Bultenlan«lsch Overzicht.
TOONEEL.
de tafel rol gehuurd kristal. Hij moet den wijn
laten vloeien en zijn oordon-bleu moet de beste re
cepten hebben de chez Véfour
Staten-Generaai. Tweede Kamer. Sitting
ran Woensdag 10 December 1891.
De zitting begon met eene rede van den minis
ter van binnenlandsche zaken. De voornaamste aan
geroerde zaken betreffen de noodlijdendo gemeenten
en de wik- en weegloonon. (De onderwijsquaestiën
worden bij de respectieve artikelen behandeld). Wat
de eerste betreft, de minister erkende dat verbete
ring in den financieelen toestand dringend noodzakelyk
is. Daarom zal hij tijdelijke voorzieniugen voorstelleu,
die hij hoopt dat nog dit jaar zullen tot stand komen,
terwijl ook de geheele herziening der gemeentewet
op dit punt niet al te lang zal worden verschoven.
Wat de wik- en weegloonen betreft, achtto de
minister de zaak wettig beslist bij het laatste, door
den minister Lohman gecontrasigneerde kon. besluit
en wenschte hij de uitkomsten van het jaar 1892 af
te wachten om een vast oordeel te vellen. Dj,t voor
nemen was niet naar den zin der afgevaardigden uit
de bezwaarde streek, zoodat de discussie een grooten
omvang dreigde aan te nemen. De heeren Rutgers
en Zijp stelden een motie voor, waarbij de heffing
onaannemelijk wordt verklaard en de regeering wordt
uitgenoodigd onverwijld een onderzoek in te stellen
of tij niet is in strijd met de gemeentewet. De voorz.
wist echter de behendeling dezer motie te doen ver
schuiven tot een nader te bepalen dag.
Behartigenswaardig waren de opmerkingen van den
heer Roëll over het stelsel van subsidiën bij begro
tingsposten, dat op steeds ruimer schaal wordt in-
voerd. Vooral op 't gebied van het ouderwijs is het
Ministerie van Binnenlandsche Zaken tegenwoordig
in dezen in de weer. Niemand ontkent meer het
nut van subsidiën voor landbouw-, zeevaartkundig-,
ambachts-onderwijs, maar ©enerzijds wordt aan 't
uitvoerend gezag licht te veel speling gelaten, ander
deels mag men voor onbeperkte opdrijving van uit
gaven beducht zijn, als eenvoudig bij begrotings
post tot vaak ingrijpende hervormingen wordt be
sloten. Het stelsel, de begrooting uitsluitend te
grnden op wetten, vóór welker uitvoering geldea
worden toegestaan, is ongetwijfeld het be9te, al zijn
er gevallen, die afwijking daarvan geoorloofd, ja
raadzaam maken.
Bij de afdeeling armwezen kwam het geheele stel
sel onzer armenwetgeving ter sprake, almedo een
discussie, die voor 't oogenblik practisch gevolg miste,
maar naar 's Ministers oordeol haar nut zou kunnen
afwerpen, als de schoone taak eener herziening onzer
armenwet aan de orde komt
De minister en de heer Hintzen toonden zich meer
ingenomen met het beginsel der Armenwet dan de
heeren Hartogh en Dobbeliuan.
Men vorderde tot art. 83bis, waar men bleef ste
ken in een debat over de overbrenging van sommige
posten, die op den landbouw betrekking hebben, vau
de begrooting van Waterstaat naar die van Binnenl.
Zaken.
In de N. Rott. Ct. leest men aangaande het over
lijden van Prof. Kuenen het volgende
Als eene treurmare zal het zoowel in ons gansche
vaderland als aan zoo menige universiteit in het
en logde het ter zijdetoen nam hij een tweede en
derde, on nadat hij een schuwen blik achter zich
geworpen had, stak hij de pakketten in de zakken
van zijn jas.
Alle overige papieren wierp hij weder in de kasten,
die hij zorgvuldig slootdaarna verliet hij de kamer
en ging naar zijn slaapvertrek.
