Buitenlandse!) Overzicht. Ob 4* deswege ingestelde klacht werd de leveran- fjer A, 8. vervolgd voor de Rechtbank te 'aliage en veroordeeld tot 3 maanden gevangenisstraf wegens taflevering van drinkwaren wetende dat ze vervalscht „lijn door bijvoeging van een vreemde zelfstandig- „heid." Het Gerechtshof bevestigde het vonnis. Mr. Verschoor, advocaat te 's Hage, trad in oasaatie voor den veroordoelde op en trachtte aan te toonen dat in casu geen vervatachiag, maar alleen verdunning van de melk bestond, omdat water niet is een aan melk vreemde zelfstandigheid, daar melk reeds een groot deel water inhoudt, sóoals zij van de koe komt en dat het alleen de vraag zou zijn of de verdunning in zoodanige mate was geschied, dat de melk had opgehouden melk te zijn. Zoodanig onderzoek had, volgens pleiter, evenwel niet plaats gehad. Om deze redenen concludeerde mr. Verschoor alzoo tot vernietiging van het veroordeelend arrest. Mr. Van Maanen, Advocaat-Generaal, zal op 19 Mei aanstaande in deze zaak conclusie nemen. Volgens den Haagschen kroniekschrijver van de N. Gron. Ct. zullen waarschijnlijk: de beide eerste werkdagen der Tweede Kamer van deze week, Dins dag en Woensdag, nog door nieuwe sprekers worden ingenomenmen ziet nog redevoeringen te gemoet van de hh. v. Houten, de Beaufort, v. Kempen, v. Löben Seis en Seret, Hoekers «n Hafmans, Farn- combe Sanders, Borgesius en anderen. En als der halve Donderdag de ministers aan het woord komen en achtereenvolgens alle bezwaren behandelen, ioder voor zijn aandeel, ook de minister van financiën dus, wat de geldelijke gevolgen betreft dan zou 't zeer wel mogelijk zijn, dat de replieken niet vóór het einde der week, mits er een Zaterdag-zitting aan gewaagd wordt, afloopen. Maandag 3 of Dinsdag 4 Mei begint het debat dus over de artikelen en de meer dan 100 inge diende amendementen, die dan misschien nog ver meerderd, wel in een bundel mogen worden ver- eenigd, in behoorlijke volgorde, teneinde het over zicht te vergemakkelijken naast het wetsontworp der regeering, dat nog enkele redactie-wijzigingen zal ondergaan. De kans om door de motie-Domela Nieuwenhuis het ontwerp buiten verdere behandeling te stellen, is zoowat nihil. Maar of daarom de wet ten slotte zal worden aangenomen, dat blijft zeer dubieus. De beste kansen blijven, volgens dozen kroniek schrijver, bestaan, als de regeering op hoofdpunten geen enkele ooncessie doet en alleen met kleine tech nische verbeteringen meegaat. Hoogstens zou een verkorting van den S- tot 6-jarigen diensttijd kunnen worden toegegeven en een kleine verlenging van de korte oefening. Maar noch de dienstruiling, noch de vermindering van 't contingent zouden de kansen van hot ontwerp doen stijgen. Het is echter niet waarschijnlijk, dat de eindstem ming vóór de verkiezingen zal plaats hebben. Zoo als de debatten thans loopen, is bet te verwachten dat in de tweede helft van Mei de behandeling der voordracht zal worden verdaagd. En niomand kan voorzien wat daarna zal gebeuren. Blijft de Kamer ongeveer onveranderd, dan zal mon in Juli of Au gustus de afdoening doorzetten; maar verdwijnt de tegenwoordige meerderheid en 't kabinet met haar dan is het uit met de legerwet tot dat een volgend ministerie er misschien zeer belangrijke wijzigingen in zal hebben gebraeht. Man leest in de „Deli Ot.' van 23 Maart jl. Volgens de „Pinang Gazette" heeft 20 dezer op de Edi-rivier, ongeveer 600 yards van onze banting, een aanval plaats gehad op een Europeaan, die