I her. AEEN, geschilderde Janskerk te mis der 8t. iningen enz. rljjk levens- Gebroeders 18. It” IV 4581. BINNENLAND. lur nt! Een oude Geschiedenis. 1891. Zaterdag 18 Juli. nstmln» FEUILLETON. terij. 3 en73*. Nieuws- en Advertentieblad voor Gouda en Omstreken. vitz. MAAN- en door ibeth, nts. NEMAN. De Inzending van advertentiën kan geschieden tot Oön uur des namiddags van den dag der uitgave. Afzonderlijke Nommere VIJF CENTEN. (Uit het Engelsch.) 7. Bovendien worden alle Advertentiën gratis opgenotnen in het ADVERTENTIEBLAD ’twelk des Maandags verschynt. ADVERTENT IBË N worden geplaatst v^n 15 regels a 50 Centen; iedere regel meer 10Centen. GROOTE LETTERS worden berekend naar plaatsruimte. zjjn te be- C. COSIJN, 4. orzitter. goudsche courant. De uitgave dezer Courant geschiedt dageljjks met uitzondering van Zon- en Feestdagen. De prjjs per drie maanden is 1.25, franco per post 1.70. Heden morgen vroeg, werd de soldaat M. wegens berispelijk gedrag, zonder eenig militair vertoon, met oen briefje van ontslag uit den dienst weg gezonden. GOUDA, 17 Juli 1891. Wij herinneren diegenen onzer stadgenooten, welke kiezer zijn voor den gemeenteraad, dat de vergade ring, hedenavond in «Ons Genoegen" te houden om 8 uur begint. Een trouwe opkomst is zeer wenschelyk. en ben den regen niet weinig dank verschuldigd z/Bijd met mij mede,” zeide hij op overredenden toon: «en laat die bouwval voor wat hij is. Als gij hier terug wilt komen, nadat gij de geschiedenis, die er aan is verbonden, hebt vernomen, dan zijt gij volkomen vrij; maar kom eerst naar de stad om wat te gebruiken en uit te rustenuw paard zal, wan neer gij afstijgt, gemakkelijk genoeg meeloopen.” Dit aanbod was verleidelijkik nam het dankbaar aan, steeg van mij paard, dat ik achter aan het rijtuig vastbond, en stapte in. Te gelijkertijd wierp ik nog een blik op de ruïne. Met de vooruitstekende bovenverdieping en de holle vensteropeningen, maakte het een akeligen indruk. Dien avond in mijn logemei munuscript. Het was mij 1) Te midden van regen en storm bevond ik mij te paard op den straatweg tusschen Albany en Pongh- keeptie, toen ik bezijden van den weg een huis meende te zien. Meer nabij gekomen om er eeno schuilplaats te zoeken, ontdekte ik tot mijn spijt dat het de bouwval was van een groot pand. Toch wilde ik beproeven of ik er eenige beschutting tegen den slagregen kon vinden en was te dien einde reeds van het paard gesprongen, toen ik werd aangeroepen door een heer, die in een licht rytuigje mij achterop was gereden. «Wat wilt gij doen?” vroeg hij. //Een schuilplaats zoeken,” "gaf ik ten antwoord. «Ik ben vermoeid; mijn paard is het ook, en wy zyn zeker nog wel twee mijlen van de stad ver wijderd.” //Al waart u er nog drie mijlen van verwijderd, danmoet u in dat moordhol geen schuilplaats zoe ken,” mompelde hy. //Wat?” riep ik lachende. //Is die bouwval mis schien een spookhuis? Dan ga ik er zeker binnen De Generaal-Majoor Heynus, Com*, der le Divisie Infanterie bezocht heden de Gemeente, ten einde inspectie te houden over het Bataljon alhier in garnizoenen zich van de geoefendheid van de miliciens der lichting 1891 <e overtuigen. mt, las ik het volgende t ter inzage gegeven door den beminnelijken vreemdeling, die er de mede- deeling aan had toegevoegd, dat het geschreven was door de laatste bewoonster van het oude huis, dat mijne belangstelling hacLgaande gemaakt. In vroegere jaren had zijdie eene beschaafdeontwikkelde vrouw moet geweest zijn, als kasteleines aan het hoofd gestaan van het thans in puin vallende hotel, en was het blijven bewonen, lang nadat het in ver val was geraakt en de gapende vensteropeningen van verlatenheid getuigden. Zij stierf in eene kamer aan de noordzijde, en onder haar hoofdkussen vond men de verbleekte bladzijden, wier inhoud ik thans laat volgen in de eerste plaats het doel dezer bijeenkomst U eenige mededeelingen te doen omtrent den toestand onzer steenkolenvereeniging, en doordien aan mij het administratief en finantieel gedeelte zyn opge dragen, is het voor mij niet moeielijk daaraan te voldoen. Vooraf wil ik U dan mededeelen dat de voreeni- ging bestaat uit 69 deelnemers, waarvan 62 weke lijks 25 ct. en 7 wekelijks 17 et. betalen, met welke betaling den 2n Maart is begonnen en op heden dus 20 weken heeft plaats gehad. Wanneer wij nu ge regeld blijven betalen, dan hebben wij den 3In Oc tober 35 weken betaald en persoonlijk te goed 8.75 die 25 ct. en 5.95 die 17 ct. per week hebben betaald, en kunnen als dan over een kapi taaltje van 565.11 beschikken. Van dat bedrag moeten, wel is waar, eenige onvermijdelijke onkosten af, zooale drukwerk, etc., doch dat is van geen invloed en kunnen door ons pondspondsgewijze betaald worden. Als profaan in den steenkolenhandel, kan ik U met zekerheid geen prys daervan opgeven, zoodat ik U slechts een raming kan voorstellen, die ik ver trouw eerder ten gunste dan ten nadeele