Buitenlandse!) Overzicht. x; verzoek omtrent die hotfdpunten of sommige daar van dio inlichtingen te mogen ontvangen, tot het verstrekken waarvan genoemde Kamers of vereeni- gingen in staat sign. Voor zoover (le genoemde lgst aan volledigheid te wenschen mocht overlareu, zal de commissie ook gaarne mededeeling ontvangen over daarin niet vermelde onderwerpen, mits deze vallen binnen de grenzen van het onderzoek, haar b(j de wet opgedragen. Zg legt er eohtet nadruk op, dat het haar ter volbrenging van die taak is te doen, om zakelijke inlichtingen aangaande feiten en toestanden. De commissie houdt zich voorts aan bevolen voor eene opgave der personen, die, naar de meening der Kamers, meer bijzonder in aan merking zouden komen, om als getuige of deskun dige te worden gehoord. Omtrent de dame en hare dienstbode, die Dins dagochtend in hare woning aan de Atjehstraat te 'sGravenhag? aood werden gevonden, gaat thans het gerucht, dat de oorzaak van den plotselingeu dood moet gezocht worden in verstikking door kolendamp, verspreid door eene anthraoiet-kachel. Van misdrijf is geen sprake. De lijken zijn naar het Academisch ziekenhuis vervoerd, ten einde inwendig te worden geschouwd. Door onzen vroegeren stadgenoot, dor. heer A. L. Schmidt te 's Hage, is een brochure uitgegeven onder den titel „Staatstoezicht op verzekeringen, een dringend volksbelang De heer Schmidt gnat naar aanleiding van hot Nutsrapport over do begrafenis fondsen, den toestand en de werking dezer fondsen bij ons te lande na, en komt dan tot de conclusie, door vele voorbeelden toegolicht, dat staatstoezicht op deze instellingen zeer noodig is. Vervolgens toont hij deze noodzakelijkheid ook aan voor de levens verzekering-maatschappijen, die wel minder verzeker den hebben maar waar toch de verzekerde sommen hooger zijn dan bij de begrafenisfondsen. De schrij ver beweert, dat deze maatschappijen geen zekerheid bieden ook onze Nederlandache maatschappijen niet, hoewel die over het algemeen een zeer goeden naam hebben. De koninklijke goedkeuring beteekent niets; want deze heeft alleen betrekking op de statuten; ook het toezicht van commissarissen geeft weinig of geen waarborg. De schrgver wenscht niet dat de staat, zooals sommigen willen, zelf als verzekoringmaat- schappij optrede, maar acht staatstoezicht noodig, omdat „de staat zelf belanghebbende is, want sparen is in het belang van den staat." De heer Schmidt haalt dan tal'van binnen- en buitenlandsche gel* er- den aan, die allen het hut van staatstoezicht hebben betoogd. Vervolgens geeft .hg dan een beknopte opsorpraing van de landen waar reeds oen wetgeving op het verzekeringswezen is tof stand gekomen. Alf6»Wk de schrijver niet nader aangeven welk toezicht hij verlangt en hoe dit geregeld zou moeten zijn. .Alleen' wenscht hij „strenge bepalingen omtrent de waarbofigsom en de verificatie van de Doeken der maatschappijen door bevoegde staats imb- lenaren." 1 De verzekerden kunnen dit -niet doen, het moet door. degelijk vakman geschieden. De heer Schmidi d'oet dan* een beroep op allen om nfede te wernen krijgen. zrHet iemand wordt gesteund in zgn streveu te zorgen voor vrouw en kind, want die zorg weert pauperisme, en pauperisme is de grootsto vijand van den staat." Een rijke Brit trad een kapperswinkel binnen, waar oene knappe jonge vrouw, ofschoou armoedig gekleed, in druk gesprek gewikkeld was met den eigenaar der zaak. Zij bood hem hare weelderige lokken te koop voor één pond (12 gulden), terwijl hij niet meer dan 1/9 pond wilde geven. Eiudelijk stemde de arme vrouw met tranen in de oogen, toe, doch op hetzelfde oogenblik legde de Engelschmau zijne hand op haar schouder, uitroeponde„Wacht even l" Hij ondervraagde haar naar do redenen waarom zg tot den verkoop moest overgaan, en vernemende dat zg dit offer bracht om hare ouders te helpen, haalde hg eene portefeuille te voorschijn, zeggende: „Wilt gij mij toestaan uw haar te nemen? Ik bied u er 400 pond (4800 gld.) voor? De jouge vrouw weigerde natuurlijk dit voorstel niet, en, nadat de heer haar de geuoemde som overhandigd had, knipte hij ééu enkele 'haar af, eu legde die zorgvuldig in ziju portefeuille, waarna hij zich haastig verwijderde. een dergelijk toezicht van staatswege te ver is immers in het belang van den staat, dat Men schrijft aan de Amsterdammer: Een welbekend geleerde is voornemens eerstdaags naar Afrika te reizen, met het doel om de gewoonten en de taal der apen Le bestudeeren. Èu dat het hem hiermede ernst ió moge blijken uit het teil, dat bij zich reeds eenige jareu uil sluitend toelegt op de ontleding van oen Simiaausch gesprek, teneinde een woordenboek van deze taal te kunnen samenstellen. Naar hij beweert, is het verstaan en begrijpen van eenige (Ier eenvoudigste uitdrukkingen onzer de wou den bewonende neefjes eu nichtjes voldoende om zich verder zonder moeite met deze familje te kun nen onderhouden. Gelijk gezegd, begeeft hg zich binnenkort op reis en wel naar Afrika's westkust. Vaudaar wil hij doordringen tot in de „Gaboon country"; de streek waar de grootste eu uitgestrektsle bosschen of wouden, maar tevens de meeste gorilla's worden aaugetroifen. Hij zal een groote ijzeren kooi met zich medenemeu, die, teneiude lianr gemakkelijk te kunnen vervoeren, in verscheidene stukken is ver deeld. Dit traliehuis is echter niet bestemd om er de gorilla's in te vangenintegendeel het strekt om er deze dieren buiten te h,ouden en den professor te dienen als een woniug, die te midden van het dichte woud in elkaar zal worden gezet. Verder zal het groot genoeg zijn t>i$ den zoöloog, behalve die voor waarnemingen, ook gelegenheid te bieden to siapen en rtudeeren. Het spreekt wel vanzelf, dat de kooi zeer solide moet ziju ingericht, opdat zij bestand zij tegen alle pogingenom haar uit elkaar te rukken, die door minder vriendschappelijke gorilla's mochten worden aangewend. Onze geleerde vertrouwt, dat de studie, die hij alreeds van de apentaal heeft go- maakt, hem bij zijue onderzoekingen van grooten dienst zal zijn. Na zich door gissing de beteekenis van enkele woorden te hebben eigenmaakt, wil hij dezen aanwenden tot het instemmen met het apen- concert, dat gewoonlijk eenige minuten voor het ter ruste gaan door hen woidt aangeheven. Thans komt echter nog het voornaamste van des professors plan: Hij zal namelijk ook acht phono- grafety en een gros (d. i. 144) ongebruikte cylinders medobemen. De pho'nograf6n zullen rondom langs deu binnenrand der kooi en gropte blikken, naar de buitenzgde gekoerde, trompetten op de trilplaten bevestigd wordeu. Wanneer nu eeu gorilla de uit ijzeren staven bestaande wanden der kooi nadert en de eene of andere opmerking uitstoot, dan kan de electri8che batterij, door middel waarvan de phono- graaf werkt, in een oogwenk aangezet en de klanken (woorden) door het borst geuit, onuitwisohbaar op gevangen worden. Zoo doende kon het aldus verkre- gene later tot onderricht strekken van eene dankbare menschbeid. De kooi en onmiddellijke omgeving hiervan zal electrisch worden verlicht, zoodat de ver schillende diersoorten, die haar naderen, nauwkeurig kunnon gadegeslagen en herkend worden. De influenza heerscht te Berlijn ook onder de paarden. De ziekte begint met opzwelling der oogen en staking van den eetlust, terwijl de beenen tot eene wanstaltige massa verdikken. Wanneer de hulp vau den veearts dadelijk wordt ingeroepen en de dieren naar eisch worden ontzien, heeft de ziekte meestal een goedaardig verloop. Wamieer er van de dieren, .ua door dé ziekte te zijn aangetast, nog eenige krachtsinspanning wordt gevergd, volgt er iu vele govallen hartverlamming, waaraan zij sterven. Het geval van een barbier te Huarlenè, die, door de rechtbank aldaar vrijgesproken in eene vervol ging wegens diefstal, welke vrijspraak