XXVIII.
De oude kamerdienaar had zijn plunje bijeengepakt
en aan een kruier ter hand gesteld, die ze naar de
stad zou brengen.
Een bescheiden woning had Daniël reeds voor eenige
dagen gehuurd en betrokken hij was nu nog eens
naar Hohenhausen gekomen, om zijo goed te halenen
voor altijd afscheid te nemen.
Het afscheid moest den ouden man, die hier zoo
vele jaren geleefd had, pijn doen, daar aan alius voor
hem oon ofschoon niet altijd aangename herin
nering verbonden was.
Wanneer zijn ontslag slechts op een gegronde oor
zaak had berust, dan zou hij er zich eer in geschikt
hebben maar geen verwijt kon hem treffoB, en er
bestond niet do minste aanleiding, hem met schande
weg te jagen.
Dat zeide hij ook tegen gravin Unica, voor wie hij
nu stond, om van haar afscheid te nemen.
Unica gaf haar leedwezen te kennen zij had
het ontslag van Daniël voorzien maar toch niet
buitenland worden vernomeD, dat de Leidsohe hoog
leeraar dr. Abraham Kuenen gisteren onverwacht is
overleden. Wel wa9 hij sedert weken lijdend en
maakte meu zich niet zonder reden bezorgd, maar
in het laatst der voorgaande week hadden zich en
kele gunstige verschijnseleu in het verloop der ziekte
voorgedaan. Maandag 1.1. was hij nog zeer opgewekt,
toen een der onzen hem bezocht eD hem aan zijne
schrijftafel vond, met smaak zijne pijp rookend. Toch
sprak hy mot een zachten, vrieadelijken glimlach
ff'tis meer schijn dan wezen; ik gevoel mij werke-
lyk zoo zwak." Woensdagavond was hij zeer monter en
gevoelde zich den volgendon morgen door een rustigen
nacht verkwikt. Maar niet lang daarna kreeg by
op eens hevige pijn in den rug en den buik eene
zware koorts volgde; de beide laatste uren lag hij
buiten kennis. Ruim half een is hy zacht ontslapen.
Ave pia anima.
D«m 16den September 1828 te Haarlem geboren,
bereikte hy den leeftijd van ruim 63 jaren.
Iu hem is aan Leidens universiteit een barer
rijkstbegaafde leeraren ontvallen. Den l2don Maart
1853 aanvaardde hij het buitengewoon hoogleeraars-
schap en mocht dus ruim ncht-eu-dertig jaren werk
zaam zijn. De Koninklijke Academie van weten
schappen verliest in hem haren zoo hoog geschatten
voorzitter. Het Theologisch tijdschrift, waaraas bij
ruim vyf-en-twintig jaren zijne beste krachten wijdde,
mist voor goed den bekwaamste zyner redacteurs.
Het is bier noch de plaats, noch de tijd om in
eene uitvoerige beschouwing van Kuenens loven ou
werken te treden. Genoeg zij het ons ditmaal te her
inneren aan de hulde, door Simon Gorter reeds in
'66 met zijne fijn versneden pen hem gebracht. Vau
het Historiscb-critisch onderzoek naar het ontstaan
van de verzameling van de boeken des Ouden Ver-
bonJs" schreef hij //Met eerbied en vertrouwen rust
ons oog op zulk een werkdat is bet hoofdleger,
welks welgeordende, dichtaaneengesloten drommen
in den strijd der richtingen den slag moeten
winnen. Hoe nitimur. Daar ligt onze kracht. Dat
werk bewaart voor moedeloosheid. Het is als een
va9te burg. l)eze breede studiën over Israëli letter
kunde zijn kritisch en analytisch, het werk vau den
ontleedkundige. Met die bescheidenhoid, die hem zoo
beminnelijk maakt, erkent de schrijver zelf, dat de
analyse nog niet meer is dau het voorbereidend werk.
i Doch zooveel is door deze Ouu-Testamentische stu-
diëu voor goed gewonnen, dat het Oude Testament
aan de nieuwere beschouwing behoort. Er was eene
j gestolde massa; zij wordt vloeibaar. De rnuur moest
afgebroken worden, zouden de steeuen voor den nieuwen
boaw kunnen dienen. En welke kostelijke stoenen
weHc eene belöfio in die schoone materialen
Mot weemoed herinneren wij die woorden nog
eens, omdat Kuenen zoo hartelijk had gewenscht van
de tweede, geheel omgewerkte uitgave van dit his
torisch-critisch onderzoek (lste deel 1887; 2de deel
1889) ook het derde de dichterlijke boeken
te zullen voltooien.