zich met eene sloep naar boord wilde begeven. De bemanning van dit vaartuig sprong te water en vluchtte, de Europeaan werd daarin verhinderd door de Atjehers, die hem een viertal klewanghouwen toebrachten en wio het waarschijnlijk te doen was om het geld dat bij gewoonlijk met zich voerde. Thans vonden zij echter niets van waarde in do boot en namen daarop ijlings de vlucht. De gewonde wordt iu het militair hospitaal ver pleegd en zal hoogstwaarschijnlijk wel herstellen. Wjj z|jn iu de golegenheid aan dit bericht toe te voegen, dat de aangevallene kapitein Boss van de „Washi" is, van wien het bekend is dat h|j meestal geld b|j zioh heeft. Doze roofpartij en 9811 andere aanval, welke 8 dagen vroeger op vier\politie-op- passers van den radja plaats vond weljce het materieel voor de artesische putboring aau dort lin keroever der Edi-rivier moes'en bewaken en waarbij het om de geweren te doen was (WBarvan er twee in handen der Atjehers bleven, nadat een der roovers zwaar was gewond), moeten waarschijn lijk worden toegeschreven aan lieden uit de geblok keerde staatjes, waar de rijstoogst mislukt is, en die nu bij honderdeu uaur de Oostkust uitwijken. Ook onder de Atjehers zeiven is de onveiligheid daardoor zeer toegenomen, en moord en diefstal tegenwoordig aan de orde van den dag. Zoolang die maraudeurs zich niet tot benden ver eenigen, zullen z|j ons niet vee) afbreuk doen, dooh er heeft zich slechts een invloedrijke toekoe aan hun hoofd te stellen, en de poppen z|jn weer aan het. dansen, evenals verleden jaar. De BukoKÓuur Noch richten behelzen een uitvoerig verhaal over het vreesel|jke ongeluk »aarb|j 36 menschen door een dollen wolf gebeten t|jn. Het woedende dier liep Zaterdag-avond tusschen 8 en 9 uur uit de richting van Mahals langs den grooten weg naar de dorpen Zuksca, Sadagora en Rohozna, waarbij hij 36 menschen aanvloog. Volgens getui gen sprong het beest eiken voorbijganger naar de keel, zoodat de meeste verwondingen in het aange zicht en de hals geschied s|jn. De aanval gebeurde zoo onverwacht dat de meeste peraonou zich niet konden verdedigen, en daarbij met zulk een woede, dat de wolf b|j ben zijner slachtoffers het kakebeen doorboet en b|j een ander het neusbeen' verbrijzelde. Dit alles geschiedde in een oogenblik tijds, daar bet beest na gebeten te hebben dadelijk afliet en zich met een vervaarlijken sprong op een ander slacht offer wierp. Zoo kwam het door eene openstaande deur iu de keuken van de cavallerie-kazerne ia Zukzka, waar het een dragonder naar de keel vloog. Daarna snelde het naar buiten en viel op de dorps straat ieder aan die hem tegen kwam, waaronder een markskramer, Zwaricz, die een diepe wond in den arm kreeg. Deze Zwaricz echter was oen zeer moedige kerel, die niettegrnstaande zijne wond het beest achtornazette met een spoedig uit zijn huis ge haalde hooivork. De wolf was in de duisternis reeds verdwenen en naar Bohozna geloopen, waar h|j na vele menschen gebeten te hebben plotseling rechts omkeert maakte en weer langs denzelfden weg naar Sadagora terugkeerde. Nauwelijks had Zwaricz, die al dien t|jd op de loer had gestaan, in de verte de twee gloeiende oogen zien aankomen, of h|j wist zich met zyn hooivork zoo goed in postuur te stellen dat het beeBt in de tanden van de vork rende. Nu snelden eenige naohtwaohters en politie agenten toe die den wolf doodsloegen. Bijna de gehoele bevolking van bovengenoemde dorpen kwam aanloopeo om den dooden vijand te bekijken. Hoewel de veearts