Drie maanden Fabrieks-arbeider.
Buitenlandscfi Overzicht.
meisjes aldaar betrekkelijk vrijer dan by ons, en al
wordt bet daardoor ook gemakkelijker voor eon jong
mensch om volgens zijn neiging een goede keuze te
doen, zoo worclt eene recbtstreekscbe huwelijksaan-
vraag van den jongen man niet gepast acht.
De gewoonte van het land brengt mede, dat de
vertrouwde tusscbenpersoon, Nakodo genaamd, zich
naar de ouders der uitverkorene begeeft, om hun ge
voelen over de de huwelijksaanvraag in te winnen,
en bij verkregen'toestemming de nadere punten van
het huwelijks-contract vast te stellen.
In den regel krijgt het meisje alleen een eenvoudig
uitzet, en slechts bij uitzondering, bijv. als zy eenig
kind is, nog iets afzonderlijks ten huwelijk mede.
Zelfs de by huwelijken met officieren vereiachte stor
ting geschied meestal door den bruidegomwellicht
heeft deze omstandigheidvsegt S., de verkeerde mee
ning van hot in Japan koopen eener bruid doen
ontstaan.
Aan de oud-strijders in ons Vaderland is het
Volgend schrijven gericht:
„Nu wij aan den vooravond staan van den 60n
verjaardag van den „Tiendaagschen Veldtocht", toen
het „Voorwaarts" klonk, om zoowel de eer van ons
land op te houden, als om den Vorstentroon te
schragen, hebben wij gemeend to 's Hage een Commissie
te moeten vormen, om dien dag feestelijk te her
denken.
„Die Commissie bestaat uit de heeren oud-strij
ders N. Mac Leod, oud-luitenant-generaal, inspec
teur der infanterie, adjudant i. b. d. van wijlen
Z. M. den Koning en mr. W. J. baron d'Ablaing
van Giessenburg, oud-vrij willig jager der Utrechtsche
Hoogeschool en oud-officier der mobiele schutterij,
kamerheer i. b. d. van wijlen Z. M. den Koning,
als voorzitters. Voorts uit de heeren P. G. Von
Stein Callenfels, oud-kolonel der artillerie, W. M.
Camp, ottd-generaal-majoor der artillerie, P. Gallas,
oud-officier der mobiele schutterij, jhr. A. W. A.
Gevers Deynootoud-generaal-majoor der artil
lerie, F. H. J. Furnée, oud-kolonel der infanterie,
C. J. J. Goffin, oud-generaal-majoor van den gene-
ralen-staf, A. E. Mansfeldt, oud-luitenant-generaal,
adjudant i. b. d. van H. M. de Koningin, jhr. H.
Van der Meer de Walcheren, oud-generaal-majoor
der artillerie, G. H. J. Michelhoff, oud-generaal-
majoor der cavalerie, ds. H. L. Oort, oud-vrijwillig
jager der Lcidsche Hoogeschool, J. Paulus, oud-
luitenact-kol. der cav., P. Roelofsz, oud-majoor der
inf., H. N. C. baron van Tuijll van Serooskerken,
oud-kolonel der Cavalerie en A. Westmans, oud-
vrywilliger der artillerie, voorzitter van de 3e sectie
van het Metalen Kruis te 's Hage, terwijl de commissie
zich toegevoegd heeft de heeren J. Huijgens, oud
kapitein dor infanterie, als Penningmeester en A.
A. Vorsterman van Oyen, eere-lid en ceremonie
meester van den Noord-Brabantschen Metalen-
Kruiabond, als Secrét^ris.
„De Commissie roept alle oud-strijders, versierd
met het Metalen Kruis of de Citadel Medaille, op,
om voor zoover zij genegen zijn op eigep kosten
aan deze feestviering, op 1, 2 en 3 Augustus a. s.
deel te nemen, hiervan schriftelijk kennis te willen
geven aau den Secretaris der Commissie (Laan
Copes van Oattenburch no. 36b) voor 15 Juli a. s.,
|evens met overmaking van 5, of zooveel meer
als men goedvindt, aan den Penningmeester (Anna
aan haar gelaat en kustte met heiligen eerbied de
satijnen, geurige bloemen, de vriendinnen gescha
pen oméén dag te leen en den 'volgenden her
boren te worden in hare zusters, aan haar gelijk
of van haar verschillendvriendinnen die do na
tuur ons met volle handen scheuktdie eene
vreugde zijn der oogeu, een wellust voor den reuk
en met hare lachende, weldadige schoonheid, een
troost voor tal van zedelijke ellenden.
