BINNENLAND.
POLITIEKE REDE
^rof. STLA-BITTS-
velum, hst eveami%|aU de heer Mackay eena
ia met het nieuwe program van actie, waarvan
het losmaken van den zilveren band en de
Vrije Universiteit de ziel zij 11en dat,- nu in
stemming n et dat program hem de roomache,
en niet-instemming hem antirevolutionaire
stemmen zou gekost hebben, er de instemming
a la Mackay op gevonden is, die den- candi-
daat geen enkele stem behoeft te kosten, en
den gekozene tot niets bindt.
En, om het spel te voltooien, zendt de cen
trale antirevolutionaire kiesvereeniging -Ne
derland en Oranje» een schrijven aan de kiezers
rond, waarin Gouda met zijne polders,» de
»burgers en boeren,- de -kleine luyden,» de
nijvere winkelstand» ieder zijne gading vinden
maar het program van actie met zjjne gevaar
lijke artikelen, ja zelfs de •ordinantiën
Gods» finaal vergeten zijn.- En dat, terwijl
de godgewijde tonen nog naklonken, waarin
zooeven, bij monde van haren heer en meester,
de partij boeti deed voor de ontrouw in het
verleden, en trouw zwoer aan het nieuwe
program.
Zoo oordeelt het Rotterdamsche hoofdorgaan.
Het moet dau ook ieder, die gaarne een
eerlijken partijstrijd ziet, ergeren, hoezeer de
woorden bjj deze lieden telkens weder in te
genspraak zijn met de daden. Met beginse
len wordt druk geschermd, maar waar het noo-
dig is, versmaadt men niet, »de gedienstigheden
der practijk.»
Mocht dan bet ook, hetgeen wij vreezen, aan
de vereenigde kerkelijke partjjen gelukken, thans
onzen candidaat te weren, dan zal wel het
doel, het nieuwe kabinet een échec te bezorgen,
bereikt zijn. maar de Standaard zal zich niet
kunnen beroemen een man uit één stuk in de
kamer gebracht te hebben. Immers een rui
terlijke verklaring van den heer Havelaar, hoe
hij over het program van actie, het militaire
vraagstuk enz. denkt, zou licht ontstóken heb
ben in het met zooveel beleid gehandhaafde
halfduister, waarin thans zjjne politieke per
soonlijkheid gehuld is. Dat bij dit niet ge
daan heeft en zich al die «dubbelzinnigheid»
heeft laten aanleunen, heeft Rem niet doen
rijzen in onze schatting. Zoodanige handel
wijze moge politiek zjjn en misschien de beste
weg naar het Binnenhof, maar wij geven de
voorkeur aan volksvertegenwoordigers, die na
een strijd met open vizier en met ontplooid
vaandel, als ridders zonder vrees of blaam,
daar binnentreden.
Een politieke partij, die op een wijze stnjd
voert, zooals thans in het district Gouda ge
schied is, moet .zich inner!jjk wel zwak ge
voelen dit zij onze troost, indien de stembus
morgen onze hoop te leur stelt.
GOUDA, 24 November 1891.
Bij de heden gehouden stemming voor een lid
van de Tweede Kamer der Staten-Generaal hebben
van de 1178 kiezers in deze. Gemeente 1012 hun
stem uitgebracht.
De Rotterdamsohe Arroodissements-Rechtbank ver
oordeelde heden A. van Kekem tot eene boete van
25.wegens belediging.
De herbouw van kerk en toren te Berg-Ambacht
zal weldra voltooid zijn. De baan prijkt reeds op
den toren. Het ameublement der kerk ia reeds aan
besteed, in 3 perceelen, te zamen voor 1375.
Binnen enkele weken zal ook de klok in den toren
geplaatst worden.
Het gerechtshof te 's-Hertogenbosch in de raad
kamer vergaderd heeft, met vernietiging eouer beslis
sing van de arrondissements-rechtbank, de inhechte
nisneming bekrachtigd van den voormaligen hoofdagent
v. L., die, onder toezicht van den commissaris van
politie, beiast was met do innig der veel besproken
marktgelden en beschuldigd wordt, zioh daarby te
hebben plichtig gemaakt aan knevelarij.
