hun door
den keizer, vertegenwoordigd door prins Bhing, in
het gebouw van den Tsung-li-Yamen aangeboden.
De Franscho ministerraad heeft zich in zijne
jongste zitting geruimen tijd beziggehouden met
de quaestie van het toltarief, die de Kamer voor
de vacantia bij hare weder-bjeenkomst aan de orde
gesteld had. Trouwens, er is haast bij als men in
aanmerking neemt, dat er zeker lang en breed over
beraadslaagd zal worden, dat vervolgens de Senaat
aan het woord zal komen, die gewis niet alles
gaafweg zal aannemen, wat de andere tak der ver
tegenwoordiging heeft beslist, zoodat eene nieuwe
beraadslaging in de Kamer te wachten staat; dat
voorts de behandeling der begrooting voor 1892
haren tjjd vereischt en er nog eenigo spoedver-
eischende ontwerpen aanhangig zijn, terwijl er bui
tendien met de zomer-vacantie, een schadepost voor
den nationalen tijd, gerekend moet worden.
De tjjd is dus niot te ruim voor een en ander
tot 1 Februari 1892, de termijn waarop de handels-
tractaten vervallen.
Wat nu de beraadslaging in den ministerraad be
treft, volgens eene officieuse nota is de regeering
besloten de Kamer te waarschuwen voor overdreveu
protectionisme, waardoor de voortbrengselen van den
nationalen arbeid gevaar zouden loopen op de Bui
tenlandsche markt geweerd te worden.
Do mijnwerkers in de Rijnprovincie en Westfalen,
wier gemachtigden er waren 274 gemachtigden!
die 166 mjjnen vertegenwoordigden Zondag te
Dortmund een bijeenkomst hielden, hebben beslo-
tën den strijd tegen de mijneigenaars weer te aan
vaarden en opnieuw eene algemeene werkstaking uit
te lokken.
Tot dusver was do werkstaking nog slechts van
plaatselijken aard. In het district Dortmund be
droeg het aantal werkstakers Zondag ongeveer 10,000
en werd in 22 mijnen niet gewerkt. Daarbjj had
de beweging zich ook uitgebreid in Essen, zoodat
het geheele aantal werkstakers op ongeveer 15,000
wordt geschat. Daar ochter het geheele aantal der
mijnwerkers, dio in Pruisen hun brood vinden, meer
dan 120,000 bedraagt, kon de werkstaking nog niet
als ernstig worden beschouwd. Nu echter ook de
werklieden in de andere districten besloten hebben
zich bij hun makkers in Dortmund en Essen aau te
sluiten, is natuurlijk een aanmerkelijke uitbreiding
der betooging te wachten, ook al komt het nu nie"t
tot een zoo algemeene werkstaking als voor twee
jaren, toen het aantal der werkstakers bijna 100,000
bedroeg.
Dat de werkstaking tot niets zal leiden gelooven
zelfs de leiders der sociaal-democraten, die de,be
weging dan ook ten sterkste hebben ontraden, want
de mijnwerkers hebben geen hulpmiddelen en daarbjj
zal de regeering terstond pogen te verhinderen, dat
ook werklieden in andere takken van nijverheid wegens
gebrek aan kolen tot werkloosheid worden god wongen.
Zoodra de werkstaking zioh uitbreidt, zal de regeering,
geljjk de Reichsanzeiger mededeelt, onmiddellijk de
invoerrechten op steenkolen zóóveel verlagen, dat alle
fabrieken dezo tegen dezelfde prijzen uit andere lan
den kunnen ontbieden.
In dit opzicht zal dan vooral de houding der
Belgische mijnwerkers van belnugzjjn. Bjj het jong
ste congres te Brussel werd besloten de algemeene
werkstaking in België uit te stellen, totdat eerst gou
gebleken zjjn, in hoever de regeeriug en de Kamer
geneigd zouden zijn tot uitbreiding van het kies
recht maar nu de werkstaking reeds in Pruisen is
uitgebroken, zjjn er ook in Henegouwen en de
Borinage weor werklieden, dio zioh bjj de Pruisische
mijnwerkers willen aansluiten.
Een besluit is in dit opzicht nog niet genomen.
De leiders der werkliedenpartij doen echter ook in
België hun best om den strjjd te verhinderen, die
voor de werklieden onder de meest ongunstige om
standigheden wordt ondernomen.
Daarentegen wordt uit Duisburg aan de Frank
furter Zeituug gemeld, dat vele staalfabrikanten in
de Rijnstreken niet voornemens zijn kolen van elders
to ontbieden. Indien hun voorraad op is, zullen zij
liever hun fabrieken sluiten, daar by algemeenen
steenkolennood de andere fabrikanten vooral de
ijzerfabrikanten, hun voorbeeld wel moeten volgen.
De Rhein Weetjdl Ztg., het orgaan der mijneige
naars, stelt in het licht, dat de werklieden, die don
arbeid staakten, dat deden zonder vermelding van