Drie maanden Fabrieks-arbeider. Buitenlandscfi Overzicht. meisjes aldaar betrekkelijk vrijer dan by ons, en al wordt bet daardoor ook gemakkelijker voor eon jong mensch om volgens zijn neiging een goede keuze te doen, zoo worclt eene recbtstreekscbe huwelijksaan- vraag van den jongen man niet gepast acht. De gewoonte van het land brengt mede, dat de vertrouwde tusscbenpersoon, Nakodo genaamd, zich naar de ouders der uitverkorene begeeft, om hun ge voelen over de de huwelijksaanvraag in te winnen, en bij verkregen'toestemming de nadere punten van het huwelijks-contract vast te stellen. In den regel krijgt het meisje alleen een eenvoudig uitzet, en slechts bij uitzondering, bijv. als zy eenig kind is, nog iets afzonderlijks ten huwelijk mede. Zelfs de by huwelijken met officieren vereiachte stor ting geschied meestal door den bruidegomwellicht heeft deze omstandigheidvsegt S., de verkeerde mee ning van hot in Japan koopen eener bruid doen ontstaan. Aan de oud-strijders in ons Vaderland is het Volgend schrijven gericht: „Nu wij aan den vooravond staan van den 60n verjaardag van den „Tiendaagschen Veldtocht", toen het „Voorwaarts" klonk, om zoowel de eer van ons land op te houden, als om den Vorstentroon te schragen, hebben wij gemeend to 's Hage een Commissie te moeten vormen, om dien dag feestelijk te her denken. „Die Commissie bestaat uit de heeren oud-strij ders N. Mac Leod, oud-luitenant-generaal, inspec teur der infanterie, adjudant i. b. d. van wijlen Z. M. den Koning en mr. W. J. baron d'Ablaing van Giessenburg, oud-vrij willig jager der Utrechtsche Hoogeschool en oud-officier der mobiele schutterij, kamerheer i. b. d. van wijlen Z. M. den Koning, als voorzitters. Voorts uit de heeren P. G. Von Stein Callenfels, oud-kolonel der artillerie, W. M. Camp, ottd-generaal-majoor der artillerie, P. Gallas, oud-officier der mobiele schutterij, jhr. A. W. A. Gevers Deynootoud-generaal-majoor der artil lerie, F. H. J. Furnée, oud-kolonel der infanterie, C. J. J. Goffin, oud-generaal-majoor van den gene- ralen-staf, A. E. Mansfeldt, oud-luitenant-generaal, adjudant i. b. d. van H. M. de Koningin, jhr. H. Van der Meer de Walcheren, oud-generaal-majoor der artillerie, G. H. J. Michelhoff, oud-generaal- majoor der cavalerie, ds. H. L. Oort, oud-vrijwillig jager der Lcidsche Hoogeschool, J. Paulus, oud- luitenact-kol. der cav., P. Roelofsz, oud-majoor der inf., H. N. C. baron van Tuijll van Serooskerken, oud-kolonel der Cavalerie en A. Westmans, oud- vrywilliger der artillerie, voorzitter van de 3e sectie van het Metalen Kruis te 's Hage, terwijl de commissie zich toegevoegd heeft de heeren J. Huijgens, oud kapitein dor infanterie, als Penningmeester en A. A. Vorsterman van Oyen, eere-lid en ceremonie meester van den Noord-Brabantschen Metalen- Kruiabond, als Secrét^ris. „De Commissie roept alle oud-strijders, versierd met het Metalen Kruis of de Citadel Medaille, op, om voor zoover zij genegen zijn op eigep kosten aan deze feestviering, op 1, 2 en 3 Augustus a. s. deel te nemen, hiervan schriftelijk kennis te willen geven aau den Secretaris der Commissie (Laan Copes van Oattenburch no. 36b) voor 15 Juli a. s., |evens met overmaking van 5, of zooveel meer als men goedvindt, aan den Penningmeester (Anna aan haar gelaat en kustte met heiligen eerbied de satijnen, geurige bloemen, de vriendinnen gescha pen oméén dag te leen en den 'volgenden her boren te worden in hare zusters, aan haar gelijk