Boltenlandsch Overzicht. PETROLEUM-NOTEERINGEN 338*° Staats-loterij. Afloop van Openbare Verkoopingen van Onroerende Goederen. Cantzla&r Schalkwijk, te Rotterdam Burgerlijke 8 t a 11 d Moordrecht Haastrecht wReeds een vluchtig overzicht van den inhoud onzer Maandberichten over 1891 geeft den indruk, dat het jaar zich gekenmerkt heeft door gewichtige gebeurte nissen. Het overlijden van de jeugdige echtgenoot van onzen Br. A. Kruit en van onzen hoogbejaarden Br. C. W. van der Pot zal bjj ons allen in gedachtenis blijven. De zegen, dien wij ondervonden i in onze zen dingen, daaronder de voorspoedige voortgang van 's Genootschaps werk onder de Bataks en het openen der zending Gorontalo-Posso, ygeeft stof tot dank baarheid. F<n letten wij op de {aanzienlijke bijdragen, die ons toevloeiden, dan erkenden wij daarin de liefde, die hooggeschatte vrienden ons Genootschap en z|jn werk toedragen. Toch mogen Sjfij niet voorbijzien, dat w|j niet in staat waren het aanzienlijk tekort op uit gaven van vroegero jaren geheel te dekken. win Maandbericht No. 6 deelden wij mede, dat voorschotten tot een bedrag van 25,000, ons door oen aanzienlijk handelshuis hier ter stede verleend, vóór het einde van dit jaar werden opgevorderd, dat wij alleszins de billijkheid van deze opvordoring erkenden en om daaraan te voldoen een beroep deden op de hulpvaardigheid van vermogende vrienden. Hoe staat het nu met deze schuld? Drie vrienden en onder dezen de stadgenoot, die ons voorwaarde lijke toezegging deed, droegen ieder BCOO by, eene dame te 's-Gravenhage voegde daaraan 1000 toe, waarvoor wij hoogst dankbaar zijndoch nog blijven ons 9000 af te doen. Hoe daarin te voor zien? Onze thesaurier klaagt hoogst ernstig over gebrek aan kasgeld. Hij zegt: „«Ik zit in groote verlegenheid. Ik moet veel en door de uitbreiding van 's Genootschaps werk telkens meer betalen. Het voortwerken wordt zoo doende voor mij hoogst be zwarend. Er moet kasgeld zijn."Wij gevoelen al het drukkende van dit bezwaar, en mogen niet nalaten de aandacht van onze vrienden hierop met allen nadruk te vestigen." De uitgaaf van een gedicht, dat tot titel had „Geef ons brood, keizer 1" haalde dezer dagen den vervaardiger, een ingenieur, een aanklacht b|j de jus titie op den hals. De 23 jarige dichter bedoelde tegen de graantarieven en de speculanten in graan te velde te trekken, doch het openbaar ministerie meende, dat art. 130 van het strafwetboek van toe passing was, waarin ieder met straf wordt bedreigd die in vredestijd de verschillende klassen der bevol king tegen elkander ophitst. De rechtbank sprak echter den beklaagde vrij, terwijl de beslaglegging op het geschrift opgeheven werd. Een Fransch schrijver geeft zeer belangrijke bijzon derheden over de groote haarindustrie, waarvan Parijs het centrum ia. De dames zullen het liever niet gelooven, maar een feit is het dat het haar, dat als vlechten wordt gedragen, niet door de 2500 kappers wordt geleverd, die eiken hoek van Europa afrczen om haarlokken van de boeren machtig te worden, maar door de voddenrapers, die grooten handel drijven in het haar dat zij iederen morgen in de goten van Parijs vinden. Men berekent dat alleen in Parijs de dames dage lijks ongeveer 50 KG. haar, dat uitgevallen is, weg werpen. Dit haar wordt door de voddenrapers zorgvuldig verzameld. Het wordt dan van vuil, stof en onzuiverheid gereinigd. Het wordt uitgezocht, geschift, gerangschikt volgens lengte en kleur en aan als haar broeder; hoe had ik dus kunnen twijfelen? Weder waar En dan was het ook werkelijk zijn beslist, aristokratisch optreden.... Ook zijn stom? Die vond ik bepaald veraaderd. Informeerdo hij niet naar 'teen of ander? Zelden. Hij wist alles, wat in z|jn jeugd had plaats gegrepen, maar het scheen yaij toch menig maal