Uit Parijs wordt aan de Vossische Zeitung het vol
gende geschreven
De tegen wooedig hier vertoevende grootvorsten
Vladimir en Alexia trachten Parijs grondig teleeren
kennen. Thans zijn de misdadigerskroegeu aan de
beurt. Vergezeld van drie leden van den jockeyclub,
die deze plaatsen kennen en van den geheimen politie
ambtenaar, den hoofdinspecteur Rosaiguol, bezochten
de grootvorsten voor eenige dagen den „Pére Lunette"
of de Place Maubert. Zij namen plaats aan een tafel
naast zakkenroller» en inbrekers, bekeken de ruw ge
penseelde muurschilderingen, luisterden naar de sme
rige liedjes, die door den zanger van de kroeg werden
gezongen en gingen toen verder naar het //Chateau
rouge" waar zij de eer hadden, eenige ververschingen
te mogen aaubieden aan de „groote Louise// die zich
voorstelde als vroeger liefje van den onthoofden moor
denaar Gamahut en die door dezen titiel in den
kroeg zeer gezien was. Ook gingen zij in de beruchte
achterzaal, waar de pronken lieden neergelegd wor
den om er te midden van de grootste vuiligheid hun
roes tot den volgenden dag uit te slapen. De vieze
bedorven lucht deed hen echter spoedig vertrekken.
Thans wilden zfj nog den //Mirliton" van Bruant
bezoeken. Dit is geen misdadigerakro"", maar een
phantaatisch koffiehuis voor artisten, op -c wijze van
den „Chat noir" waar de kastelein Bruant in het kos-
tunm van een hansworst zijn eigen liedje» zingthier
werdeu de grootvorsten echter herkend eu om demon
stration te voorkomen gingen zij onmiddelyk heen.
Uit Parijs wordt aan de Frnnkfurter Zeitung ge
schreven
Meyerbeer had na 1845 de gewoonte elk jaar eenige
maanden door te brengen te Spa, dat toen zeer ster
bezocht werd. Hier maakte hij lange ochtendwande
lingen, droomend zoekende naar melodieën. Op zekeren
dag zioh wat vermoeid gevoelende, besloot hij de
wandeling door eon rit te paard te vervangen en
lette er volstrekt niet op waar dit dier hem voerde
tot hy eindelijk werd opgeschrikt door den uitroep:
z/Houd uw paard inGij zult vallen Het paard
stond voor een ongeveer zestig meter diepen afgrond
slechts eon steontje behoofdo af te brokkelen en ros
en ruiter zouden in de diepte storten. De maestro
werd uit zyn gevaarlijken toestand verlost en ging
te voet huiswaarts. Sedert dien tyd had hij allen
paarden haat gezworen. Maar rijden wilde hy. Toen
werd hem „Cadet" aangoboden, door Adolf Brisson in
den „Gaulois" als volgt beschreven „Hij was grauw
van middelbare grootte, verstandigen blik, glimmende
huid en was wijs, voorzichtig en bescheiden, als allen
van zyn ras. Men behoefde hem slechts te zien om
volkomen gerustgesteld te zyn. Op den rug droeg
hij een broeden zadel of liever een zetel van rood
fluweel, waarop men heerlyk zat. Zonder het zachte
wiegelen onder het rijden had men kunnen gelooven
voor den schoorsteen te zitten. Het dier was vergezeld
van een ezeldrijver, „den groote Lambert." Deze was
onder dienst geweest, rookte als een bezetene en
randbraakte het Fransoh tamelijk wol. Met zijn blauw
vest naast „Cadet" staande zag hij er waarlyk martiaal
uit. Toen Meyerbeer hem zag was hy gewonnen en
gerustgesteld. En iederen ochtend konden Meyer
beer's buren de volgende soèno zien: De groote Lambert
fraai gefriseerd en „Cadet" goed opgepoetst, kwamen
in het tuintje van den maestro. De ezel werd midden
in een pad gezet, hiernaast plaatste men een stoel,
Meyerbeer klom dan op een stoei en zette zioh in
den zadel. Dan vroog hij„Lambert, zal bet vandaag
goed weer blyven „Ja mijnbeer, zeer goed,"—
antwooordde de ezeldrijver onveranderlijk. Meyerbeer
zoide daarop: „Dan zal ik mijn parapluie raedenemen."