XIII.
Eenige dagen daarna verhaastte Aurette, die zich
op bare wandeling met Bruno wat verlaat had, bare
schreden om vóór de duisternis op het Nest terug
te zya. De Maartsche zon was ondergegaan in een
prachtig rood, dat eene vinnige koude voor den
nacht voorspelde. De paden roken reeds naar viool
tjes, maar de grond, die kraakte onder den voet,
deed vorst verwachten. Bij het hek gekomen bleef
Bruno eensklaps staan, stak de ooren op en begon
geweldig te blaffeD.
tHet ontbrak Aurette niet aan moed, en bovendien,
mpt zulk een grooten hond kon haar zoo dicht bij
huis geen ernstig gevaar bedreigentoen zij verder
ging, den hond gelastende stil te zijn, zag zij eene
vrouw naar zich toe komen, het hoofd gewikkeld
in een doek die op hare schouders neerviel en een
zwaar pak in de armen.
Watv wilt gij? vroeg"Aurette wel wat barsch.
Paulownastraat no. 86), ter bestryding van onver
mijdelijke kosten.
„Zoowel aan hen, die van deelneming tullen doen
blijken, als aan hen, die door anderen in de ge
legenheid mochten worden gesteld de feestviering
bij te wonen, zal nader het programma der feestvie
ring worden gezonden.
„Wij wenschen hierbij nog de woorden van onzen
geliefden dichter Jacob Van Lennep in herinnering
te brengen
„Oude veeten
„Zijn vergeten,
„En gedempt de bron van twist
maar, zijn de veet9n ook vergeten, de herinnering
aan de feiten dient levendig te worden gehouden.
„Wij hopen dat deze herinneringsdagen voor de
jongeren een opwekking en vingerwijzing zullen mo
gen zijn, om, indien ooit dagen van gevaar voor
ons Volksbestaan mochten aanbreken, als één man
te wapen te snellen om te strijden voor Vorst en
Vaderland, evenals in de roemrijke dagen, die wij
in herinnering wenschen te brengen."
Hieraan kan nog worden toegevoegd dat het Ko
ninklijk Zoölogisch Botanisch Genootschap te 's Hage
zijn localiteiten reeds beschikbaar heeft gesteld voor
bedoelde feestviering.
Voorts zal ds. H. L. Óort, predikant bij de Ned.
Herv. Gemeente te h Hage in de Groote Kerk een
feestrede uitspreken.
Keeds is het zeker, dat 80 oud-stryder» gratis
zullen aanzitten aan het gastmaal, 't welk by ge
legenheid van deze feestviering gegeven zal worden,
terwijl nog is aangevraagd om een nummer van het
vuurwerk, 't welk in de residentie ontstoken wordt
ter gelegenheid van deu veijaardag van H. M. de
Koningin-Regentes, te wijden aan de herinnering
van den Tiendaagschen Veldtocht.
