Buitenlandsch Overzicht.
werd de roffel geslagende papers floten marschen
op het admiraalschip en nog een oorlogsfregat bliezen
muziekkorpen Duitsche en Nederlandsche volksliede
ren, en al die geluiden smolten samen tot een wel
leer onharmonisch, maar toch hoogst karaktervol
concert.
Tweemaal passeerde de salonboot de vloot en, Z. M.
betuigde meermalen zijne ingenomenheid met de kranige
houding der officieren en manschappen.
Na de revue over onze flotille, ging het vorstelijk
gezelschap over op eenen kleineren stoomer voor
eene spelevaart door de grachten naar den Amstel.
Dat dezo tocht ongemeen karakteristiek zou wezen,
kon meu verwachten. Overal langs de wallen stond
de menigte dicht opeengepakt en strekte zich over
de straat tot op de stoepen uit, zette zich voort in
de huizen achter de vensters, klom tegen de muren
en eindigde eerst op de daken. De breede Amstel-
stroom vooral zag er recht feestelijk uit. De gebouwen
der verschillende roei- en zeilvereenigingen waren rijk
versierd met vlaggen en groen, en op de rivier zelf
bewogen zich honderden booten en bootjes van allerlei
grootte ou vorm, die aan het tafereel een reèht
levendig aanzien gaven. De booten der dames-
vereeniging, waarin jonge roeisters met rappe hand
de roeispaan hanteerden, trokken zeer de aandacht
van de Keizerin. Ter eere der keizerlijke gasten
was een wedstrijd georganiseerd, bestaande uit een
nommer voor 4-riems- en één nommer voor 6-rieras-
gieken. In beide wedstrijden behaalde Be Amstel den
eersten prijs JSereus eu Neptunus verkregen ieder
een tweeden prijs. De overwinnaars werden door
de gasten op de keizersboot met gewuif begroet.
Na het einde van den strijd, stapten de hooge
gasten aan de Sarphatikade aan wal en keerden per
rijtuig naar het paleis terug.
Des avonds werd op het Y een prachtig vuurwerk
afgestoken. De honderden booten, waarvan de hoofd
been met veelkleurige lampions waren verlicht
maakten een prachtig effect. Aan den wal, op de
steigers en in booten had zich in den omtrek een
onafzienbare monschenmassa verzameld. De Keizer
en de Keizerin woonden met de Koningin-regentes
in het vorstelijk paviljoen het Venetiaan&che feest bij.
Wij zeggen zeker niet te veel als wij verzekeren dat de
feeetelijkh?den uitstekend geslaagd zijn en zich in
prachtig zomerweer mochten verheugen.
De Woensdag door H. M. de Koningin-Regentes
aan het gala-diner op den DuiUchen Keizer uitge
brachte heildronk, luidde woordelijk vertaald als
Volgt
„Ik wensch uit den grond van mijn hart Uwe
Majesteiten, ook uit naam mijner dochter, dank te
zeggen voor Uw bezoek. De geheele natie veree-
nigt zich met ons om U welkom te heeteD. Ver
oorloof mij U te zeggen, dat ik de tegenwoordig
heid Uwer Majesteiten op hoogen prijs stel en U
de verzekering te geven, dat het geheele land daar
mede ten hoogste ingenomen is.
„Moge het verblijf Uwer Majesteiten in de Ne
derlanden de banden nauwer toehalen, die sedert
zulk een langen tijd onze beide Huizen verbinden,
en moge het medewerken om de betrekkingen van
vriendschap en goede nabuurschap, welke altijd tus-
schen onze volken bestaan hebben, te onderhouden
en te versterken.
„Met de oprechtste wenschen voor het geluk Uwer
Majesteiten en voor het welzijn van Duitschland,
leven gebroken. Ik zal nooit meer iemand kunnen
liefhebben dan u en Juliaik kan in niemand meer
gelooven, noch medelijden hebben met iemand, die
niet tot ons gezin behoort. Het is mijne schuld niet,
gij moet het mij niet euvel duiden. Ik ben niet
slechtik ben niet hardvochtigmaar ik kan niet,
neen, ik kan niet meer medegevoelen met het leed
van anderen.... Na hetgeen ik verduurd heb, zonder
dat iemand er iets van wist, schijnt het verdriet van
anderen mij volkomen nietig toe.... en bovendien,
anderen troosten elkander, terwijl mij....