Nog een der laatste dagen van zijn leven sprak
hij er over, boe de arbeid reeds vóór de vacautie
door hem gestaakt had moeten worden. Die wensch
van den beminnelijken en zoo algemeen beminden
geleerde is helaas niet vervuld. Toch zullen tijdge
noot en nazant dankbaar zijn en blijven voor hetgeen
hij met zijnen machtigen geest in dienst der we
tenschap heeft gewrocht.
vermoed, dat het onder zulke omstandigheden zou
volgeD.
Myu broeder mist een brief, zeide zijhij beweert,
dat slechts gij dezen van zijn schrijftafel kunt geno
men hebben.
Beweren kan men alles, antwoordde Daniël,
maar zoolang bewijzen ontbreken, mag men
Ik geloof, dat er nog meer redenen zijn, viel
Unica in de redege zult dit ook, vinden, wanneer
ge daarover nadenkt. Mijn broeder kan het je niet
vergeven, dat ge u destijds aan de zijde van mijn
moeder geschaard hebt. Wat toen destijds hier is
voorgevallen, weet ik niet, maar ik meen te mogen
aannemen, dat gij voor mijn broeder een gevaarlijke
tegenstander waart.
De oude man kon de gegrondheid van dit vermoe-
deu niet wegcijferen maai dit rechtvaardigde toch
een zoo schandelijk ontslag niet.
Hoe had ik het kunnen voorkomen, dat ik
den haat van den jongen heer op mij laadde zeide
hij. Ik moest doen wat mij bevolen werd, en iemand
kan toch maar dén meester dienen. Wanneer ik de
ontvangen bevelen niet ten uitvoer bracht, dan werd
ik ontslagen, en ik mocht er niet lang over deuken,
of deze bevelen den jongenheer onaangenaam zouden
zijn. En nis hij mij daarom haatte, dau stond het
hem immers vrij, mij aanstonds na zijn terugkeer
mijn ontslag te geven. Daarin had niemand iets I
onteorends gevonden, en ik zou mij zonder morren
in het onvermijdelijke hebben goschikt.
De twee firmanten van een handelshuis to Amsterdam,
twee broers, zaten op den 5n Deo. in hun particulier
kantoor bij elkaar.
De een is bezig de correspondentie te beantwoorden,
terwyl de ander St-Nicolaas-pakjes maakt. Hij scheen
hiervan nogal voel werk te ^iaken, ten minste elk
pakje ging vergezeld van een vier of achtregelig versje.
Nauwelijks was weor een niouw versje klaar, of de
broer moest het ook lezen. Juist heeft deze een brief
aan een firma te Kopenhagen onder teekend, waarin
wordt aangedrongen op spoedige afzending van reeds
vroeger aangevraagde, maar nog niet ontvangen goe
deren, toen het volgende versje aan zijn goedkeuring
werd onderworpen.
//Suikergoed en marsepein,
'k Geloof, dat moet u welkom zyn.
Sint heeft u ook goed bedacht
En u dit pakje meegebracht."
z/Vin-je het zoo goed vraagt de dichter.
z/Ja zeker," antwoordt de ander, /fheel goed!"
«Och zeg, laat er even het adres op schrijven bet
is voor Annie."
