BINNENLAND. POLITIEKE REDE ^rof. STLA-BITTS- velum, hst eveami%|aU de heer Mackay eena ia met het nieuwe program van actie, waarvan het losmaken van den zilveren band en de Vrije Universiteit de ziel zij 11en dat,- nu in stemming n et dat program hem de roomache, en niet-instemming hem antirevolutionaire stemmen zou gekost hebben, er de instemming a la Mackay op gevonden is, die den- candi- daat geen enkele stem behoeft te kosten, en den gekozene tot niets bindt. En, om het spel te voltooien, zendt de cen trale antirevolutionaire kiesvereeniging -Ne derland en Oranje» een schrijven aan de kiezers rond, waarin Gouda met zijne polders,» de »burgers en boeren,- de -kleine luyden,» de nijvere winkelstand» ieder zijne gading vinden maar het program van actie met zjjne gevaar lijke artikelen, ja zelfs de •ordinantiën Gods» finaal vergeten zijn.- En dat, terwijl de godgewijde tonen nog naklonken, waarin zooeven, bij monde van haren heer en meester, de partij boeti deed voor de ontrouw in het verleden, en trouw zwoer aan het nieuwe program. Zoo oordeelt het Rotterdamsche hoofdorgaan. Het moet dau ook ieder, die gaarne een eerlijken partijstrijd ziet, ergeren, hoezeer de woorden bjj deze lieden telkens weder in te genspraak zijn met de daden. Met beginse len wordt druk geschermd, maar waar het noo- dig is, versmaadt men niet, »de gedienstigheden der practijk.» Mocht dan bet ook, hetgeen wij vreezen, aan de vereenigde kerkelijke partjjen gelukken, thans onzen candidaat te weren, dan zal wel het doel, het nieuwe kabinet een échec te bezorgen, bereikt zijn. maar de Standaard zal zich niet kunnen beroemen een man uit één stuk in de kamer gebracht te hebben. Immers een rui terlijke verklaring van den heer Havelaar, hoe hij over het program van actie, het militaire vraagstuk enz. denkt, zou licht ontstóken heb ben in het met zooveel beleid gehandhaafde halfduister, waarin thans zjjne politieke per soonlijkheid gehuld is. Dat bij dit niet ge daan heeft en zich al die «dubbelzinnigheid» heeft laten aanleunen, heeft Rem niet doen rijzen in onze schatting. Zoodanige handel wijze moge politiek zjjn en misschien de beste weg naar het Binnenhof, maar wij geven de voorkeur aan volksvertegenwoordigers, die na een strijd met open vizier en met ontplooid vaandel, als ridders zonder vrees of blaam, daar binnentreden. Een politieke partij, die op een wijze stnjd voert, zooals thans in het district Gouda ge schied is, moet .zich inner!jjk wel zwak ge voelen dit zij onze troost, indien de stembus morgen onze hoop te leur stelt. GOUDA, 24 November 1891. Bij de heden gehouden stemming voor een lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal hebben van de 1178 kiezers in deze. Gemeente 1012 hun stem uitgebracht. De Rotterdamsohe Arroodissements-Rechtbank ver oordeelde heden A. van Kekem tot eene boete van 25.wegens belediging. De herbouw van kerk en toren te Berg-Ambacht zal weldra voltooid zijn. De baan prijkt reeds op den toren. Het ameublement der kerk ia reeds aan besteed, in 3 perceelen, te zamen voor 1375. Binnen enkele weken zal ook de klok in den toren geplaatst worden. Het gerechtshof te 's-Hertogenbosch in de raad kamer vergaderd heeft, met vernietiging eouer beslis sing van de arrondissements-rechtbank, de inhechte nisneming bekrachtigd van den voormaligen hoofdagent v. L., die, onder toezicht van den commissaris van politie, beiast was met do innig der veel besproken marktgelden en beschuldigd wordt, zioh daarby te hebben plichtig gemaakt aan knevelarij. Uit Parijs wordt aan de Vossische Zeitung het vol gende geschreven De tegen wooedig hier vertoevende grootvorsten Vladimir en Alexia trachten Parijs grondig teleeren kennen. Thans zijn de misdadigerskroegeu aan de beurt. Vergezeld van drie leden van den jockeyclub, die deze plaatsen kennen en van den geheimen politie