Zij wendde haar fraai gelaat af, dat de bleek
heid op marmer deed gelijken. Haar vader trok
haar tot zich.
Had jo hem zoo uitermate lief? vroeg hij
fluisterend.
Of ik hem lief had God moge het my verge
ven, vader, maar ik beminde hem hartstochtelijk. Ik
beminde hem boven alles, behalve de eer. Ik beminde
hem meer dan u; ik ging u immers verlaten oathèm
ie volgen. Hij was mij allesIk aanbad hem Ik
zou met vreugde zijne dienstmaagd geweest zijn; ik
zou hem bemind hebben, al ware hij arm geweest,
of gebrekkig, of terugstootend. Ik had wel eens ge
hoord van vrouwen die zich van hunnen echtgenoot af
zonderden, omdat hij door de eene of andere afschuwe
lijke of slechts vermoeiende ziekte was getroffen, en
ik had mijzelve afgevraagd wat ik zou doen indien iets
dergelijks hem overkwam. Ik wist dat ik hem bemind
zou hebben, al ware het ten koste van mijn leven,
drink ik op de gezondheid van den Keizer en de
Keizerin."
Uit Amsterdam wordt aan hetj Utr. Dbl. gemeld:
Het is hier Woensdagavond niet zoo zonder onge
lukken afgeloopeq, ala men oppervlakkig meende. Het
gedrang op den Dam was ontzettend, en niet weini
gen werden er „flauw" weggedragen. In de Beurs-
steeg, de toegang tot den Dam van het Rokin, werd
een rijtuig eenvoudig vau de assen gewipt en ter
aarde geworpeu. Ook het paard onderging het
zelfde lot en richtte, liggende, met zijne pooten ge
weldig slaande, schrik onder de dicht opeengedrongen
menigte aan. Een angstig, verward geschreeuw klonk
dan ook boven alles uit, en het kostte eeuige mannen
veel moeite, het verschrikte paard weder overeind te
krijgen. Daarop hebben de stalhouders gezamenlijk het
wyze besluit genomen, na 7 uur niet meer te rijden.
De politie had dit wel eerder mogen verordenen, maar
zij had waarschijnlijk eerie drukte, als het bezoek des
Keizers veroorzaakt, en die werkolijk alles overtreft,
wat we hier tot dusver zagen, niet voorzien. Daar
aan zal het waarschijnlijk ook wel te wijten zijn dat
hare dienaren vrij vlug naar den wapenstok en den
hartsvanger grijpen.
Aan het officieel verslag der voornaamste gebeur
tenissen in het gouvernement Atjeh en ouderhoorig-
heden, loopende vau 29 April tot en mot 10 dezer,
wordt het volgende ontleend Op Groot-Atjeh was
het gedurende den verslagtijd zeer rustig; onze posteu
werden slechts weinig beschoten, hoewel de benden
van Habib van Sam&langau en Tongkoe Mad Amin
nog buiten de linie, vooral bij Boekii Daroo, rond
zwierven. Tusschen Kota Pohama en Pakan Kroeng
Tjoet werden in den ochtend vau den 8 Mei twto
inlandsche vrouwen door Atjehers aangevallen en de
een gedood, de andere zwaar gewond. Den 5 Mei
aanvaardde de nieuw benoemde gouverneur het civiel
eu militair bestuur.
Van de Noordkust valt niets bijzonders te vermel
den de beschietingen van Segli bielden aan, doch
brachten ons geen verliezen toe.
De onlangs tusschen de landschappen Kdi, Tjoet
en Bagoh gerezen geschillen betreffende een roof
partij werden door het bestuur in overleg met den
radja van Djolokbesar onderzocht eu beëindigd en het
geroofde aan de rechthebbenden ternggegeVbn. Door
een der gewapende sloepen van Hr. Ms. Sambas wer
den in den nacht van 26 April vier prauwen ontdekt,
die de koeala van Telek Semawe wilden binnenloopen.
