Boltenlandsch Overzicht.
PETROLEUM-NOTEERINGEN
338*° Staats-loterij.
Afloop van Openbare Verkoopingen
van Onroerende Goederen.
Cantzla&r Schalkwijk, te Rotterdam
Burgerlijke 8 t a 11 d
Moordrecht
Haastrecht
wReeds een vluchtig overzicht van den inhoud onzer
Maandberichten over 1891 geeft den indruk, dat het
jaar zich gekenmerkt heeft door gewichtige gebeurte
nissen. Het overlijden van de jeugdige echtgenoot van
onzen Br. A. Kruit en van onzen hoogbejaarden Br.
C. W. van der Pot zal bjj ons allen in gedachtenis
blijven. De zegen, dien wij ondervonden i in onze zen
dingen, daaronder de voorspoedige voortgang van
's Genootschaps werk onder de Bataks en het openen
der zending Gorontalo-Posso, ygeeft stof tot dank
baarheid. F<n letten wij op de {aanzienlijke bijdragen,
die ons toevloeiden, dan erkenden wij daarin de liefde,
die hooggeschatte vrienden ons Genootschap en z|jn
werk toedragen. Toch mogen Sjfij niet voorbijzien, dat
w|j niet in staat waren het aanzienlijk tekort op uit
gaven van vroegero jaren geheel te dekken.
win Maandbericht No. 6 deelden wij mede, dat
voorschotten tot een bedrag van 25,000, ons door
oen aanzienlijk handelshuis hier ter stede verleend,
vóór het einde van dit jaar werden opgevorderd,
dat wij alleszins de billijkheid van deze opvordoring
erkenden en om daaraan te voldoen een beroep deden
op de hulpvaardigheid van vermogende vrienden.
Hoe staat het nu met deze schuld? Drie vrienden
en onder dezen de stadgenoot, die ons voorwaarde
lijke toezegging deed, droegen ieder BCOO by,
eene dame te 's-Gravenhage voegde daaraan 1000
toe, waarvoor wij hoogst dankbaar zijndoch nog
blijven ons 9000 af te doen. Hoe daarin te voor
zien? Onze thesaurier klaagt hoogst ernstig over
gebrek aan kasgeld. Hij zegt: „«Ik zit in groote
verlegenheid. Ik moet veel en door de uitbreiding
van 's Genootschaps werk telkens meer betalen. Het
voortwerken wordt zoo doende voor mij hoogst be
zwarend. Er moet kasgeld zijn."Wij gevoelen
al het drukkende van dit bezwaar, en mogen niet
nalaten de aandacht van onze vrienden hierop met
allen nadruk te vestigen."
De uitgaaf van een gedicht, dat tot titel had
„Geef ons brood, keizer 1" haalde dezer dagen den
vervaardiger, een ingenieur, een aanklacht b|j de jus
titie op den hals. De 23 jarige dichter bedoelde
tegen de graantarieven en de speculanten in graan
te velde te trekken, doch het openbaar ministerie
meende, dat art. 130 van het strafwetboek van toe
passing was, waarin ieder met straf wordt bedreigd
die in vredestijd de verschillende klassen der bevol
king tegen elkander ophitst. De rechtbank sprak
echter den beklaagde vrij, terwijl de beslaglegging
op het geschrift opgeheven werd.
Een Fransch schrijver geeft zeer belangrijke bijzon
derheden over de groote haarindustrie, waarvan Parijs
het centrum ia.
De dames zullen het liever niet gelooven, maar
een feit is het dat het haar, dat als vlechten wordt
gedragen, niet door de 2500 kappers wordt geleverd,
die eiken hoek van Europa afrczen om haarlokken
van de boeren machtig te worden, maar door de
voddenrapers, die grooten handel drijven in het haar
dat zij iederen morgen in de goten van Parijs vinden.