In de Parijsoha groote wereld® wordt over een
nieuwen sport gesproken, dien sedert het begin van
den zomer eenige Amenkaansche millionnairs, die
zich daar ophouden, hebben uitgevonden. De heeren
Gordon Bennett de bekende eigenaar van de
New-York Ilerald en Ridgway, met den Pnrij-
schen viveur baron LejèÖne, hebben zich reusachtige
mailcoaches laten vervaardigen, in den stijl van de
postdiligences, die in den goeden ouden tijd tot het
vervoer van passagiers gebruikt werdenvooral is
bij de constructie der rijtuigen er op gelet, ieder
modern comfort weg te laten. Deze koetsen worden
door hunne eigenaars ten dienste van de voorname
wereld gesteld en doen op bepaalde dagen, volgens
een nauwkeurig bepaald rijpten, toeren in de om
geving van Parijs. Als koetsiers van de enorme
omnibussen fungeeren de eigenaars zelf. Do passa
giers, die aan zulke rytoeren hebben deelgenomen,
weten niet genoeg v den ernst en ijver te roemen,
waarmede deze paardenbestuurders-millionnairs, hunne
taak verrichten. De plaats, waar zal worden opge
houden wordt met bijna overdreven zorg bepaald,
en voor eene vertraging, die zij niet door ernstige
bewijzen voor elkander kunnen rechtvaardigen, wordt
eene zware geldboete opgelegd. Opdat echter ook
geen enkel trekje aan het portret van den model
koetsier ontbreekt, beijveren zij zich de eerbiedigste
terughouding tegenover hunne passagiers in acht te
nemen, waarmede zy misschien den vorigea avond
pret gemaakt öf den cotillon gedanst hebben. In de
herbergeu, waar men onderweg het gezamenlijk ont-
Men blijft zoo niet bij de deuren staan.
Vergeef mij, mejuffrouwmen heeft mij gezegd
dat gij goed zijt en.... ik wilde u iots vrageu.
I)e vrouw was dicht genoeg bij haar, dat Aurette,
ofschoon hët donkerder werd, haar kon zienzij was
jong on nog mooi, in weerwil van haar tanig gelaat
en hare vermoeide trekken. Het pak dat zij droeg
bewoog zich en mejuffrouw Leniel zag dat het een
kind was. Bruno, die bedaard was geworden, stak
zijn neus onder den doek en scheen tevreden te zijn.
Wat wilt gij varr mij Haast u, he^ is laat.
Ja, mejuffrouw. Ik zal het u zeggen. Wij
woonden te Port-Thibault, bier dicht bij, aap de
Loire. Mijn man was een knap werkman en ik ben
strijkster, dat wil zeggen, dat ik linnen strijk
voor de menschen en wij hadden goed ons brood;
en toeu is mijn man den verkeerden weg opge
gaan.,.. maar, daar zal de juffrouw geen belang in
stellen.... In één woord hij is heengegaan en heeft
ons verlatenhet kleintje en mij. Ik heb nog
eenigen tijd gewerktmaar er waren schulden, die
mijn man had nagelaten. Ik heb gedaan wat ik
kon, en toen ben ik ziek geworden, en het kleintje
ook.... dat is beter geworden en nu geheel in orde....
ik bleef altijd sukkelen, maar dat zou niets geweest
zijndoch met Kerstmis heb ik do huur niet kun
nen betalen, en dan die schulden. Van ochtend
heeft men ons boeltje verkocht, het huis werd geslo
ten en ik moest vertrekken. Toen ben ik op weg
gegaan naar Angorsmaar dat is nog zoo ver en ik
bijt gebruikt, houden zij zich aan het einde van de
tafel, op een afgemeten afstand van de reizigers, met
de zweep tusschen de knieën.
Een dame te Milaan, Hertogin Eugenia Litta Bo-
lognini, die binnen enkele weken haar echtgenoot eu
een harer zoons door den dood heeft verloren, heeft
al hare juweclen beschikbaar gesteld voor den bouw
van een nieuw kinderziekenhuis.
De juweolen vertegenwoordigen eene waarde van
ruim een half millioen.
Hertogin Litta is eene zeer bekende persoon te
Milaan. Voor 1859 werd haar huisde verzamelplaats
van Vorsten en Koningen. Een grappige anekdote
wordt uit dien tyd verhaald. Kort na het vertrek
der Oostenrijkers bracht Koning Victor Emanuel op
zijne eenvoudige wyzo aan Hertogin Litta, toen nog
slechts gravin, op een harer ontvangdagen een bezoek.
De bediende, die den Koning niet kende, vroeg wien
hij moest aandienen.
//Zeg", antwoordde Victor Emanuel, „dat ik de
Koning ben."
De bedionde ging hierop naar binnen en diende
aan Mijnheer de Koning.
Men stelle zich do verbazing der gasten voor toen
hierop Victor Emanuel binnentrad.