Een der prauwen, met een lading voornamelijk uit
lijnwaden bestaande, viel in onze bandon, terwijl het
aan de 3 andere gelukte te ontkomen.
Door den radja van Koempang doewa en zijn
broeder Toekoe Blang werd nog steeds aangedrongen,
ook namens de hoofden van Nizam en Sawang, op
halp van het gouvernement tegen Toekoe Tjibiq
Pasangan, die hen uit hun land veijaagd heeft, welk
verzoek door het bestuur reeds vroeger van de band
was gewezen.
Het gerucht, dat eenige tegenstanders van den on
langs aangestelden eersten kedjoeroean van Melaboeh,
Toekoe Hitam Tabeh, eene beweging tegen hem op
touw zouden willen zetten, houdt de gemoederen
daar in spanning. De beweging is niet tegen het
bestuur gericht.
De Haagsche corr. van de Zutph. Ct. schrijft over
en hem in alle rampen zou hebben bijgestaan. Ik
beminde de plek, waar hij wns voorbijgegaan, de lucht
die hij inademde en, zie maar, sedert by weggebleven
is heb ik geene bloem meer aangeziener zijn
geene bouquetten meer in huis: ik bield slechts van
bloemen om ze hem te schenkenals ik zag, dat hij
haren geur opsnoof, verbeelde ik mij, dat mijne
ziel in hem overging.... Dat alles is verwoest, er
blijft mij in het leven niets anders over dan mijn
plicht en mijne teederheid jegens u, vader.
De heer Leniel hield zijne hand voor de oogen.
Hij had nooit zulk eene diepgewortelde liefde ver
moed, by dat zachte en vroolijke kind; hoe was die
vurige hartstocht ontstaan? Niemand zou het ooit
weten.
Ik wil u niet bedroeven, hernam zij, maar ik
heb mij niet kunnen weerhouden; na zulk een lang
durig stilzwijgen heb ik moeten spreken, ik heb reeds
te veel gezegd. Vergeef mij vader, en wees over
tuigd, dat gij mijn eenig geluk zijt.
Zij boog zich naar hem toe om hem te omhelzen.
Hoe zwak hij zich ook gevoelde, begreep hij, dat het
oogenblik gekomen was om haar de gansche waarheid
te openbaren.
Je zegt, dat niets je meer kan treffen, begon
hij, maar toch, als hij eens ging trouwen
Dat heb ik voorzien, antwoordde zij op haren
kalmen toon.
Zelfs als hij een huwelijk uit eigenbelang
aanging
den uitslag der verkiezingen, dat de val van dr,
Sohaopman het hoofdmoment van den dag was.
Toch hoorde men ook onder de liberalen zeggen -
't is jammer dat hy de kamer uitgaat, want hij hoort
er inNu, dat dr. Schaepman wel weer een anderen
zetel zal krygen, daarvoor zullen zijne geestverwan
ten wel zorgen. Het is echter zeer de vraag of dr.
S. wel van dat welwillend aanbod gebruik zal wil
len maken. «Als hij verstandig is, hoorde ik een
van zyn beste vrienden zeggen, dan doet hy het niet.
Onder de gegeven omstandighedon kon hij toch in
de Kamer niets uitvoeren, eu de r-katholieken moe
ten nu eerst maar eens beproeven, hoe het gaat zon
der hem, die aan de r.-kathölieke zaak zoo gewich
tige diensten heefi bewezen en daarvoor met ondank
baarheid is overladen. Ik ben er zeker van, dat
het geen half jaar duurt of zijne felste tegenstanders
zullen erkennen, hem niet te kunnen missen."