toe, alsof hij niet geheel zeker van zijn zaak was. Herinnert ge u zulk een geval? vroeg de in specteur schielijk, Ja. Het is wellicht van geen groote betoeke- nis, maar het wekte toch bij mij een flauwon arg waan, dien ik intusschen spoedig weer vergat. De graaf bezat in zijn jeugd een grooten Newfounlander, een trouw beest, dat hem overal vergezelde en zelfs *8 nachts voor het bod van zgn meester lag. Op zekeren dag vroeg een man, die vaak aan dronken- manswaanzin had geleden, den graaf in het bosch om een aalmoes. De graaf gaf hem met zijn rijzweep een slag in 't gelaat; woedend wilde de bedelaar zich op hem werpen, maar de hond was hem voor en wierp den kerel neer, en de graaf had slechts een woord behoeven te uiten, en het was met hem ge daan geweest. Den anderen dag vonden wij hem dood in het parkhij was vergiftigd. De graaf was woedend hij vermoedde, wie de dader was, maar kon het niet bewijze. De hond werd in het park den meester-voddenraper verkocht, die het dan weer aan den haarhandelaar verkoopt. Ken kapper verzamelt gemiddeld het haar van twee of drie pruiken per dag, waarvoor hg 90 cent tot ƒ4,50 betaalt, al naar lengte, fgnheid en kleur. De zeldzaamste soorten zijn kastanjebruin en blad, dan bruin en rood, terwijl het zeer moeilgk is, om grijze en witte haren te verkrijgen. Omtrent Aarnout Kempe schrijft de Middelb Ct. Nog niet lang geleden was zgn naam op aller lippen; in vorband met de droevo gebeurtenis, te Meliskerke voorgevallen. Eene opeenstapeling van ffeiten, gezegden en vermoedens gnf der justitie het Acht om hem van eene vreeselijke misdaad te ver denken en hem daarom gevangen te nemen. Maar spoedig is het net van toevallige omstandigheden, waarin hg als het ware verward was geraakt, ont ward en bleek zonneklaar zijne onschuld. Men liet hem weer op vrije voetenen hij kon fier het hoofd weer opheffen. Maar zoo dachten zg, onder wie hg steeds verkeerde, er niet over Bij hen bleef hg nog steeds gebrandmerkt als een mis dadiger bij hen is het geloof aan zijne schuld nog niet verdwenen. Waar hij zich ook wendde om werk, om eerlijken arbeid, daar keert men hem den rug toe. Zelfs waar hg vraagt om kosteloos te mogen arbeiden, om toch maar iets te mogen doen in de hoop aldus langzamerhand weer in de verdien sten te geraken, daar wil men zelfs hem hierin niet behulpzaam zijn. Alsof hg do grootste misdadiger ware zoo wordt hg bejegend. Alsof er uog zelfs het geringste vermoeden bostaat omtrent zijn schuld of de minste twijfel aan zgn onschuld, zoo ziet men hem aan. En voor niets is minder grond dan juist daarvoor. Zgn onschuld is daghelder gebleken. Èr isduidelgk aan het licht gekomen dat hg onmogelijk de mis daad kan begaan hebben. Dit alles kuuuen wij op grond van inlichtingen, ons van alleszins vertrouwbare zgde versterkt, ten stelligste verzekeren. Zoo er nog eenigc twijfel, hoe gering ook aan zijne schuld had bestaan, hij ware niet zoo spoedig vrijgelaten. En men bedenke wel dat er oen zeer groot onder scheid bestaat tusschen het loslaten van een ver dachte wegens gebrek aan bewijs of het zooals met Aarnout Kempe het geval is geweest vrijlaten, omdat de onschuld van een verdachte volkomen bleek. Het verslag van den raad van beheer der Koniuk- lgke Vereeniging „Het Nederlandsch Tooneel" over 1891 is in druk verschenen. In dit verslag wordt medegedeeld, dat moest in het vorige jaar op een' tijdvak van grooten tegenspoed ge wezen worden, het speeljaar 1890/91 nog geringere resultaten heeft opgeleverd. Ten eenen deele was dit volgens het verslag, te wijten aan de algemeene malaise, waardoor het publiek minder naar do schouwburgen gaat, ten andere aan de verre van voordeelige voorwaarden door de hh. Gebr. Van Lier, aan de vereeniging gesteld. De oritiek was weinig welwillend. De