De aangesprokene neemt twee enveloppen, een, met
het hoofd der firma erop, voor zijn brief baar Kopen
hagen, en de andere, zonder hoofd, voor het St-Nicolaas-
versje. Bij vergissing doet hij do brieven in de ver-
koerde couverts, zoodat, natnurlijk, van het St-Nico-
laas-pakje de aardigheid af is, omdat Anuie nu dadelijk
kon zien vau wien het kwam, al kon zij ook overigens
van den brief, dio in het Dnitsch- was geschreven,
niet veel lozen.
Wat de koponhaagsche firma met het hollandsche
'gedicht heeft uitgevoerd, zijn wij nog niet te weten
kunnen komen. (Echo.)
Do heer J. H. Róssing deelt in het Hieuw» v. d.
dag hot volgende mede
Naar aanleiding van een zinspeling in het laatste
feuilleton op den klap, door Multatuli den man toe
bedeeld, die in het Grand ThéAtre v. Lier eene ac
trice bespotte, wier kind naast hem zat, schrijft eon
ooggetuige, da; (lit niet eene actrice, maar eene zan
geres gold, en niet in het Grand-Thdatre geschiedde
maar in het Salon van Duport.
Het moet schrijft de vriendelijke ooggetuige en
opmerker in den wiuter van 1864 geweest zijn,
dat bij Duport eeno operette- of liever een gezelschap
voor opera-coraique spoelde, dat zeer verdienstelyk
was. Het voerde met zeer veel succes o. a. //Czar
utid Zimmerman»»" en ffDer Waffcnschraied" op. De
baryton, die het bekende lied vau den Czaar zong,
was uitstekend eu alleen om hem kwamen in het
kleine zaaltje vele heeren en dames, de laatste vooral
want de baryton was bovendien een knappe kerel
die de dames n. 1. men er anders nooit
zag. Vports muntte uit de Heer Sauvlet en zijne
vrouw, eeno zangeres, hoewel ver van mooi, van vrij
wat verdienste eu vooral een uitstekende actrice.
Zij vervulde ook in den regel hoofdrollen. Avond
aan avond zaten wij, jongelui de //Roderijkers"
van dien tyd bij Duport en amuseoerden ons
kostelijk voor onze zestig cents (eerste rang.)
Multatuli was, aldaar ook een voste verschijuing,
en op een goeien avond zat hij op do eerste bank,
met bet zoontje van Mevrouw Sauvlet naast zich.
Achter hem namen plaats twee heeren metjuweelen
ringen en mooie dassende heeren welbekende
personen. Deze veroorloofden zich allerlei hatelijk
heden over het uiterlijk en het spel van Mevrouw
Unica kniktehaar blik rustte vol hartelijke deel'
noming op den ouden bediende.
Daarin* geef ik je gelijk, antwoordde zij. maar
het is nu eenmaal geschied, en ge kent de stijfhoof
digheid van mijn broeder wanneer hij eenmaal oen
besluit heeft genomen, dan blijft hij daarbij.
En ik ben te trotsch, om te verzoeken, waar
ik recht heb te eischen zeide Daniël. Ik ben voor
de familie Von Hohenhausen een trouw dienaar ge
weest, en wanneer ik nu op de straat word gewor
pen, dan strekt dit mijnheer niet tot eer.
Wanneer de zalige beer nog loefde, zou ik dit slot
zeker niet verlaten, zonder dat mijne toekomst was
verzorgd.
Met die zorg belast ik mij.
Ik mag ditnjht verlangen, freule!
Was je dan uiet ook voor mij een trouw die
naar antwoordde Unica bedaard. En heb ik je niet
reeds vroeger beloofd, goed te maken, wat mijn
vader verzuimd heeft? Wees dus onbezorgd; ondank
zal je loon niet zijn. Ik zal er met mijn aanstaande
over spreken. Mijnheer Von Buchenau waardeert
je ook.
Baron Von Buchenau ie een man van eer, zeide
Daniël.
