Een Reiziger1#
Bultenlamlsch Overzicht.
HONDSDOLHEID.
ADVERTENTIE^
BEVEELT
ADVERTENTIEN
Op den Overtoom te Amsterdam is eergisteren
avond een ongeluk gebeurd, dat er groots onsteltenis
verwekte. Voor den winkel van een koekebakker
stonden eenige jongens te kijken en hinderden daarbij
het personeel, dat aan het werk was, al was het
alleen omdat zy in het licht stonden. De bediende
van den banketbakker maakte zich daarover driftig
hij had reeds een paar malen gedreigd, maar toen
dit niet hielp, riep hy een jongen toe«Pas op,
hoor, als ge nu nog niet weggaat, zal ik je dood
schieten
Meteen greep hij een kamerbuks, die onder zyn
bereik hing, en niet wetende, dat zy geladen was,
legde hy op den jongen aan, die nog altyd voor
het huis stond. Het schot ging af en de arme
jongen viel, door een kogel in het hoofd getroffen,
dood neder.
De knaap werd onmiddellijk naar de woning van
dr. Peypers gedragen, die den kogel uit het hoofd
haalde en den dood constateerde, waarna het lyk
naar het Buiten-Gasthuis werd overgebracht. De
13-jarige jongen was het eenige zoontje van een
gezin, dat in de buurt woont. Zijn vader, die op
een boot vaart, werd gisterenavond thuis verwacht.
De dader, een oppassende jonge man en zoon eener
weduwe, werd in hechtenis genomen. (Fad).
Wy lezen in de Arak. Ct.
„Heeren en dames die gisteren huD plaatskaartje
eerste klasse aan het Rijnspoorweg-Station te 's Gra-
venhage hadden genomen en de voor hen aangewe
zen wachtkamer wilden binnentreden, werd dit belet
omdatde prins van Anhalt-Dessau gewacht
werd.
„Prins Aribert, de jongeten zoon van den hertog
van Anhalt-Dessau, welk geheele vorstendom niet
eens zooveel inwoners telt als Amsterdam, is 1ste
luitenant bij een regiment dragonders en bezoekt ons
land volstrekt niet officieel, maar als privaat persoon.
Op welken grond nu wordt voor hem een wachtka
mer gereserveerd, voor het reizend publiek bestemd
„Dit is eene kruiperij, die een spoorwegbestuur
onwaardig is.
„Het niet is te hopen dat voortaan voor alle prinsen
van Dnitschen bloede, die ons land bezoeken of
doorreizen, de wachtkamers eerste klasse ontoegan
kelijk voor het publiek moeten worden gemaakt.
Daarom vestigen wij hierop de aandacht.*
Wij zijn het volkomen eens met de Arnh. Ct.
Dat ons volk aan vorsten en grooten de hun toe
komende eer onbedongen en van harte geeft, is bekend.
Maar ook, dat de geest van onze vrije burger-
natie zich in de wijze van het huldebetoon nooit
heeft verloochend.
En dit is juist een nationale eigenaardigheid, die
blijkens de ervaring zelfs haar invloed gelden doet
op de houding der vorsten, die ons volk met een be
zoek vereeren.
De Arnkenuche noemt de bovonbedoelde regeling
van het spoorwegbestuur „kruiperij", en dat is het ook.
Het serviele „Junkerthum" is een plant,die op onzen
burgerlijken bodem nooit heeft getierd. Men trachte
nu ook niet ze van buitenaf in te voeren. Ons volk
is er wars van en dat blijve het
Standaard
Een tooneel, waarvan men in de geschiedenis van
den spoorwegdienst geen voorbeeld zal vinden, is te
Jumet-Tongres (Henegouwen) aan den overweg van
Gilly afgespeeld.
Léon L., een dronkaard, wonende in denabyheid
van dien overweg, is een man, die al zijn medebur
gers, en vooral de politie, reeds veel last heeft aan
gedaan, maar nooit ging het zoo ver als Woensdag.