Men bracht hem de parapluie, waarvan hij onafschei
delijk was, hy drukto den grooten stroohoed in de
oogende groote Lambert stak een pyp op, knalde
eens met de zweep en voort ging het. Het gonot
dat Meyerbeer op deze tochten smaakte was onge
stoord zoolang hy zijn incognito bewaarde. Den eer
sten dag ontmoetto hij niemand, den tweeden dag tien
raenschen den derden werden allen vensters geopend
waar by voorbij kwam, den vierden moest hy dringen
door de nieuwsgierigen die den componist der //Huge
noten" op zijn ezel wilden zien. De geplaagde musi
cus kwam toen op de gedachte zyn huis te voet te
verlaten en naar Jules Janin, die in een der voor
steden woonde, te gaan hier wachtten Lambert en
Cadet hem op. Meyorbeer verzocht den „koning der
kritiek" eveneens een ezel te huren en mede te gaan.
Janin vreesde echter, dat hij het dier als eeu pannekoek
plat zou drukken.
Misschien wat Meyerbeer in zyu hart wel blij dat
zyn beleefde uitnoodiging niet werd aangenomen.
van
Gisterenavond hield Prof. Fabius de aangekon
digde rede in de Sociëteit „Ons Genoegen", voor
een buitengewoon talrijk publiek. Niet alleen dat
sprek te voeronmaar hij vervulde dezen plicht met
voorbeeldigen ijver. Hy verhaalde van zyn weder
waardigheden in Amerika, on de blik van Alma rustte
onafgewend op heren
Vreerad, in dezen blik spiegelde zich meer wan
trouwen dan belangstelling af 1 Ook de graaf scheen
dit te ontdekken, want zoo vaak hij baren blik ont
moette, sloeg bij de oogen neer.
Eindelijk was de tafel afgeloopen, en de baion ging
met zijn gast koffie gebruiken. Werner wilde naar
de stad rijden, om een machine in oogensohouw te
te neiüen, en Alma trok zich, onder het voorwendsel
van hoofdpijn, in haar boudoir terug; de uitnoodiging
van den graaf om hem naar Hohenhausen te vergezel
len, wee» zij vau de hand.
Misnoegd volgde de graaf den ouden heer inde
rookkamer en gaf op weg daarheen aan een bediende
bevel, zijn rijtuig te doen voorkomen.
Gaat ge on» reed» zoo schieluk verlaten vroeg"
de baron. Dat moogt gij niet.
Vergeef mij, door zaken ben ik ertoe gedwon
gen, antwoorde de graaf koel. Mijn bankier heeft
tegen heden-namiddag een bezoek aangekondigd} on»"
dringende zaken te regelen.
Maar dat kan immers morgen ook nog gesohio—
den! zeide de baron. Wees oprecht, waarde-grnaf» ge-
zyt over Alma niet tevreden.
{Wordt vervolgd.)
neer ge de waarheid wilt vernemen, zult gij den
jager moeten zeggen, dat ik hem met Gronau in
gesprek heb gevonden, en dat zou mij zeer onaange
naam zijn. Ik zou het eenvoudigste en kortste
middel kiezen en den jager zijn ontslag geven.
Wederom bleef de baron staan zy waren dicht j
voor het slot aangekomen.
Ik kan een bediende niet zonder geldige reden
zoo eensklaps ontslaan, zeide hij.