ambtenaar, den hoofdinspecteur Rosaiguol, bezochten de grootvorsten voor eenige dagen den „Pére Lunette" of de Place Maubert. Zij namen plaats aan een tafel naast zakkenroller» en inbrekers, bekeken de ruw ge penseelde muurschilderingen, luisterden naar de sme rige liedjes, die door den zanger van de kroeg werden gezongen en gingen toen verder naar het //Chateau rouge" waar zij de eer hadden, eenige ververschingen te mogen aaubieden aan de „groote Louise// die zich voorstelde als vroeger liefje van den onthoofden moor denaar Gamahut en die door dezen titiel in den kroeg zeer gezien was. Ook gingen zij in de beruchte achterzaal, waar de pronken lieden neergelegd wor den om er te midden van de grootste vuiligheid hun roes tot den volgenden dag uit te slapen. De vieze bedorven lucht deed hen echter spoedig vertrekken. Thans wilden zfj nog den //Mirliton" van Bruant bezoeken. Dit is geen misdadigerakro"", maar een phantaatisch koffiehuis voor artisten, op -c wijze van den „Chat noir" waar de kastelein Bruant in het kos- tunm van een hansworst zijn eigen liedje» zingthier werdeu de grootvorsten echter herkend eu om demon stration te voorkomen gingen zij onmiddelyk heen. Uit Parijs wordt aan de Frnnkfurter Zeitung ge schreven Meyerbeer had na 1845 de gewoonte elk jaar eenige maanden door te brengen te Spa, dat toen zeer ster bezocht werd. Hier maakte hij lange ochtendwande lingen, droomend zoekende naar melodieën. Op zekeren dag zioh wat vermoeid gevoelende, besloot hij de wandeling door eon rit te paard te vervangen en lette er volstrekt niet op waar dit dier hem voerde tot hy eindelijk werd opgeschrikt door den uitroep: z/Houd uw paard inGij zult vallen Het paard stond voor een ongeveer zestig meter diepen afgrond slechts eon steontje behoofdo af te brokkelen en ros en ruiter zouden in de diepte storten. De maestro werd uit zyn gevaarlijken toestand verlost en ging te voet huiswaarts. Sedert dien tyd had hij allen paarden haat gezworen. Maar rijden wilde hy. Toen werd hem „Cadet" aangoboden, door Adolf Brisson in den „Gaulois" als volgt beschreven „Hij was grauw van middelbare grootte, verstandigen blik, glimmende huid en was wijs, voorzichtig en bescheiden, als allen van zyn ras. Men behoefde hem slechts te zien om volkomen gerustgesteld te zyn. Op den rug droeg hij een broeden zadel of liever een zetel van rood fluweel, waarop men heerlyk zat. Zonder het zachte wiegelen onder het rijden had men kunnen gelooven voor den schoorsteen te zitten. Het dier was vergezeld van een ezeldrijver, „den groote Lambert." Deze was onder dienst geweest, rookte als een bezetene en randbraakte het Fransoh tamelijk wol. Met zijn blauw vest naast „Cadet" staande zag hij er waarlyk martiaal uit. Toen Meyerbeer hem zag was hy gewonnen en gerustgesteld. En iederen ochtend konden Meyer beer's buren de volgende soèno zien: De groote Lambert fraai gefriseerd en „Cadet" goed opgepoetst, kwamen in het tuintje van den maestro. De ezel werd midden in een pad gezet, hiernaast plaatste men een stoel, Meyerbeer klom dan op een stoei en zette zioh in den zadel. Dan vroog hij„Lambert, zal bet vandaag goed weer blyven „Ja mijnbeer, zeer goed,"— antwooordde de ezeldrijver onveranderlijk. Meyerbeer zoide daarop: „Dan zal ik mijn parapluie raedenemen." Men bracht hem de parapluie, waarvan hij onafschei delijk was, hy drukto den grooten stroohoed in de oogende groote Lambert stak een pyp op, knalde eens met de zweep en voort ging het. Het gonot dat Meyerbeer op deze tochten smaakte was onge stoord zoolang hy zijn incognito bewaarde. Den eer sten dag ontmoetto hij niemand, den tweeden dag tien raenschen den derden werden allen vensters geopend waar by voorbij kwam, den vierden moest hy dringen door de nieuwsgierigen die den componist der //Huge noten" op zijn ezel wilden zien. De geplaagde musi