Men berekent dat alleen in Parijs de dames dage
lijks ongeveer 50 KG. haar, dat uitgevallen is, weg
werpen. Dit haar wordt door de voddenrapers
zorgvuldig verzameld. Het wordt dan van vuil, stof
en onzuiverheid gereinigd. Het wordt uitgezocht,
geschift, gerangschikt volgens lengte en kleur en aan
als haar broeder; hoe had ik dus kunnen twijfelen?
Weder waar
En dan was het ook werkelijk zijn beslist,
aristokratisch optreden....
Ook zijn stom?
Die vond ik bepaald veraaderd.
Informeerdo hij niet naar 'teen of ander?
Zelden. Hij wist alles, wat in z|jn jeugd had
plaats gegrepen, maar het scheen yaij toch menig
maal toe, alsof hij niet geheel zeker van zijn
zaak was.
Herinnert ge u zulk een geval? vroeg de in
specteur schielijk,
Ja. Het is wellicht van geen groote betoeke-
nis, maar het wekte toch bij mij een flauwon arg
waan, dien ik intusschen spoedig weer vergat. De
graaf bezat in zijn jeugd een grooten Newfounlander,
een trouw beest, dat hem overal vergezelde en zelfs
*8 nachts voor het bod van zgn meester lag. Op
zekeren dag vroeg een man, die vaak aan dronken-
manswaanzin had geleden, den graaf in het bosch
om een aalmoes. De graaf gaf hem met zijn rijzweep
een slag in 't gelaat; woedend wilde de bedelaar
zich op hem werpen, maar de hond was hem voor
en wierp den kerel neer, en de graaf had slechts een
woord behoeven te uiten, en het was met hem ge
daan geweest. Den anderen dag vonden wij hem
dood in het parkhij was vergiftigd. De graaf
was woedend hij vermoedde, wie de dader was, maar
kon het niet bewijze. De hond werd in het park
den meester-voddenraper verkocht, die het dan weer
aan den haarhandelaar verkoopt.
Ken kapper verzamelt gemiddeld het haar van
twee of drie pruiken per dag, waarvoor hg 90 cent
tot ƒ4,50 betaalt, al naar lengte, fgnheid en kleur.
De zeldzaamste soorten zijn kastanjebruin en blad,
dan bruin en rood, terwijl het zeer moeilgk is, om
grijze en witte haren te verkrijgen.
Omtrent Aarnout Kempe schrijft de Middelb Ct.
Nog niet lang geleden was zgn naam op aller
lippen; in vorband met de droevo gebeurtenis, te
Meliskerke voorgevallen. Eene opeenstapeling van
ffeiten, gezegden en vermoedens gnf der justitie het
Acht om hem van eene vreeselijke misdaad te ver
denken en hem daarom gevangen te nemen. Maar
spoedig is het net van toevallige omstandigheden,
waarin hg als het ware verward was geraakt, ont
ward en bleek zonneklaar zijne onschuld.
Men liet hem weer op vrije voetenen hij kon
fier het hoofd weer opheffen. Maar zoo dachten zg,
onder wie hg steeds verkeerde, er niet over Bij
hen bleef hg nog steeds gebrandmerkt als een mis
dadiger bij hen is het geloof aan zijne schuld nog
niet verdwenen. Waar hij zich ook wendde om
werk, om eerlijken arbeid, daar keert men hem den
rug toe. Zelfs waar hg vraagt om kosteloos te
mogen arbeiden, om toch maar iets te mogen doen
in de hoop aldus langzamerhand weer in de verdien
sten te geraken, daar wil men zelfs hem hierin niet
behulpzaam zijn. Alsof hg do grootste misdadiger
ware zoo wordt hg bejegend. Alsof er uog zelfs
het geringste vermoeden bostaat omtrent zijn schuld
of de minste twijfel aan zgn onschuld, zoo ziet
men hem aan.
En voor niets is minder grond dan juist daarvoor.
Zgn onschuld is daghelder gebleken. Èr isduidelgk
aan het licht gekomen dat hg onmogelijk de mis
daad kan begaan hebben. Dit alles kuuuen wij op
grond van inlichtingen, ons van alleszins vertrouwbare
zgde versterkt, ten stelligste verzekeren.
