Bultenlan«lsch Overzicht. TOONEEL. de tafel rol gehuurd kristal. Hij moet den wijn laten vloeien en zijn oordon-bleu moet de beste re cepten hebben de chez Véfour Staten-Generaai. Tweede Kamer. Sitting ran Woensdag 10 December 1891. De zitting begon met eene rede van den minis ter van binnenlandsche zaken. De voornaamste aan geroerde zaken betreffen de noodlijdendo gemeenten en de wik- en weegloonon. (De onderwijsquaestiën worden bij de respectieve artikelen behandeld). Wat de eerste betreft, de minister erkende dat verbete ring in den financieelen toestand dringend noodzakelyk is. Daarom zal hij tijdelijke voorzieniugen voorstelleu, die hij hoopt dat nog dit jaar zullen tot stand komen, terwijl ook de geheele herziening der gemeentewet op dit punt niet al te lang zal worden verschoven. Wat de wik- en weegloonen betreft, achtto de minister de zaak wettig beslist bij het laatste, door den minister Lohman gecontrasigneerde kon. besluit en wenschte hij de uitkomsten van het jaar 1892 af te wachten om een vast oordeel te vellen. Dj,t voor nemen was niet naar den zin der afgevaardigden uit de bezwaarde streek, zoodat de discussie een grooten omvang dreigde aan te nemen. De heeren Rutgers en Zijp stelden een motie voor, waarbij de heffing onaannemelijk wordt verklaard en de regeering wordt uitgenoodigd onverwijld een onderzoek in te stellen of tij niet is in strijd met de gemeentewet. De voorz. wist echter de behendeling dezer motie te doen ver schuiven tot een nader te bepalen dag. Behartigenswaardig waren de opmerkingen van den heer Roëll over het stelsel van subsidiën bij begro tingsposten, dat op steeds ruimer schaal wordt in- voerd. Vooral op 't gebied van het ouderwijs is het Ministerie van Binnenlandsche Zaken tegenwoordig in dezen in de weer. Niemand ontkent meer het nut van subsidiën voor landbouw-, zeevaartkundig-, ambachts-onderwijs, maar ©enerzijds wordt aan 't uitvoerend gezag licht te veel speling gelaten, ander deels mag men voor onbeperkte opdrijving van uit gaven beducht zijn, als eenvoudig bij begrotings post tot vaak ingrijpende hervormingen wordt be sloten. Het stelsel, de begrooting uitsluitend te grnden op wetten, vóór welker uitvoering geldea worden toegestaan, is ongetwijfeld het be9te, al zijn er gevallen, die afwijking daarvan geoorloofd, ja raadzaam maken. Bij de afdeeling armwezen kwam het geheele stel sel onzer armenwetgeving ter sprake, almedo een discussie, die voor 't oogenblik practisch gevolg miste, maar naar 's Ministers oordeol haar nut zou kunnen afwerpen, als de schoone taak eener herziening onzer armenwet aan de orde komt De minister en de heer Hintzen toonden zich meer ingenomen met het beginsel der Armenwet dan de heeren Hartogh en Dobbeliuan. Men vorderde tot art. 83bis, waar men bleef ste ken in een debat over de overbrenging van sommige posten, die op den landbouw betrekking hebben, vau de begrooting van Waterstaat naar die van Binnenl. Zaken. In de N. Rott. Ct. leest men aangaande het over lijden van Prof. Kuenen het volgende Als eene treurmare zal het zoowel in ons gansche vaderland als aan zoo menige universiteit in het en logde het ter zijdetoen nam hij een tweede en derde, on nadat hij een schuwen blik achter zich geworpen had, stak hij de pakketten in de zakken van zijn jas. Alle overige papieren wierp hij weder in de kasten, die hij zorgvuldig slootdaarna verliet hij de kamer en ging naar zijn slaapvertrek. XXVIII. De oude kamerdienaar had zijn plunje bijeengepakt en aan een kruier ter hand gesteld, die ze naar de stad zou brengen. Een bescheiden woning had Daniël reeds voor eenige dagen gehuurd en betrokken hij was nu nog eens naar Hohenhausen gekomen, om zijo goed te halenen voor altijd afscheid te nemen. Het afscheid moest den ouden man, die hier zoo vele jaren geleefd had, pijn doen, daar aan alius voor hem oon ofschoon niet altijd