Wordt vervolgd
Sauvlet. Het zoontje zeide toen tot Multatuli
/Hoort u daar wat ze van mijn moeder zeggen
Multatuli keerde zich om en merkte op, dat zij voor
hun zestig cents oneindig meer kregen dan waarop
zij recht hadden en zelf waard waren, dat zij mis
schien niet eens fatsoen lyk over een tooneel zouden
kunnen loopen en dat zij in ieder geval het recht
niet hadden om door banale opmerkingen zijn genot
te bedorveD. De heeren lachten hem uit, eu toeu
zij inet hun praatjes doorgiugen, stond Multatuli op
en sloeg zijne parapluie op de hersens der fijne
heeren kapot. Dit gaf natuurlijk een standje. De
politie kwam eu zij wilde Multatuli er uit zetten,
maar het zoontje had den orkest-directeur van het
gebeurde iu kennis gesteld en nu werden de hee
ren verzocht heen te gaan. Deze hoeren hadden
echter vele aanhangers eu dreigden in grooten
getale te komen, als Multatuli weer in het Salon
van Duport verscheen. Een samenzwering tegen
hem werd op de beurs op touw gezet, maar de
beambten van de Rijks-telograaf hadden dit op het
buurtkantoor gehoord, en avond aan avond was er
nu een lijfwacht van oen 25 flinke jongens present,
gewapend met stevige six-pencos, die, in twee clubs
verdeeld, in de zaal plaats nameu om de hoereu
samenzweerders af te ranselen en met hun sterke
longen Mevrouw Sauvlet toe te juichen.
De heeren met de mooie dassen verschenen wel,
Mnltatuli ook, maar men durfde niet tot groot
leedwezen der gewapende telegrafisten.
Multatuli schreef den heeren heleedigers van
Mevrouw Sauvletdat hy tot hunne beschikking
was en elke satisfactie wilde geveD, die zij verlang
den, de keuze der wapens aan hen overlatende. De
moedige belecdigers liepen naar den commissaris vau
politie, proces verbaal werd opgeroankt en de schrijver
van Max Ha velaar werd veroordeeld tot een maand cel.
Multatuli maakte een reisjo door Duitschland,
vanwaar een liberaal Minister hem naar Den Haag
riep en de desbetreffende onderhandelingen plaats
vonden, die echter later weer afsprongen.
«De straf is echter nooit toegepastmen liet Mul
tatuli vrij loopen, en dezo was verstandig genoeg zich
niet aan te melden.
De St.-Ct. van 9 «lezer bevat een verslag van tien
consul-generaal te Buenos-Ay res over de Nederland-
sche landverhuizers iu Argentinië.
De consul bevestigt, wat reeds van verschillende
zijdon is aangevoerd, dat de loonen wel zeer gedaald
zijn, maar dat er toch brood te verdienen i9 voor
flinke werklieden. Du prijzen der levensmiddelen zyn
er thans ook zeer laag.
De consul zegt dat de landvorhuizors niet op val-
sche voorspiegel ngen gelokt zijn; de grooto stroom
landverhuizers kwam vanzelf.
In 1889 en '90 zijn 4007 Nederlandsche landver
huizers in Argentinië aangekomen en 395 zijn terug
gekeerd.
De heer I). Bauduin, die in Maart en April Mon
tevideo en Buenos-Ayros bezocht, deelt in de N. R. Ct.
uit zijn dagboek eenige uittreksels mede. In dat
dagboek wordt een treurig tafereel opgehangen van
die landverhuizers, van welke velen zich onbekwuam
en lui toonden en tevens veelcischeud. Aan het
Nederlandsch consulaat stond het nooit stil met be
zoeken en verzoeken van allerlei aard, van ongeluk
kiger» die zonder middelen, zonder eon handwerk te
kennen, maar met groote gezinnen derwaarts waren
gekomen en daarom als onbruikbaar waren wegge
jaagd en dan bij den consul om hulp komen vragen.
De heer Bauduin toont aan, dat de consul-generaal
zooveel mogelijk do lieden helpt eu een vereeniging
heeft gesticht onder de Hollanders in Buenos-Ayres
die, hoewel niet rijk, 5 a 10 dollards 's raaands bij
dragen, „wat in Hollandsche ooren toch nogal hoog
zal klinken." Er is ee»\ vast fonds noodig, waarvoor
men ook in Nederland moge bijdragen
Ook wordt in het, stuk nog een schrijven geciteerd
van een Nederlandor J. J. van IJschdijk, die den con
sul-generaal dank zegt voor de hulp die hij en zijn
„landgenoten steeds van hem mochten ondervinden"
en die inlichtingen geeft over do streek waar hij is
gevestigd.