Nu, of do heeren Bahlman, Vermeulen c. s. zoo
schielijk bekeerd zullen worden, betwijfelt de sch.
daarvoor is do veete te groot, maar dat de r.-katho-
lieken in Schaepinan hun meest eminente» woord
voerder vorliezen ia zeker, en voor hen, die buiten
staan, blijft het een raadsel, waarom deze machtige
redenaar bij zoovele zijner vroegere vrienden en ook
by een groot doel der geestelijkheid in ongenade is
geraakt. Dat de quaestie van de logerwot, zoo al
geen voorwendsel dan toch slechts de druppel ge
weest is, die de emmer deed overloopen, wordt hier
in politieke kringen zeker geacht. 4
Ook dr. Kuyper zal wel beginnen te beseffen, dat
hy als veldheer van het anti-revolutionaire leger een
gevoelig échec heeft geleden on dat bij waarschijnlijk
nooit zijne vroegere macht zal horwinnen. Ondanks
de hulp der bondgenooten, heeft hij slechts 20 van
de zijnen verkozen kunnen krijgen tegen 28 in 1888.
En hoevelen zijn er onder die twintig, die, schoon
anti-revolutionair, van de tyraunie van dr. Kuyper
zouden wonschen verlost te zyn en de houdiDg van
de Standaard ten sterkste veroordeelen. Hoevelen
van de vroegore getrouwen zullen nu tot het inzicht
komen, dat do anti-revolutionaire nederlaag vcor een
groot doel is te wijten aan het drijven en .ia:i de
onwaardige taktiek van den leidor buiten do mmer.
Opmerkelijk is uit dat oogpunt het ernstige woord
in het laatste nummer van do Wageninger een
blad, dat voor het rninisterie-Mackay nog do hand
schoen opneemt. „Waar allerlei wereldsche kunst
grepen zoo schreef bedoeld orgaan in dienst van
Gods Koninkrijk worden gebezigd, wordt 's Heeren
zaak jammerlijk ontreinigd en de antirevolutionaire
Kamerolub zal bij velee uooit haar vertrouwen her
winnen, indien niet eerlijk en open gebroken wordt
met al wat onder den vromen schyu eener valsche
godsdienstigheid deu diepen afkeer en weerzin wekt."
Voor do antirevolutionaire Kamerclub is het ver
lies, bij de stembus geleden, des te grooter omdat
zij ook hare beste woordvoerders moet missen. Nadat
de hoer Lohman van de groene banken naar de groene
tafel was verhuisd, werd de verdediging meest toe
vertrouwd aan de heeren A. van Dedem, Heemskerk
en van Asch van Wijck voorzoover althans niet
de heer Schaepinan voor de geheele rechterzijde op
trad. Welnu, van die drie zal alleen de heer van Dedem
die zelf verklaard heeft voor de taak van leider min
der berekend te zijn, in de nieuwe Kamer zitting
houden. Velen denken nu, dat de heer Beelaerts
van Blokland, die onder de gegeven omstandigheden
zeker al heel weinig krfha heeft als Voorzitter her-
Hij kan geen ander huwelijk aangaan, zeide
zij koud.
Ik heb vernomen De heer Leniel aar
zelde nog.
Dat hij gaat trouwen? vervolgde zy. Met wie?
Met eene verre nicht, die zeer rijk ia, maar
geene opvoeding heeft genoten.
O zeide Aurette. En na een oogenblik zwijgen»
hernam zy Dat moest wel zoo. Door dat huwelijk
word ik gewroken.
Zeer zeker! riep haar vader uit. Dat zal het
oordeel zijn van iedereen. En, er is nog iets anders.
Mevrouw Bertbolon is nagenoeg geruïneerd.
Aurette bief tnet eene trotsche beweging het
hoofd op.
Werkelijk, zeide zij, dit was onnoodig, ik was
reeds genoeg gewroken.
Julia kwam binnen, zy maakte zich oenigszins
ongerust over dit langdurig onderhoud.
Weet je het al vroeg Aurette, met eene zekere
scherpte in hare stemt die voor Julia sedert eenigen
tyd niet ongewoon was, maar die de heer Leniel
nog nooit gehoord had en die hem het hart toe-
neep mijnheer Bertholon gaat trouwen en zijne
moeder heeft haar vermogen verloren Dat is het
groote nieuws van den dag.
Wordt vervolgd).
kozen te worden, als leider van de antirevolutionaire
Kamerclub zal optreden, maar men mag daarbij niet
vergeten, dat de heer Beelaerts, nog gewoon lid der
Kamer zijnde, volstrekt niet met het bijzonder ver
trouwen zijrier geestverwanten werd vereerd.