Zoo er nog eenigc twijfel, hoe gering ook aan
zijne schuld had bestaan, hij ware niet zoo spoedig
vrijgelaten.
En men bedenke wel dat er oen zeer groot onder
scheid bestaat tusschen het loslaten van een ver
dachte wegens gebrek aan bewijs of het zooals
met Aarnout Kempe het geval is geweest vrijlaten,
omdat de onschuld van een verdachte volkomen bleek.
Het verslag van den raad van beheer der Koniuk-
lgke Vereeniging „Het Nederlandsch Tooneel" over
1891 is in druk verschenen.
In dit verslag wordt medegedeeld, dat moest in het
vorige jaar op een' tijdvak van grooten tegenspoed ge
wezen worden, het speeljaar 1890/91 nog geringere
resultaten heeft opgeleverd.
Ten eenen deele was dit volgens het verslag, te wijten
aan de algemeene malaise, waardoor het publiek
minder naar do schouwburgen gaat, ten andere aan
de verre van voordeelige voorwaarden door de hh.
Gebr. Van Lier, aan de vereeniging gesteld. De
oritiek was weinig welwillend.
De winter-voorstellingen brachten te Amsterdam
bruto op 32050, d.i. ƒ4739.89 minder dan 't vorige
jaar. Hierbij moet echter in aanmerking genomen
worden dat vele onkosten, b.v. de dagkosten van het
begraven en de jonge gebieder liet een marmeren
gedenksteen met den naam van den hond op het
graf plaatsen. Mg dunkt, dat men zoo iets niet
vergeet.
Zeker nietzei de kaptein.
De graaf had het niettemin vergeten.
Werkelijk vroeg de inspecteur met levendige
belangstelling.
Ja. Toen ik hoorde, dat hij zou terugkeeren,
liet ik den grafsteen^ reinigen en het opschrift, dat
vele jaren aan den invloed van het weer was bloot
gesteld, opnieuw vergulden. Ik meende hem daar
mede een groote vreugde te bereiden, en ik wil het
niet ontkennen, een pluimpje te bebaleu. De graaf
sprak er niet eens van, en na eeuige ('agen vroeg ik
hem, of hij het graf van Sultan reeds had bezocht.
Hg keek mij met groote oogen aan. Welk graf?
vroeg hij. Hoe^ zeide ik, hebt u den trouwen hond,
uw lieveling vergeten? Inderdaad, antwoordde hij,
ik dacht niet meer aan hem wie kan ook aan alles
denken Ik herinner mij zelfs op dit oogenblik
niet, waar het dier begraven is.
Dat W88 sterk, zeide de kaptein. 'Als de hond
zijn lieveling is geweest dan moest hij zich bij uw
vraag alles herinnerd hebben.
Zijn u nog meer dergelijke gevallen bekend
vroeg de inspecteur, die voor zgn secretaire plaats
genomen en eenige aanteekeningen gemaakt had.
Ja, maar dit was toch het meest opvallende,
antwoordde Daniëlde andere heb ik niet in mijn
A
in 1890/91 ontvangen bedrag zijn afgetrokken, wat in
't vorige jaar 't geval niet was. De zomer-voorstellingeu
te Amsterdam wierpen een netto winst af van 9006,
d.i. ƒ915 minder dan't vorigo jaar. De gezamenlijke
voorstellingen in Amsterdam, 's-Hage en de provincie,
425 in 't geheel, brachten netto op 63491. Dit zgn
41 voorstellingen meer dan in 't vorige jaar met een
mindere ontvangst van 6768.
Het nadeelig saldo over 1890/91 bedraagt 6192.
(In 1889/90 was er een voordeelig saldo van 5786.20.)
Er werden 65 stukken vertoond, waarvan 10 oor
spronkelijk. Van de vertaalde stukken waren er 15
nieuw.