In de Woensdag te Arasterdam gehouden Verga
dering van het Aardrijkskundig Genootschap hield
de heer G P. H. Zimmerman, kapitein der infante
rie, een rede over het nieuwe gebied aan (lo Marowijne,
dat bij arbitraire beschikking aan Nederland is toe
gekend.
Na in herinnering gebracht te hebben, dat door
de uitspraak Van den keizer van Rusland in het
geschil betreffende de grensregeling tussehen Nedor-
landsch en Franse li-Guyana het Nederlandsche ge
bied in Zuid-Araerika is vergroot, mot 676,000
hectaren vruchtbaren grond, deluvialen grond, rijk
aan veel kostbare houtsoorten, aan goud en andere
metalen, gaf spreker een uitvoerige beschrijving van
deu loop dor Marowijne-rivier, die nu van haar
bron af de gren9 is tussohen Cayenne en Suriname.
Van Paramaribo uit, vervolgde spreker, is het
Lawu- gebied eerst in 12 14 dagen reizens te berei
ken. Het is reeds gebleken dat die bodem rijk is
aan goud en andere delfstoffen. Wat met dit grond
gebied aan te vangen P vroeg spreker. Het braak
laten liggen en bet bestuur en ile ontginning over
laten aan de vreemde gelukzoekers, die, door goud
dorst gedreven, binnenkort daarheen zullen stroomen?
Om dat gebied onder ons gezag en toezicht te
stellen, is allereerst noodig, «lat het meer toeganke
lijk worde, gtmakkelyk te bereiken zij. Daartoe is
de stoomtram het beste middel. De richting daar
van moot zyn van Paramaribo langs den linker oever
der Suriname nanr den overkant van post Gelder
land en van daar in nagenoeg rechte lijn in zuid
oostelijke richting naar het ontmoetingspunt vqn de
Lawh met de Tapauahon'. Die weg is 18§»kilome
ter lang.
Verder acht spreker het noodig, dat aan het ge
bied eon eigen bestuur worde gegeven, gesteund door
militaire macht. Aan het hoofd zou een districts
commissaris kunnen worden geplaatst.
Daarna kwam 9prekor op de slotbepaling van de
8cheidsreobtelijke uitspraak, krachtens welke do «bona
fide" verkregen rechten van fransche onderdanen ge
regeld worden en zeide dat wanneer die bepaling in
ruimen zin werd toegepast, daarvan velerlei moeilijk
heden konden verwacht worden.
De boste wijze om te zorgen, dat de verordenin
gen op het ontginnen van delfstoffen in het Lawa-
gebied worden nagekomen, is een goede en snelle
verbinding met de hoofdstad.
De fransche Regeering had onmiddellijk na de
arbitraire uitspraak het gebied door haar ambtena
ren en militairen doen ontruimen, met vertrouwen dë
bescherming aan de nieuwe bezitters overlatende.
Wij behooren nu te toonen dat wij ook daar onze
•oplichten willen ou ook zullen weten te vervullen.
Onze waardigheid, onze eer en ons belang zijn daar
bij in hooge mate betrokken.
Gisterenavond voerde het Rotterdamsch gez^schap
der lib. Le Gras Haspels, Walter Soltaü, too-
neelspel in 4 bedr. van Hans Olden, ten tooneele.
Niettegenstaande eene bloemlezing van Duitsche
tooneel-verslagen, waarin zeer gunstig over dit stuk
gesproken wordt, bij Om Genoegen's leden was rond
gezonden, was de belangstelling geriug en do op
komst niet groot.