De zelfmoord in do ijsberenkooi te Frankfurt a/M
herinnert aan twee dergelijke gevallen, die voor jaren
besproken werden. Een twintigtal jaren geleden,
sprong te Bern tegen het vallen van den avond een
Ëngolschman in een beerenkooi en werd verscheurd.
De stad Bern had sedert onheuglijke jaren als een
soort lovend symbool, haar wapentlier, een beer, in
een kooi op den Schanzli; er was echter geen oppas
ser bij aangesteld. Twee zonen van Albion waren in
opgewonden toestand bij de kooi gekomen, hadden
den beer gosard en daarna was er een, een goed
bokser, de kooi ingegaan om een partijtje met hot
dier te vechten. De geschiedenis liep echter treurig
ofdo beer had den Engelschrnan spoedig „onder"
en de ander haastte zich in de stad hulp te gaan
halen daar hij echter geen woord Duitsch of Fransch
verstond, hield men den in 't Engelsch vertwijfelend
krytenden man voor een krankzinnige. Toen men
eindelijk begreep wat er gebeurd was was het
te laat.
Hot andere gebeurde in 1875 gedurende de groote
tentoonstelling in den „Jardin des Plantes" te Parijs.
Een jongraeusch sprong of viel in het niet diepe hok
van don bruinen beer. Toen hij zich oprichtte,
naderdo hem snuffelend twee der dieren luid hulp
roepend, vluchtte do ongelukkige in een hoek. Oogen-
blikkelijk stond een groote menigte menschen voor
het hok die het reddingswerk zeer bemoeielykte.
Men wierp den beren brood en ooft toemaar deze
lieten zich daardoor niet afleiden. Een soldaat had
do tegenwoordigheid van geest, te doen alsof hij
eveneens in het hok wilde gaan, waardoor de die
ren voor een oogenblik afgeleid werden. Spoedig
echter richtten zij zich weder tot den jongen man,
die met handen en voeten om zich heen sloeg. De
oppusser ijldo met een groote ijzeron stang naderbij,
waarmede het hom gelukte den grooten beer op oen
afstand te houden. De kleinere echter, kwam lang
zaam op den vreemdeling af dichter en dichter
schoof kalmpjes den kop naar voren berook
eens den van schrik half dooden man, toen deze
een zoo moorddadig angstgeschrei deed hooren dat
bruintje verschrikt terugweek. Men kon nu den
man een ladder toereiken, waarlangs deze zich reddo
met achterlating van zijn hoed, die door de beide
dieren gemoedelijk werd verscheurd.
Het welbekende radicale partijhoofd Liobknesht
heeft het plan opgevat te Berlijn eene socialistische
academie te stichten. Daar zullen de studenten jonge
werklieden zijn, die opgeleid moeten worden in de
kunst om socialistische beroeringen te leiden en te
besturen en leeron moeten in het openbaar te spre
ken en debat te voeren. Ook moeten zij er hunne
eigen taal goed leeren, alsmede geschiedenis, staat
huishoudkunde en het een en ander van verschillende
wetenschappen, ten einde later goed ontwikkeld voor
hun gehoor te kunnen optreden.
Prinses Lilly Dolgoroucky, die op 't oogenblik met
een damoskapel in het Panopticum te Amsterdam
optreedt is geboren te Parys. Haar vader, de heer
Dellopierre, was eeu Franschman, haar moeder een
Andalusischebeiden waren muzikale artisten, ver
bonden aan het gezelschap van den onden heer Carré.
De kleine Lilly toonde reeds vroeg grooten aanleg
voor de muziek eu genoot vioolonderrioht van een
beroemden meester. Reeds op 12'jarigen leeftijd trad
rij op als violiste in Frankrijk, Engeland, Italië en
Pruisen; vervolgens ging zij naar Rusland, waar zy
kamervirtuose werd van de keizerin. Hier leerde zij
pnus Dolgoroucky kennen en vertrok met hem naar
Parys waar zij met hem trouwde. Haar vader achtte
dit huwelyk niet wettig en daarom huwde zy nog
eens met den prins in Rusland, waar zy eenige jaren
bleven wonen.
