Bulteolandscb Overzicht.
locomotieven neemt in de Vereenigde Stalen van
Noord-Amerika zeer toe. Het blijkt, dat deze voor
werpen eene zeer groote lichtkraeht hebben, onge
veer van 2B00 kaarsen, en dat de-voorwerpen van
zeer ver gezieu kunnen worden. De maohinist ziet
zeer goed op 800 meter voor de locomotief; hij
kan groote voorwerpen op 2 K.M. afstand zien, en
men haalt een voorbeeld aan, dat de weerkaatsing
van de geworpen lichtstralen gezien word op een
venster op 31 /9 K.M. afstand gelegen.
Staten-Generaal. Eerste Kamer. Zitting
van Woensdag 27 Januari 1892.
De kamer heeft twee hoofdstukkeu afgehandeld eu
zonder stemming goedgekeurd: Justitie en Binnenl.
Zaken.
Bij Justitie toonde zich de minister ongeneigd
veel te beloven op het punt van herziening der wet
boeken, maar hij hoopte toch veel te kunnen geven.
Tal van onderwerpen werden bij Binnenl. Zaken ter
sprake gebracht. Natuurlijk ontbrak 't gebruikelijke
pleidooi voor een nieuw museum van natuurlijke
historie te Leiden van de zijde van den heer Ver-
heijen nietdeze drong voorts aan op subsidieering
op ruimer schaal van het meisjes-industrie-onderwijs,
gelijk de heer Alberda van Ekenstein op krachtigen
steun aan 't ambachtsonderricht voor jongens en
meisjes en de heer Nebben Sterling op bevordering
van de burgeravondscholen.
De laatste spreker nam het verder op voor het
hoofdbeginsel onzer armenwet en de heer Van Swin-
dereu beval een wijziging der begrafeniswet aan, ter
wegneming van de bezwaren aan de jaarlijksche be-
ëediging van geneeskuudigen, met den doodschouw
belast, verbonden.
Op dit alles was 't antwoord van den Minister
Tak van Poortvliet kort en ho gst welwillend. Bijna
in alle opzichten gaf de Minister de geweusebte
toezeggingen zonder zich daarom al te zeer aan een
tijdstip te binden. „Zoodra mogelijk" ea „te zijner
tijd" zou alles naar de wenschen der sprekers ge
schieden.
Over de vrije- en ordeoefeningen werd druk ge-
debateerd. De heer Van Gennep nam den hand
schoen op voor de bedreigde onderwijzers en wist
van de Regeering de toezegging te verkrijgen, dat
de onderwijzers, die geen acie haalden in 1892, toch
geeu gevaar Hepen aan den dijk te worden gezet.
Dinsdag stond voor de rechtbank te 's-Hertogen-
bosch terecht M. J. L. C. Lambelet, oud 27 jaar,
geboren te Weinheim (Zwitserland) verdacht van den
bekenden diefstal, gepleegd in den nacht van 3 op
4 Maart ten huize van den Commissaris der Ko
ningin, jhr. rar. P. J. Bosch van Drakesteiu, bij
wien hy van 1887 tot 1888 inwonend onderwijzer
was geweest.
Van de 15 als getuigen gedagvaardeu waren 14
verschenen. Na de verklaringen van deze onder
wierp de voorzitter den beklaagde aan een uitvoerig
verhoor. Deze bleef pertinent ontkennen zelf den
diefstal gepleegd te hebben, verklarende dat hij dien
uit wraak door een te Hamburg geraaakten kennis
heeft doen uitvoeren op zijne aanwijzingen.
Het O. M., waargenomen door mr. baron Speijart
Tan Woerden, eischte zijne schuldigverklaring aan
diefstal met braak bij nacht in een woning waar hij
zich bevond tegen den wil des eigenaars en veroor
deeling tot 8 jaren gevangenisstraf.
De aan don beschuldigde als verdediger toege
voegde mr. W. Dittlinger achtte de schuld van den
beklaagde aan diefstal en secundair ook de mede
plichtigheid daaraan onbewezen en concludeerde tot
vrijspraak.
De uitspraak is bepaald op Donderdag 4 Fe
bruari e. k.