Wanneer men redenen wil zoeken, dan kan
men ze vinden! antwoordde Von Hohenhausen. Een i
ondergeschikte, van wiens trouw ik niet overtuigd j
ben, duld ik niet in mijne nabijheid ik wacht niet
gaarne tot ik mij mijne goedhartigheid te laat be
rouwen moet. Maar dit gaat u alleen aan, barongij j
moet zelf weten, welken weg gij wilt inslaan.
Als ik maar te weten kon komen, wat Hackert
met den kapitein besproken heeft zeide de oude heer,
dig /eeds halverwege met het voorstel van zijn gast
was ingenomen, daar deze weg hem ook de eenvou-
digste toescheen.
Dat zult gij nooit vernemen
Kapitein Von Gronau zal mij geen leugen wijs
maken.
D§n zal hij u antwoorden, dat hij u het recht
niet kan geven, u met zijne particuliere zaken bezig
te houden. Gronau ia verbitterd men kan van hem
een vriendelijke bejegening niet verwachten. Ik ver- I
zoek u nogmaals, mijn naam niet te noemen niets
zou mij onaangenamer zijn. En nu goen woord meer I
daarover, ton minste voor heden niet en vooral niet
in tegenwoordigheid van Almahet zou voor haar
pijnlijk zijn.
De barou kniktede heeren klommen de trap op,
on eenige oogenblikken later trad de graat met een
vroolijken glimlach in de zaal.
Werner was er reods, en Alma kwam ook spoedig.
Een vroolijk gesprek wilde aan den disch niet
vlottenslechts korte vragen en even korte antwoor
den werden gewisseld.
De oude heer was afgemeten en in gedachten
verdiepthem verdroot het verbond van den jager
met Gronau, en hij zocht een voorwendsel om den
jager zijn ontslag te geven.
Werner was nooit zeer spraakzaammen kon zich
echter geen aangenamer toehoorder dan hem voor
stellen, en het oordeel, dat hij over het gehoorde
uitsprak, was kort en zakelijk. Van complimenten
hield hij niet; een anekdote hoorde hy gaarne, maar
nog aangenamer was hem een gesprek over den
landbouwhij was met hart eu ziel landbouwer, en
zijn streven bepaalde zich er toe, de heerlijkheid
Buchenau op den naam eener modelplaats aanspraak
te geven.
Alma was er heden ook niet naar geluimd, haar
geest te laten schitteren; zy had, terwijl zij met
haar toilet bezig was, toevallig een blik door het
venster geworpen en den kaptein geziende herin,
nering aan hem verstoorde haar goeden luim.
Zoo was 't don graaf alleen overgelaten, het ge-
alle plaatsen bezet waren, maar aan alle ingangen
verdrong zioh een groote menigte, ook links en rechts
van het tooneel kwam men de zaal binnen en zelfs
op het tooneel achter bet neergelaten scherm ston
den belangstellenden te luisteren.
De byeenkomst werd gopraesideerd door den heer
H. M. Dercksen, die haar opende in naam van den
Heere Heere, Waarna Prof. Fabius optrad.
Deze vïtig uan met te zeggen dat tweeërlei uit
noodiging tot hem was gekomen uit Gouda, een om
eene candidatuur te aanvaarden, een om hedenavond
op te treden. De eerste moest hij van de hand wij
zen. Wel was hij hoogst erkentelijk voor het blijk
van vertrouwen dat daaruit sprak, en beaamde hij
ten volle wat Groen van Prinsterer indertijd over
het bedonkon voor candidaturen zeide, maar hij kon
ditmaal de candidatuur niet aannemeu. Nam bij
haar aan en werd hij gekozen, hij zou toch weer
spoedig moeten ontslag nemen, want zijne werkzaam
heden èn als hoogleeroar der vrije universiteit èn
als raadslid van de hoofdstad, lieten hem niet toe
ook lid van de Kamer te worden. Dat is de eenige
reden van zijn bedanken en men behoeft dus niet
naar andere beweegredenen te zoeken, zooals het
Handelsblad en de Goudsche Courant deden. Spr.
leest daarop uit een hoofdartikel van onze courant
den volgenden zin voor„Blijkbaar durven Mackay
of Lohraan in de tegenwoordige omstandigheden nog
niet uit hun schuilhoek te voorschijn komen; Prof.