cus kwam toen op de gedachte zyn huis te voet te verlaten en naar Jules Janin, die in een der voor steden woonde, te gaan hier wachtten Lambert en Cadet hem op. Meyorbeer verzocht den „koning der kritiek" eveneens een ezel te huren en mede te gaan. Janin vreesde echter, dat hij het dier als eeu pannekoek plat zou drukken. Misschien wat Meyerbeer in zyu hart wel blij dat zyn beleefde uitnoodiging niet werd aangenomen. van Gisterenavond hield Prof. Fabius de aangekon digde rede in de Sociëteit „Ons Genoegen", voor een buitengewoon talrijk publiek. Niet alleen dat sprek te voeronmaar hij vervulde dezen plicht met voorbeeldigen ijver. Hy verhaalde van zyn weder waardigheden in Amerika, on de blik van Alma rustte onafgewend op heren Vreerad, in dezen blik spiegelde zich meer wan trouwen dan belangstelling af 1 Ook de graaf scheen dit te ontdekken, want zoo vaak hij baren blik ont moette, sloeg bij de oogen neer. Eindelijk was de tafel afgeloopen, en de baion ging met zijn gast koffie gebruiken. Werner wilde naar de stad rijden, om een machine in oogensohouw te te neiüen, en Alma trok zich, onder het voorwendsel van hoofdpijn, in haar boudoir terug; de uitnoodiging van den graaf om hem naar Hohenhausen te vergezel len, wee» zij vau de hand. Misnoegd volgde de graaf den ouden heer inde rookkamer en gaf op weg daarheen aan een bediende bevel, zijn rijtuig te doen voorkomen. Gaat ge on» reed» zoo schieluk verlaten vroeg" de baron. Dat moogt gij niet. Vergeef mij, door zaken ben ik ertoe gedwon gen, antwoorde de graaf koel. Mijn bankier heeft tegen heden-namiddag een bezoek aangekondigd} on»" dringende zaken te regelen. Maar dat kan immers morgen ook nog gesohio— den! zeide de baron. Wees oprecht, waarde-grnaf» ge- zyt over Alma niet tevreden. {Wordt vervolgd.) neer ge de waarheid wilt vernemen, zult gij den jager moeten zeggen, dat ik hem met Gronau in gesprek heb gevonden, en dat zou mij zeer onaange naam zijn. Ik zou het eenvoudigste en kortste middel kiezen en den jager zijn ontslag geven. Wederom bleef de baron staan zy waren dicht j voor het slot aangekomen. Ik kan een bediende niet zonder geldige reden zoo eensklaps ontslaan, zeide hij. Wanneer men redenen wil zoeken, dan kan men ze vinden! antwoordde Von Hohenhausen. Een i ondergeschikte, van wiens trouw ik niet overtuigd j ben, duld ik niet in mijne nabijheid ik wacht niet gaarne tot ik mij mijne goedhartigheid te laat be rouwen moet. Maar dit gaat u alleen aan, barongij j moet zelf weten, welken weg gij wilt inslaan. Als ik maar te weten kon komen, wat Hackert met den kapitein besproken heeft zeide de oude heer, dig /eeds halverwege met het voorstel van zijn gast was ingenomen, daar deze weg hem ook de eenvou- digste toescheen. Dat zult gij nooit vernemen Kapitein Von Gronau zal mij geen leugen wijs maken. D§n zal hij u antwoorden, dat hij u het recht niet kan geven, u met zijne particuliere zaken bezig te houden. Gronau ia verbitterd men kan van hem een vriendelijke bejegening niet verwachten. Ik ver- I zoek u nogmaals, mijn naam niet te noemen niets zou mij onaangenamer zijn. En nu goen woord meer I daarover, ton minste voor heden niet en vooral niet in tegenwoordigheid van Almahet zou voor haar pijnlijk zijn. De barou kniktede heeren klommen de trap op, on eenige oogenblikken later trad de graat met een vroolijken glimlach in de zaal. Werner was er reods, en Alma kwam ook spoedig. Een vroolijk gesprek wilde aan den disch niet vlottenslechts korte vragen en even korte antwoor den werden gewisseld. De oude heer was afgemeten en in gedachten verdiepthem verdroot het verbond van den jager met Gronau, en hij zocht een voorwendsel om den jager zijn ontslag te geven. Werner was nooit zeer spraakzaammen kon zich echter geen aangenamer toehoorder dan hem voor stellen, en het oordeel, dat hij over het gehoorde