Omstreeks den middag ging hy, met het voornemen
een einde aan zyn leven te maken, aan den slag
boom van den spoorweg staan, om het voorbijrijden
van een trein af te wachten.
Vrouw Dhayer, de wachtster, sloot den boom en
nam, voorzien van de signaalvlag, haar gewonen
post in.
Op het oogenblik dat men het gefluit van de
locomotief hoorde, snelde Léon L. vooruit, sprong
over den boom, tot groote verwondering van vrouw
Dhaver, en ging op de rails liggen.
Ondanks het verbod en de bedreigingen van
vrouw Dhayer wilde hy zich niet verwyderen. De
vrouw verontrustte zich echter niet, daar de dronk
aard niet op de baan lag, welke de trein moest
volgen.
Doch reeeds hoorde men het gerommel van het
gevaarte, en nu werd de zelfmoordenaar zyn ver
gissing gewaar. Vlug sprong hij op en nam plaats
op de andere baan. Toen eerst begreep de moedige
vrouw zyn inzicht.
Haastig ontrolde zy haar vlag, om het nood
signaal te geven, en snelde toen op den ongeluk
kige toe.
De trein stoomde met volle snelheid vooruit.
Vrouw Dhaver poogde den dronkaard van de baan
af te rukken, doch deze hield zich aan de rails
vastgeklemd en wist zelfs zijn moedige redster om
ver te trekken en haar naast zich op den grond te
houden.
Nu begon een worsteling tusschen den zelfmoor
denaar, die nu tevens moordenaar wilde worden, en
zijn edelmoedige redster.
De vrouw slaakte hartverscheurende kreten, doch
niets hielp.
Het tooneel duurde slechts eenige seconden, doch
deze seconden eohenen de vrouw eeuwen toe,
De trein naderde, vertraagde zijn gang, want de
machinist had de menschelyke groep gezien, en ein
delijk, op een meter afstands van de twee ongeluk-
kigen, stopte hij
De machinist en de stoker stegen af, ontrukten
de vrouw, welke half dood van schrik was, aan do
handen van den razende, wierpen hem-zelven van
den baan, en daarna reed de trein voort alsof er
niets gebeurd ware.
Verkorten van parlementaire debatten. De Wie
ner AUq. Ztg. bevat naar aanleiding van eene epi
sode uit eene zittiog van het Oostenrijksche Huis
van afgevaardigden het volgende typische artikeltje:
„De afgevaardigde baron Sutter sprak over de be
langen van de landbouwers bij goedkoop zout voor
het vee, en daar hij wel kon begrijpen, dat een
lange rede over dit onderwerp niet de gewenschte
belangstelling van het Huis zou opwekken, verzocht
hij die parlementsleden' in het stenographisch vor-
slag de rede te willen nalezen, die hij.drie jaren
geleden over dit zelfde thema had gehouden. Wy
kunnen in het belang van de bekorting der parle
mentaire debatten slechts wenschen, dat het voor
beeld van baron Sutter bij zyne collega's algemeen
ingang vinde. De redenaars behoeven ook niet
altyd naar geheele redevoeringen te verwijzen, zij
kunnen zioh ook op gedeelten daarvan beroepen.