aangename herin nering verbonden was. Wanneer zijn ontslag slechts op een gegronde oor zaak had berust, dan zou hij er zich eer in geschikt hebben maar geen verwijt kon hem treffoB, en er bestond niet do minste aanleiding, hem met schande weg te jagen. Dat zeide hij ook tegen gravin Unica, voor wie hij nu stond, om van haar afscheid te nemen. Unica gaf haar leedwezen te kennen zij had het ontslag van Daniël voorzien maar toch niet buitenland worden vernomeD, dat de Leidsohe hoog leeraar dr. Abraham Kuenen gisteren onverwacht is overleden. Wel wa9 hij sedert weken lijdend en maakte meu zich niet zonder reden bezorgd, maar in het laatst der voorgaande week hadden zich en kele gunstige verschijnseleu in het verloop der ziekte voorgedaan. Maandag 1.1. was hij nog zeer opgewekt, toen een der onzen hem bezocht eD hem aan zijne schrijftafel vond, met smaak zijne pijp rookend. Toch sprak hy mot een zachten, vrieadelijken glimlach ff'tis meer schijn dan wezen; ik gevoel mij werke- lyk zoo zwak." Woensdagavond was hij zeer monter en gevoelde zich den volgendon morgen door een rustigen nacht verkwikt. Maar niet lang daarna kreeg by op eens hevige pijn in den rug en den buik eene zware koorts volgde; de beide laatste uren lag hij buiten kennis. Ruim half een is hy zacht ontslapen. Ave pia anima. D«m 16den September 1828 te Haarlem geboren, bereikte hy den leeftijd van ruim 63 jaren. Iu hem is aan Leidens universiteit een barer rijkstbegaafde leeraren ontvallen. Den l2don Maart 1853 aanvaardde hij het buitengewoon hoogleeraars- schap en mocht dus ruim ncht-eu-dertig jaren werk zaam zijn. De Koninklijke Academie van weten schappen verliest in hem haren zoo hoog geschatten voorzitter. Het Theologisch tijdschrift, waaraas bij ruim vyf-en-twintig jaren zijne beste krachten wijdde, mist voor goed den bekwaamste zyner redacteurs. Het is bier noch de plaats, noch de tijd om in eene uitvoerige beschouwing van Kuenens loven ou werken te treden. Genoeg zij het ons ditmaal te her inneren aan de hulde, door Simon Gorter reeds in '66 met zijne fijn versneden pen hem gebracht. Vau het Historiscb-critisch onderzoek naar het ontstaan van de verzameling van de boeken des Ouden Ver- bonJs" schreef hij //Met eerbied en vertrouwen rust ons oog op zulk een werkdat is bet hoofdleger, welks welgeordende, dichtaaneengesloten drommen in den strijd der richtingen den slag moeten winnen. Hoe nitimur. Daar ligt onze kracht. Dat werk bewaart voor moedeloosheid. Het is als een va9te burg. l)eze breede studiën over Israëli letter kunde zijn kritisch en analytisch, het werk vau den ontleedkundige. Met die bescheidenhoid, die hem zoo beminnelijk maakt, erkent de schrijver zelf, dat de analyse nog niet meer is dau het voorbereidend werk. i Doch zooveel is door deze Ouu-Testamentische stu- diëu voor goed gewonnen, dat het Oude Testament aan de nieuwere beschouwing behoort. Er was eene j gestolde massa; zij wordt vloeibaar. De rnuur moest afgebroken worden, zouden de steeuen voor den nieuwen boaw kunnen dienen. En welke kostelijke stoenen weHc eene belöfio in die schoone materialen Mot weemoed herinneren wij die woorden nog eens, omdat Kuenen zoo hartelijk had gewenscht van de tweede, geheel omgewerkte uitgave van dit his torisch-critisch onderzoek (lste deel 1887; 2de deel 1889) ook het derde de dichterlijke boeken te zullen voltooien. Nog een der laatste dagen van zijn leven sprak hij er over, boe de arbeid reeds vóór de vacautie door hem gestaakt had moeten worden. Die wensch van den beminnelijken en zoo algemeen beminden geleerde is helaas niet vervuld. Toch zullen tijdge noot en nazant dankbaar zijn en blijven voor hetgeen hij met zijnen machtigen geest in dienst der we tenschap heeft gewrocht. vermoed, dat het onder zulke omstandigheden zou volgeD. Myu broeder mist een brief, zeide zijhij beweert, dat slechts gij dezen