winter-voorstellingen brachten te Amsterdam bruto op 32050, d.i. ƒ4739.89 minder dan 't vorige jaar. Hierbij moet echter in aanmerking genomen worden dat vele onkosten, b.v. de dagkosten van het begraven en de jonge gebieder liet een marmeren gedenksteen met den naam van den hond op het graf plaatsen. Mg dunkt, dat men zoo iets niet vergeet. Zeker nietzei de kaptein. De graaf had het niettemin vergeten. Werkelijk vroeg de inspecteur met levendige belangstelling. Ja. Toen ik hoorde, dat hij zou terugkeeren, liet ik den grafsteen^ reinigen en het opschrift, dat vele jaren aan den invloed van het weer was bloot gesteld, opnieuw vergulden. Ik meende hem daar mede een groote vreugde te bereiden, en ik wil het niet ontkennen, een pluimpje te bebaleu. De graaf sprak er niet eens van, en na eeuige ('agen vroeg ik hem, of hij het graf van Sultan reeds had bezocht. Hg keek mij met groote oogen aan. Welk graf? vroeg hij. Hoe^ zeide ik, hebt u den trouwen hond, uw lieveling vergeten? Inderdaad, antwoordde hij, ik dacht niet meer aan hem wie kan ook aan alles denken Ik herinner mij zelfs op dit oogenblik niet, waar het dier begraven is. Dat W88 sterk, zeide de kaptein. 'Als de hond zijn lieveling is geweest dan moest hij zich bij uw vraag alles herinnerd hebben. Zijn u nog meer dergelijke gevallen bekend vroeg de inspecteur, die voor zgn secretaire plaats genomen en eenige aanteekeningen gemaakt had. Ja, maar dit was toch het meest opvallende, antwoordde Daniëlde andere heb ik niet in mijn A in 1890/91 ontvangen bedrag zijn afgetrokken, wat in 't vorige jaar 't geval niet was. De zomer-voorstellingeu te Amsterdam wierpen een netto winst af van 9006, d.i. ƒ915 minder dan't vorigo jaar. De gezamenlijke voorstellingen in Amsterdam, 's-Hage en de provincie, 425 in 't geheel, brachten netto op 63491. Dit zgn 41 voorstellingen meer dan in 't vorige jaar met een mindere ontvangst van 6768. Het nadeelig saldo over 1890/91 bedraagt 6192. (In 1889/90 was er een voordeelig saldo van 5786.20.) Er werden 65 stukken vertoond, waarvan 10 oor spronkelijk. Van de vertaalde stukken waren er 15 nieuw. Tot de best geslaagde der opgevoerde stukken be hoort a Cleopatra", van D. M. Maaldrink. Uit de winst- en verliesrekening blgkt dat de ver liesposten over 1882/88 bedroegen 48118.66l/t, die over 1890/91 6192.12, totaal 90310.78Vi, vermin derd met de winstposten over 1889/90 a 16851.361/* geeft dit een nadeelig saldo van 73459.42. //Hot is onnoodig", aldus besluit de secretaris zijn toelichting, wnader aan te toonen hoe hachelijk de financieele toestand der Kon. Vereeniging kan worden, als de uitgaven niet door ruimere inkomsten worden opgewogen." z/Moet de Kon. Vereeniging alsdan hare taak ge dwongen neerleggen, dan zal het niet de schuld zijn van hen, die voortdurend offers hebben gebracht en nog steeds blijven brengen, maar van hen die door hunne tegenwerking die offers onvruchtbaar doen zgn." De Chineezen beschouwen de maag als de bron van het intellectueel leven, waarom dan ook bg hen de best gevoedde man de verstandigste is. Zg nemen aan, dat de vreemdelingen naar China komen om eens genoeg te eten, en dat zg in hun eigen land honger moeten lijden. In China gaat het voor eene beleefdheid door, een gast of bezoeker op ieder uur van den dag een maaltgd to kunnen voorzetten. Alleen de getrouwde Chineezen eten te huis de anderen nemen hunne maaltijden in een hötel. Dage lijks worden gewoonlijk twee stevige maaltijden ge bruikt, de eerste een uur na het opstaan, de andere tusschen 's middags een en vier uur. De meergegoe- den laten zich drie of viermaal per dag opdisschen. Dikwijls gebruikt alleen de huisvader vleesch en be helpen de andere huisgenooten zich met rijst. De armen verschaffen zich hun middagmaal bij kooplieden