Een afgevaardigde laat zioh b. v. in heftige bewoor
dingen uit tegen de regeeringen; plotseling breekt
hy zijne rede eohter af en roept: „Ik heb u ook
eigenlijk sleohts dit te, zeggen: Leest het stenogra
phisch verslag, nummer 94, 38o zitting, bladzijde
9809831" Alle afgevaardigden snellen de zaal uit,
koeren met dikke boeken terug en lezen met adem-
looze haast hot aangewezene. Hierop zet de redenaar
zijne bespiegelingen kalm voort om met de volgende
indrukwekkende woorden te eindigen „Zoo eindig
ik dan met de woordenHet overige staat in het
stenographisch verslag, nummer 87, 68e zitting,
bladzijde 2134 tot 2139 1» Dezelfde scene als een
oogenblik geleden het geheele Huis leest vol ijver,
en na een pauze van een kwartier breekt de linker
zijde in enthousiastisohe bijvalsbetuigingen uit, ter-
wjjl de rechterzijde woedend fluit en sist. Enkele
afgevaardigden, die langzamer lezen dan de overigen,
applaudisseeron en sissen natuurlek pas den volgen
den dag. De president verklaart eohter 4 weken
later: „Danr ik den afgevaardigde X reeds twee ja
ren geleden tot de orde heb geroepen, verwijs ik hem
hiermede naar het stenographisch verslag van 9 Mei
1889
Dinsdag avond is in Den Haag een bewoner aan
de Hoefkade, ouder hevig verzet, door den daartoe
aangewezen deurjyaarder met behulp van den sterken
arm in gijzeling gebracht. De gegijzelde werd met
groote moeite in een rijtuig naar het huis van be
waring gebraoht. Bij de overbrenging liep een groote
troep menachen mede, die voor de gevangenis steeds
aangroeide, zoodat de politie, bijgestaan door de
militaire wacht, ruim baan moest maken, waarbij zij
tusschenbeiden krachtig moest optreden.
De verdediging in strafzaken. Voor de derde
maal sinds het gewijzigde wetboek van strafvorde
ring is ingevoerd, doet zioh by een rechterlijk col
lege de vraag voor, of een ambtshalve aan een be
klaagde toegevoegde verdediger kan gedechargeerd
werden wanneer de beklaagde geen verdediging ver
langt.
Het Fad. is van meening dat zoowel ditmaal te
Utrecht waar men op verzoek van den beklaagde
den verdediger liet vertrekken als vroeger te
Amsterdam de zaak uit een verkeerd oogpunt is
beschouwd en dat alleen de reohtbank te Leeuwar
den, die de verdediging handhaafde, ondanks de
weigering van den beklaagde om zich te laten vor-
dedigen, het juiste standpunt innam.
't Is toch, zegt het blad, in de eerste plaats geen
daad van zuivere welwillendheid, die de wetgever
aan een preventief gevangene hoeft willen bowyzen,
door hem een verdediger te doen toevoegen.
Art. 132 vaa het Wetboek van Strafvordering is
geschreven ter wille van het maatschappelijk belang.
Do Staat toch heeft er belang bij, dat geen onschul
dige wordt gestraft; dat alleen de werkelijke over
treder der strafwet zijn straf niet ontkomt en datdese
in elk geval niet zwaarder wordt gestraft dan mag
en moet.
Nu kan eeu ambtenaar van het O. M. met den
besten wil ter wereld niet in alle gevallen een onder
zoek instellen zoo minutieus, zoo tot in alle bijzon
derheden afdalen als een verdediger. Deze zal by
dat het in den tuin was."
„Gij wist dus dat er iemand was vermoord...."
„Neen, ik wist nietszelfs kan ik ondanks het
onderzoek van daareven begrijpen noch verklaren,
wat er zes jaren geleden in mijn huis is voorge
vallen." En in korte woorden vortelde ik hun de
geschiedenis van het geheimzinnige paar, dal 27
Januari 1775 in die kamer den nacht had doorge
bracht.
Zij luisterden naar mij, als vertelde ik hun een
tooversprookje, en toen ik op het gelaat van dr. Kenyon
eene soort van goedhartige welwillendheid opmerkte,
waaronder hij zijn ongeloof trachtte te verbergen,
wenschte ik mijzelve nogmaals geluk, dat ik, door
mijn onrust gedreven, de gebeurtenissen dadelijk te
boek had gesteld.
„Gij denkt zeker dat ik mijn verbeelding wat al
te vrij spel laat," vroeg ik, toen op mijn verhaal
een diep stilzwijgen was gevolgd.