door het hof te Amsterdam bevestigd werd, 2'/a maand in voor- loopige hechtenis heeft doorgebracht, heeft in het llbl. aanleiding gegeven tot de opmerking, dat dit geval weder de vraag doet rijzon, of niet ook hier te lande reden bestaat, het geven van schadeloos stelling voor onverdiend oudorgaue opsluiting spoedig in ernstige overweging te nemen. - Het W. v. h. R. voegt daarbij: „Die vraag" en ook nog „eene andereof bij het verleenen en ver- longen van bevelen van gevangenneming en gevangen houding, krachtens artt. 86 en 116 Wetb. van strafvordering, wel altijd te werk wordt gegaan met die omzichtigheid én angstvalligheid, die de eerbied voor de persoonlijke vrijheid dringend eisebt. Wat betreft de schadeloosstelling voor preventieve deten tie, ondergaan door vrijgeuprokenen, vleien wij ons niet met de verwachting, dat het recht daarop spoe dig bij eene "Nederlandsche wet zal worden erkend, vooral ni^t indien wat ons echter volstrokt niet noodzakelijk voorkomt zoodanige wettelijke rege ling wordt vastgoknoopt aan eeue priucipieele her ziening van ons Wetboek van Strafvordering, waarop door don minister van justitie bij de jongste begroo- tingsbebatten weinig of geen uitzicht werd geopend." „Mars" schrijft in het Hand. over „het straffen vau militairen" o. a. het volgende Het kan niemand- verwonderen, wanneer groote ongelijkheid in de toepassing der straffen heerscht. Alles hangt af van het temperament van den chef, die de straffen oplegt;.hij is aan geene regelen of voorschriften gebonden, s'echts de maxima der straf fen zijn bepaald. Geheel verkeerd zou het dan ook zijn, hierbij eeu vast tarief in te voeren, daar er bijv. groot verschil bestaat tusschen een militair, die een enkele maal een paar uur te laat thuis komt, en een ander die aanhoudend nalatig is op dat p,unt. De officier die straft, moet dus wel degelijk acht-geven op het ka- och niet, beste vriend ik zal er nu Teel beter vjjor kunnen wérken. ik moet er thans voor bedanken, zeide Bomberg. Het was een dwaasheid. Gij wenschte den titel van handelsraad.... Ook daarvan zie ik af. De baron stond op het gesprek had oen voor hem pijnlijke wending genomen. Zou het werkelijk waar zijn, dat gij zooveel verloren hebt vroeg hij. Mén spreekt er zeer veel over, maar» ik wilde er geou geloof aan heoliten.... Men 'spreekt er dus reeds in de bierhuizen Vorer? riep de bankier. Mijnheer Romberg, bierhuizen ken ik niet zeide de baron verontwaarcUgd. Men sprak er over in het café. Vaarwel, hélrenIk hoop, dat ge mij een vriendelijk aandenken zult bewaren. Waüneer het schip zir.kt, dan verlaten de ratten hetbromde Romberg. v De bankier hield zich weder met zijn papieren bezighij rekende lang, en een zware zucht ont glipte aan zijn lippenhét resultaat bleef steeds hetzelfdehij stond »oor het bankroet. En het was een onteeifcwl bankroet! Hij sprong op van zijn plaats; het werd hem te ct^benauwd tusschen de vier muren. Moed, vaderzeide Theodoorwanneer alles verloren is, kunnen wij in een andere' stad'een nieuw huis vtstigen. De bankier lachte bitter. Wanneer oenmaaT de schande ons haar grijn zend gelaat heeft getoond, <lan volgt zij ons tot aan het einde der wereld, antwoordde hijjij kunt mij geen troost geven. Hij snelde naar buiten en trof in den gang kap- tein Von Gronau aan. Kornt u reeds heden vroeg hij, naar adem hijgend u»had mij b loofd, eenige dagen te wachten.... Ik kom niet voor mij zeiven, maar yoor een andere zaak, antwoordde Gronau koel. Voor een andere zaak Ik heb nu geon tijd. De kaptein volgde den- ouden heer de trap op, in bet salon. Hebt gij aan Hohenhausen wissels gegeven vroeg hij. U zult wijs handelen, met uw huis in Londen langs telegrafischen' weg te verwittigen, ze niet tp honoreereu. Do inspecteer Rubens laat u dezen faad geven. t— En hoe komt hij daartoe? vroeg hij. Ik mag u alleen zeggen, dat de omstandig heden dien' raad rechtvaardiger^ In elk geval strookt het fnet het belang van gravin L'nica Von Hohen hausen, dat die som niet in handen yan haar ge- waanden broeder valt. Nu geloof ik u te begrijpen, zeide de bankier; Hohenhausen is een bedrieger. Maar ik zal den raad niet opvolgen; het ware vergeefsche moeite. Wanneer de graaf een bedrieger ik, dan heeft hij de, som in Londen reeds in ontvangst genomen, en is h.ij het nietj dan zou ik mijn firma comproraiteeren. Bezit gij nog de effecten, die ik u ter hand heb gesteld Ja. Wilt ge ze mij teruggeven? Tegen contant geld gaarfte. Ik bezit op het oogenblik een zoo groote som niet. Dan behoud ik ze. Maar ik moet ze terug hebben! zeide Rom berg. Mijn eer hangt er vau af. Rubens heeft mij omtrent deze papieren inlich tingen verschaft, die mij noodzaken, een verklaring^ vqii u te eischer^, dat gij ze mg hebt ter hond. gesteld, antwoordde Gronau. Het is mij gelukt, óen gedeelte te re ldendat houd ik vast. Gronau keerde na deze v woordeu den ouden heer den rug toe eu ging heen. Langzaam daalde Romberg de trap a/. Toen hij in het kabinet trad, zag hij Theodoor in gesprek met den kassier. y Wat is er gebeurdi vroeg hij. De Kas is Je^lig, antwoorddo de kassier, en al deze aanwijzingen moeten beden nog voldaan worden. i Hoe groot is het bedrag? Meer dan een ton. Wachten willen de men- scheu niet; zij spreken van.... Ik wjl niets verder weten, zeide Rornborg sluit de ka's; de firma Romberg en Zoon moet hare betalingen stAken. Wordt vervolgd.) rakter en het doorgaand gedrag van den persoon, die het een of ander misdreven heeft. Toch is het verkeerd, wanneer de mate van strafbepaling, bij do verschillende compagnieën die in eenzelfde garnizoen verblijf houden, sterk uiteenloopt. De chefs moe ten daarom een wukend oog houden op do wijze van straffen hunner kapiteine, en zorgen dat daarbij geen te groot verschil wordt aangetroffen. Dit is evenwel slechts een algenidene, een onbe paalde aanwijzing. Er bestaat behoefte aan meer sfellige regels, en daartoe rekenon wij o. a. de vol gende lo. „Aanklager en rechter mogen nimmer dezelfdo personen zijn", ook niet bij hot opleggen van disci plinaire straffen. De rechter moet dus hooger in rang zijn dan degeen, die het feit heeft opgemerkt. Dit is noodig, omdat een misdrgf dat men zelf heeft gezien, altijd meer indruk maakt, dan een feit dat men als onzij dig persoon beoordeelt. Do kapitein is in den regel de persoon die straft. De feiten worden meestal door een luitenant of een onderofficier aangebracht. Wanneer echter de kapi tein een strafbaar feit zelf opmerkt,, doet hij wel, de beslissing over te laten aan deu bataljonscom mandant, gelijk deze voor feiten, door hem gezien, aan den regiments-commandant. De hoogste in rang bij een korps moet wel, als bij de waarnemer is, zelf straf opleggen maar het aan tal feiten, dat bij zelf opinorkt is in den regel gering; beter is het echter dat ook hij den regel volgt en de straf overlaat aan den compagniescommandant van don schuldige. Wel blijft dan toch de chef de per soon die in» hoogste instantie de straf moet goedkeu reu, maar de, afdoening hangt dan toch niet van hom alleen af. 2o. Een tweede waarborg voor rechtvaardigheid is daarin gelegen, dal de autoriteit die de straf op legt, altijd „eerst den schuldige hoort," en hem dus de gelegenheid aanbiedt, zijne verdediging voor te dragen. Zonder twijfel zal van de 100 gevallen 90 maal weinig belangrijks ter verdediging worden aangeboord; maur toch zal menig ourechtvaardig vonnis daardoor worden voorkomen. Bovendien heeft de soldaat dan gelegenheid wat hij tot zijne verontschuldiging kon aanvoeren, voor te dragen, hetgeen ook van invloed kan zyn op de straf. 