op de straat. De hooger geplaatsten hpuden er koks op na, die, evenals wetenschappelijke mannen, hunne acton en diploma's kunnen laten zien. De zonen van het He- melsche Rijk gebruiken geen tafellakens, servetten, messen, vorken en lepels, en evenmin borden, scho tels en glazen. Iu plaats van servetten, bediennen zg zich van een bundel dunne, zachte papiertjes, die bij hen ook als zakdoeken dienen. Iedere gast krijgt een nap, een paar eetstokjes, een pakje pa pier, een zoutvaatje en een zeer klein bekertje. De Chineesche vrouwen eten niet met de mannen te zamen. Bij gastmalen is het gebruikelgk, dat alle aanzittenden rooken en de kroon van iederen fees- telijken maaltgd is eene geschiedenis of eene vertel ling, voorgedragen door een zoo beroemd mogelgk redenaar. Geen onderwerpen van algemeen belang worden bij maaltijden besproken, doch wel schenkt men daarbij gaarne zijne opmerkzaamheid aan den een of anderen fijnproever, die er den slag van heeft geheugen. Zulke gevallen moesten nieuwen argwaan bg u doen ontstaan en u nopen, waarnemingen te doen, zeide de inspectenr; hebt ge mij geen enkel noe menswaardig resultaat dier waarnemingen mede te deelen Zoover ik weet, neen. Eens verloor de graaf, terwijl hij in het rgtuig stapte, een oud, smerig aanteekenboekje. Ik zou mij geschaamd hebben, al» men in mijn zak zulk een boekje gevonden had. Ik bracht het aan de gravin, zijn zuster, en toen de graaf teragkeerde, vroeg hij mij op opgewonden, bijna dreigenden toon, of ik niet een aanteekenboekje gevonden had. Nu, en toen? Toen ging hij naar zijn zuster, en zooals het kamermeisje mij later verhaalde, heeft hij dien avond het voornetoen opgevat, mij te ontslaan. Hebt ge geen blik in hot boek geworpen? Zeker! Ik moest immers zien, aan wien het behoorde. En wat bevatte het? vroeg de inspecteur. Teokeningen, planuen en aanteekeningen, die allen op Hohenhausen en de jeugd van den graa betrekking hadden. Wordt vervolgd aardig over allerlei cullinarische genietingen te kunnen babbelen. {Zondagsblad.) Het is nu ongeveer vier en een halve maand ge leden, toen een zekere B., uit Hilversum, die aldaar een manufactuurzaak zou oprichten (voor Hilversum mers zij er bggevoegd, dat het was in een hoekhuis dicht bij het station), bij een der grootste firmans in het lampen vak te Amsterdam drie gaslampen be stelde ter waadde van 125 tezamen. De betaling zou gescljiede^ bg de aflevering. Een kneónt, tevens gasfitter, wordt met het bestelde naar de plaats van bestemming gezonden, koipt aan het opgegeven adres, doch verneomt daar dat men de toestellen niet plaatsen kan, omdat de gasfabriek nog niet gezorgd heeft voor aansluiting. Zoodra echter de aansluiting zou zijn tot stand gekomen, zou men den leverancier waarschuwen, en kon de gasfitter, natuurlijk andermaal voor rekening van den besteller, naar Hilversum komen, om de lampen be hoorlijk op te hangen. Do knecht neemt daarmede genoegen cn keert, met achterlating van de lampen, naar Amsterdam terug. E^Dige dagen later ontmoet de leverancier den heer v. V., een vakgenoot, geves tigd in de Reestraat. Deze deelt hem me..e dat in een bierkelder, ergens op de Heerengracbt, gehouden door zekeren V., drie lampen, gloednieuw, vah des heeren L.'s fabrikaat te koop zgn voor 60. De heer L. erheen. Van zijn bediende, den heer v. A., vergezeld, brengt hij een bezoek in den bier kelder en vindt des heeren v. V.'s bewering maar al te waar. De bediende brengt zijn patroon, die natuur lijk, erg boos is, tot bedaren en verklaart, te zullen zorgen, dat den volgenden ochtend het gestolen goed, zonder betaling, weer in het bezit zal zijn van den rechtmatigen eigenaar. Inderdaad is dit gelukt. Des anderen daags ging den heer Van A., die wrl gezorgd had een half dozijn flinke jongens hg zich