Tot de best geslaagde der opgevoerde stukken be
hoort a Cleopatra", van D. M. Maaldrink.
Uit de winst- en verliesrekening blgkt dat de ver
liesposten over 1882/88 bedroegen 48118.66l/t, die
over 1890/91 6192.12, totaal 90310.78Vi, vermin
derd met de winstposten over 1889/90 a 16851.361/*
geeft dit een nadeelig saldo van 73459.42.
//Hot is onnoodig", aldus besluit de secretaris zijn
toelichting, wnader aan te toonen hoe hachelijk de
financieele toestand der Kon. Vereeniging kan worden,
als de uitgaven niet door ruimere inkomsten worden
opgewogen."
z/Moet de Kon. Vereeniging alsdan hare taak ge
dwongen neerleggen, dan zal het niet de schuld zijn
van hen, die voortdurend offers hebben gebracht en
nog steeds blijven brengen, maar van hen die door
hunne tegenwerking die offers onvruchtbaar doen zgn."
De Chineezen beschouwen de maag als de bron
van het intellectueel leven, waarom dan ook bg
hen de best gevoedde man de verstandigste is. Zg
nemen aan, dat de vreemdelingen naar China komen
om eens genoeg te eten, en dat zg in hun eigen
land honger moeten lijden. In China gaat het voor
eene beleefdheid door, een gast of bezoeker op ieder
uur van den dag een maaltgd to kunnen voorzetten.
Alleen de getrouwde Chineezen eten te huis de
anderen nemen hunne maaltijden in een hötel. Dage
lijks worden gewoonlijk twee stevige maaltijden ge
bruikt, de eerste een uur na het opstaan, de andere
tusschen 's middags een en vier uur. De meergegoe-
den laten zich drie of viermaal per dag opdisschen.
Dikwijls gebruikt alleen de huisvader vleesch en be
helpen de andere huisgenooten zich met rijst. De
armen verschaffen zich hun middagmaal bij kooplieden
op de straat.
De hooger geplaatsten hpuden er koks op na, die,
evenals wetenschappelijke mannen, hunne acton en
diploma's kunnen laten zien. De zonen van het He-
melsche Rijk gebruiken geen tafellakens, servetten,
messen, vorken en lepels, en evenmin borden, scho
tels en glazen. Iu plaats van servetten, bediennen
zg zich van een bundel dunne, zachte papiertjes, die
bij hen ook als zakdoeken dienen. Iedere gast
krijgt een nap, een paar eetstokjes, een pakje pa
pier, een zoutvaatje en een zeer klein bekertje. De
Chineesche vrouwen eten niet met de mannen te
zamen. Bij gastmalen is het gebruikelgk, dat alle
aanzittenden rooken en de kroon van iederen fees-
telijken maaltgd is eene geschiedenis of eene vertel
ling, voorgedragen door een zoo beroemd mogelgk
redenaar. Geen onderwerpen van algemeen belang
worden bij maaltijden besproken, doch wel schenkt
men daarbij gaarne zijne opmerkzaamheid aan den
een of anderen fijnproever, die er den slag van heeft
geheugen.
Zulke gevallen moesten nieuwen argwaan bg
u doen ontstaan en u nopen, waarnemingen te doen,
zeide de inspectenr; hebt ge mij geen enkel noe
menswaardig resultaat dier waarnemingen mede te
deelen
Zoover ik weet, neen. Eens verloor de graaf,
terwijl hij in het rgtuig stapte, een oud, smerig
aanteekenboekje. Ik zou mij geschaamd hebben, al»
men in mijn zak zulk een boekje gevonden had. Ik
bracht het aan de gravin, zijn zuster, en toen de
graaf teragkeerde, vroeg hij mij op opgewonden,
bijna dreigenden toon, of ik niet een aanteekenboekje
gevonden had.
Nu, en toen?
Toen ging hij naar zijn zuster, en zooals het
kamermeisje mij later verhaalde, heeft hij dien avond
het voornetoen opgevat, mij te ontslaan.