Fabius zelfs begreep, dat hij zich als slippendrager
van het erkende extra-parlementaire hoofd de/ voor
malige regeeringspartij niet mocht laten voordragen
in een district, waar zooveel katholieken tegen het
kostelijk kabinet partij gekozen hebben, toen in de
lento van dit jaar de felle brooderkrijg ontbrandde.
Men herinnerde zeker zich de bybolsche uitdrukking,
waar sprake is vau de voorzichtigheid der slang en
zoekt naar iemand, die voor de vroegere medestan
ders meer aannemelijk was." Spr. korat met ver
ontwaardiging tegen die woorden op eu eindigt met
in herinnering te brengen aan de Goudsche Ct. dat
de slang behalvo om zyn voorzichtigheid ook nog
om iets anders bekend is nl. om haar spuwen van
gifl (Vol verontwaardiging neemt spr. het nr. der
Goudsche Ct. waaruit hij citeerdeop en verscheurt
het voor de oogen van het publiek In zijn plaats
is toen de Minister Havolaar gecandideerd, die dit
ten volle verdient. Spr. kent hem uit zijn vroegere
loopbaan in Assen en waardeert hem als eeu hoogst
bekwaam man. Spr. is van oordeel dat de anti
revolutionairen thans dezelfde houding mogen aan
nemen die de liberale partij aannam tijdons de re-
georing van het vorig Kabinet. Van hot optreden
van dat ministerie af werd het door de liberale partij
bestreden met het doel om het af te breken. Men
wilde ten spoedigste weder meorderheid worden, zon
der na te gaan of de liberale partij zelve niet be
vorens zuivering behoorde te ondergaan. Men ver
langde onmiddelyk hervorming, terwijl men, toen
men zHf aan het bewind was, die hervorming naliet.
Spreker weidt over een en ander in den breede uit,
waarbij hij gelegenheid vond te zinspelen op ver
deeldheid in de liberale gelederen zelve. Het vorige
ministerie kwam ten val. Wat zullen wij nu doen,
vraagt spreker, tegenover het nieuwe liberale minis
terie? Wij, zegt hij, zullen niet trachten het met
alle middelen, zelfs met ongeoorlobfde, te bestrijden.
De liberalen, meent hij, zijn altijd in eene raoeiolijke
positie, onverschillig of zij tot do minderheid dan
wel tol de meérderheid bohooren. Zijn zy in de
minderheid, dan blijkt het dat het schrikbeeld dat
van een clericaal ministerie was voorgespiegeld,
denkbeeldig is. Vandaar, meent spreker, juist hun
strijd tegeu het vorig ministerio. En zyn zy in de
meerderheid, dan ziju zij er ook uiet al te goed
aan toe, omdat men hun dan niet, zooals nu, hare
positie heeft te misgunnen. Hij toch meent dat er
voor de liberale partij niets doodelykers is dan wan
neer zy geroepen wordt hare beginselen toe te passen.
Men moet haar aan het werk laten* Dat juist zal
baar dood zijn. Zóó oordeelde reeds Groen van
Prinslorer. In 1879 is dan ook het laatste liberale
Kabinet ineengezakt. Wat had de liberale partij van
de jaren 18771879 moeten leeren Dat zij niet
zoo lichtvaardig weder als raad der kroon moest
optreden. Toch heeft zy het nu weder gedaan,
niettegenstaande de waarschuwingen zelfs van prof.