van zijn schrijftafel kunt geno men hebben. Beweren kan men alles, antwoordde Daniël, maar zoolang bewijzen ontbreken, mag men Ik geloof, dat er nog meer redenen zijn, viel Unica in de redege zult dit ook, vinden, wanneer ge daarover nadenkt. Mijn broeder kan het je niet vergeven, dat ge u destijds aan de zijde van mijn moeder geschaard hebt. Wat toen destijds hier is voorgevallen, weet ik niet, maar ik meen te mogen aannemen, dat gij voor mijn broeder een gevaarlijke tegenstander waart. De oude man kon de gegrondheid van dit vermoe- deu niet wegcijferen maai dit rechtvaardigde toch een zoo schandelijk ontslag niet. Hoe had ik het kunnen voorkomen, dat ik den haat van den jongen heer op mij laadde zeide hij. Ik moest doen wat mij bevolen werd, en iemand kan toch maar dén meester dienen. Wanneer ik de ontvangen bevelen niet ten uitvoer bracht, dan werd ik ontslagen, en ik mocht er niet lang over deuken, of deze bevelen den jongenheer onaangenaam zouden zijn. En nis hij mij daarom haatte, dau stond het hem immers vrij, mij aanstonds na zijn terugkeer mijn ontslag te geven. Daarin had niemand iets I onteorends gevonden, en ik zou mij zonder morren in het onvermijdelijke hebben goschikt. De twee firmanten van een handelshuis to Amsterdam, twee broers, zaten op den 5n Deo. in hun particulier kantoor bij elkaar. De een is bezig de correspondentie te beantwoorden, terwyl de ander St-Nicolaas-pakjes maakt. Hij scheen hiervan nogal voel werk te ^iaken, ten minste elk pakje ging vergezeld van een vier of achtregelig versje. Nauwelijks was weor een niouw versje klaar, of de broer moest het ook lezen. Juist heeft deze een brief aan een firma te Kopenhagen onder teekend, waarin wordt aangedrongen op spoedige afzending van reeds vroeger aangevraagde, maar nog niet ontvangen goe deren, toen het volgende versje aan zijn goedkeuring werd onderworpen. //Suikergoed en marsepein, 'k Geloof, dat moet u welkom zyn. Sint heeft u ook goed bedacht En u dit pakje meegebracht." z/Vin-je het zoo goed vraagt de dichter. z/Ja zeker," antwoordt de ander, /fheel goed!" «Och zeg, laat er even het adres op schrijven bet is voor Annie." De aangesprokene neemt twee enveloppen, een, met het hoofd der firma erop, voor zijn brief baar Kopen hagen, en de andere, zonder hoofd, voor het St-Nicolaas- versje. Bij vergissing doet hij do brieven in de ver- koerde couverts, zoodat, natnurlijk, van het St-Nico- laas-pakje de aardigheid af is, omdat Anuie nu dadelijk kon zien vau wien het kwam, al kon zij ook overigens van den brief, dio in het Dnitsch- was geschreven, niet veel lozen. Wat de koponhaagsche firma met het hollandsche 'gedicht heeft uitgevoerd, zijn wij nog niet te weten kunnen komen. (Echo.) Do heer J. H. Róssing deelt in het Hieuw» v. d. dag hot volgende mede Naar aanleiding van een zinspeling in het laatste feuilleton op den klap, door Multatuli den man toe bedeeld, die in het Grand ThéAtre v. Lier eene ac trice bespotte, wier kind naast hem zat, schrijft eon ooggetuige, da; (lit niet eene actrice, maar eene zan geres gold, en niet in het Grand-Thdatre geschiedde maar in het Salon van Duport. Het moet schrijft de vriendelijke ooggetuige en opmerker in den wiuter van 1864 geweest zijn, dat bij Duport eeno operette- of liever een gezelschap voor opera-coraique spoelde, dat zeer verdienstelyk was. Het voerde met zeer veel succes o. a. //Czar utid Zimmerman»»" en ffDer Waffcnschraied" op. De baryton, die het bekende lied vau den Czaar zong, was uitstekend eu alleen om hem kwamen in het kleine zaaltje vele heeren en dames, de laatste vooral want de baryton was bovendien een knappe kerel die de dames n. 1. men er anders nooit zag. Vports muntte uit de Heer Sauvlet en zijne vrouw, eeno zangeres, hoewel ver van mooi, van vrij wat verdienste eu vooral een uitstekende actrice. Zij vervulde ook in den regel hoofdrollen. Avond