In eene Dinsdag gehouden vergadering der af-
deeling Amsterdam I van V olkaonderwija werd aan
genomen een voorstel om in de algemeene vergade
ring het hoofdbestuur op te dragen, do regeering
te verzoeken artikel 24 der onderwijswet weer te
lezen zooals het in de wet van 1878 stond. Het
tweede deel van het voorstel om aan te dringen op
uitbreiding der gelegenheid tot opleiding vau onder
wijzers werd verworpen. De meerderheid oordeelde,
dat de financieels positie der onderwijzers niet van
dien aard is om het een zegen te achten, de gele
genheid om ouderwijzer te worden uit te breiden.
Moe grooter aanbod van onderwijskrachten, boe lager
do bezoldigingen zullen daJeu. Dat er dus eerst ge
brek aan personeel komedit is de eenige weg de
traktementen te doen stijgcu,en dan komt er vanzelf
weer toevloed.
Verder werd aangenomen een voorstel om een
ouderzoek in te stellen naar den invloed van het
verstrekken van voedsel aan schoolkinderen op het
onderwijs en het schoolverzuim. Dat de invloed
niets anders zijn kan dan gunstig, was wel bij
niemand aan twijfel onderhevig, maar om ook van
beu die buiten het onderwijs staan de oogen op dit
punt te openen, daartoe is het noodig feiten te doen
spreken, de resultaten van een gezet onderzoek.
Eveneens werd goedgekeurd het voorstel om bij de
regeering aan te dringen op algemeen kosteloos on
derwijs. Een voorstel om aan te dringen op uit
voering vau al. 1 art. 12 der onderwijswet (op
richting van rijkskweekscholen voor onderwijzeressen)
werd wel in beginsel goedgekeurd, maar in dien zin,
dat men zich bepalen zou bij het vragen van open
stelling der rijkskweekscholen voor onderwijzers ook
voor onderwijzeressen.
„De gevangenis», aldus schrijft men uit Batavia
aan De Loc. is de dezer dagen geschorste ontvan
ger van het successierecht nog juist ontloopen heden
moest hij een bedrag van twaalfduizend gulden stor
ten, die hij van een Chinees geïnd, maar niet in
zijn boekeu verantwoord hail. De nieuwbenoemde
adjunct-inspecteur van financiën, Du Cloux, had zoo
iets vernomen, dat bedoelde Chinees de gevorderde
rechten nogal hoog vond, en bij den heer W. iufor-
meerende, beweerde deze, nog niets ontvangen te heb-
beu. Dit bevreemdde den inspecteur, en dus wendde
hij zich tot den praktizijn van den Chinees, die even
zeer volhield, dat zyn cliënt het genoemde bedrag
behoorlijk gestoort had. Bij een door do justitie
ingesteld onderzoek bleek toen, dat er iets niet
richtig was en werd de heer W. voorloopig iu zyn
bediening geschorst, met last om bet ontbrekende
voor of op heden in 's Lauds kas te storten, ter1
voorkoming van eene vervolging wegens verduistering
van landspenniugon.
Blijkbaar is het den heer W. niet gelukt, dit be
drag bijeen te brengen, en gistor-namiddag is hij met
de „Tara", oen boot van de „Queensland Royal-mijl» I
den kan.
„Bij mijn ziel, mr. Eyre! Is u het," zegt hij
terwijl hij opstaat en zijn gast een stoel toeschuift
„'t is waar ook, u liet mij weten, dat u me wenschte
te spreken. Weer wat op krachten, hè? weer
beter hè Een glas grog
„Neen, dank u. Heusch, ik dank u. Ik kwam
eigenlijk ik ik zou u wel eens over uwe
dochter willen spreken."
„Over mijn dochter?" Het hoofd der Mc. Dermots
zet de karaf neer en ziet Eyre eens aan. „Wel, en
wat is er met baar?"
„Het is een moeilijk iets om u uit te leggen
maar ik ben tot het besluit gekomen, dat hot
engagement, waartoe zij zich verbonden heeft, haar
ongelukkig maakt."
„Zoo!" zegt de heer Mc. Dermot en fronst de
wenkbrauwen. „Is dat alles? Er ontbreekt nog
maar aan, dat u me komt vertellen, dat u verliefd
is geworden op Dulcinea, dat ze gelukkiger zou zijn
als ze verloofd was met u, en dat u daarom het
vastgestelde huwelijk met sir Ralph Anketell on
rechtvaardig vindt."
„Onrechtvaardig niet zoo zeer als wel ongelukkig,"
antwoordt Eyre, die zich beheersoht onder het slecht
verheelde sarcasme van den ander: „bovendien, er
zijn wel meer engagementen verbroken."