na gehouden Ijjk-outleding niet met zekerheid durfde te zeggen of het beest al of niet dol was, is dit tooh vr|j waarsohijnlijk het geval, omdat een wolf, zoolang h|j niet door honger gedreven woidt, nooit menschen aanvalt, en in de buik vau het gevelde dier overblijfsels van voedsel gevonden worden. Van de gewonde perso nen zijn er dadelijk 29 naar het gasthuis van Gzer- nowitz vervoerd, waar de beten werden gebrand maar daar dit middel niet zeker is werden er 17 van de zwaarst gewonden naar Bukarest gebracht, waai» een inrichting van Pasteur onder leiding van prof. Babes bestaat. Van deze laatsten hadden de moesten vreeael|jke wonden in hot gezicht. Van een was de neus afgebeten, van een ander de huid vnn het voorhoofd gescheurd, en eene vrouw, Dominika Illanka, kon niet vervoerd worden omdat hair rech terwang en oog weggebeten waren. Men «réest echter dat het ongeluk nog grooter is dan men nq weet daar waarschijnlijk vele boeren die door den wolf aangevallen en niet heel erg gewond z|jn, uit gemakzucht en uit wantrouwen togen geneeskundige hulp geen aangifte zullen doon, terwijl het voor de hand ligt dat er ook een groot aantal huisdieren gebeten zijn. Het heet dan ook dat er reeds eenige dolgeworden koeien z|jn afgemaakt. Intusschen zijn or door de overheid grocte drijfjachten in do om streken verordend, daar de aanwezigheid van talrijke wolven gebleken is. Mr. 8. van Houten heeft z|jn achtsten staatkun digen brief grootendoels gewijd aan hetgeen hjj noemt staatsphilanthropie. De staat, zro redeneerde men in Duitschland en zoo redenoereu helaas to velen nok ten onzent, de staat behoort voor de zwakken in de bres te sprin gen op den enkelen grond van hun zwakheidhet is daarom de taak van den staat niet enkel voor de rechten, maar ook voor de belangen der werklieden te zorgeninvaliden en ouden van dagen behooren althans tegen de njjpendste armoede door den staat gewaarborgd te worden.. Dit denkbeeld is prachtig mooi voor een goeden ouden Duitschen „Landesvater", maar h|j, die bedenkt dat „de Staat niets geven kan, wat hij niet eerst neemt", zal er zich niet b|j kunnen neerleggen.* Mr. Van Houten komt daarop tot den heer Van Marken en ziju modelfabriek. be door dien indus trieel gewilde weg, om desnoods het protectionisme van andere Staten door repressaille-maatregelen te bestrijden, is, volgens den heer v. H. zoo gevaarlijk mogelijk. Z|jn onderneming neemt als 't ware de geheele zorg der werkjieden op zioh, maar h|j riet op z|jn beurt naar de sterke schouders van den 8taat uit, om jhem te steunen als de verplichtingen, die hij op zich genomen heeft, hem te zwaar mochten worden. De grond der toekomst zou onder zijn stelsel Sedert drie maanden bewoonden zij bun afgelegen verblijf, vreemd aan het gewoel der wereld, in ver getelheid van alles wat niet hun zeiven betrof. Tweemaal 's weeks schreef Alice aan haren broeder, die met enkele regels antwoordde. Florence was, buiten weten van haar echtgenoot, minder achter houdend; zij vertrouwde hare schoonzuster hapr telkens grooter wordende onrust, alleen eenigszins tot kalmte gebracht door de redeneeringen van Nelly. Florence's oplettende teederheid werd verontrust door de onbegrijpelijke stoornis, die zij opmerkte in de gezondheid van Boland. Hg leed aan een aanhoudende slapeloosheid en een dagelijksch gebrek aan eetlust; want ondanks zijne verre tochten gaven de zenuwen »an den zieke zich niet gewonnen. Wees niet beangst, lieve mevrouw, zeide Nelly zacht. Ge