uitsprak, was kort en zakelijk. Van complimenten hield hij niet; een anekdote hoorde hy gaarne, maar nog aangenamer was hem een gesprek over den landbouwhij was met hart eu ziel landbouwer, en zijn streven bepaalde zich er toe, de heerlijkheid Buchenau op den naam eener modelplaats aanspraak te geven. Alma was er heden ook niet naar geluimd, haar geest te laten schitteren; zy had, terwijl zij met haar toilet bezig was, toevallig een blik door het venster geworpen en den kaptein geziende herin, nering aan hem verstoorde haar goeden luim. Zoo was 't don graaf alleen overgelaten, het ge- alle plaatsen bezet waren, maar aan alle ingangen verdrong zioh een groote menigte, ook links en rechts van het tooneel kwam men de zaal binnen en zelfs op het tooneel achter bet neergelaten scherm ston den belangstellenden te luisteren. De byeenkomst werd gopraesideerd door den heer H. M. Dercksen, die haar opende in naam van den Heere Heere, Waarna Prof. Fabius optrad. Deze vïtig uan met te zeggen dat tweeërlei uit noodiging tot hem was gekomen uit Gouda, een om eene candidatuur te aanvaarden, een om hedenavond op te treden. De eerste moest hij van de hand wij zen. Wel was hij hoogst erkentelijk voor het blijk van vertrouwen dat daaruit sprak, en beaamde hij ten volle wat Groen van Prinsterer indertijd over het bedonkon voor candidaturen zeide, maar hij kon ditmaal de candidatuur niet aannemeu. Nam bij haar aan en werd hij gekozen, hij zou toch weer spoedig moeten ontslag nemen, want zijne werkzaam heden èn als hoogleeroar der vrije universiteit èn als raadslid van de hoofdstad, lieten hem niet toe ook lid van de Kamer te worden. Dat is de eenige reden van zijn bedanken en men behoeft dus niet naar andere beweegredenen te zoeken, zooals het Handelsblad en de Goudsche Courant deden. Spr. leest daarop uit een hoofdartikel van onze courant den volgenden zin voor„Blijkbaar durven Mackay of Lohraan in de tegenwoordige omstandigheden nog niet uit hun schuilhoek te voorschijn komen; Prof. Fabius zelfs begreep, dat hij zich als slippendrager van het erkende extra-parlementaire hoofd de/ voor malige regeeringspartij niet mocht laten voordragen in een district, waar zooveel katholieken tegen het kostelijk kabinet partij gekozen hebben, toen in de lento van dit jaar de felle brooderkrijg ontbrandde. Men herinnerde zeker zich de bybolsche uitdrukking, waar sprake is vau de voorzichtigheid der slang en zoekt naar iemand, die voor de vroegere medestan ders meer aannemelijk was." Spr. korat met ver ontwaardiging tegen die woorden op eu eindigt met in herinnering te brengen aan de Goudsche Ct. dat de slang behalvo om zyn voorzichtigheid ook nog om iets anders bekend is nl. om haar spuwen van gifl (Vol verontwaardiging neemt spr. het nr. der Goudsche Ct. waaruit hij citeerdeop en verscheurt het voor de oogen van het publiek In zijn plaats is toen de Minister Havolaar gecandideerd, die dit ten volle verdient. Spr. kent hem uit zijn vroegere loopbaan in Assen en waardeert hem als eeu hoogst bekwaam man. Spr. is van oordeel dat de anti revolutionairen thans dezelfde houding mogen aan nemen die de liberale partij aannam tijdons de re- georing van het vorig Kabinet. Van hot optreden van dat ministerie af werd het door de liberale partij bestreden met het doel om het af te breken. Men wilde ten spoedigste weder meorderheid worden, zon der na te gaan of de liberale partij zelve niet be vorens zuivering behoorde te ondergaan. Men ver langde onmiddelyk hervorming, terwijl men, toen men zHf aan het bewind was, die hervorming naliet. Spreker weidt over een en ander in den breede uit, waarbij hij gelegenheid vond te zinspelen op ver deeldheid in de liberale gelederen zelve. Het vorige ministerie kwam ten val. Wat zullen wij nu doen, vraagt spreker, tegenover het nieuwe liberale minis terie? Wij, zegt