„Volstrekt niet," haastte zich de dokter te zeggen.
„Maar die bijzonderheden zijn zoo vreemd en de
gevolgtrekking die gij meent, dat wij daaruit trekken
moeten, zijn van zoo ernstigen aard, dat ik voorname-
lijk om uwentwille wenschte, dat wy van de Urqu-
harts en uwe vermoedensiets gehoord hadden,
voordat wij eene ontdekking gedaan hadden, die de
misdaad in zioh sluit. U ziet, juffrouw Truax, dat
ik zonder omwegen met u spreek."
Zonder op hunne verwonderde blikken acht te
geven, schelde een mijner dienstmeisjes, en zeide haar
uit zeker laadje van mijne schrijftafel papieren te
halen, die zij daar vinden zou. „Hier" riep ik, toen
het pakje werd binnengebracht, „lees dit, en gij zult
dadelijk zien, in welk eene gemoedsstemming ik ver
keerde den avond, nadat de Urqubarts ons verlaten
hadden."
Terwyl zy aan het lezen waren, drongen zich een
menigte vragen aan mij op. Als het lichaam, dat
wij daar zooeven in mijn huis hebben gevonden,
volgens de letters van den ring, werkelijk dat van
Honora Urquhart was, wie kon dan de vrouw wezen,
die bij het vertrek van het echtpaar voor haar door
ging Ik deed hen zelve uitgeleide en zag haar, en
meende dat zij dezelfde was, die den avond te voren
aan myn tafel gesoupeerd had. Maar toen lette ik
hoofdzakelijk op hare kleeding en groottehaar
gelaat, achter de voile verborgen, kon ik niet zien
en hare stem hoorde ik niet, met uilzondering van
een kort, min of meer verlegen lachje. Maar Hetty
had haar gezien en zelfs geld van haar gekregen.
En Hetty was niet gemakkelijk om den tuin te leiden.
Nu ook kwam de dagteekening op den ring my
in de gedachte. Als die waarheid sprak, was het
huwelijk van Edward Urquhart en Honora Dudleigh
pas voltrokken. Maakte die omstandigheid het raadsel
niet nog moeilijker to ontwarren?
De twee heeren hadden hun lectuur geëindigd en
staarden elkander vol ontzetting aan.
„Dus u denkt...." begon ik huiverig.
„Dat gij een misdadiger in uw huis hebt geher
bergd, juffrouw Truax."
De heer Tam worth zeide:
„Het schijnt een weloverlegd schelmstuk te zyn
geweest."
„Ontegenzeggelijk," luidde het besliste antwoord.
„Maar Burrett hield, zooals gij schrijft, de wacht
bij de deur, en toch vind ik nergens aangoteekend,
dat hij in do kamer eenig gerucht vernomen heeft."
„Burrett is waarschijnlijk ook niet den geheelen
nacht aan de deur blijven staan. Aan het einde van
de gang is een tweede vensterbank, en daar zal hy
in al die uren wel nu en dan eens eeu dutje hebben
gedaan. Bovendien zult gij u herinneren, dat Bur
rett voor het aanbreken van den dag zijn post ver
liet hij had zijDe gewone werkzaamheden te ver
richten."
„Waar is Hetty P" viel de dokter my in de rede.
„Zy is getrouwd en woont hier niet ver van daan."
„Zoo, zoo; nu, dan moeten wy haar morgen eens
zien uit te vinden en hooren wat zy van de zaak
Maar weldra bleek het, dat wy te ongeduldig
waren om tot den volgenden dag te wachtennadat
wij gegeten hadden, liet dr. Kenyon zijn paard za
delen en reed naar de pachthoeve waar Hetty woonde.
Toen hij weg was, raapto de heer Tamworth al zyn
moed bijeen, en betrad nogmaals het moordhol om
den inhoud te onderzoeken van de eikenhouten kast,
die wij daar hadden gezien.