wordt.... te veel bemind. Dat is alles. Moet ge u daarover beklagen? Toen mijnheer u huwde, had zijn hart nog nooit liefde gekend. Die werkzame geest had zich met de wereldsche verma ken weinig beziggehouden. Terwijl hij zich onthield van gemakkelijke veroveringen, heeft hij al het vuur z|jner hartstochtelijke liefde voor u bewaard De jonge mevrouw Montfranc schudde blozend het hoofd, een oogenblik gerustgesteld, maar weldra opnieuw door haar zorgen overvallen. Voor Nelly bleet Roland de ridderlijke held, van wien alle vrouwen droomen. Zjj herdacht altijd weder dien ver verwijderden tijd, toon h|j haar be schermde en verdedigde. Zonder hem, zou zij door mevrouw Reeding z|jn weggejaagd; z|j zou miss Sidney nooit hebben leeren kennen, en dat was voor haar een geluk, meer nog haar redding geweest. Thans was hare toekomst, die barer beide zusjes, verzekerd. Al te zeer aan bare meesteres gehecht, om baar torgen niet te deelen, merkte ook zij de verandering in Roland's zielstoestand wel op. Het gelaat van Montfranc werd bleek en mager. Zijn blauwe oogen, met den somberen en krachtigen oog opslag schenen grooter door de magerheid zijner ingevallen wangen. In den slaap kreeg zijn gelaat een harde uitdrukking, die Florence somtijds ver wonderde. Als hjj zich maar niet verveelt in onze ge lukkige afzondering, zeide z|j angstig. Nelly lachte en spotte met deze onnoozele ver onderstelling. Zich vervelen? hjj? O, mevrouw, men ver veelt zich nooit, met een liefde als de zyne in het hart. Let maar eens op, hoe hij altijd met u bezig is, met u, met uw kapsel Heeft hij u giste ren nog niet verzocht, uw haar naar achter gekamd en in den nek opgebonden te dragen Dat is geen mode en toch De reden was, dat Roland verandering wensohto gebraoht te zien in Florence's uiterlijk. Een wijzi ging in het kapsel of in het toilet verdreef voor enkele uren de noodlottige gelijkenis, die hem overal vervolgde. Weder was het zomer. Nu gingen do beide echt- genooten notflt anders uit dan 's avonds, wanneer de schaduw koelte aanbracht op de vlakte. De boeren hadden het jonge paar op het kasteel Canourgues leeren kennen en liefhebben. Men wist, overal in den omtrek, dat op het kasteel alle nooden werden gelenigd en dat men er nooit vergeefs de hand uit stak om te vragen. Om hare aangeboren zaohtheid werd Florence door iedereen aangebeden. Werd een kind ziek, dan kwam men haar hulp inro6pan b|j huiselijke twisten rustte zjj niet, voor zjj de eendracht had horsteld. Die atmosfeer van eerbie dige genegenheid omringde hen, als zjj in de sche mering te paard voorbjj reden, sierljjk en bevallig als het romantische echtpaar, dat het werkelijke leven niet van hun liefde heeft kunnen afscheidea. Omstreeks dien t|jd begon Roland te lijden aaa benauwdheden, waarbjj hij dan uren achtereen naar adem snakte. Florence liet oogenblikkeljjk dokter Grand uit Perthuis ontbieden. Na eenig ondersoek verklaarde deze, dat er stoornis bestond, tengevolge van hartkramp. Dit kou Montfranc niet verwon deren. Eertijds hadden de militaire dokters tot tweemaal toe geweigerd, hem in het leger aan te nemen. Do dokter schreef extract van tbebaïne voor de benauwdheden weken dadelijk. Roland kon wel dra niet meer buiten dit geneesmiddel, dat tevens de slapeloosheid verdreef. [Wordt vervolgd.) feitelijk sleohts uit dit ssne artikel bestaan„De fabrikanten zorgen voor hun werkvolk, de staat zorgt voor da fabrikanten." In feodalen vorm zon de sooialistisohe heilstaat worden verwezenlijkt