aan avond zaten wij, jongelui de //Roderijkers" van dien tyd bij Duport en amuseoerden ons kostelijk voor onze zestig cents (eerste rang.) Multatuli was, aldaar ook een voste verschijuing, en op een goeien avond zat hij op do eerste bank, met bet zoontje van Mevrouw Sauvlet naast zich. Achter hem namen plaats twee heeren metjuweelen ringen en mooie dassende heeren welbekende personen. Deze veroorloofden zich allerlei hatelijk heden over het uiterlijk en het spel van Mevrouw Unica kniktehaar blik rustte vol hartelijke deel' noming op den ouden bediende. Daarin* geef ik je gelijk, antwoordde zij. maar het is nu eenmaal geschied, en ge kent de stijfhoof digheid van mijn broeder wanneer hij eenmaal oen besluit heeft genomen, dan blijft hij daarbij. En ik ben te trotsch, om te verzoeken, waar ik recht heb te eischen zeide Daniël. Ik ben voor de familie Von Hohenhausen een trouw dienaar ge weest, en wanneer ik nu op de straat word gewor pen, dan strekt dit mijnheer niet tot eer. Wanneer de zalige beer nog loefde, zou ik dit slot zeker niet verlaten, zonder dat mijne toekomst was verzorgd. Met die zorg belast ik mij. Ik mag ditnjht verlangen, freule! Was je dan uiet ook voor mij een trouw die naar antwoordde Unica bedaard. En heb ik je niet reeds vroeger beloofd, goed te maken, wat mijn vader verzuimd heeft? Wees dus onbezorgd; ondank zal je loon niet zijn. Ik zal er met mijn aanstaande over spreken. Mijnheer Von Buchenau waardeert je ook. Baron Von Buchenau ie een man van eer, zeide Daniël. Wordt vervolgd Sauvlet. Het zoontje zeide toen tot Multatuli /Hoort u daar wat ze van mijn moeder zeggen Multatuli keerde zich om en merkte op, dat zij voor hun zestig cents oneindig meer kregen dan waarop zij recht hadden en zelf waard waren, dat zij mis schien niet eens fatsoen lyk over een tooneel zouden kunnen loopen en dat zij in ieder geval het recht niet hadden om door banale opmerkingen zijn genot te bedorveD. De heeren lachten hem uit, eu toeu zij inet hun praatjes doorgiugen, stond Multatuli op en sloeg zijne parapluie op de hersens der fijne heeren kapot. Dit gaf natuurlijk een standje. De politie kwam eu zij wilde Multatuli er uit zetten, maar het zoontje had den orkest-directeur van het gebeurde iu kennis gesteld en nu werden de hee ren verzocht heen te gaan. Deze hoeren hadden echter vele aanhangers eu dreigden in grooten getale te komen, als Multatuli weer in het Salon van Duport verscheen. Een samenzwering tegen hem werd op de beurs op touw gezet, maar de beambten van de Rijks-telograaf hadden dit op het buurtkantoor gehoord, en avond aan avond was er nu een lijfwacht van oen 25 flinke jongens present, gewapend met stevige six-pencos, die, in twee clubs verdeeld, in de zaal plaats nameu om de hoereu samenzweerders af te ranselen en met hun sterke longen Mevrouw Sauvlet toe te juichen. De heeren met de mooie dassen verschenen wel, Mnltatuli ook, maar men durfde niet tot groot leedwezen der gewapende telegrafisten. Multatuli schreef den heeren heleedigers van Mevrouw Sauvletdat hy tot hunne beschikking was en elke satisfactie wilde geveD, die zij verlang den, de keuze der wapens aan hen overlatende. De moedige belecdigers liepen naar den commissaris vau politie, proces verbaal werd opgeroankt en de schrijver van Max Ha velaar werd veroordeeld tot een maand cel. Multatuli maakte een reisjo door Duitschland, vanwaar een liberaal Minister hem naar Den Haag riep en de desbetreffende onderhandelingen plaats vonden, die echter later weer afsprongen. «De straf is echter nooit toegepastmen liet Mul tatuli vrij loopen, en dezo was verstandig genoeg zich niet aan te melden. De St.