Voor de familie Dolgoroucky, morganatisch aan de
keizerlijke familie verwant, was dit huwelijk oen groote
mesalliance en ze wist het zoo ver te krygen, dat de
prinses gedwongen werd Rusland te verlaten en we
derom tot de muziek haar toevlucht te nemen.
De gezusters Dellepierre maakten omstreeks 1866
ook reeds een kunstreis door Nederland.
De prinses heeft een zoon van 16 jaar, die kapi
tein is in Ru88ischen dienst. [Echo.)
Onlangs bracht de heer von Kleist-Retzow een be
zoek aan vorst Bismark op Friedrichsruhe. Dit bo-
zoek brengt het Berliner Tageblatt de volgende oude,
doc'a weinig bekende jachtgeschiedenis in do gedachte
waarin genoemde heeren een hoofdrol speelden. De
beide heeren, die, zooals men weet,, met elkaar in
familie- en vriendschapsbetrekking staan, waren uit- I
genoodigd deel te nemen aan een jachtpartij die enkele
dagen zou duren. Den eersten dag hadden zij zich
met volle teugen aan hot jachtgenot overgegeven.
Toen zy echter 's avonds thuis kwamen, gevoelde de
heer von Kleist-Retzow zich zoo vermoeid en afgemat
dat hy, zooals hy zeide, den volgenden morgen niet
om 7 uur op zou kunnen staan, om de jacht voort
te zetten. Onder vroolyke gesprekken bij een glas
wijn, zei vorst Bismarck, dat hij er wol voor zou
zorgen hem het bed uit te krijgen, of hij wilde of
niet. Nadat de beide heereu zioli in hunne aan-
grenzendo vertrekken hadden teruggetrokken, barri
cadeerde de hoer Von Kloist-Retzow zijn deur, uit
vrees dat de vorst don volgenden morgen een inval
zou doen. 's Ochtends om half zeven klopte de Rijks
kanselier aan de deur van zijribn vriend, en daar deze
niet wilde opstaan, verzekerde Bismarck hem dat hij
ongetwijfeld precies om 7 uur uit zijn bed zou zijn
Von Kleist-Retzow bleef echter rustig liggen. Daar
nam Von Bismarck zijn jaohtgeweer, stapte naar de
plaats, ging voor het venster staan van Von Kleist'
slaapkamer en schoot daardoor in het plafond zoodat de
stukken kalk Von Kleist-Retzow om de ooren vlogen.
Deze sprong zeer verschrikt zyn bed uit on vloog
naar het raam om te zien wal er gebeurd was.
Toon hij niemand zag, kleedde hij zich terstond aan
en snelde de trappen af. Hier kwam Bismarck hem
tegemoet, begroette hem en zei, zonder een spier yan
zijn gelaat te vertrekken«Ik hoop, dat gij goed
hebt gerust; het slaat daar juist 7 uur!"
Door de arrondissement-rechtbank te Breda is beslist,
dat de zoogenaamde wonderdoctor „Sequah", te Rozen-
daal zijn geneesmiddelen in het openbaar mag aanwen
den met een bevoegd nederlandsch geneesheer.
Dinsdag-ochtend kwamen te Vlissingen van Engeland
aan en werden direct naar Rozendaal doorgezonden
circa 2000 kilo olie voor den wonderdocter Sequah.
Naar men zegt, was hij 24 uren zonder geneosmiddel
voor zijn patiënten.
De voorbeelden vau rijke bedelaars zijn zoo talrijk,
dat slechts zeer bijzondere gevallen het vermelden
waard zyn. De 72 jarige père Antonie, onder wel
ken naam Korse Pacciarelli bekend was, bedelde
sedert jaron aan de deur der kerk Saint Sulpice te
Parijs, waar hij door zijn met vele lappen verstelden
rok, zijn aller-armbarmelijkst gezicht en zijn echt
bedelaarsvoorkomen rijkelijk aalmoezen ontving. Dezen
vermeerderden nog, toen hij een bult kreeg, een bult
die voortdurend groote) werd, wat den bedroevenden
aanblik van den armen man nog verhoogde. Do
oorzaak van dezen bult echter was eenvoudig een
sterken leeren tasch, waarin père Anloiue zijn fondsen
bewaarde.