of van haar verschillendvriendinnen die do na tuur ons met volle handen scheuktdie eene vreugde zijn der oogeu, een wellust voor den reuk en met hare lachende, weldadige schoonheid, een troost voor tal van zedelijke ellenden. XIII. Eenige dagen daarna verhaastte Aurette, die zich op bare wandeling met Bruno wat verlaat had, bare schreden om vóór de duisternis op het Nest terug te zya. De Maartsche zon was ondergegaan in een prachtig rood, dat eene vinnige koude voor den nacht voorspelde. De paden roken reeds naar viool tjes, maar de grond, die kraakte onder den voet, deed vorst verwachten. Bij het hek gekomen bleef Bruno eensklaps staan, stak de ooren op en begon geweldig te blaffeD. tHet ontbrak Aurette niet aan moed, en bovendien, mpt zulk een grooten hond kon haar zoo dicht bij huis geen ernstig gevaar bedreigentoen zij verder ging, den hond gelastende stil te zijn, zag zij eene vrouw naar zich toe komen, het hoofd gewikkeld in een doek die op hare schouders neerviel en een zwaar pak in de armen. Watv wilt gij? vroeg"Aurette wel wat barsch. Paulownastraat no. 86), ter bestryding van onver mijdelijke kosten. „Zoowel aan hen, die van deelneming tullen doen blijken, als aan hen, die door anderen in de ge legenheid mochten worden gesteld de feestviering bij te wonen, zal nader het programma der feestvie ring worden gezonden. „Wij wenschen hierbij nog de woorden van onzen geliefden dichter Jacob Van Lennep in herinnering te brengen „Oude veeten „Zijn vergeten, „En gedempt de bron van twist maar, zijn de veet9n ook vergeten, de herinnering aan de feiten dient levendig te worden gehouden. „Wij hopen dat deze herinneringsdagen voor de jongeren een opwekking en vingerwijzing zullen mo gen zijn, om, indien ooit dagen van gevaar voor ons Volksbestaan mochten aanbreken, als één man te wapen te snellen om te strijden voor Vorst en Vaderland, evenals in de roemrijke dagen, die wij in herinnering wenschen te brengen." Hieraan kan nog worden toegevoegd dat het Ko ninklijk Zoölogisch Botanisch Genootschap te 's Hage zijn localiteiten reeds beschikbaar heeft gesteld voor bedoelde feestviering. Voorts zal ds. H. L. Óort, predikant bij de Ned. Herv. Gemeente te h Hage in de Groote Kerk een feestrede uitspreken. Keeds is het zeker, dat 80 oud-stryder» gratis zullen aanzitten aan het gastmaal, 't welk by ge legenheid van deze feestviering gegeven zal worden, terwijl nog is aangevraagd om een nummer van het vuurwerk, 't welk in de residentie ontstoken wordt ter gelegenheid van deu veijaardag van H. M. de Koningin-Regentes, te wijden aan de herinnering van den Tiendaagschen Veldtocht. In de Parijsoha groote wereld® wordt over een nieuwen sport gesproken, dien sedert het begin van den zomer eenige Amenkaansche millionnairs, die zich daar ophouden, hebben uitgevonden. De heeren Gordon Bennett de bekende eigenaar van de New-York Ilerald en Ridgway, met den Pnrij- schen viveur baron LejèÖne, hebben zich reusachtige mailcoaches laten vervaardigen, in den stijl van de postdiligences, die in den goeden ouden tijd tot het vervoer van passagiers gebruikt werdenvooral is bij de constructie der rijtuigen er op gelet, ieder modern comfort weg te laten. Deze koetsen worden door hunne eigenaars ten dienste van de voorname wereld gesteld en doen op bepaalde dagen, volgens een nauwkeurig bepaald rijpten, toeren in de om geving van Parijs. Als koetsiers van de enorme omnibussen fungeeren de eigenaars zelf. Do passa