gelijk in Duitsohland. De heer Van Houten besluit z|jn brief als volgt; „Het kan inderdaad in onzen t|jd niet genoeg herhaald worden, dat de staat een instelling is voor de handhaving van het recht en voor de behartiging der algemeens belangen, geen diaconie, geen maat schappij om nijve'rheidsoudernemingen tegen kwade kanson te beveiligen. „Een gedeelte onzer liberale woordvoerders is ge heel op den verkeerden weg. Zij laten den Staat alles en nog wat, beloven en voeden zelfs altijd in beginsel eenige instemming voor de fata morgana, welke de heer Dotnola Nieuwenhuis onzer arbeiders bevolking uit de staatskas voortoovert. „Ik ben het daarom dan ook niet eens met de leden der Liberale Unie, dat de omstandigheden het overbodig maakten in haar manifest aan de handha ving van het stelsel vnn den vrijen handel een plaats te gunnen. Dat stelsel heeft onder de liberalen halve vrienden, misschien zelfs verkapte tegenstanders. En 't is toch ongetwijfeld niet alleon de bron van do betrekkelijke welvaart die w|j genieten, maar de jaren, waarin het protectionisme, elders aangenomen, ons voordeel gaat brengen, zijn aangebroken. „Had ons staatsbestuur den moed, gaandeweg het tarief nog verder te beperken, om eindelijk be houdens acoijnsheffing tot het vrijhavenstelsel te komen, nog meer zou hier te lande do plaats z|jn, waar de handel bjj voorkeur zijn zetel opsloeg. Nog voordeeliger zou het zijn voor vele industrieolen, die in belangrjjke mate bewerkte goederen als grondstof gebruiken, zich op ons grondgebied te vestigen. Grooter zou ook de vraag naar werkvolk worden en meer benoodighetlen zou de werkmam zioh kunnen aanschaffen voor het loon, dat hij naar de wet van vraag en aanbod bedingen kan. „Do halfheid van het liberalisme der afgeloopen periode heeft ook op dit gebied stilstand gebracht en die stilstand is reeds achteruitgang. Het bl|jve niét langer ons eenig doel het verworvene te ver dedigen tegen de Bahlmann's, Van Marken's en verdere heele en halve proteotionistenlaat ons weer de handen ineenslaan, om ann onze proefhoudende beginselen volledige werking të verzekeren." De heer Henry Tindal heeft een brochure in het lieht gegeven, waarin h|j over de aanhangige leger wet zijn meening uitspreekt en de velo zwakke zijden van het ontwerp in het licht stelt. Zjjn oordeel is zeer ongunstig, dooh hjj vreest, dat partij- en cdteriehelangeu nog wel krachtig ge noeg zullen zg'n, om deze slechte wet te doen aan nemen door de Kamers. Over de verdedigers der wet laat hjj zioh als volgt uit; „Men kan de sprekers en schrijvers over deze wet, in twee kategorieën splitsen, namelijk de bur ger- en de militaire voorlichters. „Onder de eerste kategorie treft men tal van hoogleeraren aan, o. a. Professor Spruyt, Professor Buys e. a. „Professor Spruyt gaf in eene vergadering der kiesvereeniging ie Grondwet z|jne verontwaardiging te kennen, toon ik zeide, dat hef mij verwonderde, dat de hooggeleerde heeren plotseling zooveel verstand hebben gekregen van onze defensie, dat zjj deze zoo ingewikkeld gestelde militaire wet kannen beoordee- len en durven aanbevelen. Vroeger tooh zeiden z|j, geen verstand genoeg te bobben van militaire zaken, om het eenvoudigste te begrijpen, al werd het hun ook duidelijk uitgelegd. En wat zjjn er al niet voor eenvoudige zaken in den laatsten tjjd bekend geraakt „Om maar weder een paar oude voorbeelden aan te halen, diene het volgende. Men heeft gehoord dat in de open stad Nijmegen, gelegen op óón uur