te hebben, om zich to gen een even groot getal flessentrekkers, in V's bierknijp aanwezig, te verdedigen, uit en maakte zich met geweld en zonder betaling natuurlijk, nu werd reeds 150 geëscht van het geroofde goed mees ter. Dat dit niet zonder moeite ging, bewijst de verwonding, die de heler van het gestolen goed be kwam. Hij moet bij de vechtpartij namelijk vier kneuzingen in de ribben bekomen hebben. Doch wat nu? Do flessshentrekkor heeft den moed of liever de brutaliteit, de zaak aan to geven, toont een quifan- tie ad ƒ125, geteekend door B., te Hilversum, en klaagt den heer v. A. en de zijnen aan van diefstal. Eerstdaags, we meenen 16 Dec. e k., komt de zaak voor de rechtbank. {Nbl. v. Ned.) De hooggeprezen „politiek der bevrediging," waar van de Fransche ministers en anderen tgdens de zomervacantie den mond vol hadden, is reeds ver te zoeken. De grondslagen van het gebouw, zucht de Débats, moeten wel weinig stevig geweest zijn, dat het tengevolge van zoo weinig ineenstort. Had de minister Fallières den bekenden brief des aarts- bisschops van Aix in de snippermand geworpen in plaats van dezen prelaat deswege te vervolgen, er ware niets gebeurd. Nu is de vrij kalm afgeloopen interpellatie van den radicalen predikant Dide in den Senaat gevolgd door die van den nog radicaler Hubbard in de Kamer en de poppen zijn aan het dansen." Ja, men schijnt te kunnen zeggen, dat het in de tegenwoordige Kamer nog nooit zoo gestormd heeft als ditmaal. Meu kan zich voorstellen welke opgewondenheid er Vrgdag in de Fransche Kamer heerschte. Mgr Freppel was het middelpunt van een levendig dis- cussieerende groep leden der rechterzijde. Aan dezen kant heerschte de grootste agitatie. Indien de ge moederen kalm geweest waren, zoo had toch Dërou- lèdes optreden deze rust onmiddellijk weggevaagd. De president der ex-patriotten-liga stelde de prealabele quaestie, daar hij een nieuwe discussie na het debat in den senaat onnoodig achtte. Wat immers allen wenschen is het behoud van het concordaat! Gepn schrede verder zal het dedat ons in deze quaestie brengen, meende Déroulède; alleen zal het dienen om de onmacht der regeering ten opzichte van het invoeren van hervormingen te maskeeren. Heteenig doel is Italië gerust te stellen betrekkelijk de ultra- montaansche bedoelingen der Franscheu. Dat Italië gerust z|j, Frankrijk is niet ultramontaansch. Verder zullen redenaars komen om te spreken en wat is het eindemeu verontrust het land en verdeelt het in twee partijen. Deze laatste bewering verschafte Déroulède een storm van toejuichingen van de rech terzijde. De prealabele quaestie, in stemming gebracht, werd verworpen met 374 tegen 133 stemmen. Thans was het woord aan den heer Hubbard, die zijn in terpellatie toelichtte. Onder voorlezing van het be kende schrijven van den aartsbisschop van Aix en van brieven van andere prelaten hield de spreker zijn requisitoir tegen mgr Gouthe Soulard en de overige geestelijken, die verklaren niet do instellingen en wetten van den staat te erkennen. Herhaaldelijk vielen de clericalen hem in de rede, die hun beurt door de linkerzijdo werden geïnterpelleerd. Aan de regeering vroeg de heer Hubbard ten slotte, welke maatregelen zij denkt te nemen ten einde de geegj^lgkheid tot gehoorzaamheid te dringen. Door den hear Hubbard was o a. voorlezing ge daan van een herderlijken brief van den aartsbis schop van Bordeaux, waarin de volgende zinspeling op het herstel der wereldlijke macht des pausen voorkwam //Do /edelgke steun van Frankrijk is tot nu toe aan den gevangene van het Vaticaan behouden gebleven. Frankrijk wil dat de paus sou- verein zijhet wil dat hij vrij zij. Deze zinsneden hadden alom de aandacht getrok ken en verontwaardiging gewekt. Toen nu de minis ter Fallières gisteren in de