giers, die aan zulke rytoeren hebben deelgenomen, weten niet genoeg v den ernst en ijver te roemen, waarmede deze paardenbestuurders-millionnairs, hunne taak verrichten. De plaats, waar zal worden opge houden wordt met bijna overdreven zorg bepaald, en voor eene vertraging, die zij niet door ernstige bewijzen voor elkander kunnen rechtvaardigen, wordt eene zware geldboete opgelegd. Opdat echter ook geen enkel trekje aan het portret van den model koetsier ontbreekt, beijveren zij zich de eerbiedigste terughouding tegenover hunne passagiers in acht te nemen, waarmede zy misschien den vorigea avond pret gemaakt öf den cotillon gedanst hebben. In de herbergeu, waar men onderweg het gezamenlijk ont- Men blijft zoo niet bij de deuren staan. Vergeef mij, mejuffrouwmen heeft mij gezegd dat gij goed zijt en.... ik wilde u iots vrageu. I)e vrouw was dicht genoeg bij haar, dat Aurette, ofschoon hët donkerder werd, haar kon zienzij was jong on nog mooi, in weerwil van haar tanig gelaat en hare vermoeide trekken. Het pak dat zij droeg bewoog zich en mejuffrouw Leniel zag dat het een kind was. Bruno, die bedaard was geworden, stak zijn neus onder den doek en scheen tevreden te zijn. Wat wilt gij varr mij Haast u, he^ is laat. Ja, mejuffrouw. Ik zal het u zeggen. Wij woonden te Port-Thibault, bier dicht bij, aap de Loire. Mijn man was een knap werkman en ik ben strijkster, dat wil zeggen, dat ik linnen strijk voor de menschen en wij hadden goed ons brood; en toeu is mijn man den verkeerden weg opge gaan.,.. maar, daar zal de juffrouw geen belang in stellen.... In één woord hij is heengegaan en heeft ons verlatenhet kleintje en mij. Ik heb nog eenigen tijd gewerktmaar er waren schulden, die mijn man had nagelaten. Ik heb gedaan wat ik kon, en toen ben ik ziek geworden, en het kleintje ook.... dat is beter geworden en nu geheel in orde.... ik bleef altijd sukkelen, maar dat zou niets geweest zijndoch met Kerstmis heb ik do huur niet kun nen betalen, en dan die schulden. Van ochtend heeft men ons boeltje verkocht, het huis werd geslo ten en ik moest vertrekken. Toen ben ik op weg gegaan naar Angorsmaar dat is nog zoo ver en ik bijt gebruikt, houden zij zich aan het einde van de tafel, op een afgemeten afstand van de reizigers, met de zweep tusschen de knieën. Een dame te Milaan, Hertogin Eugenia Litta Bo- lognini, die binnen enkele weken haar echtgenoot eu een harer zoons door den dood heeft verloren, heeft al hare juweclen beschikbaar gesteld voor den bouw van een nieuw kinderziekenhuis. De juweolen vertegenwoordigen eene waarde van ruim een half millioen. Hertogin Litta is eene zeer bekende persoon te Milaan. Voor 1859 werd haar huisde verzamelplaats van Vorsten en Koningen. Een grappige anekdote wordt uit dien tyd verhaald. Kort na het vertrek der Oostenrijkers bracht Koning Victor Emanuel op zijne eenvoudige wyzo aan Hertogin Litta, toen nog slechts gravin, op een harer ontvangdagen een bezoek. De bediende, die den Koning niet kende, vroeg wien hij moest aandienen. //Zeg", antwoordde Victor Emanuel, „dat ik de Koning ben." De bedionde ging hierop naar binnen en diende aan Mijnheer de Koning. Men stelle zich do verbazing der gasten voor toen hierop Victor Emanuel binnentrad. Een postzegel van twaalf en eon halven cent op een enveloppe te plakken is een gemakkelijk ietsonder de hoode van zulk een zegeltje reist de brief met bekwame spoed tot onze tegenvoetersinNieuw-Zeelaud. Maar welke werk er aan