„Ik geloof het graag. Ik weet alleen, dat de ver
loving van mijn dochter met sir Ralph Anketell niet
zal verbroken worden."
„Ook niet als het voor haar welzyn zou zijn?"
„Hoe zou het voor haar welzijn kunnen wezen?"
„Omdat baar geluk op 't spel staat," zegt de jonge
man snel. „Mc. Dermot!" vervolgt hij ernstig, „ik
zou niet trachten in uw plannen betreffende uw
dochter verandering te brengen, indien ik niet even
veel kon aanbieden, als ik baar zal doen verliezen.
Ik kan hare toekomst verzekeren."
„Daar twijfel ik niet aan, volstrekt niet. Doch
dit is eene quaestie voor het meisje, dat door u ten
huwelijk gevraagd zal worden."
„Juist, en dat meisje is uwe dochter!"
„Neen, mr. Eyre," zegt de heer Mc. Dermot be
slist: „u zult mijn dochter met mijne toestemming
nooit huwen. En wat haar eigen toestemming betreft,
die is niet meer te verkrijgen. Zij beeft haar woord
aan een ander gegeven. En veroorloof mij u nog
iets te zeggen, mijnheer, u is mijn gast en...."
„Neen, ik wil niet, dat u het zegt!" valt Eyre
hem hartstochtelijk iu de rede. „Moeteu dan de
heiligste, de ernstigste gevoelens naar de vormen
der samenleving zich schikken? Uwe dochter is
ongelukkig. Er zijn toch gevallen, waarin de beste,
de meest geëerbiedigde vormen verbroken moeten
wordenEn daar ik weet, dat zij ongelukkig...."
„U is zeer welsprekend," zegt de heer Me. Der
mot met een glimlachja „Neem het mij niet kwa
lijk, dat ik u in de rede val bij uw bewonderens
waardig betoog over de zwakke zijden der samenleving.
U zegt. dat mijne dochter ongelukkig is. Mag ik
lyu, heimelyk naar Colombo vertrokken. Hoezeer dit
ongeluk velen spijt, om do groote bekwaamheden van
den verdreveue.die den naam had van de beste candidaat-
notarisseu to vormen, en meor nog om zijn gezin, dat ge-
heel onverzorgd aahterblijft, heeft het niemand vorwon-
derd. De heer W. maakte deel uit van een vast hotnbre-
partijtje, dat nooit lager speelde dan een gulden het
fiche, dat meer dan eens biljartte om honderd gulden
de partij en dat aan de roulette om duizenden dob
belde. Geruimen tijd geleden liepen er reeds ieer
onaangename praatjes over voor speelschulden afgc-
geven accepten, die ik toeu maar doodgezwegen heb
maar nu reeds de tweede man vun dat clubje onge-
lukkig gewordeu is, zijn de twee auderen misschien
nog te redden door publiciteit te geven aan de zaak.
Nummer één was de heer S., die, na zeer vreemd
gedaan te hebben met aan zijn eobtgenoote toebe*
hoorende aandeelen „Javasche Bank», via Hongkong
en Yokohama verdween uaar New-York, vanwaar de
uit het proces Du Cloux boruohto beruchte Hartfield
zyn aanwezigheid meldde.
Dat de wandelsport nog niet geheel uit de mode
is, bewezen Maandag den llu dezer de beeren L. 0.
Dudok de Wit (de bekende werold-waudelaar) en
G. G. C. Ruijs, die den heer de Wit eeus in de
maand op zijn wandeling vergezelt.
Uit zeer vertrouwbare bron kunnen wij mededee-
len, dat deze beide tippelgangers Maandagmorgen
11 uur van 't Amstelhotel vertrokken niettegen
staande sneeuw eu zeer gladde wegen, waardoor zy
niet voor circa 2 uur nam. te Abcoudj aankwamen,
waar de heer A. Evers, grossier in gedistilleerd
enz., hun een stuk linnen zak om do schoenen
bond. Geen kwartier mochten zij van dit hulpmid
del tegen bet zoo moeilijk loopen op den gladden
straatweg profiteerenstuk voor stuk verloren zy
de geïmproviseerde sokken, totdat de heer van Heer
den, behanger eu zudelmaker te Baambrugge, zich
over de voetreizigers ontfermde en hunne laarzen
zoo stevig en hecht omwoelde, dat zy vroolijk hun
weg vervolgden en tegen 8 uur in den avond op
den huize „Slangevecht" bij Breuketeu arriveerden.