(Wordt vervolgd).
den beklaagde een beter gehoor vinden dan een
ambtenaar van het Openbaar Ministerie. Gene treedt
den beklaagde toe als een raadsman, terwijl de offi-
oier van justitie of de rechter van Instructie allicht
door den beklaagde nis zijn vijand wordt aangezien.
De beklaagde kan den verdediger beter iets mede-
deelen en toevertrouwen dan aan oen officier van
justitie of aan een rechter-commissaris. Hij kan b.v.
den verdediger in vertrouwen zeggen wie zeker feit
heeft bedreven, onder welke omstandigheden dit
heeft plaats gegrepen, om daardoor zyn onschuld te
bewijzen, terwyl hij dit aan den officier van just,
niet kan zeggen, om de eenvoudige reden, dat hij
wel ziohzelven wil vrijpleiten van bet hem toege
dichte wanbedrjjf, maar daarom volstrekt nog niet
wil optreden als aanklager van een ander.
Maar ook al is de boklaagde de misdadiger, een
verdediger kan beter de gansche zaak van alle zijden
toelichten dan de meest onpartijdige ambtenaar van
het parquet. De verdediger kan alles onderzoeken,
kan alle mogelijke verzachtende omstandigheden aan
voeren, psychologisch de zaak ontwikkelen, en door
het inwinnen van alle inliohtingen omtrent den per
soon van den beklaagde bij familieleden, werkge
vers en auderen den beklaagde in het ware licht
stellen.
Zóó voorgelioht, kan worden voorkomen, dat een
onsohuldige worde gestraft of dat een schuldige
zwaarder straf wordt opgelegd dan hij verdient. Dit
is in het belang der maatschappij, en ter wille hiervan
heeft de wetgever aan een beklaagde, die preventief
is gevangengenomen, een verdediger doen toevoegen,
zonder dezen iets tekort te doen aan zijn zelfver
dediging.
Die meent, dat 't hier geldt een benefioium, dat
den beklaagde niet kan worden opgedrongen dm-
vergist zich. 't Geldt hier een mfüttschappelijk, Be
lang bij uitnemendheid door recht en billijkheid/ge
vorderd. Wel kan bij den onwil van den beklamgde
deze de taak van den verdediger moeilijk maken,
maar tot het onmogelijke is zelfs de Staat niet go-
houden. In elk geval bij een goeden wil van den
verdediger, kan ook buiten den beklaagde om veel
licht worden verstrekt.
Dit punt behoeft niet nader te worden ontwikkeld
't Is alleen de vraag of de ambtshalve verdediging
wettelijk is geregeld in het belang van de maat
schappij, dan wel van den beklaagde alleen en uit
sluitend.
Voor eenige dagen is te Brussel overleden Madame
de Bonnemain, die in de laatste jaren grooten invloed
had op den heer Boulanger en eigenlijk de eenige aan
trekkelijke figuur mag heeten in de omgeving van den
brav' général. Zy was in 1856 geboren te Parys als de
dochter van een Fransch marine-officier en heette
Marguérito Rouzet. Met den zoon van den cavalerie-
generaal de Bonnemain was zij eenigen tijd zeer
ongelukkig gehuwd en zij liet zich, met instemming
van haren sohoonvader, van hem scheiden. Toen zij
by haren zwager, don artillerie-overste Rozat de
Mandre, Boulanger leerde kennen, stond de generaal
op het toppunt zijner populariteit. Lang bleef bunne
verhouding alleen aan de intiemste vrienden bekend,
die wel wisten, waarom de groote man zich de blauwe
bril en den nageboolsten hinkenden gang had getroost.
Madame de Bonnemain had een jaar geleden van eene
ryke tante eene som van 1.200.000 francs geërfd,
doch onkel het vruchtgebruik ervan werd haar toe
gestaan nu zij gestorven is, gaat alles naar de familie
terug. Zal de generaal de hem daaruit tot nu toe
verstrekte sommen kunnen missen Die vraag houdt
velen bezig en men heeft zelfs beweerd, dat de dame
te Parys zou worden begraven, om Boulanger gele
genheid te geven er terug te keeren. Haar begrafenis
heeft echter te Brussel plaats gehad, maar ot nu de
generaal toch naar Parijs zal gaan en misschien zijn
proces weer zal opvatten?