verbonden is, voor het post- beheer van alle landen der aarde gebracht is op de thans bestaande hoogte, daarvan zullen weinige oen flauw begrip hebben, zegt de Amst. Ct. Eerstdaags zal men te Weenen op 't Postcongres beginnen met het onderteekenen der daar gemaakte overeenkomsten. Het aantal gevolmachtigden, die hun onderteekening moesten neerschrijven, bedraagt 74. Allereerst komt aan de beurt de hoofdovereenkomst voor de wereldpost, het daarbij behoorende reglement van uitvoering en een slotprotocol. Dit geeft voor de drie stukken 3 maal 74 s: 222 handteekeningen. Nu moet iedere der 48 Staten, die medewerken, een exemplaar van deze besluiten hebben, zoodat natuurlijk 48 maal al die protocolleu enz. door de handen moeten gaan. Hiervoor zijn noodig48 maal 222 sI0656 handtee keningen. Nu komen er echter nog vijf kleinere verdragen over den pakket-postdienst, voor de geld- posS, voor de postaanwijzigingen, enz. Deze kleinere verdragon ziju niet van toepassing op alle 48 deel nemende landen aan den pakket-postdienst, bijvoor beeld nemen thans 23 deel. Het aantel handteeke ningen onder do nevenverdragen en 't reglement van uitvoering, voor iederen Staat een, bedraagt 14710. Met bovengenoemde^ 0656 komt men tot 25366 hand teekeningen I --->^^=r=3ts=s=s=s=s=^s^a X)e tegenwoordige Secretaris van het evangelisch sociaal congres te Berlijn, Paal Göhre, heeft, toen hij tot de evangelie-bediening was toegelaten, ver leden jaar het besluit genomen, eenigen tijd fa brieksarbeider te worden. Zijn doel hiermede was om den toestand der arbeiders te leerer. kennen, en ben niet heel sterk. Toen schoot mij te binnen, dat de juifrouw veel goed doet en toen ik blijven staan. Als Je juffrouw niets voor mij wil doen, zal ik vorder gaan naar Angers.... De stem had de jeugdige vrouw bij de laatste woorden begeven. Zij hief haar pakje weder op, dat dreigde aan hare armen te ontglippen, en wilde ter zijde gaan. Heeft uw man u verlaten? vroeg Aurette. Ja, juffrouw. Ik had niets gedaan om dat te verdienen, dat verzeker ik u. Maar wat zal men doen! Hij verlangde iets anders.... Had gij hem zeer lief? O! of ik hem liefhad! Hij was mijn afgod. Ik beminde hem maar al te zeer! Hoe oud zijt gij? Vijf en twintig jaar. Zijt gij lang getrouwd? Drie jaren. Maar ik heb slechts edn goed jaar gekend. Dadelijk na de geboorte van het kleintje is hij begonnen mij te verwaarloozen. Verlaten! fluisterde Aurette. Het was nu geheel duister geworden; er ging een koude stroom door de lucht; Bruno zelf voelde e en stootte het hek met zijn neus open, alsof hij vroeg om binnengelaten te worden. Kent gij iemand, wien ik inlichtingen kan vra- goa? vroeg Aurette. [Wordt vervolgd). vooral den invlood der sociaal-democratie op de arbeiders wereld gade te slaan. Het Utrechtsch JhÊtdad neemt het gewichtigste van 't geen Göhreti|^krvond uit 't werk, dat hij uitgaf en dat getitelinw „Drie maanden fabrieks arbeider", in zijne kolommen over. Het luidt als volgt: „In 't begin van Juni in 't vorige jaar," zoo ver haalt Göhro ons, „liet ik mijne theologische stadiën een tydlang varen, en werd fabrieks-arbeider. Een kale jas, die ik reeds langen tijd niet meer droeg, een pantalon, die hare beste dagen had gehad, en een paar laarzen, die ik nog had bewaard uit den tijd, toen ik soldaat was geweest, vormden met een ouden hoed on een knoestigen stok mijne avontuurlijke kleeding. Een reistascbje, dat veel gebruikt was en dat met een riem over mijne schouders