Zij, die thuis bloten, hebbë# veel gemist in zoo
verre er gisterenavond eeuige prachtige staaltjes van
tooueel-speelkunst te genieten violen, die geen da
gelij ksche kost zijn en die b. v. in het zoozeer toe
gejuichte ,7 Onze Eon Juan's1' geheel werden gemist.
Wat het stuk zelf betreft, dat „tooueelstuk" ge
titeld werd, maar (zooals ons terecht na de voor
stelling door iemand werd opgemerkt) veeleer //drama"
mocht hoeten, kuunon wij ons volstrekt niet veree
nigen met de overdreven loftuitingen in het Berliner
Tageblatt e. a. daaraan toegezwaaid. De bouw van
het stuk laat veel te wenschen over en hier en daar
komen tooneelen voor, die langdradig en vrij ver
velend zijn. Meer dan eens werden er gesprekken
gehouden, o. a. die lange samenspraak tussehen
Walter en Herman Soltau, waarin de toeschouwers
elkander met verbazing aankeken en schenen te
vragen: wWaar hebbon zij 't nu eigenlijk over?"
De dialoog is dan ook de zwakke zijde van dit
stuk. De verschijning van Amalia Eldenbach was
vrij curieus. Zij scheen alleen voor het voetlicht te
komen om 0119 te vertellen wat er eigenlijk gebeurd
was tussehen het 2e en 3e bedrijf. Toen zij zich
va»» die taak gekweten had vertrok zij weer en wij
zagen haar niet terug.
De schrijver had de handigheid er voor te zorgen
dat het einde van ieder bedrijf vol effect was en
flink pakte, zoodat men enkele vervelende passages,
die vooraf gegaan waren, hem niet te zeor ouvel «luidde.
Het tooneel, waarin de rechter Francius Walter
Soltau onder handen neemt, was zeer boeiend; dat
waarin Eichenberg laatstgenoemden het misdadige
voorstel deed om samen ten koste van eenige men-
schenlevens //een millioentje" te verdienen, maakte
ook diepen indruk op de toeschouwers en zoo waren
er nog enkele, die uitstekend voldeden en op zich
zelf reeds een bezoek aan «le voorstelling recht- j
vaardigden.
Wat de vertolking der rollen betreft, is. er veel
stof tot roemen. Do gebroedors Haspels, beiden uit
stekend gegrimeord, handhaafden op schitterende
wijze hun naam van talentvolle artisten. In het 3e
bedrijf vooral was D. Haspels uitstekend. Ook do
heer Tartaud vertolkte de titelrol zeer verdienstelyk
en moest moor dan eens den welverdienden bijval der
toeschouwers iu ontvangst nemen. De heer Henri
de Vries kon on9 als Herman Soltau ditmaal minder
behagen. Als hij een gewoon braaf man moet voor
stellen meestal zijn hem viveurs-rollen toebe
deeld schynt hy dit door zekere stijfheid en on
natuurlijkheid te willen doen uitkomen. Hy had
gisteren iets saais over zich en zelfs by de eerste
ontmoeting met Walter, die hij in zoovele jaren niet
gezion had en van wien hij zooveol hield, was hg
niets hartelijk, maar even plechtig als te voren.
De dames van Kerckhoven en Klein haddeu geen
rollen, waarin hun talenten bijzojider gelegenheid
hadden uit te komen.
Het nastukje Vóór het Diner, geschreven door
een Rotterdamsche dame, was een aardig blyspel,
waarin Mevr. Van EysdouViuk op geestige wijze
een jonge echtgenoote doed zien, die een diner
moet geven, niet voor haar pleizier maar als //af
doener" en nu daarvan een last en drukte heeft, die
kluchtig was om aan te zien.
Het stukje viel blijkbaar zeer iu den smaak van
hot publiek.
Do handelsverdragen zijn in den Duitscheu Rijks
dag onmiddellijk aan de orde gesteld. Gisteren
begon reeds de discussie.
De beraadslaging werd door den Rijkskanselier
Von Caprivi met eene groote redevoering geopend.