De gewone tijd voor deze wandeling besteed is
5'/4 uur.
De door den heer Verkley, te Loenen, aangebo
den arreslede, werd door onze wandelaars gracieu-
selyk gerefuseerd. {Sport
Iu het Duitsche tijdschrift „Prometheus" beant
woordt professor dr. Witt de vraag, waarom de
electrische booglampen een blauwachtig, de gloei
lampen daareutugeu een geelachtig licht verspreiden.
Het onderscheid in kleur wordt veroorzaakt door
het verschil in teraperat )ur, tot welke de koolstof
verhit wordt; de electriciteit zelve oefent hierop geeu
invloed uit. Zoo als bekeud it, berust bij electrisoh®
lampen do lichtwerking daarop, dat de eleótrische
stroom op zijn weg op weerstand stuit, waardoor
eerst warmte en daarna licht ontstaat. Hoe meer
stroom door de geleiddraden gaat, des te grooter is
de warmte, des te sterker het licht. Bij de gloei
lampen mag echter, daar de kooldraad zeer dun is»
de hoeveelheid aan te voeren stroom eene zekere
grens niet overschrijden, suders wordt de kooldraad
tot stof verteerd of smelt, en de lamp gaat uit. Deze
grens ligt op ongeveer 1600° C, eene temperatuur
die geel licht geeft.
weteu op welk gezag u dat zegt
„Zekerantwoordt hij met vuur. „Zij heeft het
mij zelve gezegd
„Eene voortreffelijke autoriteit! Mijne dochter
(de oude heer wordt nijdig) is blijkbaar nog een veel
maller wicht dan waarvoor ik haar hield
„U beoordeelt haar verkeerd," zegt de jonge man
heftig.
De oude Mc. Dermot laat een oogenblik zijn oogen
op hem rusten. „Ik begryp wel hoe u tot die rede-
noeriog komt," zegt hy langzaam. „Het meisje, dat
gij op prijs leerdet stellen kan geen mal wicht zijn
niet waar
„Mijnheer!" roept Eyre met gefronste wenkbrauwen.
„Maar zijt ge zoo zeker van hare genegenheid?
Is dan een enkel woord van een jong meisje vol
doende om er op voort te bouwen
„Ik wensch voet bij stuk te houden," zegt Eyre,
ietwat uit de h ;ogte. „Ik kan uw dochter oen
positie aanbieden. Na den dood van mijn oom zal
ik een adellijken titel erven. Ik kan haar even
veel aanbieden als sir Ralph. Ik...."
„Mijnheerdus valt Mc. Dermot met gestreng
heid in „al zoudt ge haar hertogin kunnen maken,
ik zou uw voorstel afwijzen. Mijne dochter heeft
haar woord gegeven om sir Ralph Anketell te hu
wen, en dat woord zal zij houden
{Wordt vervolgd
Bij de booglampen is de temperatuur veel hooger
en overtreft die van het smeltpunt van platina
(1775° C.) aanmerkelijk. (De opmerking moet hier
gemaakt worden, dat het smeltpunt van platina in
den regel wordt opgegeven als nog hooger, en wel op
ruim 2000» C. te liggen).
Deze hooge temperatuur wordt echter niet dadelijk
bereikt. In het eerste oogenblik van branden name
lijk straalt de booglamp ook een geel gekleurd licht
uit, dewyl de twee koolstaven elkander nog aanraken.
Zoodra zij zich echter tengevolge van het verbranden
der uiteinden van elkander verwijderen, worden de
koolstofdeeltjes van de spitsen afgerukt, zweven in
de omringende lucht, en worden door de daarin voor
banden zuurstof verbrand.
De hierdoor ontwikkelde warmte voegt zich bij
die, welke door den weerstand der koolstaven wordt
verkregen, en zoo ontstaat eene temperatuur die de
witgloeikeur nabij komt. De kooldeeltjes doen door
hun verbranden kooloxydegos ontstaan, hetwelk do
gloeiende koolspitsen omgeeft, en daardoor een blauw
achtig gekleurd licht verspreid.