Een postzegel van twaalf en eon halven cent op een
enveloppe te plakken is een gemakkelijk ietsonder
de hoode van zulk een zegeltje reist de brief met
bekwame spoed tot onze tegenvoetersinNieuw-Zeelaud.
Maar welke werk er aan verbonden is, voor het post-
beheer van alle landen der aarde gebracht is op de
thans bestaande hoogte, daarvan zullen weinige oen
flauw begrip hebben, zegt de Amst. Ct.
Eerstdaags zal men te Weenen op 't Postcongres
beginnen met het onderteekenen der daar gemaakte
overeenkomsten. Het aantal gevolmachtigden, die hun
onderteekening moesten neerschrijven, bedraagt 74.
Allereerst komt aan de beurt de hoofdovereenkomst
voor de wereldpost, het daarbij behoorende reglement
van uitvoering en een slotprotocol. Dit geeft voor de
drie stukken 3 maal 74 s: 222 handteekeningen.
Nu moet iedere der 48 Staten, die medewerken, een
exemplaar van deze besluiten hebben, zoodat natuurlijk
48 maal al die protocolleu enz. door de handen
moeten gaan.
Hiervoor zijn noodig48 maal 222 sI0656 handtee
keningen. Nu komen er echter nog vijf kleinere
verdragen over den pakket-postdienst, voor de geld-
posS, voor de postaanwijzigingen, enz. Deze kleinere
verdragon ziju niet van toepassing op alle 48 deel
nemende landen aan den pakket-postdienst, bijvoor
beeld nemen thans 23 deel. Het aantel handteeke
ningen onder do nevenverdragen en 't reglement van
uitvoering, voor iederen Staat een, bedraagt 14710.
Met bovengenoemde^ 0656 komt men tot 25366 hand
teekeningen I
--->^^=r=3ts=s=s=s=s=^s^a
X)e tegenwoordige Secretaris van het evangelisch
sociaal congres te Berlijn, Paal Göhre, heeft, toen
hij tot de evangelie-bediening was toegelaten, ver
leden jaar het besluit genomen, eenigen tijd fa
brieksarbeider te worden. Zijn doel hiermede was
om den toestand der arbeiders te leerer. kennen, en
ben niet heel sterk. Toen schoot mij te binnen, dat
de juifrouw veel goed doet en toen ik blijven
staan. Als Je juffrouw niets voor mij wil doen, zal
ik vorder gaan naar Angers....
De stem had de jeugdige vrouw bij de laatste
woorden begeven. Zij hief haar pakje weder op, dat
dreigde aan hare armen te ontglippen, en wilde ter
zijde gaan.
Heeft uw man u verlaten? vroeg Aurette.
Ja, juffrouw. Ik had niets gedaan om dat te
verdienen, dat verzeker ik u. Maar wat zal men
doen! Hij verlangde iets anders....
Had gij hem zeer lief?
O! of ik hem liefhad! Hij was mijn afgod.
Ik beminde hem maar al te zeer!
Hoe oud zijt gij?
Vijf en twintig jaar.
Zijt gij lang getrouwd?
Drie jaren. Maar ik heb slechts edn goed jaar
gekend. Dadelijk na de geboorte van het kleintje
is hij begonnen mij te verwaarloozen.
Verlaten! fluisterde Aurette.
Het was nu geheel duister geworden; er ging een
koude stroom door de lucht; Bruno zelf voelde e
en stootte het hek met zijn neus open, alsof hij vroeg
om binnengelaten te worden.
Kent gij iemand, wien ik inlichtingen kan vra-
goa? vroeg Aurette.
[Wordt vervolgd).
vooral den invlood der sociaal-democratie op de
arbeiders wereld gade te slaan.