kamer, evenals Woensdag in den senaat, de grootste lankmoedigheid ten op zichte vau den clerus aan den dag legde on eindelijk verklaarde er aan te hechteD het. gedrag van dqn aartsbisschop van Bordeaux te rechtvaardigen, waartoe h|j een verklaring van dezen prelaat te zijner ver dediging voorlas, ontstond een onbeschrijfelijk tumult in de kamer, dat te bedwingen zelfs den altijd vaar digen en tactvollen voorzitter Floquet met gelukte. Een ontzettend misbaar en geraas volgde, waarbij bisschop Freppel tot orde werd geroepen en do luidruchtige Paul de Cassagnac den heer Floquet dreigde. Nadat het heftig tumult eenigszins bedaard was, werd het debat voortgezet. De republikelnsche af gevaardigde Jamais drong er op aan, dat de regee ring een wetsontwerp op de vereenigingen zou in dienen ter voorbereiding ven de scheiding van k' rk en staat. Nu trad Paul de Cassagnac met zijne gewone heftigheid op. Volgens hem waren de bis schoppen al te geduldig en de republiek jegens hen ongorecht. Met de verklaring dat hij geen vrees koesterde voor een regeering, gepresideerd door Car- not le Petit, eindigde De Cassagnac. Geen wonder dat De Freycinet wenschte het debat nog dienzelfden dag te besluiten. Van een ander gevoelen bleek de kamer, die op voorstel van den radicaal Pichon tot de verdaging besloot met 290 tegen 241 stemmen. Zoo èindigde de zitting met een echec der regeering, wat voornamelijk te danken schijnt aan de houding van den minister Fallières, die nog honigzoeter ten opzichte van de geestelijken was dan Woensdag in den senaat. De Kamer verkeerde ooi; Zaterdag in eene zeer opgewonden stemming. Het debat over de interpellatie-Hubbard betreffende de houding der bisschoppen eindigde hierme, dat de voorzitter Floquet acht verschillende motiën van orde voorlas. Daaronder was er een van mgr. Freppel om tot de eenvoudige orde van den dag over te gaan, doch deze werd met het opheffen der banden verworpen. Daarop kwam in stemming de motie van den heer Hubbard, welke verworpen werd met 346 tegen 104 stemmen. Do minister De Freyoinet verklaarde zich ta ver eenigen met de motie van den heer Rivet, luidende „De Kamer, overwegende dat de jongste botoogin- gen van een deel der geestelijkheid den maatschap- pelijken vrede in gevaar konden brengen en dat die handelingen eene ernstige schending zijn van de rechten van den Staat, doch vertrouwende in de verklaringen der Regeering en er op rekenende dat zij de noodige maatregelen zal nemen om aan allen eerbied voor de wet in te boezemen, gaat over tot de orde van den dag.* Deze tootie werd met 243 tegen 223 stemmen aangenomen en de zitting onder eene levendige op winding opgeheven. In de Zaterdag gehouden, zitting van den Duitsoben rijksdag is, na eene beraadslaging welke zes uren duurde, besloten de tweede lezing der handelsver dragen in openbare zitting te houden. De rijkskanselier Von Caprivi verklaarde, dat de nijverheid niet wordt voortgetrokken tegenover den landbouw. Het had hem veel moeite gekost het graqnreoht op 3*/* M»rk te behouden. Tor tegemoet koming in. hot gebrek aan arbeiders zal eene wijzi ging der wet op het domicilie van onderstand in overweging: worden genomen. Een wetsontworp, dat daarop betrekking, heeft, kan na den afloop van het tegenwoordig zittingtijdvak verwacht worden. Hij drong er ten slotte op aan, de handelsverdragen nog vóór Kerstmis af te doen. De oommissie der Hongaarsche Kamer vau Afge vaardigden, belast met de behandeling der oecono- mi8che vraagstukken, maakten heden een aanvang met de beraadslaging over de handelsverdragen. De minister vau koophandel verldaarde, dat de Regeering do gesloten verdragen beschouwt als een aaneengesloten geheel, waarin geen verandering mag gebracht worden, en de commissie besloot daarop onmiddellijk