Een Engelsche dame schrijft aan de Daly Telegraph
over de uitmuntende eigenschap van koffio als lucht
zuiverend en besmetting werend middel. Jaren gele
den werd hanr door een geneesheer het branden van
koffie aanbevolen. Vier raaien braken de mazelen in
haar gezin uit, en aan het branden van koffie meent
zy te mogen toeschrijven, dat de ziekte altijd bij den
eersten patient bleef. Zij gebruikte de koffie ook
met groot uut gedurende de influenzu-epidemie der
laatste twee jaren. Haar recept komt op het volgende
neer. Doe in. een pan een paar gloeiende kooltjes en
spreid er een theelepeltje pas gemalen koffie over
uit, niet voldoende om te vlammen, maar om eeu
goeden geur te geven. Stort zoo binnen den tijd van
vijf minuten zes tot acht theolepeltjes in de pan eu
plaats deze b. v. beneden aan een trap met de deureu
vau alle kamers open. Deze geur doordringt binnen
korten tijd het ganscbe huis. De rook wordt bevorderd
door de pan zacht te schudden.
De schrijfster laat op de aangegeven wyzo gere
geld elkeu ochtend en eiken avond koffie brunden.
In geval van besmettelijke liekte moet men dit ook
doen voor de deur van de ziekenkamer, zegt zij.
Bij do nog steeds in toenemende mate in rook
te geven stort zoo binnen den tijd van vijf minuten
zes tot acht theelepeltjes in de pan en plaatst deze
b. v. beueden aan een. trap mat de deuren van alle
kamers open.
In het jaar 1876 verscheen van den toonmaligen
minister van oorlog, generaal-majoor H. J. R. Beijen,
eene vertrouwelijke aanschrijving, waarbij aan de
officieren verboden werd zich met eene parapluie in
het openbaar to vertoonen wanneer men gekleed was
in burnoe. De toenmalige gewoonte om alle be
sluiten met een sluier vau geheimzinnigheid te be
dekken, gaf aan een officier aanleidiug om dat „ver
trouwelijk" te schenden eu een der voornaamste dag
bladen met die order iu kenuis te stellen.
De parapluie-order werd toen het onderwerp van
don dag en gaf in woord en schrift aanleiding tot spot.
Nu een bestaan van zestien jaar is deze order
door den tegenwoordigen minister van oorlog inge
trokken.
standpunt beschouwt. Ken ingenieur heeft namelijk
met mathematische zekerheid uitgerekend, dat Chi
cago iu het jaar 1893 ten onder gaat. Volgens hom
is de bodem der stad niet bij machte do geweldige
gebouwen voor de wereld-tentoonstelling te torsen.
Hij heeft uitgerekend, dat het gewicht der op te
richten monuraeuten en gebouwen een inzinking van
den bodem zal teweeg brengen, waardoor stad en
tentoonstelling zulleu worden verslonden. Hot water
van het Michigan-meer heeft, naar hij verzekert,
den grond der stad onderwoeid en ten deele wegge
spoeld, zoodat de aardlaag, waarop Chicago staat,
nog maar 16 voet is, dus te zwak om de geweldige
tentoonstelling te dragen. Wanneer hot verzakken
van den bodem begint, zal de stad tot op een 40
voet dieper liggende aardlaag dalen; zoo is althans
de voorstelling.
Voor eeu gewoon mensch zeker geen prettig voor
uitzicht, doch voor den Amerikaan zal een wereld
tentoonstelling 40 voet onder de aardoppervlakte een
des te grooter aantrekkelijkheid zijn!
Aan het station Delftschepoort te Rotterdam had
men jl. Zaterdagavond een alleraardigst tooneeltje.
Eeu Delttsche familie was uaar Oud-Beierland
geweest, om daar eeu erfenis in ontvangst te nemen.
Do onderltugü verdeeling zou, wanneer de familie
in haar woonstede was teruggekeerd, nader worden
geregeld. Een uit het gezelschap belastte zich wiet
het postje om den schat te drageu, waaronder ook
was een vrij zware zak met centen.
In afwachting dat de trein zon komen stond men
over de verdeeling te delibereeren. Natuurlijk wilde
ieder de grootst mogelijke portie, en daardoor ont
stond oneenigheid. Hoe men ook praatte, men werd
het niet eens. Op één punt echter was men een
stemmig: met algemeene stemmen werd uitgorcaakt,
dat den sohatdrager niets toe kwam.
Deze, hierover verontwaardigd, wierp den zak met
centen den ovorigon erfgenamen voor de voeten, zoo
dat de geldstukkeu over het perron vlogen, waarna
men aan het grabbelen ging, dat het een lust was.