afstand van onze gronzen, de kleeding en wapens zjjn opge- egd van de milioiens, die in tjjd van oorlog moeten opkomen. Deze milioiens moeten dus bjj de mobili satie naar Nijmegen gaan om aldaar gekleed en gewa- pand te worden. Er is klaarblijkelijk op gerekend, dat de eventueele vyand Nijmegen gedurende de eerste late Tler ®en Ta" rï™ oorlog wel ongemoeid zal „Een ieder weet thans, dat eerst 24 uur na het - esluit van mobilisatie, treinen moeten beginnen te oopen, van uit plaatsen vlak aan onze grenzen ge legen, zooals Winschoten, Hengelo, Zevenaar enz, "Bekend is het, dat waarschijnlijk voor het gemak, 0 o™lenebezetting voor de forten aan de grenzen in tyd van vrede garnizoen houdt te Gorinchera. „Hot is bewezen, dat als alles waarop het legerbe- s uur rekent niet uitkomt, wanneer de vijand nietwio vriendeyk is ons genoegzaam tijd te laten, er geen sprake kan zijn van eene verdediging des vaderlands. JNadat dit alles uitvoerig was uitgelegd en bewezen, eb ik dikwijls den wensch uitgesproken, dat er toch eindelijk wat leven in de brouwerjj zou komen; dal men met dergelijke onzinnige toestanden niet langer genoegen zou nemen. Toenmaals was het eenig ant woord dat ik van onze hooggeleerde heeren ontving; „Ja ziet u, dat moet u mg niet kwalgk nemen, ik geloof wel alles wat u zegt, maar ik heb geen ver stand genoeg van militaire zaken om er m|j in te mengen." „Toch was alles wat ik zeide duidelijk en gemak kelijk te controleeren. „Thans is een van de lastigste vraagstukken aan de orde, die den krijgskundigen ter oplossing kan worden voorgelegd, nl. het maken van organieke militaire wetten. Door alle tjjden heen zijn de goede militaire or- ganisateurs ongeveer even weinig algemeen geweest als witto raven vandaar dat zij, aan wie het gelukte werkelijk goede organisatie te ontwerpen, beroemd zjjn over geheel de wereld. „Mag het mg nu niet bevreemden dat personen die zeggen, geen verstand genoeg te hebben van mi litaire zaken om het eenvoudigste te begrijpen, thans overal mot zelfvertrouwen optreden, teneinde organieke militaire wetten te bespreken en aan te bevelen? „Ik was vroeger wel eens geneigd te denken, datf die heeren to bescheiden waren, en ik schreef hunne houding daaraan toe, dat de verdediging van onze onafhankelijkheid gyen partjjzaak is, dus volgens hen eene zaak wanrby weinig eer is te behalen. Thans nu ik allee gehoord en gelezen heb, wat zij over de legerwet zeggon, ben ik zeer bereid hun mijne ver ontschuldiging aan te bieden voor deze gedachte. Het blijkt werkelijk, dat zjj niet het minste verstand hebben van militaire zaken. „Ik hoop dat Professor Sprayt mij dit gezegde niet weder ten kwade zal duiden. De hooggeachte Professor kan gemakkelijk een proef nemen, om te zien of ik geljjk heb. Hiertoe moet professor Spruyt zijn hoogleeraarschap voor eenige jaren aan den kap stok hangen. Hjj moet zioh gedurende eenige jaren uitsluitend bezig houden met het bestudeeren van de militaire wetenschap. Als de professor dit doet en als hjj werkelijk eenigen aanleg'heeft voor die we tenschappen, dan ben ik rast overtuigd, dat hij over een paar jaar tegen mij zeggen zal„Ik weet er nog niets van 1" Het gaat met de krijgswetenschappen zooals met vele andere, zjj die er ernstig studie van maken, komen dikwijls pas na langdurige studie tot de conclusie hoe weinig zij er van weten. „Goede krijgskundigen zjjn zeer zeldzaam; wel treft men in bijna allo legers een groot aantal specialitei ten aan voor technische