hing, be vatte het allernoodig8te linnengoed en gaf mij door 't paar schoenen en den borstel, die er boven op waren vastgebonden, 't aanzien van een echten werk man uit Berlijn, die werk ging zoeken. Zoo trok ik op zekeren morgen, als een echten leerjongen met borstelig haar en stekeligen baard, en met een klop pend hart, 't mij onbekende leven tegemoet, en kwam na een korte voetreis in het mij goheel vreemde Chemmitz. Hier, in 't middenpunt van de groote Saksische fabriekswereld, heb ik drie maanden als eenvoudig werkman doorgebracht, zonder door iemand herkend te worden en bijna zonder verkeer met mijns gelijken. Hier heb ik met een groot aantal perso nen in eene groote machinefabriek- dagelijks elf uren gewerkt, met hen gegeten en gedronkenals een der hunnen heb ik met hen omgegaan, de avonden met hen doorgebracht, dos Zondags mij met hen vermaakt, en zoodoende een rijken voorraad opge daan van kennis over de verhoudingen, zoodat ik daarvan het volgende kan mededeelen." „De gronden," die mij bewogen, zoo verhaalt Göhre verder, om dezen step te doen, bestonden voornamelijk hierin, om niet uit boeken, maar door persoonlijke ondervinding het arbeidersvraagstuk nader te leeren kennen en de gezindheden der ar beidende klassen, hunne geestelijke, zedelijke en godsdienstige karaktertrekken na te gaan. Ik wilde met eigen oogen zien, met eigen ooren hooren hoe het onder hen gesteld wasik wilde deelgenoot worden van huuno uooden en zorgen, deelen in hunne vreugde en hun dagelijksch eentonig leven medeleven. „Hoe zoo vroeg ik mij af doet zich de wereld eigenlijk voor aan deze lieden, die nu reeds sedert tientallen van jaren bearbeid worden door de aanvoerders der sociaal-democraten Hebben zij nog godsdienstige behooften En wanneer en op welke wijze kunnen deze bevredigd worden Hoe kan men met deze opgestookte en ten deele met recht verbitterde lieden weder in aanraking komen Hoe kan men invlood ton goede op hen uitoefenen Deze vragen kwamen in mij ophet waren ten deele godsdienstige en maatschappelijke, maar ook vader landslievende redenen, die mij bewogen om mij onder doze lieden te begeven. „Wij," zegt deze schrijver op treffende wijze, „wij," die er trotsch op zijn ern ons gelukkig ge voelen, ondanks het protest der arbeiders, de meer deren te zijn in beschaving van geest en karakter, moeten beginnen den ijskouden ban te verbreken, de kloove te dempen, door niet alleen ons geld, maar ons zeiven te geven aan lien, die door vele gemeen schappelijke banden als broeders van 't zelfde volk nauw aan ons verbonden zijn. Wij moeten weder persoonlijk tot hen naderen. „Ik' deed hot niet," zoo zegt Göhre, om de ar beiders te bespionneereu, maar om, wanneer ik eens als predikant zou werkzaam zijn, met grooter nadruk en met een goed geweten in hun belang te kuiïnen optreden tëgen ieder, die hun ongelijk wilde aan doen, of die aan hunne rechtmatige eischen niet wilde tegemoet komen. Te Chemnitz gokomen zijnde, nam onze candidaat tot den heiligen dienst dadelijk zijn intrek in het logement, dat het moest bezocht werd door de soci aal-democratische arbeiders. Daar had hij vele merkwaardige ontmoetingen hij bracht er ook de nachten door, tot hij eindelijk werk vor.d. De nachten waren voor hem verschrik kelijk, omdat hij dan in de gemeenschappelijke slaap kamers met vuile, onzindelijke bedden, met bedorven lucht en veel ongedierte moest doorbrengen. Na veel moeite gelukte het hem eindelijk in zulk