-Ct. van 9 «lezer bevat een verslag van tien consul-generaal te Buenos-Ay res over de Nederland- sche landverhuizers iu Argentinië. De consul bevestigt, wat reeds van verschillende zijdon is aangevoerd, dat de loonen wel zeer gedaald zijn, maar dat er toch brood te verdienen i9 voor flinke werklieden. Du prijzen der levensmiddelen zyn er thans ook zeer laag. De consul zegt dat de landvorhuizors niet op val- sche voorspiegel ngen gelokt zijn; de grooto stroom landverhuizers kwam vanzelf. In 1889 en '90 zijn 4007 Nederlandsche landver huizers in Argentinië aangekomen en 395 zijn terug gekeerd. De heer I). Bauduin, die in Maart en April Mon tevideo en Buenos-Ayros bezocht, deelt in de N. R. Ct. uit zijn dagboek eenige uittreksels mede. In dat dagboek wordt een treurig tafereel opgehangen van die landverhuizers, van welke velen zich onbekwuam en lui toonden en tevens veelcischeud. Aan het Nederlandsch consulaat stond het nooit stil met be zoeken en verzoeken van allerlei aard, van ongeluk kiger» die zonder middelen, zonder eon handwerk te kennen, maar met groote gezinnen derwaarts waren gekomen en daarom als onbruikbaar waren wegge jaagd en dan bij den consul om hulp komen vragen. De heer Bauduin toont aan, dat de consul-generaal zooveel mogelijk do lieden helpt eu een vereeniging heeft gesticht onder de Hollanders in Buenos-Ayres die, hoewel niet rijk, 5 a 10 dollards 's raaands bij dragen, „wat in Hollandsche ooren toch nogal hoog zal klinken." Er is ee»\ vast fonds noodig, waarvoor men ook in Nederland moge bijdragen Ook wordt in het, stuk nog een schrijven geciteerd van een Nederlandor J. J. van IJschdijk, die den con sul-generaal dank zegt voor de hulp die hij en zijn „landgenoten steeds van hem mochten ondervinden" en die inlichtingen geeft over do streek waar hij is gevestigd. In de Woensdag te Arasterdam gehouden Verga dering van het Aardrijkskundig Genootschap hield de heer G P. H. Zimmerman, kapitein der infante rie, een rede over het nieuwe gebied aan (lo Marowijne, dat bij arbitraire beschikking aan Nederland is toe gekend. Na in herinnering gebracht te hebben, dat door de uitspraak Van den keizer van Rusland in het geschil betreffende de grensregeling tussehen Nedor- landsch en Franse li-Guyana het Nederlandsche ge bied in Zuid-Araerika is vergroot, mot 676,000 hectaren vruchtbaren grond, deluvialen grond, rijk aan veel kostbare houtsoorten, aan goud en andere metalen, gaf spreker een uitvoerige beschrijving van deu loop dor Marowijne-rivier, die nu van haar bron af de gren9 is tussohen Cayenne en Suriname. Van Paramaribo uit, vervolgde spreker, is het Lawu- gebied eerst in 12 14 dagen reizens te berei ken. Het is reeds gebleken dat die bodem rijk is aan goud en andere delfstoffen. Wat met dit grond gebied aan te vangen P vroeg spreker. Het braak laten liggen en bet bestuur en ile ontginning over laten aan de vreemde gelukzoekers, die, door goud dorst gedreven, binnenkort daarheen zullen stroomen? Om dat gebied onder ons gezag en toezicht te stellen, is allereerst noodig, «lat het meer toeganke lijk worde, gtmakkelyk te bereiken zij. Daartoe is de stoomtram het beste middel. De richting daar van moot zyn van Paramaribo langs den linker oever der Suriname nanr den overkant van post Gelder land en van daar in nagenoeg rechte lijn in zuid oostelijke richting naar het ontmoetingspunt vqn de Lawh met de Tapauahon'. Die weg is 18§»kilome ter lang. Verder acht spreker het noodig, dat aan het ge bied eon eigen bestuur worde gegeven, gesteund door militaire macht. Aan het hoofd zou een districts commissaris kunnen worden geplaatst. Daarna kwam 9prekor op de slotbepaling van de 8cheidsreobtelijke uitspraak, krachtens welke do «bona fide" verkregen rechten van fransche onderdanen ge regeld worden en zeide dat wanneer die bepaling in ruimen zin werd toegepast, daarvan velerlei moeilijk heden konden verwacht worden. De boste wijze om te zorgen, dat de verordenin gen op het ontginnen van delfstoffen in het Lawa- gebied worden nagekomen, is een goede en snelle verbinding met de hoofdstad. De fransche