Buys. Welnu, de liberale partij, verdeeld in zicli-
zelve, zal de'gevolgen er van ondervmdeir tot nadeel
van zichzelve,
Zeker, het ministerie is thau»'uit bekwame man
nen saamgeateld, aan wier capaciteiteu hij hulde
brengt, maar de ervaring leert, volgens spreker, dat
bekwaamheid alléén niet voldoende is. Hij meent
Dit moest natuurlijk ton bewijze strekken dat
de hoogleeraar niets meer met ons blad wilde te
maken hebbeo, wat niet wegnam dat hij later in
het vervolg zijner rede opnieuw de Goudsche Courant
citeerde en bestreed. Dfë verscheurpartij" was dus
niets dan comedie-spel I
dat de liberale partij nooit heeft kunnen denken
dat het resultaat van de zegepraal bij de jongste
verkiezing zou zijn een ministerie Van Tienhoven
Seyffardt, waarmede al dadelyk de militaire quaestie
op den achtergrond is gedrongen. Reeds daardoor
zou blijken dat het ministerio niet vaststaat. Er is
geen eenheid. Er is geen vast aaneengesloten meer
derheid in de Tweede Kamer. Spreker noemt het
eene partijregeering in den ongunstigen zin van net
woord, uit aanmerking van het gebeurde met de
jongste benoeming in den Raad van State en de
samenstelling van de commissie van de administra
tieve rechtspraak. Bij dezen stand van zaken hebben
wij uiet noodig, zegt spreker, het Kabinet te be
stoken; het zal van zelf vallen, ook al erkennen wij
(1e capaciteit zijner leden. De liberale partij zocht
en zoekt altijd hare kracht in het cijfer en tracht
nu ook weder to Gouda eene stem te winnen, maar
volgens spreker bestaat de kracht eener partij alleen
in beginselen.
Vervolgens verkondigde spr. de leer, dat op staat
kundig gebied moet worden rekening gehouden met
de Openbaring Gods. Dat willen de liberalen niet,
en ziedaar het groote verschil tusschen liberalen en
anti-revolutionairen. Groen van Prinsterer wilde
uit dien hoofde wel degelijk overeenstemming tus
schen katholieken en anti-revolutionairen, zeggende
hij dit in antwoord op de aanhaling van den heer
Goeman Borgesius in de vergadering van Vrijdag
1.1. De liberalen laten zich alleen door de rede
leiden, terwijl de anti-revol itionairen een hooger be
ginsel, de Openbariug Gods, huldigen óók op staats-
gebied. Gouda wordt door spreker eon anti-liberaal
district en Nederland een anti-liberaal volk genoemd,
en dat in Juni een liberaal in het district Gouda
werd gekozen, is slechts het gevolg geweest van bij
zondere omstandigheden. Hij bestrijdt Borgesius
waar deze in staatszaken de Heilige Schrift niet
erkende. Indien de godsdienst verlaagd wordt wan
neer deze zich met de politiek vermengt, dan is dit
alleen de schuld hiervan, dat de politiek daartoe te
laag staat. Neen, de Heilige Schrift in alles Of
gij eet dau wel of gij drinkt, doet het in eore Gods!
Ja, de Heilige Schrift is geen wetboek, maar de be
ginselen moeten worden toegepast. Men onderwerpt
zich heden ten (lage niet aan Gods woord in de
zaken van den Staat. Ziedaar wat spreker in een
breed betoog afkeurt, het betreurende, dat ook in
ons vaderland het ongeloof meer en moer om zich
heen grijpt. Tegenover dat verschijnsel vordert goen
vaderlandsliefde met den hoer Borgesius te stemmen
op eeu liberaal. In zaken van staat moet met Hoo
ger Gezag te rade worden gegaan, en daarom geeft
spreker bij deze verkiezing de voorkeur aan een anti
revolutionair. Ook door het socialisme en de rovo-
lutie, waarvan Borgesius gewaagde, laat spr. zich
niet bevreesd maken. Tegenover de revolutie staat
immers het Evangelie. Er is geen gezag dan dat
wat afdaalt van den Hemel; wie dat niet erkent,
daalt van zelf af tot de volkssouvereiniteit. Het ge
zag bij de Gratie Gods nfag niet worden losgelaten.