een fabriek, als hij wenschte, werk te vinden het was eene groote fabriek, waarin machiueriën vervaardigd werden en waar ongeveer 500 menschen werkzaam waren. In 't gebouw, waar hij arbeidde, waren on geveer 120 manhy werd bij een ploeg van 6 werklieden ingedeeld, die overal hunne hulp moesten verleenen, waar men tijdelijk behoefte aan manschap pen had. Daardoor had hij, wat hem vooral veel waard was, volkomen vrijheid van beweging en steeds gelegenheid om in aanraking te komen met ieder van die 120 personen. Het was, wel is waar, zoo verhaalt onze tijdelijke arbeider ons, eene zware taak, die wij met ons zessen te verrichten hadden, te mid den van een ontzettend geratel, gedruisch, geklop en gehamer. Er moesten zoo even uit de gieterij ge komen stukken ijzer van de meest verschillende vor men en grootte, en dikwijls vele centenaars zwaar, afgeladen, gewogen en naar de plaatsen gebracht worden, waar 't moest worden gevijld, geboord of gedraaid. Van de vijlers moesten wij het naar de hoorders en van dezen naar de slotenmakers ver- vooron, naar gelang van 't werk, dat er aan moest verrioht worden. „Wanneer ik," zoo zegt Göhre, „zooals in den eersten tijd bijna dagelijks geschiedde, elf uren lang met de handboormachine, dikwijls in de moeielijkste houding, liggende of gebukt of op een ladder staande, geboord had, kon ik menig maal des avonds niet in slaap komen van de pijn, die ik gevoelde in mijne armen. Mijne ledematen, die aan zulk een ongewoon werk niet gewend waren, beefden dikwijls van vermoeienis. Het kostte mij alle inspanning öra het uit te houden. rïu ben ik blij," zoo schrijft hij, „dat ik het doorgezet heb. Daarmede heb ik bewezen, dat myne onderneming geen scherts of lust tot avonturen was, maar integen deel bittere ernst." Er braken tusschenbeide ook betere tijden aan uren, halve en heele dagen, waarop er niet veel zware of slechts lichte arbeid te verrichten viel. Dien tijd gebruikte Göhre dan dubbel vlijtig om woorden te wisselen mot zijne mede-arbeiders. Hij ging van den eon na den ander en bracht terwijl de machines voortrateldec, 't gesprek op verschillende onderworpen. Daar hij openlijk uitkwam voor zijne godsdienstige gevoelens, en men bemerkte, dat hij zeer veel gelezen had, begon men hem langzamer hand „dokter" of „professor" te noemen. De een meende, dat 't jammer was, dat hij geen doraiué ge worden waseen ander hield het er voor, dat hij vroeger student was geweestoen derde vootspelde hem, dat hy nog eens als afgevaardigde der arbeiders naar den Ryksdag zou gaan. Zijne avonden bracht hij bijna altijd met zijne mede-arbeiders door, en op Zondag bezocht hij de zoo geliefde sociaal-demoeratiëche arbeiders- en zangersfeesten. Slechts de uachten be hoorden hem zei ven toe. Hij had de late avonduren zeer noodig, om, zonder dat hij werd gade geslagen, de indrukken, die hy dagelijks ontving, te verwerken en zijne aanteekeningen te kunnen maken. Hij zag echter spoedig in, dat hy te veel van zyne krachten zou vergenindien hy, na zoo zwaren arbeid op den dag, ook meer of minder werk des nachts bleef ver richten. Daarom verliet hij'hét logement der sociaal democraten wel niet geheel, maar hij huurde in een dor voorsteden by oene zeer eenvoudige familie een klein kamertje, waar hij zich somtijds rustig des avonds kon afzonderen om te schrijven en na te denken. Om echter de nachtverblijven der arbeiders en de ellende, die daarvan 't gevolg is, toch iets nader te loeren