hij, zullen niet trachten het met alle middelen, zelfs met ongeoorlobfde, te bestrijden. De liberalen, meent hij, zijn altijd in eene raoeiolijke positie, onverschillig of zij tot do minderheid dan wel tol de meérderheid bohooren. Zijn zy in de minderheid, dan blijkt het dat het schrikbeeld dat van een clericaal ministerie was voorgespiegeld, denkbeeldig is. Vandaar, meent spreker, juist hun strijd tegeu het vorig ministerio. En zyn zy in de meerderheid, dan ziju zij er ook uiet al te goed aan toe, omdat men hun dan niet, zooals nu, hare positie heeft te misgunnen. Hij toch meent dat er voor de liberale partij niets doodelykers is dan wan neer zy geroepen wordt hare beginselen toe te passen. Men moet haar aan het werk laten* Dat juist zal baar dood zijn. Zóó oordeelde reeds Groen van Prinslorer. In 1879 is dan ook het laatste liberale Kabinet ineengezakt. Wat had de liberale partij van de jaren 18771879 moeten leeren Dat zij niet zoo lichtvaardig weder als raad der kroon moest optreden. Toch heeft zy het nu weder gedaan, niettegenstaande de waarschuwingen zelfs van prof. Buys. Welnu, de liberale partij, verdeeld in zicli- zelve, zal de'gevolgen er van ondervmdeir tot nadeel van zichzelve, Zeker, het ministerie is thau»'uit bekwame man nen saamgeateld, aan wier capaciteiteu hij hulde brengt, maar de ervaring leert, volgens spreker, dat bekwaamheid alléén niet voldoende is. Hij meent Dit moest natuurlijk ton bewijze strekken dat de hoogleeraar niets meer met ons blad wilde te maken hebbeo, wat niet wegnam dat hij later in het vervolg zijner rede opnieuw de Goudsche Courant citeerde en bestreed. Dfë verscheurpartij" was dus niets dan comedie-spel I dat de liberale partij nooit heeft kunnen denken dat het resultaat van de zegepraal bij de jongste verkiezing zou zijn een ministerie Van Tienhoven Seyffardt, waarmede al dadelyk de militaire quaestie op den achtergrond is gedrongen. Reeds daardoor zou blijken dat het ministerio niet vaststaat. Er is geen eenheid. Er is geen vast aaneengesloten meer derheid in de Tweede Kamer. Spreker noemt het eene partijregeering in den ongunstigen zin van net woord, uit aanmerking van het gebeurde met de jongste benoeming in den Raad van State en de samenstelling van de commissie van de administra tieve rechtspraak. Bij dezen stand van zaken hebben wij uiet noodig, zegt spreker, het Kabinet te be stoken; het zal van zelf vallen, ook al erkennen wij (1e capaciteit zijner leden. De liberale partij zocht en zoekt altijd hare kracht in het cijfer en tracht nu ook weder to Gouda eene stem te winnen, maar volgens spreker bestaat de kracht eener partij alleen in beginselen. Vervolgens verkondigde spr. de leer, dat op staat kundig gebied moet worden rekening gehouden met de Openbaring Gods. Dat willen de liberalen niet, en ziedaar het groote verschil tusschen liberalen en anti-revolutionairen. Groen van Prinsterer wilde uit dien hoofde wel degelijk overeenstemming tus schen katholieken en anti-revolutionairen, zeggende hij dit in antwoord op de aanhaling van den heer Goeman Borgesius in de vergadering van Vrijdag 1.1. De liberalen laten zich alleen door de rede leiden, terwijl de anti-revol itionairen een hooger be ginsel, de Openbariug Gods, huldigen óók op staats- gebied. Gouda wordt door spreker eon anti-liberaal district en Nederland een anti-liberaal volk genoemd, en dat in Juni een liberaal in het district Gouda werd gekozen, is slechts het gevolg geweest van bij zondere omstandigheden. Hij bestrijdt Borgesius waar deze in staatszaken de Heilige Schrift niet erkende. Indien de godsdienst verlaagd wordt wan neer deze zich met de politiek vermengt, dan is dit alleen de schuld hiervan, dat de politiek daartoe te laag staat. Neen, de Heilige Schrift in alles Of gij eet dau wel of gij drinkt, doet het in eore Gods! Ja, de Heilige