3°. Een derde middel ter verbetering van den rechtertuestand van den militair zou daarin beliooren te bestaan, dat het „vragen van r.acler onderzoek" over een opgelegde straf, niet meer beschouwd worde als „iets oneerbiedigs, als iets dat ongepast is." Waar zulk een Cjfcfctting voorkomt, heeft men reden te spreken van kleingeestigheid van den officier. Wij geven toe, dat deze uitdrukking niet vleiend is, toch wordt daardoor de toostand het best uitgedrukt. Wanneer een officier een feit rapporteerd, heeft hij, naar veler meening, recht om straf voor de schuldige te eischen. Niets is minder juist. De vraag, of het een berisping of een straf eischt, bjijft geheel ter be slissing van de hoogore autoriteit. Maar wanneer de sleur medebrengt dat een rapport altijd met een straf wordt afgedaan, eu bet geschiedt een enkele maal niet, dan ontvangt de soldaat daardoor den indrulc. dat de officier, die gerapporteerd heeft, iu het ongelijk is gesteld. Nu is het volstrekt niet bevreemdend, dat de sol daat die gestraft wordt, van zijn standpunt oordeelende, meém niet of minder strafschuldig te zijn. In die gevallen is het ook in het belang van de krijgstucht wenschelijk, dat do feiteu nader onderzocht worden, ook al zal dan in 90 pCt. der gevallen blijken dat de schuldige verkeerd oordeelt. Maar soms zal toch ook aan den dag komen, dat do aanklager onjuist wm ingelicht, dat hij het uan of ander verkeerd heCTt begrepen, zoodat herziening van de straf niet overbodig is, Zou men nu wenschen, dat in zulke gévallen een onrechtvaardige straf opgelegd bleef Immers neen, .maar wil men dit voorkomen, dan moet men de 90 pCt., waarbij het onderzoek tot geen verandering leidt, mede in den koop nemen. Wanneer men even wol in laatstbedoelde gevallen aanneemt, dat het klagen iets oneerbiedigs is, en vermeerdering van straf vereischj; dan zal daarvan het gevolg zgn/dat het vragen om nader onderzoek na gelaten wordt, ook-indien de soldaat wel gelijk heeft. Mochten de compagniescommandanten opzien tegen den last, welke tiaar hunne meening hét noodwendig gevolg moet zijn van dat stelsel van gratis r clamee- ^ren^ als wij het zoo mogen noemen, dan meenen wij hen te mogei gerust stellen. Wanuoer de soldaat eenmaal doordrongen is van het besef, dat eene on gegronde reclame nivts geeft, zal hij den weg van hooger beroep niet ijtflaan zonder reden. Daarente gen zal lift gevoel, dat hij recht „verkrijgt" wan neer hg recht „heeft," zijn vertrouwen in de hand having der discipline versterken. In verband met de plannen tot bevaarbaarhouding van het Noordzee-kanaal, waarover in de Tweede Kamer bg de behandeling der begrooting van Water staat is gediscussieerd, deelt de Amh. Ct. het vol gende mede In het vorige jaar werd door onzen stadgenoot, den heer J. J. Van Leeuwen, leeraar aan de Pract. Am bachtsschool alhier, op uitnoodiging eener Vereeni- ging, die van nabij betrokken is bij do belangen van de amsterdamsche handel en scheepvaart, een plan ontworpen voor ee toestel, geschikt om door het Nourdzoe-Kanaal een vaargeul te maken ter breedte van 15 M., en waardoor het gebrokeij ijs voor min stens drie vierde gedeelte uit het kanaal zou worden verwijderd met een suelheid van 2 a 4 kilometers iu bet uur. Zijn toestel bestaat uit een boot, zoo ingericht, dat zij met de sterkste vorst biet iu het ijs kan vast vriezen, dus te allen tijde dienst kan doen. Het vernuftig saamgestelde werktuig is niet alleen in staat ijskorsten van 10 a 15 centimeter, zooals soms in een etmaal ontstaan, te brekeu, maar zelfs ijskorsten van 60 a 70 centimetor; alleen zal voor deze laatste wat langer tijd noodig zijn. Het beantwoordt aan den gHstelden eisch om een vaargeul te maken vau 15 meter breedte en ter verwijdering van het ver brijzelde ijs binnen korten tijd. De boot is tevens vau zoo sterke machine en voortatuwer voorzien, dat zij, bij een ijsopruiraing, als het ijs 10 a 15 centimeter dik is, meteen als sleep boot kan dienstdoen, want in zoo'n toestand zullen niet altijd sleepbooten bij de hand zijn en is de vaar geul klaar, dan is de boot te verstellen, waardoor zij alleen