Wij zullen het afwachten, doch voorloopig heeft
het kijkgrage Brusselsche publiek Zondag niets anders
te zien gekregen dan een diep bedroefden man. Voor
zijn hotel in de rue Montoyea het zij terloops ge
zegd een zeer eenvoudig huis was een groote
menigte bijoen. De bedienden hadden moeite er door
te dringen, om de talrjjke kransen aan den lijkwagen
te bevestigen. Toen de kist met de overblijfselen der
arme kleine vioomtesse uit het huis werd gedragen,
nam men de hoeden af, maar ging tevenB op de teenon
staan en toen „hij" verscheen, zei men „Voila!" en
wees met den vinger naar hem. Hy heeft toen veel
profane blikken en veel alledaagschc opmerkingen
moeten hooren en als h|j een fijngevoelig man is
en waarom zou hij dat niet zyn, hy, die een vrouw
zoo groote liefde heeft weten in te boezemen
moet die nieuwsgierigheid hem hebben gehinderd en
zal hem mogelijk een straf hebben geschenen voor
zyn vroeger gedane moeite om haar te wekken.
Schijnbaar merkte hy niet op, wat er om hem heen
voorviel en als zijne oogen niet van het weenen ge
zwollen waren geweekt, dan zou men zijn gezioht
onverschillig hebben kunnen noemen. Met rustigen
gelykmatigen tred ging hy achter den lijkwagen. Naar
het uiterlijk is hij niet meer de vroegere lieveling van
het Parijsche volkzijn haar is geheel grijs, de mooie
blonde baard is kort geknipt en begint ook te grijzen
en de gansche verschijning ziet er welgedaan uit. Hij
geeft geen toeken van ontroering, alleen beeft de hand
waarmede hij over zijn knevclistrijkt. Naast hem
loopt zyn neef, een Fransch generaal, en enkele aan
zienleken der Boulangistische partij volgen, maar
't grootste deel van den stoet bestaat uit nieuwsgie
rigen en de kerk St. Jacques sur Caudenbtrg is zoo
geheel bezet, dat men met moeite ruimte krijgt voor
de doodkisthet publiek vindt het lastig door die
overbodige doode in zyn kijklust te worden gestoord.
De geestelijkheid verschijnt en bij het uitspreken van
den zegen weent de generaal. Welk een schouwspel
Van de kerk gaat de stoet naar het kerkhof van
Ixelles, waar het lijk in een voorloopig graf wordt
bijgezet. Dit gebeurde in alle stiltehet gerucht, dat
Déroulède zou spreken, wordt dus evenzeer gelogen
straft als dat, volgens hetwelk de geestelijkheid haren
bijstand had geweigerd, omdat de gestorvene niet de
wettige vrouw was van den generaal.
Zij was een zachte, tengere vrouw en kon de ruwe
zeelucht van Jersey niet verdrogen en evenmin de
aanhoudende weigering van Mad. Boulanger, om lot
de scheiding over te gaan, waardoor de onregelmatige
positie van Mad. de Bonnemain'gewettigd zou zijn
geworden.