Het Utrechtsch JhÊtdad neemt het gewichtigste
van 't geen Göhreti|^krvond uit 't werk, dat hij
uitgaf en dat getitelinw „Drie maanden fabrieks
arbeider", in zijne kolommen over. Het luidt als
volgt:
„In 't begin van Juni in 't vorige jaar," zoo ver
haalt Göhro ons, „liet ik mijne theologische stadiën
een tydlang varen, en werd fabrieks-arbeider. Een
kale jas, die ik reeds langen tijd niet meer droeg, een
pantalon, die hare beste dagen had gehad, en een
paar laarzen, die ik nog had bewaard uit den tijd,
toen ik soldaat was geweest, vormden met een ouden
hoed on een knoestigen stok mijne avontuurlijke
kleeding. Een reistascbje, dat veel gebruikt was
en dat met een riem over mijne schouders hing, be
vatte het allernoodig8te linnengoed en gaf mij door
't paar schoenen en den borstel, die er boven op
waren vastgebonden, 't aanzien van een echten werk
man uit Berlijn, die werk ging zoeken. Zoo trok
ik op zekeren morgen, als een echten leerjongen met
borstelig haar en stekeligen baard, en met een klop
pend hart, 't mij onbekende leven tegemoet, en kwam
na een korte voetreis in het mij goheel vreemde
Chemmitz. Hier, in 't middenpunt van de groote
Saksische fabriekswereld, heb ik drie maanden als
eenvoudig werkman doorgebracht, zonder door iemand
herkend te worden en bijna zonder verkeer met mijns
gelijken. Hier heb ik met een groot aantal perso
nen in eene groote machinefabriek- dagelijks elf uren
gewerkt, met hen gegeten en gedronkenals een
der hunnen heb ik met hen omgegaan, de avonden
met hen doorgebracht, dos Zondags mij met hen
vermaakt, en zoodoende een rijken voorraad opge
daan van kennis over de verhoudingen, zoodat ik
daarvan het volgende kan mededeelen."
„De gronden," die mij bewogen, zoo verhaalt
Göhre verder, om dezen step te doen, bestonden
voornamelijk hierin, om niet uit boeken, maar door
persoonlijke ondervinding het arbeidersvraagstuk
nader te leeren kennen en de gezindheden der ar
beidende klassen, hunne geestelijke, zedelijke en
godsdienstige karaktertrekken na te gaan. Ik wilde
met eigen oogen zien, met eigen ooren hooren hoe
het onder hen gesteld wasik wilde deelgenoot
worden van huuno uooden en zorgen, deelen in
hunne vreugde en hun dagelijksch eentonig leven
medeleven.
„Hoe zoo vroeg ik mij af doet zich de
wereld eigenlijk voor aan deze lieden, die nu reeds
sedert tientallen van jaren bearbeid worden door de
aanvoerders der sociaal-democraten Hebben zij nog
godsdienstige behooften En wanneer en op welke
wijze kunnen deze bevredigd worden Hoe kan
men met deze opgestookte en ten deele met recht
verbitterde lieden weder in aanraking komen Hoe
kan men invlood ton goede op hen uitoefenen
Deze vragen kwamen in mij ophet waren ten deele
godsdienstige en maatschappelijke, maar ook vader
landslievende redenen, die mij bewogen om mij onder
doze lieden te begeven.
„Wij," zegt deze schrijver op treffende wijze,
„wij," die er trotsch op zijn ern ons gelukkig ge
voelen, ondanks het protest der arbeiders, de meer
deren te zijn in beschaving van geest en karakter,
moeten beginnen den ijskouden ban te verbreken, de
kloove te dempen, door niet alleen ons geld, maar
ons zeiven te geven aan lien, die door vele gemeen
schappelijke banden als broeders van 't zelfde volk
nauw aan ons verbonden zijn. Wij moeten weder
persoonlijk tot hen naderen.
„Ik' deed hot niet," zoo zegt Göhre, om de ar
beiders te bespionneereu, maar om, wanneer ik eens
als predikant zou werkzaam zijn, met grooter nadruk
en met een goed geweten in hun belang te kuiïnen
optreden tëgen ieder, die hun ongelijk wilde aan
doen, of die aan hunne rechtmatige eischen niet
wilde tegemoet komen.
Te Chemnitz gokomen zijnde, nam onze candidaat
tot den heiligen dienst dadelijk zijn intrek in het
logement, dat het moest bezocht werd door de soci
aal-democratische arbeiders.