als sleepboot kan dienst doen'bij terugkeer naar haar station. Dit is werkelijk ir. zoo'n tijd van groot belang, Het plan is tevens "de boot door electriciteit te verlichten, zoodat dos nachts even goed gewerkt kan worden. Als sleep bóót dienst (klfende kan zij een snelheid verkrijgen van pl. m. uNtuometer of 10 knoopen per uur. De verwijdering van het ijs is do hoofdzaak, en te recht heeft dau oök de ontwerper ziju toestel „IJsopruimer" genoemd. In verscheiden Staten van het buitenland heeft hij hiervoor octrooi, en te recht maakt dan ook de heer Vbn Loeuwen de samenstel ling van zijn ontwerp niet openbaar. Met een ijsopruimer kan, naar zijn overtuiging, door deskundigen gedoeld, het ijs worden verwijderd uit liet Noordzee-Kanaal, de Keulschè Vaart, de voornaamste grachten van Amsterdam en hetNoord- hollundsch Kanaal. Wanneer ifen een concessie werd verleend voor vijf-en-twintig of dertig jaren, zouden de Staat, de provincie en de gemeente, alsmede belanghebbenden bij handel en scheepvaart, gezamen lijk een subsidie vorleenende van hoogstens honderd duizend gulden is jaars, gevrijwaard zijn tegen de ontzaglijke nadeeleu, die een stremming der gemeen schap te water ten gevolge van sterke vorst teweegbrengt. In Indie wederinvoering van de lijfstraffen wordt door het HaagscheDagblad iu bet belang der veilig heid gewenscht. „Velen, schrijft het blad o. a. zullen zich herin neren met hoeveel bijval indertijd het bericht werd vernomen, dat in Indië de rottingstraf was opgeheven. „Daarin werd een zegepraal gezien en toegejuicht van de zaak der beschaving en der humaniteit. „De stemmen, die van niet-liberale zijde op kolo niaal gebied tegen die „hervorming" opgingen, wer den als uitingen van een verstokt behoud gewraakt. „Bij de bestrijding, welke die getuigenissen der „reactie" vonden, deed men het voorkomen alsof do Indische behoudslieden een soort van inlanders waren die de rottingstraf haddeu verdiend." „De vraag, die toch wel do allesbeslissende had moeten wezen wat eischt de veiligheid van personen en eigendommen werd op den achtergrond gescho ven, voor den zoogenaaraden eisch der menschcnliefde. Dat deze ziclï, ook in dit geval, enkel partij stelde voor den boosdoener en niet voor ziju slachtoffer die omstandigheid werd eenvoudig maar voorbijge zien. „De uitkomst is bekend. Redds schier onmiddelijk nadaf de lijfstraffen waren afgeschaft, werd geconsta teerd, dat de misdaden toenamen. De inlander toonde door de toepassing van gevangenisstraf wolstiekt niet te worden afgeschrikt van het plegen vau misdrijveu. „Dat verschijnsel trad in den Joop der jaren telkens duidelijker op den voorgrond. De klachten over de onveiligheid namnn onrustwekkond roe. „£reen wonder, dat straks zelf rij, die te goeder trouw en door de inspiratie van hun menschlievend gemoed geleid, de „hurrano hervorming" hadden toe gejuicht, tot de slotso'ra kwamen, dat da -afschaffing van de lijfstraffen eene dwaling was-geweest, waarop men wijs zou doen terug *te komen. „Steeds krachtiger deed zich het verlangen gefden, dat men toch niet langer, de Europeescho bevolking in Indië dl dupe zou doen zgn TIU een theorie, roor welke, in abüractoen toegepast in het Westen reel valt te zeggen, doch die in Indië, waar mon is ge plaatst roor andere toestanden en tegenover andere personen, bepaald onhoudbaar moet heeten." ^^^=========:====!