Wanneer zal liet Engelscht Parlement worden ont
bonden De oppositie in het Parlement laat geen
gelegenheid voorbijgaan om die vraag aan de orde
takstellen. Zij beweert, dat de conservatieve premier
nogOM in het Parlement, maar niet meer in het
land över eene meerderheid beschikt en wijst op den
voor de regeering niet zeer gunstigen uitslag der
aanvullingsverkiezingen, die de meerderheid van 114
tot 80 stemmen deden dalen. Doch eene meerderheid
van 80 stemmen (875 tegen 295) is altijd nog zeer
respectabel en Lord Salisbury heeft volstrekt geen
lust om zich onder deze omstandigheden, alleen om
zijn vijanden oen genoegen te doen, aan de kansen
eener algemeone verkiezing bloot te stellen. Toon hy
de vorige week bij een feestmaal der conservatieve
partij als voorzitter optrad, vroeg een der gasten, de
heer Mowbray, hem op den man af, wanneor hij
dacht, de algemeene verkiezingen te doen plaats heb
ben. De premier antwoordde alleen, dat de wet den
duur der legielatuurporiode had vastgesteld op zeven
jaren, en dat dus de volmacht van het tegenwoordige
Parlement eerst op 6 Augustus 1893 ten einde liep.
Intusschen begint zich nu reeds onder de leiders
der concervatieve partij het streven merkbaar te ma
ken, om eene goede verkiezingsleuze te vinden. De
scheiding van Kerk en Staat zal geen nummer van
het programma uitmaken, maar wol eene wijziging
dor kieswet. Lord Salisbury vindt, dat Ierland,
Wales en enkele districten in het noorden vau Schot
land in vorhouding tot hun bevolkingscijfer veel te
sterk vertegenwoordigd zijn, en daarin heeft hij zeker
geen ongelijk. Overigens kan hij zich met het te
genwoordige systeem wel vereenigen zelfs de dwaze
bepalingen, dat een persoon op verschillende plaatsen
tegelijk kieler kan zijn, wil hij in beginsel behouden
maar als voorwaarde voor do uitoefening van het
kiesrecht stellen, dat kiezers een zekeren tijd in het
kiesdistrict hebben doorgebracht, voor zij aan eene
stemming kunnen deelnemen. De analphabeten wil
hy zooveel mogelijk uit de rijen der kiezers doen
verdwijnen, maar tegen de verleening van het
stemrecht aan vrouwen heeft hij geen principieele
bezwaren.
Do voornaamste, doch onuitgesproken bedoeling
van Lord Salisbury's kiesrechthervormingen, is, den
invloed der Ieren in het Parlement te verminderen.
Hij vindt hierbij een machtig wapen in de statistiek
die aantoont, dat de bevolking in Ierland gestadig is
verminderd, terwyl zij in Engeland is toegenomen.
Men moet alleen maar niet vragen, wat de oorzaak
van die ve mindering is. Verder vindt de premier in
de uitsluiting der analphabeten een middel, om den
invloed der katholieke geestelijkheid in Ierland te
beperken.
De spoorwegbeambten te Parijs hebben grootendeels
den arbeid hervat. Slechts eenige werklieden der
Compagnie de V Est en de Compagnie du Nord ont
braken, omdat de directies hen niet meer in dienst
willen nemen, voordat by onderzoek gebleken is, in
hoever zij zich bij deze werkstaking aan opruiing
hebben schuldig gemaakt. De dienst wordt nu weer
geregeld voortgezet.
De jeugdige koning van Servië heeft zijn reis naar
Rusland aanvaard. Voor allen, die belang hebben
bij den loop de* zaken op het Balkan-schiereiland
is deze reis van koning Alexander een feit van groot
gewicht.
Zoolang koning Milan regeerde, stond Servië onder
Oostenrijks invloed. De keizer van Oostenrijk was
trouwens dichter bij dan de czaar van Rusland, zoo
dicht zelfs, dat Alexander, om naar Moskou te gaan,
over Oostenrijks grondgebied moet reizen. Zelfs de
meest Russisch gezinde Serviërs erkennen dit en
keuren het daarom goed, dat 's konings bedevaart
naar den Czaar gevolgd zal worden door een bezoek
aan keizer Frans Jozef, die toch altijd Servië's naaste
buurman blijft.
Na de afdanking van koning Milan in 1889 was
het geheel uit met Oostenrijks invloed, die na den
val van den minister Garaschanine toch reeds zeer
was afgenomon. Gedurende een korten tijd was de
verhouding tusschen beido landen zelfs zeer gespannen.