Hebt ge geen blik in hot boek geworpen?
Zeker! Ik moest immers zien, aan wien het
behoorde.
En wat bevatte het? vroeg de inspecteur.
Teokeningen, planuen en aanteekeningen, die
allen op Hohenhausen en de jeugd van den graa
betrekking hadden.
Wordt vervolgd
aardig over allerlei cullinarische genietingen te kunnen
babbelen. {Zondagsblad.)
Het is nu ongeveer vier en een halve maand ge
leden, toen een zekere B., uit Hilversum, die aldaar
een manufactuurzaak zou oprichten (voor Hilversum
mers zij er bggevoegd, dat het was in een hoekhuis
dicht bij het station), bij een der grootste firmans
in het lampen vak te Amsterdam drie gaslampen be
stelde ter waadde van 125 tezamen. De betaling
zou gescljiede^ bg de aflevering.
Een kneónt, tevens gasfitter, wordt met het bestelde
naar de plaats van bestemming gezonden, koipt aan
het opgegeven adres, doch verneomt daar dat men
de toestellen niet plaatsen kan, omdat de gasfabriek
nog niet gezorgd heeft voor aansluiting. Zoodra
echter de aansluiting zou zijn tot stand gekomen,
zou men den leverancier waarschuwen, en kon de
gasfitter, natuurlijk andermaal voor rekening van den
besteller, naar Hilversum komen, om de lampen be
hoorlijk op te hangen. Do knecht neemt daarmede
genoegen cn keert, met achterlating van de lampen,
naar Amsterdam terug. E^Dige dagen later ontmoet
de leverancier den heer v. V., een vakgenoot, geves
tigd in de Reestraat. Deze deelt hem me..e dat in
een bierkelder, ergens op de Heerengracbt, gehouden
door zekeren V., drie lampen, gloednieuw, vah des
heeren L.'s fabrikaat te koop zgn voor 60.
De heer L. erheen. Van zijn bediende, den heer
v. A., vergezeld, brengt hij een bezoek in den bier
kelder en vindt des heeren v. V.'s bewering maar al
te waar. De bediende brengt zijn patroon, die natuur
lijk, erg boos is, tot bedaren en verklaart, te zullen
zorgen, dat den volgenden ochtend het gestolen goed,
zonder betaling, weer in het bezit zal zijn van den
rechtmatigen eigenaar.
Inderdaad is dit gelukt. Des anderen daags ging
den heer Van A., die wrl gezorgd had een half
dozijn flinke jongens hg zich te hebben, om zich to
gen een even groot getal flessentrekkers, in V's
bierknijp aanwezig, te verdedigen, uit en maakte zich
met geweld en zonder betaling natuurlijk, nu werd
reeds 150 geëscht van het geroofde goed mees
ter. Dat dit niet zonder moeite ging, bewijst de
verwonding, die de heler van het gestolen goed be
kwam. Hij moet bij de vechtpartij namelijk vier
kneuzingen in de ribben bekomen hebben.
Doch wat nu?
Do flessshentrekkor heeft den moed of liever de
brutaliteit, de zaak aan to geven, toont een quifan-
tie ad ƒ125, geteekend door B., te Hilversum, en
klaagt den heer v. A. en de zijnen aan van diefstal.
Eerstdaags, we meenen 16 Dec. e k., komt de
zaak voor de rechtbank.
{Nbl. v. Ned.)
De hooggeprezen „politiek der bevrediging," waar
van de Fransche ministers en anderen tgdens de
zomervacantie den mond vol hadden, is reeds ver
te zoeken. De grondslagen van het gebouw, zucht
de Débats, moeten wel weinig stevig geweest zijn,
dat het tengevolge van zoo weinig ineenstort. Had
de minister Fallières den bekenden brief des aarts-
bisschops van Aix in de snippermand geworpen in
plaats van dezen prelaat deswege te vervolgen, er
ware niets gebeurd. Nu is de vrij kalm afgeloopen
interpellatie van den radicalen predikant Dide in den
Senaat gevolgd door die van den nog radicaler
Hubbard in de Kamer en de poppen zijn aan
het dansen." Ja, men schijnt te kunnen zeggen,
dat het in de tegenwoordige Kamer nog nooit zoo
gestormd heeft als ditmaal.