Daar had hij vele merkwaardige ontmoetingen
hij bracht er ook de nachten door, tot hij eindelijk
werk vor.d. De nachten waren voor hem verschrik
kelijk, omdat hij dan in de gemeenschappelijke slaap
kamers met vuile, onzindelijke bedden, met bedorven
lucht en veel ongedierte moest doorbrengen. Na
veel moeite gelukte het hem eindelijk in zulk een
fabriek, als hij wenschte, werk te vinden het was
eene groote fabriek, waarin machiueriën vervaardigd
werden en waar ongeveer 500 menschen werkzaam
waren. In 't gebouw, waar hij arbeidde, waren on
geveer 120 manhy werd bij een ploeg van 6
werklieden ingedeeld, die overal hunne hulp moesten
verleenen, waar men tijdelijk behoefte aan manschap
pen had. Daardoor had hij, wat hem vooral veel
waard was, volkomen vrijheid van beweging en steeds
gelegenheid om in aanraking te komen met ieder
van die 120 personen. Het was, wel is waar, zoo
verhaalt onze tijdelijke arbeider ons, eene zware taak,
die wij met ons zessen te verrichten hadden, te mid
den van een ontzettend geratel, gedruisch, geklop en
gehamer. Er moesten zoo even uit de gieterij ge
komen stukken ijzer van de meest verschillende vor
men en grootte, en dikwijls vele centenaars zwaar,
afgeladen, gewogen en naar de plaatsen gebracht
worden, waar 't moest worden gevijld, geboord of
gedraaid. Van de vijlers moesten wij het naar de
hoorders en van dezen naar de slotenmakers ver-
vooron, naar gelang van 't werk, dat er aan moest
verrioht worden. „Wanneer ik," zoo zegt Göhre,
„zooals in den eersten tijd bijna dagelijks geschiedde,
elf uren lang met de handboormachine, dikwijls
in de moeielijkste houding, liggende of gebukt of
op een ladder staande, geboord had, kon ik menig
maal des avonds niet in slaap komen van de pijn,
die ik gevoelde in mijne armen. Mijne ledematen,
die aan zulk een ongewoon werk niet gewend waren,
beefden dikwijls van vermoeienis. Het kostte mij
alle inspanning öra het uit te houden. rïu ben
ik blij," zoo schrijft hij, „dat ik het doorgezet heb.
Daarmede heb ik bewezen, dat myne onderneming
geen scherts of lust tot avonturen was, maar integen
deel bittere ernst."
Er braken tusschenbeide ook betere tijden aan
uren, halve en heele dagen, waarop er niet veel
zware of slechts lichte arbeid te verrichten viel.
Dien tijd gebruikte Göhre dan dubbel vlijtig om
woorden te wisselen mot zijne mede-arbeiders. Hij
ging van den eon na den ander en bracht terwijl de
machines voortrateldec, 't gesprek op verschillende
onderworpen. Daar hij openlijk uitkwam voor zijne
godsdienstige gevoelens, en men bemerkte, dat hij
zeer veel gelezen had, begon men hem langzamer
hand „dokter" of „professor" te noemen. De een
meende, dat 't jammer was, dat hij geen doraiué ge
worden waseen ander hield het er voor, dat hij
vroeger student was geweestoen derde vootspelde
hem, dat hy nog eens als afgevaardigde der arbeiders
naar den Ryksdag zou gaan. Zijne avonden bracht
hij bijna altijd met zijne mede-arbeiders door, en op
Zondag bezocht hij de zoo geliefde sociaal-demoeratiëche
arbeiders- en zangersfeesten. Slechts de uachten be
hoorden hem zei ven toe. Hij had de late avonduren
zeer noodig, om, zonder dat hij werd gade geslagen,
de indrukken, die hy dagelijks ontving, te verwerken
en zijne aanteekeningen te kunnen maken. Hij zag
echter spoedig in, dat hy te veel van zyne krachten
zou vergenindien hy, na zoo zwaren arbeid op den
dag, ook meer of minder werk des nachts bleef ver
richten. Daarom verliet hij'hét logement der sociaal
democraten wel niet geheel, maar hij huurde in een
dor voorsteden by oene zeer eenvoudige familie een
klein kamertje, waar hij zich somtijds rustig des avonds
kon afzonderen om te schrijven en na te denken. Om
echter de nachtverblijven der arbeiders en de ellende,
die daarvan 't gevolg is, toch iets nader te loeren
kennen, verliet hij in het midden van Augustus voor
goed de fabriek, en besteedde als werkelooze eenigen
tyd met het bezichtigen van te huur staande slaap
gelegenheden. Ongeveer 60 van deze leerde hij grondig
kennen.