kennen, verliet hij in het midden van Augustus voor goed de fabriek, en besteedde als werkelooze eenigen tyd met het bezichtigen van te huur staande slaap gelegenheden. Ongeveer 60 van deze leerde hij grondig kennen. Daarna vertrok hy, als arbeider op eene fabriek van Chemnitz naar Voigtland. Ook daar bracht hij eenigeu tijd als workman door, maar daar hy spoedig door het zware werk, dat men van hem eischte, minder wel werd, bedankte hij voor zijn arbeid en ging hij naar huis terug. Wat zijn nu de indrukken, die deze onderzoeker van zijne mede-arbeiders en van de sociaal-demo cratie beeft gekregen Vooreerst stelt hij op don voorgrond, dat de quaes- tie van 't „weekloon" volstrekt niet de gewichtigste is, en geenszins het punt, waarop bij de geheele sociaal-democratische beweging alles aankomt, hoe wel de agitatie daarmede meestal begint. Hij zelf hadhet geringste loon van de volwassen arbeiders, maar toch verdiende hy nog na aftrek van boeten, geld voor het ziekenfonds, enz. per week gemiddeld 7 gulden. De overige verdienden naar hunne be kwaamheid geregeld 9,60 tot ƒ12,60. Arbeiders, die aangenomen werk hadden, verdienden 15 of 18 gulden, en sommige nog meer. Naar gelang van hunne opvoeding, afkomst en karakter trof men on der hen verkwisters en spaarzame» aanfatsoenlijken en zedeloozeu. Een andere beweeggrond scheen hem veel gewichtiger toe, namelijk het verlangen van 't volk om meer geacht en meer erkend te worden in zijne wezenlijke waarde. Men begeerde onder de arbeiders groote vrijheid op het gebied van den geest. En het geloof aan oene, trots alles wat er tegen ingebracht wordt, mogelijke en betere rege ling in de verbetering van de voortbrengselen, die in de fabrieken vervaardigd worden,'t besef dat juist de arbeidersklasse, die in dezen tijd al meor en meer tot zelfstandigheid rijpt, het eerst geroepen is om die verbeteringen aan te wijzen, vormt veel meer de kern dozer arbeiders-beweging, die onop houdelijk wordt aangevuurd en welke door menigeen wordt toegeschreven aan opstokerij. Juist bij de gedachten-wisseling over de volkshuishoudkunde en over de inrichting van den Staat, waarover de ar beiders zich eene bepaalde meening gevormd heb ben, blykt net, dat, ondanks de ijzeren discipline der sociaal-democratie, hierover nog zeer uiteen- loopende gevoelens onder de werklieden bestaan, Het hoofdgevaar ligt in hunne wereldbeschouwing, die door hen als de alleen zaligmakende wetenschap geprezen wordt, door en door materialistisch is, en slechts gericht is op uiterlijk gelukkige omstandig heden. In redevoeringen en gesprekken, evenals in vlugschriften en tijdschriften van allerlei soort, wordt zij altijd weder verkondigd en aangeprezen. Met de godsdienstige beschouwingen heeft men, helaasge heel en al gebroken onder de sociaal-democratische arbeiders. Deze lieden hebben er volstrekt geen begrip meer van, waartoe godsdienst in 't algo- meen en 't christendom in 't bijzonder noodig is, Dat 't laatste niets dan een welverzekerd geloof is, en dat dit geloof hun tot een steun en tot een kracht kan zijn en moest wezen in hun dikwyls zoo treurig en kommervol leven, in hunne huiselijke zorgen en nooden, vermoeden zij niet. De geestelijke is in hunne oogen eenvoudig een ambtenaar, zooals ieder ander, en die bij geringe werkzaamheden een zeer gemakkelyk leven heeft. Zij weten niet moer. dat de geestelijke als hun zielverzorger hun beste vriend wezen moest en zijn kan. Zij hebben geen begrip