Meu kan zich voorstellen welke opgewondenheid
er Vrgdag in de Fransche Kamer heerschte. Mgr
Freppel was het middelpunt van een levendig dis-
cussieerende groep leden der rechterzijde. Aan dezen
kant heerschte de grootste agitatie. Indien de ge
moederen kalm geweest waren, zoo had toch Dërou-
lèdes optreden deze rust onmiddellijk weggevaagd.
De president der ex-patriotten-liga stelde de prealabele
quaestie, daar hij een nieuwe discussie na het debat
in den senaat onnoodig achtte. Wat immers allen
wenschen is het behoud van het concordaat! Gepn
schrede verder zal het dedat ons in deze quaestie
brengen, meende Déroulède; alleen zal het dienen
om de onmacht der regeering ten opzichte van het
invoeren van hervormingen te maskeeren. Heteenig
doel is Italië gerust te stellen betrekkelijk de ultra-
montaansche bedoelingen der Franscheu. Dat Italië
gerust z|j, Frankrijk is niet ultramontaansch. Verder
zullen redenaars komen om te spreken en wat is
het eindemeu verontrust het land en verdeelt het
in twee partijen. Deze laatste bewering verschafte
Déroulède een storm van toejuichingen van de rech
terzijde.
De prealabele quaestie, in stemming gebracht,
werd verworpen met 374 tegen 133 stemmen. Thans
was het woord aan den heer Hubbard, die zijn in
terpellatie toelichtte. Onder voorlezing van het be
kende schrijven van den aartsbisschop van Aix en
van brieven van andere prelaten hield de spreker zijn
requisitoir tegen mgr Gouthe Soulard en de overige
geestelijken, die verklaren niet do instellingen en
wetten van den staat te erkennen. Herhaaldelijk
vielen de clericalen hem in de rede, die hun beurt
door de linkerzijdo werden geïnterpelleerd.
Aan de regeering vroeg de heer Hubbard ten
slotte, welke maatregelen zij denkt te nemen ten
einde de geegj^lgkheid tot gehoorzaamheid te dringen.
Door den hear Hubbard was o a. voorlezing ge
daan van een herderlijken brief van den aartsbis
schop van Bordeaux, waarin de volgende zinspeling
op het herstel der wereldlijke macht des pausen
voorkwam //Do /edelgke steun van Frankrijk is
tot nu toe aan den gevangene van het Vaticaan
behouden gebleven. Frankrijk wil dat de paus sou-
verein zijhet wil dat hij vrij zij.
Deze zinsneden hadden alom de aandacht getrok
ken en verontwaardiging gewekt. Toen nu de minis
ter Fallières gisteren in de kamer, evenals Woensdag
in den senaat, de grootste lankmoedigheid ten op
zichte vau den clerus aan den dag legde on eindelijk
verklaarde er aan te hechteD het. gedrag van dqn
aartsbisschop van Bordeaux te rechtvaardigen, waartoe
h|j een verklaring van dezen prelaat te zijner ver
dediging voorlas, ontstond een onbeschrijfelijk tumult
in de kamer, dat te bedwingen zelfs den altijd vaar
digen en tactvollen voorzitter Floquet met gelukte.
Een ontzettend misbaar en geraas volgde, waarbij
bisschop Freppel tot orde werd geroepen en do
luidruchtige Paul de Cassagnac den heer Floquet
dreigde.