=^===:==========r Uit Engeland komen twee doodsberichten." Enge- land s erfprins, de oud «te zoon vau den troouop volger is overleden. De longontsteking, door de „influeuza" veroorzaakt, maakte- iu twee dagen eeu einde aan zijn leven. De volgende maand zou hij in den echt zijn ge treden met prinses Mary van Teek. Het was een huwelijk uit liefde. Het Engelscho volk bewonderde in haar een even liefelijke, oeuvoudige, ware vrouw als de prinses van Wales is. Welk een nobel twee tal komngi.inen der toekomstmeende het Eogelsche volk, En nu is de erfprins gestorven en tro rt het volk mot ouders en grootmoeder mede. Diepe deernis zal overal dit sterfgeval wekken, dat opnieuw verkondigt hoe wisselvallig dit loven, hoe nabij de dood voor ieder is. De prins van Wales heeft nog een toon, die on langs zoo ernstig ziek was aan typhus, en na deze is zijn dochter, de hertogin van Fife, dié een doch tertje heeft, het naast aan den troon. l)e ander, Kardinaal Manning, stierf hoog bejaard. Kardinaal Manning werd in 1809 uit protestant- sche ouders geboren. Hij begon zijn geestelijke loop baan in dienst van do Engelscho Highchurch. Hij steunde de pogingen van Pusey en Newman tot ver- eeniging der verschillende christelijke kerkgenoot schappen en ging in 1850 tot de katholieke kerk over. De bekeerling werd te Rome mot groote ouder- scheiding bejegend eu achtereenvolgens met invloed rijke ambten bekleedt, o. a. was hij huispraelaat van den paus. In 1875 werd hij kardinaal. Hij is een der bekwaamste en ijverigste voorvechters van don Heiligen Stoel geweest en heeft in woord eu geschrift voor liet katholieke geloof propaganda gemaakt. Lit den laatsten tijd zal men zich zijn pleidooi vooreen socialistisch katholieken veldtocht herinneren. Een longontsteking heeft aau het werkzaam leven van den grijzen kardinaal een eiude gemaakt Voor Bqflijn was het Dinsdag een belangrijke dag de rijksdag hervatte zijn werkzaamheden en tegelij-, kertijd vond iu het koninklijk paleis de beëediging van den nieuwen aartsbisschop van Posen, dr. Von Stablewski plaats. Deze laatste plechtigheid met bui-^ tengewonen luister ven pracht, overeenkomstig den smaak des keizers bij elke officiëele plichtsvervulling. Omringd door zijn hofmaarschalk, adjudanten, minis ters en andere hoogwaardigheidsbekleders ontving de keizer den prelaat, wiens benoeming in de „rijks- getrouwe" kringen zoe bitter ontstemde. Na zijn beëediging hield de aartsbisschop van Posen Gnesen een redo, welke wegens haar politieke strekking van beteekenis is en tevous getuist \an de gevatheid des sprokors, die met zijn vleiende woorden den jongen zelfbewustm souverein in zijn zwak wist aan te lasteu. Dr. Vou Stablewski sprak vaD „'s keizers groot waarlijk koninklijk hart", dat 51 zijn onderdanen met gelijke liefde iu zich beeft opgenomen en dat ook hom^de vervulling zijner plichten vergemakke lijkt. „fj. M. heeft zeide de aartsbisschop de roeping, die onze ernstige tgd u oplegt, helderder en moediger aanvaard dan bgna eenige souverein, en tot vervulling daarvan den godsdienst aangewe zen als vast verzamelings- en steunpunt." Als ka tholiek bisschop in den Pruisischen staat zag hg daar om met volkomen gerustheid en vertrouwen de toekomst te gemoet, ten volle overtuigd dat de gods dienstige en kerkelijke belangen van alle katholieke onderdanen de# konings trouwe behartiging zullen vinden. Iu zgn antwoord uitte de keizer de boop, dat de aartsbisschop „de tegenstrijdigheden vprzoenen moge, welke onder de zonen van éen land geen reden van bestaan hebben", eu dat Je herderstaf voortaan door eene vaste en' trouwe hand gevoerd raogo worden. Terwijl aldus in het koninklijk paleis tusschen den monarch en een ijverig dienaar der katholieke kurk beiuigingeu van wederzijdsche welwillendheid en- vortrouwen werden gewisseld, over welker be teekenis in verband met de parlementaire verhou dingen men niet in twgfel kan zijn, nam de rijksdag een besluit, dat qveomin bij een deel der „rgks ge trouwe en natioü^le" partijen 'instemming vindt. Sedert jare i dsor^gen de Duitsch-vrijzinnigen aau op het toekennen van vergoeding van rei9- en verblgf- kosten der afgevaardigden. Sjdert zijn bestaten heeft de rijksdag zich beds achtmaal -ten gunste van het verleenen von „ljiaben" aan de afgevaardigden ver- klnard in stryd met den wensch van vorst Bismarck

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1892 | | pagina 2