Daar deze steeds vermeerderden, vergrootte ook zijn
bult on daarmede weer zyn ontvangsten aan aalmoe
zen. Père Antoine woonde in een ellendigen hoek
van een huis in do Rue Princesse, betaalde daarvoor
dan ook slechts zestig francs in 't jaar, of liever
betaaldo in 't geheel niel», daar hij zijn huisbaas
Guilerain beloofd had, hem in zijn testament te zetten.
Ditzelfde had onze «arme" raan zekeren waard Paoli
beloofd, die hera daavoor haast voor niets voedsel
verschafte. Paoli zoowel als Guilemin sloofden zich
voor den raan uit.
In December van 't vorige jaar kwam vadertje
Antoine ziek bij Paoli on verzocht hem gezegeld pa
pier om zijn laatste wilsbeschikkingen neer te schry-
ven. Paoli en zijn vrouw legden hem in hun beste
bed en verpleegden hem vol zorg men zou den
volgenden morgen den notaris halen. Maar voor
men het kon voorzien, had Pacciarelli zich in een
aanval van ijlende koorts uit het venster op de derde
verdieping gestort en bleef hij dood op de straat. Guil-
lemin maakten zich onmiddellijk meester van den lede
ren zak, waarin zich 96000 francs in effecten en andere
papieren van waarde bevonden en die de overledene
thuis had gelaten, toen hij naar den waard was gegaan.
Guillemin geloofde het volle recht te bezitten, daar
Pecciarelli hem reeds lang oen testament had ter hand
gesteld, waarin hij hem tot eenigen erfgenaam benoemd
had Maar de beide nevon van den rijken bedelaar
hadden het laatste, sleohts alleen geldige testament in
handen en lieten de nummers der effecten on bank
biljetten openbaar maken om voor de in ontvangst
neming te waarschuwen. Guillemin durfde nu de
papieren niet in omloop te brengen. Hij stuurde de
neven een gedeelto terug, waarbij hij echter schreef.
„Je Oom was een schoft". Daar hij zich door zijn
schrift verried, werd hij gevangen genomen, moest
ook de rest teruggeven en werd bovendien tot twee
jaar gevangenisstraf veroordeeld.
De buitenlausdche pers houdt zich bezig met da reis
van keizer Weihelm naar Nederland. Zij ziet in do
onverschilligheid der openbare meening ten opzichte
van deze reis, kenteekenen van geruststellenden aard;
want uit de eerste blijkt dat de Nederlanders niet
langer bevreesd zyn voor eene inly ving bij Duitschland,
en de tweede toont aan, dat de wereld overtuigd is
van de vredelievende strekking van het drievoudig
verbond.
De Londensche Standard wijdt een hoofdartikel
aan het bezoek van keizer Wilhelm te Amsterdam
en de goede ontvangst, welke het keizerpaar daar ten
deel is gevallen. Het blad beschouwt deze ontvangst
als een welverdiende hulde voor de loyaliteit, welke
de Duitsche regeering jegens haar kleinere naburen
betoont. De beschuldiging van jaren geleden, dat
Duitschland voornemens zou zyn Nederland te an-
nexoeren, is geheel ongegrond gebleken en vindt nu
geen geloof meer, zelfs niet bij hen die zich het
gemakkelijkst laten misleiden door geruchten, die
maar telkens weer, en alsof de verspreiders er alles
van weten, worden medegedeeld. Anders zou de
Am8terdamsche burgerij de gasten niet zoo buiten
gewoon hartelijk hebben ontvangen. De koningin-
regentes en de koningin hebben de meest overtui
gende bewijzen ontvangen van de populariteit, welke
de dynastie van Oranje bij het Nederlandsche volk
geniet. Zoolang de vrede in Europa niet gestoord
wordt door de eerzucht van een der grootere mogend-
beden, dan Nederland, wat betreft zijn verhouding
tot Duitschland, rekenen op het onbetwiste genot
van zijn onafhankelijkheid en vryhoid. Nederland
is een onontbeerlijk bestanddeel van het „status quo"
op het vasteland, waardoor het evenwicht tusschen
de Staton van Europa behouden blijft. Voor Duitsch
land is het van het grootste belang, dat men het
nooit te recht zal verdenken van het verlangen om
internationale overeenkomsten te verbreken, of zelfs
de geringste neiging te be]tooneu om inbreuk te ma-
keu op de onafhankelijkheid van Nederland. Dit
zou zeker een krachtdadig verzet opwekken by an
dere Staten van den eorsten rang.