Nadat het heftig tumult eenigszins bedaard was,
werd het debat voortgezet. De republikelnsche af
gevaardigde Jamais drong er op aan, dat de regee
ring een wetsontwerp op de vereenigingen zou in
dienen ter voorbereiding ven de scheiding van k' rk
en staat. Nu trad Paul de Cassagnac met zijne
gewone heftigheid op. Volgens hem waren de bis
schoppen al te geduldig en de republiek jegens hen
ongorecht. Met de verklaring dat hij geen vrees
koesterde voor een regeering, gepresideerd door Car-
not le Petit, eindigde De Cassagnac.
Geen wonder dat De Freycinet wenschte het debat
nog dienzelfden dag te besluiten. Van een ander
gevoelen bleek de kamer, die op voorstel van den
radicaal Pichon tot de verdaging besloot met 290
tegen 241 stemmen. Zoo èindigde de zitting met
een echec der regeering, wat voornamelijk te danken
schijnt aan de houding van den minister Fallières,
die nog honigzoeter ten opzichte van de geestelijken
was dan Woensdag in den senaat.
De Kamer verkeerde ooi; Zaterdag in eene zeer
opgewonden stemming.
Het debat over de interpellatie-Hubbard betreffende
de houding der bisschoppen eindigde hierme, dat de
voorzitter Floquet acht verschillende motiën van orde
voorlas. Daaronder was er een van mgr. Freppel
om tot de eenvoudige orde van den dag over te
gaan, doch deze werd met het opheffen der banden
verworpen. Daarop kwam in stemming de motie
van den heer Hubbard, welke verworpen werd met
346 tegen 104 stemmen.
Do minister De Freyoinet verklaarde zich ta ver
eenigen met de motie van den heer Rivet, luidende
„De Kamer, overwegende dat de jongste botoogin-
gen van een deel der geestelijkheid den maatschap-
pelijken vrede in gevaar konden brengen en dat die
handelingen eene ernstige schending zijn van de
rechten van den Staat, doch vertrouwende in de
verklaringen der Regeering en er op rekenende dat
zij de noodige maatregelen zal nemen om aan allen
eerbied voor de wet in te boezemen, gaat over tot
de orde van den dag.*
Deze tootie werd met 243 tegen 223 stemmen
aangenomen en de zitting onder eene levendige op
winding opgeheven.
In de Zaterdag gehouden, zitting van den Duitsoben
rijksdag is, na eene beraadslaging welke zes uren
duurde, besloten de tweede lezing der handelsver
dragen in openbare zitting te houden.
De rijkskanselier Von Caprivi verklaarde, dat de
nijverheid niet wordt voortgetrokken tegenover den
landbouw. Het had hem veel moeite gekost het
graqnreoht op 3*/* M»rk te behouden. Tor tegemoet
koming in. hot gebrek aan arbeiders zal eene wijzi
ging der wet op het domicilie van onderstand in
overweging: worden genomen. Een wetsontworp, dat
daarop betrekking, heeft, kan na den afloop van het
tegenwoordig zittingtijdvak verwacht worden. Hij
drong er ten slotte op aan, de handelsverdragen nog
vóór Kerstmis af te doen.
De oommissie der Hongaarsche Kamer vau Afge
vaardigden, belast met de behandeling der oecono-
mi8che vraagstukken, maakten heden een aanvang
met de beraadslaging over de handelsverdragen.
De minister vau koophandel verldaarde, dat de
Regeering do gesloten verdragen beschouwt als een
aaneengesloten geheel, waarin geen verandering mag
gebracht worden, en de commissie besloot daarop
onmiddellijk tot de discussie over te gaan.