tot de discussie over te gaan. De meer dan zonderlinge uitslag van het proces te Massowah heeft gisteren in de Italiaansche Kamer tot een achttal aanvragen tot interpellatie aanleiding gegeven. De Afgevaardigde Cefulu drong aan op strenge maatregelen tegen de vroegere Gouverneurs van Eritreo, generaals Baldissera en Orero e. a., verklarende dat hij na het voorgevallene zich ge schaamd had Italiaan te zijn welk gezegde na tuurlijk levendige protesten uitlokte. Nadat genoemde heer, niet zonder tegenspraak van den minister president en de meerderheid met heftige aanvallen tegen de Regeering geëindigd had nam als tweede interpellant de welbekende irredentist Imbriani het woord, er op aandringende dat in de Kamer reken schap gegeven zou worden van de handelingen der bovenbedoelde generaals, en zich daarbij beroepende op het voorbeeld van Engeland tegenover gruwelen, in Britsch-Indië door bevelhebbers gepleegd. De schandelijke vlekken op Italië's koloniale geschiedenis moesten worden uitgewischt, zeide hg. Vervolgens voerde de heer Piccolo Cupani het woord, indertijd door den minister Crispi met een onderzoek naar het voorgevallene te Massowah belast, die de generaals verdedigde. De minister-president Di Rudini verklaarde dat alles op wettelijke wijze had plaats gehad. Toen de com missie van onderzoek, zeide deze, verklaard had, dat de generaals hunne bevoegdheid waren te buiten ge gaan, werd de quaestie voor eene jury van generaals gebracht, welke tot de slotsom kwam, dat er voor toopassing van maatregelen van tucht hen betreffende geeno termen waren. Hij voor zich, vervolgde de minister, zou voor den drang van politieke harts tochten niet zwichten. Men zou den generaals kun nen verwijten, dat zij inderdaad hunne bevoegdheid hadden overschreden, maar dAn toch alleen gedreven door hunne zucht tot het welzijn der natie. Nadat de minister van Oorlog zich met de verkla ringen zijns ambtgenoots vereenigd bad, werd de zit ting verdaagd. Onrustwekkende berichten komen in de laatste dagen weder uit Brazilië. In de provincie Rio de Janeiro heorsoht zoo groote opgewondenheid, dat de banken bewaakt moeten worden en een gevecht heeft plaats gehad, waarbij verscheidene dooden vielen. Er schijnt evenwel ongerustheid over den geldelgken toestaud als politieke ontevredenheid in het spel te zijn. Een verzekering van de regeering dat hij zich borg stelt voor de leoning die door de „Banco del Credito" zal worden uitgegeven, heeft eenige kalmte teweeggebracht, maar de politieke beweging duurt voort. Deze staat voornamelijk in verband tot de tot de gouverneursquaestie. De gouverneur Postella valt niet in den smaak der regeering, maar op haar verzoek om ontslag te vragen heeft Postella ronduit verklaard, dat hij dit niet deed. Thans is hij afgezet en is een militair tot gouver neur benoemd onder afkondiging der krijgswet. Na dere bijzonderheden over het geschil ontbreken. VEILING 14 DECEMBER. Huis, Erf en Tuin, Boplekade w|jk R. No. 108 1220.kooper J. van Dam te Haastrecht. Winkelhuis en Erf, Kleiwegsteeg wijk N. No. 315 895.—, k. A. H. de Groot. Huis en Erf, Klooster aan de Nieuwe Haven wg'k N. No. 64 570.— k. A. H. Kulik. van de Makelaars De markt was heden onveranderd. Loco Tonkfust 7.75. Geïmporteerd tust 7.85 Januari-lerering 7.65. Februari-Ievering ƒ7.40 Maart-levering 7.80. April- Mei- Juni- Juli-lere- ring 7.25, Augustus-leveriug 7.30. September- October-, November en DecembeMereruig 7.40 OVERLEDEN W. ds Jong, wed. J. Lo.oder.loot, 81 j. J. Vrijltodt, haitvr. tan W. Ton. 59 j. GKBOREN-: Herman Henrich, oudere G. Juogtling en M. Reneman. 3e Klasse. Trekking ran Maandag 14 December. No. 3846 1000. No. 14905 400. No. 7942, 10262 en 19797 f 200.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1891 | | pagina 2