Schrift is geen wetboek, maar de be ginselen moeten worden toegepast. Men onderwerpt zich heden ten (lage niet aan Gods woord in de zaken van den Staat. Ziedaar wat spreker in een breed betoog afkeurt, het betreurende, dat ook in ons vaderland het ongeloof meer en moer om zich heen grijpt. Tegenover dat verschijnsel vordert goen vaderlandsliefde met den hoer Borgesius te stemmen op eeu liberaal. In zaken van staat moet met Hoo ger Gezag te rade worden gegaan, en daarom geeft spreker bij deze verkiezing de voorkeur aan een anti revolutionair. Ook door het socialisme en de rovo- lutie, waarvan Borgesius gewaagde, laat spr. zich niet bevreesd maken. Tegenover de revolutie staat immers het Evangelie. Er is geen gezag dan dat wat afdaalt van den Hemel; wie dat niet erkent, daalt van zelf af tot de volkssouvereiniteit. Het ge zag bij de Gratie Gods nfag niet worden losgelaten. Ja, bij de liberalen is vrijheidszin, b.v. tegen over- heersching, maar de waarborg voor de vryheid ligt alléén in het woord van God. Morgen kunt gij, zegt spreker, oen candidaat steunen die Gods woord wil in staatszaken, en ik hoop dat do kundige mi nister Havelaar zal gekozen worden! De rede werd jluuile toegejuicht, waarop gelegen heid gegeven werd tot debat. Daarvan maakt gebruik de heer T. G. G. Valette. Hy doet inhoofdzaak uitkomen dat het vorig Kabinet niet-is te gronde gericht door1 de liberalen. De anti-revolutionaire partij, verbonden met do ka tholieken, droeg de ontbiodhg in zich. Het mons terverbond bracht zich zelf ten val, zóó zelfs, dat de Standaard meende, dat de Phoenix in de eerste IC jaren niet uit zijne asch zal verrijzen. Deden de liberalen niets van 187779? Maar aan wie daarvan de schuld? Het ministerie was lam gemaakt, doordien partijen reeds in gelijke kracht tegenover elkander stonden. Onder die omstandig heden kon het toenmalige liberale ministerie niets tot stand brengen. Ën wat deden nu (1e clericalen hunnerzijds toen zy aan het bewind waren? Zy brachten de school wet, alléén door de anti-revolutionairen verlangd, want den katholieken zij de buide gebracht dat zij voor geen offers waren teruggedeinsd en by name in het Zuiden scholen bekostigden die in geen enkel opzicht bij de' scholen met den Bijbel behoefden achter te staan. Dé gewijzigde schoolwet moest uit sluitend dienen ten behoeve van de anti-revolutio nairen, die uit de staatsruif wilden eten. En wat bracht het clericaal ministerie verder? In een strooi biljet, waarvan de herkomst den spreker onbekend is, wordt geconstateerd, dat door middel van die wet twaalf millioen gulden te veel aan de Rijnspoorweg maatschappij werd betaald. De gewijzigde school wet komt reeds nu elk jaar op een millioen guldën te staan. Bijeengenomen een verlies van dertien millioen gulden. Dat zijn de voordeelen geweest van het vorige Kabinet. Het is waar, het bracht de pensioenwet tot stand, en spreker is er dankbaar voor, doch bij dat al staat het vast, dat de minister dat ontwerp bij zijn optreden gereed vond en het alzoo slechts van zyn voorganger overnam. Hulde wordt door spreker ook gebracht aan Bergansiu» en voor den moed dieu hij aan den dag legde om te staan of te vallen voor de verdediging van Ne derland. De liberale partij zou niets tot stand hebben ge bracht Het lust spreker niet eene zoo dikwerf vvederlegde beschuldiging nu opnieuw te wederleg gen. Het zal voldoeudo zijn de grobte maatregelen en werken van publiek belang tegelijk met den zoo zeer toegenomen bloei van den haudel in herinne ring te brengen. De inleider zal weder zeggen dat de liberalen het land slechts stoffelijke en geen geestelijke voordeelen hebben bezorgd, maar mag men dan wijzen op de vrijheid van godsdienst die de liberalen bezorgden Mag men er op wijzen dat de roomscbe kerk thans rry en allerwege hare to renspitsen kan verheffen, terwijl