De Servische bladen lieten zich zoo heftig tégen
Oostenrijk uit, dat de Oostenrijksche regeering zich
genoopt achtte daarop te antwoorden met het verbod
van invoer van vee uit Sorvië. Dit verbod trof de
Servische boeren zoo gevoelig, dat de Russen-vrienden
spoedig tot bedaren kwamen. Allengs werd de ver
houding weer viiendschappelijker, maar toch bleef
het een feit, dat Rusland3 invloed voortaan ook in
Servie den toon zal aangeven.
De reis van den veertienjarigen Servischen koning
naar Rusland is eenvoudig de bezegeling van dit
tweevoudig verbond. Vandaar ook dat czaar Alexan
der zijn gast op zoo buitengewoon schitterende wyze
zal ontvangen. Z^odra koning Alexander heden de
grenzen van het gouvernement Moskou overschrijdt,
zal hij worden verwelkomd door grootvorst Sergius,
broeder des Czaren en gouverneur van Moskou.
Onder geleide van den grootvorst wordt de reis voort
gezet naar de czarenstad, waar te zijner eer in het
Kremlin een groot feestmaal wordt gegeven.
Drie dagen zal de Servische vorst te Moskou ver
toeven. Dan gaat de reis naar Petersburg, waar do
Czaar met alle grootvorsten aan het station zal zyn
om Alexander te ontvangen en met hem naar het
keizerlijk paleis te rijden. Ook te Petersburg zullen
groote feesten worden gegeven, doch inmiddels zal
de regent Ristics en de minister-president Pasitch,
die den koning begeleiden, wel met den heer Von
Giers in overleg treden, en de politieke betrekkingen
regelen tusschen Rusland en Servië, dat nu door deze
reis voorgoed aan de goede zorgen van de Panslaviston
wordt toevertrouwd.
Te Weenen is men natuurlijk alles behalve inge
nomen met '8 konings reis en de opvallende wijze,
waarop de Czaar zijn jeugdigen gast ontvangt. Dat
koning Alexander ten slotte ook keizer Frans Jozef
een bezoek komt brengen, is zelfs niet in staat de
Oostenrijkers te verzoenen met het denkbeeld, dat
Servië voortaan feitelijk niet meer zal zijn dan een
vazalstaat van Rusland.
De feesten te Luxemburg zijn Woensdag begonnen.
Aartshertog Adolf opende de landbouwtentoonstelling
met de gebruikelijke plechtigheid en keerde daarna
naar Walferdangen terug.
De BURGEMEESTER van Gouda, overwegende,
dat blijkens ontvangen bericht van den Districts-
Veearts, in deze Gemeente een geval van Honds
dolheid is voorgekomen,
Gelet op art. 8 der Wet van 5 Juni 1875
(Staatsblad No. 110)
dat gedurende vi6F maanden, te rekenen van
den dag dezer afkondiging, ALLÉ HONDEN,
die zich buiten woningen of vaartuigen (geene
openbare middelen van vervoer zijnde) in de Ge
meente bevinden en niet binnen een afgesloten eri
aan een ketting liggen, moeten voorzien zijn van
een muilkorf, volgens het model door Z. E.
den Minister van Binnenlandsche Zaken vastgesteld.
Dit model is op het JBureau van Politie alhier
ter bezichtiging gesteld.
GOUDA, den 23 Juli 1891.
De Burgemeester voornoemd,
H. W. G. KONING, L.-B.
in MARGAR1NEBOTER wenscht tevens een
goed Huis in KAA8 voor België te verte
genwoordigen.
Adresmotto «Kaas»aan het Bureau dezer
Courant.
in all Binnen- en Buitenlandsche Cou
ranten, worden dadelflk opgezonden door het
Advertentie-Bureau van A. BRINKMAN en
ZOON, te Gouda.