Regeering had onmiddellijk na de arbitraire uitspraak het gebied door haar ambtena ren en militairen doen ontruimen, met vertrouwen dë bescherming aan de nieuwe bezitters overlatende. Wij behooren nu te toonen dat wij ook daar onze •oplichten willen ou ook zullen weten te vervullen. Onze waardigheid, onze eer en ons belang zijn daar bij in hooge mate betrokken. Gisterenavond voerde het Rotterdamsch gez^schap der lib. Le Gras Haspels, Walter Soltaü, too- neelspel in 4 bedr. van Hans Olden, ten tooneele. Niettegenstaande eene bloemlezing van Duitsche tooneel-verslagen, waarin zeer gunstig over dit stuk gesproken wordt, bij Om Genoegen's leden was rond gezonden, was de belangstelling geriug en do op komst niet groot. Zij, die thuis bloten, hebbë# veel gemist in zoo verre er gisterenavond eeuige prachtige staaltjes van tooueel-speelkunst te genieten violen, die geen da gelij ksche kost zijn en die b. v. in het zoozeer toe gejuichte ,7 Onze Eon Juan's1' geheel werden gemist. Wat het stuk zelf betreft, dat „tooueelstuk" ge titeld werd, maar (zooals ons terecht na de voor stelling door iemand werd opgemerkt) veeleer //drama" mocht hoeten, kuunon wij ons volstrekt niet veree nigen met de overdreven loftuitingen in het Berliner Tageblatt e. a. daaraan toegezwaaid. De bouw van het stuk laat veel te wenschen over en hier en daar komen tooneelen voor, die langdradig en vrij ver velend zijn. Meer dan eens werden er gesprekken gehouden, o. a. die lange samenspraak tussehen Walter en Herman Soltau, waarin de toeschouwers elkander met verbazing aankeken en schenen te vragen: wWaar hebbon zij 't nu eigenlijk over?" De dialoog is dan ook de zwakke zijde van dit stuk. De verschijning van Amalia Eldenbach was vrij curieus. Zij scheen alleen voor het voetlicht te komen om 0119 te vertellen wat er eigenlijk gebeurd was tussehen het 2e en 3e bedrijf. Toen zij zich va»» die taak gekweten had vertrok zij weer en wij zagen haar niet terug. De schrijver had de handigheid er voor te zorgen dat het einde van ieder bedrijf vol effect was en flink pakte, zoodat men enkele vervelende passages, die vooraf gegaan waren, hem niet te zeor ouvel «luidde. Het tooneel, waarin de rechter Francius Walter Soltau onder handen neemt, was zeer boeiend; dat waarin Eichenberg laatstgenoemden het misdadige voorstel deed om samen ten koste van eenige men- schenlevens //een millioentje" te verdienen, maakte ook diepen indruk op de toeschouwers en zoo waren er nog enkele, die uitstekend voldeden en op zich zelf reeds een bezoek aan «le voorstelling recht- j vaardigden. Wat de vertolking der rollen betreft, is. er veel stof tot roemen. Do gebroedors Haspels, beiden uit stekend gegrimeord, handhaafden op schitterende wijze hun naam van talentvolle artisten. In het 3e bedrijf vooral was D. Haspels uitstekend. Ook do heer Tartaud vertolkte de titelrol zeer verdienstelyk en moest moor dan eens den welverdienden bijval der toeschouwers iu ontvangst nemen. De heer Henri de Vries kon on9 als Herman Soltau ditmaal minder behagen. Als hij een gewoon braaf man moet voor stellen meestal zijn hem viveurs-rollen toebe deeld schynt hy dit door zekere stijfheid en on natuurlijkheid te willen doen uitkomen. Hy had gisteren iets saais over zich en zelfs by de eerste ontmoeting met Walter, die hij in zoovele jaren niet gezion had en van wien hij zooveol hield, was hg niets hartelijk, maar even plechtig als te voren. De dames van Kerckhoven en Klein haddeu geen rollen, waarin hun talenten bijzojider gelegenheid hadden uit te komen. Het nastukje Vóór het Diner, geschreven door een Rotterdamsche dame, was een aardig blyspel, waarin Mevr. Van EysdouViuk op geestige wijze een jonge echtgenoote doed zien, die een diner moet geven, niet voor haar pleizier maar als //af doener" en nu daarvan een last en drukte heeft, die kluchtig was om aan te zien. Het