Ja, bij de liberalen is vrijheidszin, b.v. tegen over-
heersching, maar de waarborg voor de vryheid ligt
alléén in het woord van God. Morgen kunt gij,
zegt spreker, oen candidaat steunen die Gods woord
wil in staatszaken, en ik hoop dat do kundige mi
nister Havelaar zal gekozen worden!
De rede werd jluuile toegejuicht, waarop gelegen
heid gegeven werd tot debat.
Daarvan maakt gebruik de heer T. G. G. Valette.
Hy doet inhoofdzaak uitkomen dat het vorig
Kabinet niet-is te gronde gericht door1 de liberalen.
De anti-revolutionaire partij, verbonden met do ka
tholieken, droeg de ontbiodhg in zich. Het mons
terverbond bracht zich zelf ten val, zóó zelfs, dat
de Standaard meende, dat de Phoenix in de eerste
IC jaren niet uit zijne asch zal verrijzen.
Deden de liberalen niets van 187779? Maar
aan wie daarvan de schuld? Het ministerie was
lam gemaakt, doordien partijen reeds in gelijke kracht
tegenover elkander stonden. Onder die omstandig
heden kon het toenmalige liberale ministerie niets
tot stand brengen.
Ën wat deden nu (1e clericalen hunnerzijds toen
zy aan het bewind waren? Zy brachten de school
wet, alléén door de anti-revolutionairen verlangd,
want den katholieken zij de buide gebracht dat zij
voor geen offers waren teruggedeinsd en by name
in het Zuiden scholen bekostigden die in geen enkel
opzicht bij de' scholen met den Bijbel behoefden
achter te staan. Dé gewijzigde schoolwet moest uit
sluitend dienen ten behoeve van de anti-revolutio
nairen, die uit de staatsruif wilden eten. En wat
bracht het clericaal ministerie verder? In een strooi
biljet, waarvan de herkomst den spreker onbekend
is, wordt geconstateerd, dat door middel van die wet
twaalf millioen gulden te veel aan de Rijnspoorweg
maatschappij werd betaald. De gewijzigde school
wet komt reeds nu elk jaar op een millioen guldën
te staan. Bijeengenomen een verlies van dertien
millioen gulden. Dat zijn de voordeelen geweest
van het vorige Kabinet. Het is waar, het bracht
de pensioenwet tot stand, en spreker is er dankbaar
voor, doch bij dat al staat het vast, dat de minister
dat ontwerp bij zijn optreden gereed vond en het
alzoo slechts van zyn voorganger overnam. Hulde
wordt door spreker ook gebracht aan Bergansiu»
en voor den moed dieu hij aan den dag legde om
te staan of te vallen voor de verdediging van Ne
derland.
De liberale partij zou niets tot stand hebben ge
bracht Het lust spreker niet eene zoo dikwerf
vvederlegde beschuldiging nu opnieuw te wederleg
gen. Het zal voldoeudo zijn de grobte maatregelen
en werken van publiek belang tegelijk met den zoo
zeer toegenomen bloei van den haudel in herinne
ring te brengen. De inleider zal weder zeggen dat
de liberalen het land slechts stoffelijke en geen
geestelijke voordeelen hebben bezorgd, maar mag
men dan wijzen op de vrijheid van godsdienst die
de liberalen bezorgden Mag men er op wijzen dat
de roomscbe kerk thans rry en allerwege hare to
renspitsen kan verheffen, terwijl dit immers voor
dezen niet geduld werd Zijn het niet de liberalen
die deze geestelijke vrijheden den volke hebben ge
schonken Op die vragen geeft spreker zonder
aai zolen een bevestigend antwoord.
Hoe hot ministerie van Tienhoven-Seyffardt tot
stand kwam, kunnen wij slechts gissen, zegt spreker.