dit immers voor dezen niet geduld werd Zijn het niet de liberalen die deze geestelijke vrijheden den volke hebben ge schonken Op die vragen geeft spreker zonder aai zolen een bevestigend antwoord. Hoe hot ministerie van Tienhoven-Seyffardt tot stand kwam, kunnen wij slechts gissen, zegt spreker. Zoo ook weten wij niet waarom Mackay eene hem vreemde portefeuillo kreeg, doch toch dachten wij wel eens, dat hier godsdienst en politiek dooreenge- mengd werden. De godsdienst op politiek gebied, en wel op grond van de Heilige Schrift Ook ik, zegt spreker, acht God te hoog dau dat ik er toe zou willen mede werken om Hem te sleuren in het worstelperk der politiek. Bovendien: welke Schrift? Hoe ontstond zij Gij noemt haar hot woord Gods, maar niet allen noemen het zoo. De Lutheranen hebben een andere H. Schrift dan de uwe. De Anglicanen eveneens. Gij zelf had toen gij in een vorige ver gadering in de zaal op de Haven optrad, waar de heer Dercksen zeide dat het bij de verkiezing gold vóór of tegen God, behooren te zeggen dat God niets met deze zaak te maken heeft. Ik ontzeg u bovenal het recht der liberale partij godsdienstziu te ontzeggen. Zij wil slechts den godsdieustzin buiten de politiek laten. De Hoogere Burgerscholen en de Universiteiten kweeken geen ongeloof, zoo als gy hebt beweerd. Gij zelf levert daarvan het bewys, want gij studeerdet te Leiden. Wie die iurichtingen vau onderwijs beschuldigt van ongeloof, is een lasteraar. Is er by sommige liberalen afwijking, veel is daarvan de schuld juist van hen, die alles willen opdringen wat in da Schrift staat, zonder te willen aannemeu dat de menschelijke rede óók hare rechten heeft. Spr. betwist verder dat de liberalen geen vryheid aan het evangelie hebben geschonken. Zie eens de jodenvervolging in Duitschland eu in Rusland! Zie, als men die dingen waarneemt, dan ligt de schuld van hetgeen gebeurt niet aan de liberalen, maar aan de christenen, die het christendom verkeerd toepassen en andersdenkenden verdrukken en het land uitzet ten. Neen, de liberalen trachten de raenschen niet van den godsdienst af te trekken. Dat is laster. Ons volk was en is steeds voor de vryheidhöt is niet anti-liberaal, zooals do inleider goed vond te beweren. Spr. voert ten slotte het woord over de verkiezing van morgen. Wilt gij niet den liberaal, blijf dan thuis. Zijn de katholieken gegriefd door de houding van het vorige ministerie, zooals mr. Bahlmann uit drukkelijk heeft in het licht gesteld, welnu dat zy zich neutraal houden, naar het voorbeeld van de katholieke partij in Duuschiand men kan eene zelf standige partij vormen, dat is zeer achtenswaardig, maar men steune niet den anti-revolutionairen can didaat. Wy willen zegt spr. oen beslist liberaal, en gy weet nog altijd niet of de heer Hhvdtaar is een anti-revolutionair en een tegenstander van het militarisme. Wy willen een beslist liberaal, aldus bestuit spr., en gij weet niet wat gij aan den lieer Havelaar zult hebben. Het monster verbond is gevallen, en naar het oordeel van dr. Kayper zelf, zal het in geen tien jaar te herstellen zyn. Waarotü dab thantf getracht het tegenwoordig ministerie te verzwakken? Er zal een tijd komen waarin men zich zal verwon deren over den strijd dezer dagen. Alle krachten behcoren dan ook te worden ingespannen om'de oendracht te herstellen en dagen in hdt' leven te roepen, waarin wy ons allen weder beschouwen als zonen van één vaderland, bereid om onder de vaan onzer Koningin het vaderland te verdedigen, gelijk dit onze voorvaderen 80 jaren geieden hebben gedaan! Een darerend applaus volgde op deze woorden ter wijl spr. herhaaldelijk ook te midden van zijn rede luide werd toegejuicht. Daarop vroeg de heer A. Kok het woord, die zeide dat menigeen wellicht met verwondering herft

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1891 | | pagina 2