stukje viel blijkbaar zeer iu den smaak van hot publiek. Do handelsverdragen zijn in den Duitscheu Rijks dag onmiddellijk aan de orde gesteld. Gisteren begon reeds de discussie. De beraadslaging werd door den Rijkskanselier Von Caprivi met eene groote redevoering geopend. Hij verwees in hoofdzaak naar de bij de tractaten overgelegde memorie van toelichting. Hij tponde (le moeilijkheid aan om in de vereischte volksvoe dingsmiddelen te voorzien, welke nog vergroot wordt door het iu Rusland en Amerika gevolgde afsluitings stolsel. Onderhandelingen met Rusland aan te knoo- pen ware doelloos, dewijl daar een steeds dreigen der wordende hongersnood bestaat. Met de Ver- eenigde Staten zijn wij gelukkig, zooals de medege deelde stukken bewijzen, tot overeenstemming ge raakt. Een graanrecht van vijf mark kon niet in stand gehouden worden, het was oen paardenmiddel, dat Duitschland op den duur niet verdragen kon. Ver laging van het recht was reeds noodzakelijk alleen wegens do mogelijkheid van oon algomeenen oorlog, dewijl wij ons anders nooit in voldoende mate had den kunnen proviandeeren. Bovendien vordert de verlaging gec.i aanzioiilijk offer van don Duitschen landbouw. f Aan het slot zijner rede, die anderhalf uur duurde, zeide de rijkskanselier'dat do tractaten een onver brekelijk geheel vormen, dat aangenomen behoort te worden uit vaderlandsliefde, en mot het doel Duitsch land een grooter afzetgebied voor zijne nijverheid in Europa te verschaffen.^ Dit is noodig voor de oeconomische, toekomst van Duitschland, ook met het oog op de ontwikkeling van Amerika, Australië, China enz. De rede werd aan de linkerzijde en in het Cen trum toegejuicht. Ondanks den aangekondigden tegenstand der conservatieven, wordt de aanneming der tractaten in de parlementaire kringen als zeker beschouwd. Het volgende moge dienen om eeu kijkje te geven op het oordeel der Franschon over do tractaten „Eoo slag van Sedan op handelsterrein bedreigt Frankrijk." Dus kenschetst de Temps de ontstemming door do handelsverdragen iu Frankrijk teweeggebracht. Frank rijk is grootendeel afhankolyk van zijn uitvoer. Wel zal hot volgens het tractaat van Frankfort de gunstige voorwaarden genieten, die door Duitschland aan Zwitserland, België, Engeland e. n. worden verleend, maar van de voordeelen die andore landen, vooral Italië en Spanje, verkrijgen, wordt het uitgesloten. Do protectionisten mogen er tiotsch op zijn, zegt het blad, don ijzeren ring te bebben gesmeed, die hun land langzamerhand zal worgen. Daar het nieuwe minimum-tarief belangrijk hooger is dan het thans bestaande, is er weinig kans dat andere binden aan Frankrijk voorrechten zullen willen geven. De Lïbertc merkt op, dat het gevaar van een economischen bond tegen Frankrijk reeds lang dreigde en het gevolg is van do weigering der regeeriug om handelsverdragen te sluiten. Het kwaad, «lus ver oorzaakt, kan alleen uu veel tijd en met veel kosten worden goedgemaakt. Duitschland heeft behendig «le leiding genomen in een vrijzinnige handelspolitiek. Landen die hel voordeeliger zullen vinden, zich bij den midden-Europeeschen Bond aan to sluiten, zullen het Fransche minimum-tarief verwerpen. Door de scherpzinnige redactie der nieuwe tractateu wordt de uitwerking van hot verdrag van Frankfort zoo goed als nul. Te Berlijn is men tevreden en het is zeer waar schijnlijk, dat de Rijksdag «le verdragen zonder be langrijk debat zal aannemen. De conservatieven, nationaal-liberalen en clericalen beschouwen ze al9 eou noodzakelijk kwaad, als concessies die zij hadden te doen om te voorkomen, dat Duitschland op han delsgebied werd afgezonderd. De vrijzinnigen daar entegen juichen om den belangrijken stap in de richting van het vrijhandelsstelsel, door de regeering gedaan. «Twee bressen zijn geschoten." zogt de

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1891 | | pagina 2