der leden zal uitvallen, en waarbij ik als grondslag heb geno men, dat de levering zal geschieden, minstens per hectoliter, en vrij in huis, zooals wy gewoon zijn. Wanneer wij dan den prijs der steenkolen ramen op 871 ct. per hectoliter, dan zouden de 62 leden die wekelijks 25 ets. storten, elk 10 hectoliter en de 7 leden die wekelijks 17 ets. storten, elk 7 HL. steenkolen kunnen ontvangen, de laatstgenoemden echter met bijbetaling van 14 ct. tot volstorting, en wij 669 HL. tegen contante betaling kunnen aan besteden. Over die aanbesteding zelve, zullen we straks van gedachte wisselen en een en ander onderling bespre ken en bepalen, doch ik durf mij vleien dat deze korte mededeelingen U voldoende zullen zijn om Gisterenavond werd in het Voreenigingsgebouw eene vergadering gehouden van de leden der steen kolenvereeniging «de Voorzorg" die door ongeveer 50 deelnemers werd bygewoond. De voorzitter, de heer A. van Veen, opende de vergadering met de aanwezigen het zz wel kom" toe te roepen en zijn genoegen te kennen te geven over de flinke opkomst, waaruit hem bleek dat de be langstelling in het lot van hun huisgezin hen ter harte ging. Na in *t kort het doel der vereeniging en samenkomst in ’t licht te hebben gesteld en uit eengezet, verzocht hij don Secretaris-Penningmeester mededeeling te doen van den toestand der vereeni ging, die toen ongeveer het volgende zeide Geachte Vergadering I Zooals op Uw convocatiebiljet is aangegeven, is Z/28 Januari 1775. Ik begrijp niet wat er in mij omgaat, en welke angst my beklemt. Toen ik het rijtuig zag wegrijden, meende ik, dat alle onrust van mij geweken zou zijn en de zaak mij weldra uit het geheugen zou gaan. Maar ik ben nog even gejaagd als gisteren en kan aan niets anders denken. Altijd weder haal ik mij de enkele woorden voor den geest, die in den korten tijd, die zij onder mijn dak vertoefden, tusschen ons gewisseld, zijn. Haar gelaat is het, dat mij steeds voor oogen staat, dat gelaat, hetwelk een zoo vreemde uitdrukking en zooveel innerlijke onrust en lichamelijk lijden te kennen gaf. Toch kan ik het zijne evenmin ver geten, het zijne, zoo knap, zoo vroolijk en toch zoo onaangenaam, vooral wanneer hij haar Mnzag en ook mij, zooals ik opmerkte. Neen, die man beviel mij volstrekt niet, en een rilling kruipt mij door de loden, telkens wanneer ik mij zijn luiden lach herinner, die zoo weinig met het voorkomen van zijn jong vrouwtje n overeenstemming was en mij daarom zeer ongepast voorkwam. Zij zijn vertrokken met alles wat zij bij zich had den, maar ik ben nog even zenuwachtig als gisteren. Waarom Dat kan ik niet verklaren. Ik zit in de kamer, waar zij den nacht hebben doorgebracht, met eene gewaarwording, als had ik daar een geestver- schyning gezien. Ik ben bang om hier te blijven, en ik schrijf dit met het doel om mijn gemoed te verlichten, voordat ik mij ter ruste begeef..., zoo er althans dezen nacht rust voor mij te vinden is. Ben dan ingeslagen weg te blijren bewandelen en U zal aanmoedigen, hoe bezwaarlijk dit ook voor velen is, zoo veel mogelijk in den zomer te sparen, om des winters daarop met welgevallen te kunnen staren. Bij hernieuwing is door onze steenkolenvereeni ging het bewijs geleverd wat met overleg, gepaard aan een goeden wil, eene vereeniging vermag die langs ordelijken weg het welzijn barer leden beoogt, en te bejammeren is het zeker, dat het vooroordeel zoo diep ingeworteld is bij een massa onzer stadge nooten, en er zelfs zijn die voor het goede hun oogen sluiten om die gevoelens te kunnen blijven aan wakkeren en versterken. Laten wij echter dezulken beklagen, want te be nijden behoeven wij hen niet; integendeel wan neer het voor den werkman in ’t algemeen zoo barre winterseizoen is ingetreden en velen zonder, of met weinige inkom^en moeten zien rond te komen, wanneer dan, als sneeuw, hagel en vorst als om wedstrijd hun schepter zwaaien, door ons wordt genoten van het bespaarde kleinood in den zomer, en ons worden dan daarvoor de brandstoffen te huis bezorgd, dan worden wij door dezulken be nijd, maar ook dan zullen hunne oogen opengaan en zullen zy hunne tekortkomingen moeten inzien en zich tot vereenigon en sparen gedrongen gevoelen en zoodoende opnieuw de algemeene opinie worden wakker geschud dat vooral in Gouda, waar de loon- standaard bijna het laagste peil heeft bereikt, de werklieden zich moeten vereenigen om niet alleen elkander in tijden van ziekte of tegenspoed te kunnen helpen door zich onderling daarvoor te verzekeren, maar ook om in betere tijden, door spaarzaamheid zich met elkander te verstaan om door kapitaalfor- meering (in het klein) zich op voordeeliger en ge- makker wyze, van het onmisbaarste, in slechtere tijden te kunnen voorzien, hetgeen het doel is onzer steenkolenvereeniging zzde Voorzorg." Moge ons voorbeeld navolging vindon en velen

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1891 | | pagina 1