meer van den arbeid van predikant of pastoor, en bij hunne twijfelingen, in hunno ziekten en nooden hebben zy, helaas! niet meer den moed, deze rond borstig te uiten, en zij bezitten iq 't geheel niet meer de kracht, om te trachten, den vrede en 't geloof weder deelachtig te worden. Alle godsdienstige vra gen en onderzoekingen, b. v. over den bijbel, de schepping der wereld, het ontstaan van den mensch over 't voortbestaan van de wereld en 't leven na den dood, worden geheel en al beantwoord met het verstand alleen en steeds beslist ten gunste van de materialis tische wereldbeschouwing. Hoeveel van 't christen dom onder de sociaal-democraten ook zy verloren gegaan, in hoe groote mate alle kerkelijk leven onder hen verdwenen schijnt te wezen, ééne zaak is gebleven: de aehting en eerbied voor Jezus Christus. °Ook den meest geavanceerden sociaal-democraten en den groot- sten hater van alle kerken ontbreekt die eerbied niet. Wel maakt men zich een goheel ander beeld van dien Jezus van Nazareth. Men gelooft niet aan zyne, hem door de theologen toegekende, godheid. Ia hunne oogen is hy meestal de groote hervormer op sociaal gebied, die met godsdienstige middelen, maar vergeefs, de gouden eeuw willen doon aanbre ken, naar welke de sociaal-democraten streven. Maar zij houden hem. toch voor eene groote persoonlijk heid. Aan deze beschouwing over den historischen Jezus van Nazareth moet men daarom weder aanknoo- pen, wanneer men wil trachten, deze menchen op een anderen weg te brengen dan dien zij nu bewan delen. Zoodoende kan men weder eene andere denk wijze onder hen zien ingang te vinden dan hunne materialistische. Ook geeft de heer Göhre te kennen, dat de ar beiders zelf zich nog vooreerst uitdrukkelijk met handen er. voeten verzetten tegen de gedachte aau eene bloedige revolutie. De ineesten, alleen niet velen der heethoofdige leiders, zouden veel liever langs wegen des vredes hun doel willen bereiken. Dat heeft de schrijver van dit werk dikwyls tot zijne groote verwondering van hen gehoord. Aan het slot van zijne belangrijke mededeelingen geeft Göhre nog eeue bloomlezing uit het sociaal-demo cratisch liederenboek en wijst op het ontzettend ge vaar, dat juist door deze revolutionaire, van diepen haat getuigende, mot groote hartstochtelijkheid go- schreven liederen dreigt voor 't volk. Dit liederen boek vormt een van de beste werktuigen der soci aal-democraten om de groote massif stap voor stap te bewerken. Wie van ons zal,zoo eindigt de schrijver zijne raededeolingen, den moed en de kracht hebben om op sociaal gebied weder goed te maken wat verzuimd is? Laat ons doen wat wij kunnen, au nog liever heden tyn morgen dien arbeid aan vangen Do Fransche bladen bespreken natuurlek ook het bezoek, hetwelk keizer Wilhelm aan Nederland heeft gebracht. Uit den aard der zaak stellen zij' zich op een goheel ander standpunt dan de Duiisohe pers. Terwijl de Duitsche bladen algemeen zeer tevreden zijn, omdat de hartelijke ontvangst, welke den Keizer in Nederland ten deel viel, doet zien, dat hftt onde vooroordeel tegen Duitschland hier als geheel over wonnen kan beschouwd worden, zoo doen de Fran sche bladen hun best,om den goede ontvangst des Keizers een andere beteekenis te geven. Zoo o. a. stelt de Tempi vooral op den voorgrond „dat Nederland er niet aan denkt in eenige nadere betrekking te treden tot Duitschland en vdo'r alles

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1891 | | pagina 2