Onderdeëlen, maar het zij er verre van af, dat deze specialiteiten tevens de beate knkekundigen zjjn. Zooals ik meermalen opmerkte, km men zeer goed een knap officier zjjn, zonder daarom nog eenige kennis te hebben van organisa- tio, legeraanvoering en andere grooto militaire vraag stukken." „De verschillende sprekers en schrijvers, die den wensch te kennen geven, dal de legerwet zal worden aangenomen, doen dit omdat zij zeggen, dat het grondbeginsel van de wet gelegen is in het persoon lijk verrullen van den dienstplicht. Zjj hebben dus klaarblijkelijk zoo weinig begrip van do zaak waarovor zjj spreken en schrijven, dat zjj het grondbeginsel niet kennen van eene wet, waarover zg redevoeringen houden van uren lang, of waarover zij boekdeelen vol schrijven. Het zij met het welmeenen van deze heeren gezegddit gebrek vindt men meestal slechts bij totaal onkun digen. Zg houden een detail van uitvoering, waar over ze veel hebben booten spreken, voor de hoofd zaak, het grondbeginsel dor wet." Men schrijft aan Het Vai.Den 6n Maart heeft de eerste groote audiëntie bjj den keizer van China plaats gehad. Zes gezanten (die van Nederland. Duitschland, Engeland, Amerika, Japan en Italië) werden nameljjk in plechtig gehoor bij den keizer ontvangen, tot het aanbieden hunhor geloofsbrieven. Elke gezant had achtereenvolgens een afzonderlijke audiëntie. De Nederl. gezant gaf bjj die gelegenheid zjjn nieuwen geloofsbrief (dio van H. M. de Regentes) aan den keizer over. De gezant ten gehoore ont vangen, vergezeld van den leorling-tolk (waaruemenden tolk), den heer M. C. van Daalen Wettere, las zjjn aanspraak aan den keizer in de Franscho taal voor, waarna de Chineesche vertaling door den tolk der logatie werd voorgelezen. De keizer antwoordde in het Mandchou (de taal der dynastie) met een vrije lange rede, die door prins Ching, den voorzitter van den Tsung-li-Yamen (het departement van buitenlandsche zaken), in het Chi- neesch werd overgebracht, en door onze tolk in het Nederlandsoh vertolkt. Na afloop der afzonderlijke audientiën der gezan ten, had de algemeene audiëntie plaats, en werd het gansche corps diplomatique, te Peking aanwezig, aan den keizer voorgesteld. Hieraan namen ook weder deel de gezanten met hun tolken, waarbjj zich voeg den de chargés d'affaires vau Rusland, Frankrijk, Spanje en België, en alle secretarissen van legatie en de militaire attachés bjj de gezantschappen geaccre diteerd. Deze audiëntie, de eerste door den tegen woordigen keizer Kwaug-Su aan de vertegenwoordigers der wes- tersche rjjken verleend, is op do meest voldoende wjjzen afgeloopen. Den volgenden dag vereenigden zich al de leden van het corps diplomatieque aan een diner, hun door den keizer, vertegenwoordigd door prins Bhing, in het gebouw van den Tsung-li-Yamen aangeboden. De Franscho ministerraad heeft zich in zijne jongste zitting geruimen tijd beziggehouden met de quaestie van het toltarief, die de Kamer voor de vacantia bij hare weder-bjeenkomst aan de orde gesteld had. Trouwens, er is haast bij als men in aanmerking neemt, dat er zeker lang en breed over beraadslaagd zal worden, dat vervolgens de Senaat aan het woord zal komen, die gewis niet alles gaafweg zal aannemen, wat de andere tak der ver tegenwoordiging heeft beslist, zoodat eene nieuwe beraadslaging in de Kamer te wachten staat; dat voorts de behandeling der begrooting voor 1892 haren tjjd vereischt en er nog eenigo spoedver- eischende ontwerpen aanhangig zijn, terwijl er bui