Zoo ook weten wij niet waarom Mackay eene hem
vreemde portefeuillo kreeg, doch toch dachten wij
wel eens, dat hier godsdienst en politiek dooreenge-
mengd werden.
De godsdienst op politiek gebied, en wel op grond
van de Heilige Schrift Ook ik, zegt spreker, acht
God te hoog dau dat ik er toe zou willen mede
werken om Hem te sleuren in het worstelperk der
politiek. Bovendien: welke Schrift? Hoe ontstond
zij Gij noemt haar hot woord Gods, maar niet
allen noemen het zoo. De Lutheranen hebben een
andere H. Schrift dan de uwe. De Anglicanen
eveneens. Gij zelf had toen gij in een vorige ver
gadering in de zaal op de Haven optrad, waar de
heer Dercksen zeide dat het bij de verkiezing gold
vóór of tegen God, behooren te zeggen dat God
niets met deze zaak te maken heeft. Ik ontzeg u
bovenal het recht der liberale partij godsdienstziu
te ontzeggen. Zij wil slechts den godsdieustzin buiten
de politiek laten. De Hoogere Burgerscholen en de
Universiteiten kweeken geen ongeloof, zoo als gy hebt
beweerd. Gij zelf levert daarvan het bewys, want
gij studeerdet te Leiden. Wie die iurichtingen vau
onderwijs beschuldigt van ongeloof, is een lasteraar.
Is er by sommige liberalen afwijking, veel is
daarvan de schuld juist van hen, die alles willen
opdringen wat in da Schrift staat, zonder te willen
aannemeu dat de menschelijke rede óók hare rechten
heeft.
Spr. betwist verder dat de liberalen geen vryheid
aan het evangelie hebben geschonken. Zie eens de
jodenvervolging in Duitschland eu in Rusland! Zie,
als men die dingen waarneemt, dan ligt de schuld
van hetgeen gebeurt niet aan de liberalen, maar aan
de christenen, die het christendom verkeerd toepassen
en andersdenkenden verdrukken en het land uitzet
ten. Neen, de liberalen trachten de raenschen niet
van den godsdienst af te trekken. Dat is laster.
Ons volk was en is steeds voor de vryheidhöt
is niet anti-liberaal, zooals do inleider goed vond te
beweren.
Spr. voert ten slotte het woord over de verkiezing
van morgen. Wilt gij niet den liberaal, blijf dan
thuis. Zijn de katholieken gegriefd door de houding
van het vorige ministerie, zooals mr. Bahlmann uit
drukkelijk heeft in het licht gesteld, welnu dat zy
zich neutraal houden, naar het voorbeeld van de
katholieke partij in Duuschiand men kan eene zelf
standige partij vormen, dat is zeer achtenswaardig,
maar men steune niet den anti-revolutionairen can
didaat. Wy willen zegt spr. oen beslist liberaal,
en gy weet nog altijd niet of de heer Hhvdtaar is
een anti-revolutionair en een tegenstander van het
militarisme.
Wy willen een beslist liberaal, aldus bestuit spr.,
en gij weet niet wat gij aan den lieer Havelaar zult
hebben. Het monster verbond is gevallen, en naar
het oordeel van dr. Kayper zelf, zal het in geen
tien jaar te herstellen zyn. Waarotü dab thantf
getracht het tegenwoordig ministerie te verzwakken?
Er zal een tijd komen waarin men zich zal verwon
deren over den strijd dezer dagen. Alle krachten
behcoren dan ook te worden ingespannen om'de
oendracht te herstellen en dagen in hdt' leven te
roepen, waarin wy ons allen weder beschouwen als
zonen van één vaderland, bereid om onder de vaan
onzer Koningin het vaderland te verdedigen, gelijk
dit onze voorvaderen 80 jaren geieden hebben gedaan!
Een darerend applaus volgde op deze woorden ter
wijl spr. herhaaldelijk ook te midden van zijn rede
luide werd toegejuicht.
Daarop vroeg de heer A. Kok het woord, die
zeide dat menigeen wellicht met verwondering herft