Hij verwees in hoofdzaak naar de bij de tractaten
overgelegde memorie van toelichting. Hij tponde
(le moeilijkheid aan om in de vereischte volksvoe
dingsmiddelen te voorzien, welke nog vergroot wordt
door het iu Rusland en Amerika gevolgde afsluitings
stolsel. Onderhandelingen met Rusland aan te knoo-
pen ware doelloos, dewijl daar een steeds dreigen
der wordende hongersnood bestaat. Met de Ver-
eenigde Staten zijn wij gelukkig, zooals de medege
deelde stukken bewijzen, tot overeenstemming ge
raakt. Een graanrecht van vijf mark kon niet in
stand gehouden worden, het was oen paardenmiddel,
dat Duitschland op den duur niet verdragen kon. Ver
laging van het recht was reeds noodzakelijk alleen
wegens do mogelijkheid van oon algomeenen oorlog,
dewijl wij ons anders nooit in voldoende mate had
den kunnen proviandeeren. Bovendien vordert de
verlaging gec.i aanzioiilijk offer van don Duitschen
landbouw. f
Aan het slot zijner rede, die anderhalf uur duurde,
zeide de rijkskanselier'dat do tractaten een onver
brekelijk geheel vormen, dat aangenomen behoort te
worden uit vaderlandsliefde, en mot het doel Duitsch
land een grooter afzetgebied voor zijne nijverheid
in Europa te verschaffen.^ Dit is noodig voor de
oeconomische, toekomst van Duitschland, ook met het
oog op de ontwikkeling van Amerika, Australië,
China enz.
De rede werd aan de linkerzijde en in het Cen
trum toegejuicht. Ondanks den aangekondigden
tegenstand der conservatieven, wordt de aanneming
der tractaten in de parlementaire kringen als zeker
beschouwd.
Het volgende moge dienen om eeu kijkje te geven
op het oordeel der Franschon over do tractaten
„Eoo slag van Sedan op handelsterrein bedreigt
Frankrijk."
Dus kenschetst de Temps de ontstemming door do
handelsverdragen iu Frankrijk teweeggebracht. Frank
rijk is grootendeel afhankolyk van zijn uitvoer. Wel
zal hot volgens het tractaat van Frankfort de gunstige
voorwaarden genieten, die door Duitschland aan
Zwitserland, België, Engeland e. n. worden verleend,
maar van de voordeelen die andore landen, vooral
Italië en Spanje, verkrijgen, wordt het uitgesloten.
Do protectionisten mogen er tiotsch op zijn, zegt
het blad, don ijzeren ring te bebben gesmeed, die
hun land langzamerhand zal worgen. Daar het
nieuwe minimum-tarief belangrijk hooger is dan het
thans bestaande, is er weinig kans dat andere binden
aan Frankrijk voorrechten zullen willen geven.
De Lïbertc merkt op, dat het gevaar van een
economischen bond tegen Frankrijk reeds lang dreigde
en het gevolg is van do weigering der regeeriug om
handelsverdragen te sluiten. Het kwaad, «lus ver
oorzaakt, kan alleen uu veel tijd en met veel kosten
worden goedgemaakt. Duitschland heeft behendig
«le leiding genomen in een vrijzinnige handelspolitiek.
Landen die hel voordeeliger zullen vinden, zich bij
den midden-Europeeschen Bond aan to sluiten, zullen
het Fransche minimum-tarief verwerpen. Door de
scherpzinnige redactie der nieuwe tractateu wordt de
uitwerking van hot verdrag van Frankfort zoo goed
als nul.
Te Berlijn is men tevreden en het is zeer waar
schijnlijk, dat de Rijksdag «le verdragen zonder be
langrijk debat zal aannemen. De conservatieven,
nationaal-liberalen en clericalen beschouwen ze al9
eou noodzakelijk kwaad, als concessies die zij hadden
te doen om te voorkomen, dat Duitschland op han
delsgebied werd afgezonderd. De vrijzinnigen daar
entegen juichen om den belangrijken stap in de
richting van het vrijhandelsstelsel, door de regeering
gedaan. «Twee bressen zijn geschoten." zogt de