tendien met de zomer-vacantie, een schadepost voor den nationalen tijd, gerekend moet worden. De tjjd is dus niot te ruim voor een en ander tot 1 Februari 1892, de termijn waarop de handels- tractaten vervallen. Wat nu de beraadslaging in den ministerraad be treft, volgens eene officieuse nota is de regeering besloten de Kamer te waarschuwen voor overdreveu protectionisme, waardoor de voortbrengselen van den nationalen arbeid gevaar zouden loopen op de Bui tenlandsche markt geweerd te worden. Do mijnwerkers in de Rijnprovincie en Westfalen, wier gemachtigden er waren 274 gemachtigden! die 166 mjjnen vertegenwoordigden Zondag te Dortmund een bijeenkomst hielden, hebben beslo- tën den strijd tegen de mijneigenaars weer te aan vaarden en opnieuw eene algemeene werkstaking uit te lokken. Tot dusver was do werkstaking nog slechts van plaatselijken aard. In het district Dortmund be droeg het aantal werkstakers Zondag ongeveer 10,000 en werd in 22 mijnen niet gewerkt. Daarbjj had de beweging zich ook uitgebreid in Essen, zoodat het geheele aantal werkstakers op ongeveer 15,000 wordt geschat. Daar ochter het geheele aantal der mijnwerkers, dio in Pruisen hun brood vinden, meer dan 120,000 bedraagt, kon de werkstaking nog niet als ernstig worden beschouwd. Nu echter ook de werklieden in de andere districten besloten hebben zich bij hun makkers in Dortmund en Essen aau te sluiten, is natuurlijk een aanmerkelijke uitbreiding der betooging te wachten, ook al komt het nu nie"t tot een zoo algemeene werkstaking als voor twee jaren, toen het aantal der werkstakers bijna 100,000 bedroeg. Dat de werkstaking tot niets zal leiden gelooven zelfs de leiders der sociaal-democraten, die de,be weging dan ook ten sterkste hebben ontraden, want de mijnwerkers hebben geen hulpmiddelen en daarbjj zal de regeering terstond pogen te verhinderen, dat ook werklieden in andere takken van nijverheid wegens gebrek aan kolen tot werkloosheid worden god wongen. Zoodra de werkstaking zioh uitbreidt, zal de regeering, geljjk de Reichsanzeiger mededeelt, onmiddellijk de invoerrechten op steenkolen zóóveel verlagen, dat alle fabrieken dezo tegen dezelfde prijzen uit andere lan den kunnen ontbieden. In dit opzicht zal dan vooral de houding der Belgische mijnwerkers van belnugzjjn. Bjj het jong ste congres te Brussel werd besloten de algemeene werkstaking in België uit te stellen, totdat eerst gou gebleken zjjn, in hoever de regeeriug en de Kamer geneigd zouden zijn tot uitbreiding van het kies recht maar nu de werkstaking reeds in Pruisen is uitgebroken, zjjn er ook in Henegouwen en de Borinage weor werklieden, dio zioh bjj de Pruisische mijnwerkers willen aansluiten. Een besluit is in dit opzicht nog niet genomen. De leiders der werkliedenpartij doen echter ook in België hun best om den strjjd te verhinderen, die voor de werklieden onder de meest ongunstige om standigheden wordt ondernomen. Daarentegen wordt uit Duisburg aan de Frank furter Zeituug gemeld, dat vele staalfabrikanten in de Rijnstreken niet voornemens zijn kolen van elders to ontbieden. Indien hun voorraad op is, zullen zij liever hun fabrieken sluiten, daar by algemeenen steenkolennood de andere fabrikanten vooral de ijzerfabrikanten, hun voorbeeld wel moeten volgen. De Rhein Weetjdl Ztg., het orgaan der mijneige naars, stelt in het licht, dat de werklieden, die don arbeid staakten, dat deden zonder vermelding van

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1891 | | pagina 2