Nu echter meent de Standard is, dank zij
het bezoek vau don Keizer de bescherming van den
machtigen voor den zwakkere beter verzekerd dan
ooit.
De Parijsche bakkersgezellen hebben sedert het
besluit tot werkstaking eiken dag op de Arbeidsbeurs
eene vergadering gehouden, waarin, ondanks de af
keuring die hunue handelwyze by hot publiek gevon
den heeft, en ondanks den steeds sterker wordenden
tegenstaud hunner vakgenooten, besloten werd het
feesluit te handhaven, zoolang do bureaux de place
ment niet opgeheven werden. Maar eindelijk ziende
dat zij met de werkstakiug het beoogde doel niet
kunnen bereiken, hebben zij gisteren eieren voor hun
geld gekozen en zijn zij overeengekomen aau de werk
staking een einde te maken.
Daar Parijs een overvloed van bakkersgezellen
heeft, die geen vasten dienst hebben, zoo zal het de
vraag zyn, of de werkstakers weer in genade zullen
opgenomen worden door de patroons.
De 1ste Juli is de dag, waarop de besluiten, door
de Brusselsche anti-slavenhandelconferentie genomen,
in werking zouden treden, zoowel wat betreft de be
strijding van den slavenhaudel, als het hebben van in
voerrechten in den Congo-staat. Nu de Fransche
Kamer geweigerd heeft de akte goed te keuren, zijn
alle regoeringen, welke deel hebben genomen aan de
couferentie, uitgenoodigd zich te laten vertegenwoor
digen bij een laatste bijoenkomst, welke gisteren te
Brussel weid gehouden. De Congo-regeering, welke
deze bijeenkomst heeft belegd, zal dan verslag geven
van den staat van zaken en officieele medeeling doen
van de verwerping der akte door de Fransche Kamer.
Door baron Lambermont werd, ten einde den arbeid
te redden welke door het besluit der Fransche Kamer
gevaar liep, aan de mogendheden voorgesteld, een
nieuw uitstel te verleenen aan haar, die het verdrag
nog niet hadden geraticificeerd. Dit denkbeeld vond
eenparig zonder discussie ingang. Al de aanwezige
gevDlmachtigden teekenden toen het protocol, dat nog
open blijft liggen voor de gezanten van Frankrijk en
Portugal, wien mededeeling zal worden gedaan van
den termein en die daaromtrent hunne regeeringen
zullen raadplegen.
Het „Journal de Bruxelles" bespreekt de zaak uit
voerig en betoogt, dat de Fransche Kamer zich ten
onrechte ongerust maakt over het „droit de visite„.
De bepaling betreft slechts schepen beneden de 500
tonnen inhoud, zoodat alleen de inlandsche schuiten
en geen Europeesche vaartuigen daarvan last zullen
ondervinden. Het officieuze blad betreurt het daarom
zeer, dat de Fransche Kamer wegens een denkbeel
dig en overdreven voorgestold bezwaar het geheele
werk der conferertie doet mislukken.
Of de Fransche Kamer nog op haar besluit zal
terygkomen, is onzeker. Te Brussel zyn er nog die
meenen, dat de conferentie nog eenig gevolg zal
hebben, maar de lndépendance Beige is minder op
timistisch en gelooft, dat deze laatste bijeenkomst
slechts kan dienen, om het mislukken van den arbeid
der conferentie te oonstateeren.