De meer dan zonderlinge uitslag van het proces
te Massowah heeft gisteren in de Italiaansche Kamer
tot een achttal aanvragen tot interpellatie aanleiding
gegeven. De Afgevaardigde Cefulu drong aan op
strenge maatregelen tegen de vroegere Gouverneurs
van Eritreo, generaals Baldissera en Orero e. a.,
verklarende dat hij na het voorgevallene zich ge
schaamd had Italiaan te zijn welk gezegde na
tuurlijk levendige protesten uitlokte. Nadat genoemde
heer, niet zonder tegenspraak van den minister
president en de meerderheid met heftige aanvallen
tegen de Regeering geëindigd had nam als tweede
interpellant de welbekende irredentist Imbriani het
woord, er op aandringende dat in de Kamer reken
schap gegeven zou worden van de handelingen der
bovenbedoelde generaals, en zich daarbij beroepende
op het voorbeeld van Engeland tegenover gruwelen,
in Britsch-Indië door bevelhebbers gepleegd. De
schandelijke vlekken op Italië's koloniale geschiedenis
moesten worden uitgewischt, zeide hg.
Vervolgens voerde de heer Piccolo Cupani het woord,
indertijd door den minister Crispi met een onderzoek
naar het voorgevallene te Massowah belast, die de
generaals verdedigde.
De minister-president Di Rudini verklaarde dat alles
op wettelijke wijze had plaats gehad. Toen de com
missie van onderzoek, zeide deze, verklaard had, dat
de generaals hunne bevoegdheid waren te buiten ge
gaan, werd de quaestie voor eene jury van generaals
gebracht, welke tot de slotsom kwam, dat er voor
toopassing van maatregelen van tucht hen betreffende
geeno termen waren. Hij voor zich, vervolgde de
minister, zou voor den drang van politieke harts
tochten niet zwichten. Men zou den generaals kun
nen verwijten, dat zij inderdaad hunne bevoegdheid
hadden overschreden, maar dAn toch alleen gedreven
door hunne zucht tot het welzijn der natie.
Nadat de minister van Oorlog zich met de verkla
ringen zijns ambtgenoots vereenigd bad, werd de zit
ting verdaagd.
Onrustwekkende berichten komen in de laatste
dagen weder uit Brazilië. In de provincie Rio de
Janeiro heorsoht zoo groote opgewondenheid, dat de
banken bewaakt moeten worden en een gevecht heeft
plaats gehad, waarbij verscheidene dooden vielen.
Er schijnt evenwel ongerustheid over den geldelgken
toestaud als politieke ontevredenheid in het spel te
zijn. Een verzekering van de regeering dat hij zich
borg stelt voor de leoning die door de „Banco del
Credito" zal worden uitgegeven, heeft eenige kalmte
teweeggebracht, maar de politieke beweging duurt
voort. Deze staat voornamelijk in verband tot de
tot de gouverneursquaestie. De gouverneur Postella
valt niet in den smaak der regeering, maar op haar
verzoek om ontslag te vragen heeft Postella ronduit
verklaard, dat hij dit niet deed.
Thans is hij afgezet en is een militair tot gouver
neur benoemd onder afkondiging der krijgswet. Na
dere bijzonderheden over het geschil ontbreken.
VEILING 14 DECEMBER.
Huis, Erf en Tuin, Boplekade w|jk R. No. 108
1220.kooper J. van Dam te Haastrecht.
Winkelhuis en Erf, Kleiwegsteeg wijk N. No. 315
895.—, k. A. H. de Groot.
Huis en Erf, Klooster aan de Nieuwe Haven wg'k
N. No. 64 570.— k. A. H. Kulik.
van de Makelaars
De markt was heden onveranderd.
Loco Tonkfust 7.75. Geïmporteerd tust 7.85
Januari-lerering 7.65. Februari-Ievering ƒ7.40
Maart-levering 7.80. April- Mei- Juni- Juli-lere-
ring 7.25, Augustus-leveriug 7.30. September-
October-, November en DecembeMereruig 7.40
OVERLEDEN W. ds Jong, wed. J. Lo.oder.loot, 81 j.
J. Vrijltodt, haitvr. tan W. Ton. 59 j.
GKBOREN-: Herman Henrich, oudere G. Juogtling en
M. Reneman.
3e Klasse. Trekking ran Maandag 14 December.
No. 3846 1000.
No. 14905 400.
No. 7942, 10262 en 19797 f 200.