Daarna vertrok hy, als arbeider op eene fabriek
van Chemnitz naar Voigtland. Ook daar bracht hij
eenigeu tijd als workman door, maar daar hy spoedig
door het zware werk, dat men van hem eischte,
minder wel werd, bedankte hij voor zijn arbeid en
ging hij naar huis terug.
Wat zijn nu de indrukken, die deze onderzoeker
van zijne mede-arbeiders en van de sociaal-demo
cratie beeft gekregen
Vooreerst stelt hij op don voorgrond, dat de quaes-
tie van 't „weekloon" volstrekt niet de gewichtigste
is, en geenszins het punt, waarop bij de geheele
sociaal-democratische beweging alles aankomt, hoe
wel de agitatie daarmede meestal begint. Hij zelf
hadhet geringste loon van de volwassen arbeiders,
maar toch verdiende hy nog na aftrek van boeten,
geld voor het ziekenfonds, enz. per week gemiddeld
7 gulden. De overige verdienden naar hunne be
kwaamheid geregeld 9,60 tot ƒ12,60. Arbeiders,
die aangenomen werk hadden, verdienden 15 of 18
gulden, en sommige nog meer. Naar gelang van
hunne opvoeding, afkomst en karakter trof men on
der hen verkwisters en spaarzame» aanfatsoenlijken
en zedeloozeu. Een andere beweeggrond scheen hem
veel gewichtiger toe, namelijk het verlangen van
't volk om meer geacht en meer erkend te worden
in zijne wezenlijke waarde. Men begeerde onder de
arbeiders groote vrijheid op het gebied van den
geest. En het geloof aan oene, trots alles wat er
tegen ingebracht wordt, mogelijke en betere rege
ling in de verbetering van de voortbrengselen, die
in de fabrieken vervaardigd worden,'t besef dat juist
de arbeidersklasse, die in dezen tijd al meor en
meer tot zelfstandigheid rijpt, het eerst geroepen is
om die verbeteringen aan te wijzen, vormt veel
meer de kern dozer arbeiders-beweging, die onop
houdelijk wordt aangevuurd en welke door menigeen
wordt toegeschreven aan opstokerij. Juist bij de
gedachten-wisseling over de volkshuishoudkunde en
over de inrichting van den Staat, waarover de ar
beiders zich eene bepaalde meening gevormd heb
ben, blykt net, dat, ondanks de ijzeren discipline
der sociaal-democratie, hierover nog zeer uiteen-
loopende gevoelens onder de werklieden bestaan,
Het hoofdgevaar ligt in hunne wereldbeschouwing,
die door hen als de alleen zaligmakende wetenschap
geprezen wordt, door en door materialistisch is, en
slechts gericht is op uiterlijk gelukkige omstandig
heden. In redevoeringen en gesprekken, evenals in
vlugschriften en tijdschriften van allerlei soort, wordt
zij altijd weder verkondigd en aangeprezen. Met de
godsdienstige beschouwingen heeft men, helaasge
heel en al gebroken onder de sociaal-democratische
arbeiders. Deze lieden hebben er volstrekt geen
begrip meer van, waartoe godsdienst in 't algo-
meen en 't christendom in 't bijzonder noodig is,
Dat 't laatste niets dan een welverzekerd geloof is,
en dat dit geloof hun tot een steun en tot een kracht
kan zijn en moest wezen in hun dikwyls zoo treurig
en kommervol leven, in hunne huiselijke zorgen en
nooden, vermoeden zij niet. De geestelijke is in
hunne oogen eenvoudig een ambtenaar, zooals ieder
ander, en die bij geringe werkzaamheden een zeer
gemakkelyk leven heeft. Zij weten niet moer. dat
de geestelijke als hun zielverzorger hun beste vriend
wezen moest en zijn kan. Zij hebben geen begrip
meer van den arbeid van predikant of pastoor, en
bij hunne twijfelingen, in hunno ziekten en nooden
hebben zy, helaas! niet meer den moed, deze rond
borstig te uiten, en zij bezitten iq 't geheel niet meer
de kracht, om te trachten, den vrede en 't geloof
weder deelachtig te worden. Alle godsdienstige vra
gen en onderzoekingen, b. v. over den bijbel, de
schepping der wereld, het ontstaan van den mensch
over 't voortbestaan van de wereld en 't leven na den
dood, worden geheel en al beantwoord met het verstand
alleen en steeds beslist ten gunste van de materialis
tische wereldbeschouwing. Hoeveel van 't christen
dom onder de sociaal-democraten ook zy verloren
gegaan, in hoe groote mate alle kerkelijk leven onder
hen verdwenen schijnt te wezen, ééne zaak is gebleven:
de aehting en eerbied voor Jezus Christus. °Ook den
meest geavanceerden sociaal-democraten en den groot-
sten hater van alle kerken ontbreekt die eerbied niet.
Wel maakt men zich een goheel ander beeld van
dien Jezus van Nazareth. Men gelooft niet aan
zyne, hem door de theologen toegekende, godheid.
Ia hunne oogen is hy meestal de groote hervormer
op sociaal gebied, die met godsdienstige middelen,
maar vergeefs, de gouden eeuw willen doon aanbre
ken, naar welke de sociaal-democraten streven. Maar
zij houden hem. toch voor eene groote persoonlijk
heid. Aan deze beschouwing over den historischen
Jezus van Nazareth moet men daarom weder aanknoo-
pen, wanneer men wil trachten, deze menchen op
een anderen weg te brengen dan dien zij nu bewan
delen. Zoodoende kan men weder eene andere denk
wijze onder hen zien ingang te vinden dan hunne
materialistische.
Ook geeft de heer Göhre te kennen, dat de ar
beiders zelf zich nog vooreerst uitdrukkelijk met
handen er. voeten verzetten tegen de gedachte aau
eene bloedige revolutie. De ineesten, alleen niet
velen der heethoofdige leiders, zouden veel liever
langs wegen des vredes hun doel willen bereiken.
Dat heeft de schrijver van dit werk dikwyls tot
zijne groote verwondering van hen gehoord. Aan
het slot van zijne belangrijke mededeelingen geeft
Göhre nog eeue bloomlezing uit het sociaal-demo
cratisch liederenboek en wijst op het ontzettend ge
vaar, dat juist door deze revolutionaire, van diepen
haat getuigende, mot groote hartstochtelijkheid go-
schreven liederen dreigt voor 't volk. Dit liederen
boek vormt een van de beste werktuigen der soci
aal-democraten om de groote massif stap voor stap
te bewerken. Wie van ons zal,zoo eindigt de
schrijver zijne raededeolingen, den moed en de kracht
hebben om op sociaal gebied weder goed te maken
wat verzuimd is? Laat ons doen wat wij kunnen,
au nog liever heden tyn morgen dien arbeid aan
vangen
Do Fransche bladen bespreken natuurlek ook het
bezoek, hetwelk keizer Wilhelm aan Nederland heeft
gebracht. Uit den aard der zaak stellen zij' zich op
een goheel ander standpunt dan de Duiisohe pers.
Terwijl de Duitsche bladen algemeen zeer tevreden
zijn, omdat de hartelijke ontvangst, welke den Keizer
in Nederland ten deel viel, doet zien, dat hftt onde
vooroordeel tegen Duitschland hier als geheel over
wonnen kan beschouwd worden, zoo doen de Fran
sche bladen hun best,om den goede ontvangst des
Keizers een andere beteekenis te geven.
Zoo o. a. stelt de Tempi vooral op den voorgrond
„dat Nederland er niet aan denkt in eenige nadere
betrekking te treden tot Duitschland en vdo'r alles