De schatbewaarder ging de stad in, maakte goede
sier en verspeelde daarbij al zijn geld en zijn hor-
loge hij moest zelfs zijn jas beleenen, om een spoor
kaartje te koopen. Zonder jas kwam hij te Delft aan.
Er ziju, volgens „de Maasb.", te Rotterdam in de
laatste dagen gouden tientjes in omloop gebracht,
die, hoewel niet valsch, toch belangrijk minder dac
10 waard zyn. Bij een jjrinkelier was er een in
betaling gegeven, van welk®.oppervlakte een kleine
hoeveelheid scheen afgenomen Ie zijn, zoodat het gewicht
met eeu gram verminderd en de waarde dientenge
volge circa f 1.50 gedaald was. Men zij op zyne
hoede, vooral daar de klank niets van dit bedrog
verraadt.
Zelfs met een tamelijk zuivoren brievenweger kan
men nagaun, of een goudstuk (denkelijk langs che-
mischen weg) „gesnoeid" is.
Eeu gouden tientje moet nl. 6.72 gram wegen.
Op eene buitenplaats in Ierland wordt een tamme
haas gehouden, die als een piepjong dier in het gras
gevonden werd door een maaier, die hem per onge
luk eea oor had afgemaaid. De wond genas eu de
haas werd zoo tam, dat hy op de knieën sprong der
huisgenooter. en zich als een schoothond liet liefkozen.
Hij liep door alle kamers zonder dat men hem hoorde
en in duisternis was het soms moeilijk hem te vinden.
Alleen de huishond weet hem altijd terecht te brengen,
zonder den haas ooit eenig letsel te doen. Het dier
mag vry rondwandelen op het grasperk hy komt
altijd weer vddr douker thuis.
Het antwoord, door den burgemeester van Am
sterdam gegeven op het verzoek om eene demon
stratie te moge houden ten behoeve der in vry beid-
stelling van J. H. Geel, luidde ais volgt
„Do burgétoeistör der gemeente Amsterdam, over
wegende dat hét verzoek van de achttien werklie
den vereeoigingtn, nl. om op 1 Februari aanstaande
eene demonstratie te houden, ton einde te doen zien
dat invrijheidstelling van J. H. Geel is de wensch
van genoemde vereenigingen, in strijd zou zijn met
de openbare belangen en vrij verkeer, eu dat tevens
voor adressanten andere gelegenheid openstaat, waar-
Jij met die belangen rekening wordt gehouden, hunne
wenschen bij de bevoegde macht kenbaar te maken,
heoft dat verzoêk gewezen vau de hand.»
Het ziet er met Chicago eu zijn wereld-tentoon
stelling treurig uit of prachtig, al naarmate ratn
de zaak van oen gewoon of van een Amerikaausch
Omtrent de vermeerdering van het aantal spoor
wegen over de geheele aarde kan worden medegedeeld,
dat het geheele spoorwegnet een lengte heeft van
595. 67 KM., dat is ten naastenbij vyfmaal den om-
terk der aarde aan den equator. Nog juister deuk-
beeld vau de grootte van dit cijfer krijgt men wellicht
door te weten, dat de geheele spoorlengteden
afstand van aarde eu maan met meer dan 200,000
KM. overtreft. Hot meest uitgebreide net heeft
Amerikatoch valt hier nog een aanzienlijke ver
grooting waar te nemen. De grootste toename valt
ten deel aan die lundeu welke eerst sinds korten
tijd, het spoorwegverkeer hebben leeren kennen, zoo
als Azië en Australië. Het gezaraelyke kapitaal voor
den aanleg vau de spoorwegen der uarde beliep in
1889 76 railliarden guldens.
Eenige geleerden hebben zich verdiept over de
mogelijke oorzaken van het ontstaan der „Egyptische
duisternis» waarvan in den Bybel sprake is. Zij
vermoeden dat de duisternis, die op den len Nizan
van het jaar van den uittocht der Joden, uit Egypte
(1318 v. Chr.) van eene zonsverduistering kwam en
hebben derhalve uit alle centrale zonsverduisteringen
in de 13e en 14e eeuw de verduisteringen In het
voorjaar opgezocht, hetgeeu met behulp *an Oppol-
zers Canon der Fïmternme zeer gemakkelijk geschiedde.
Men vond slechts dat ééue voor Egypte vau eenige
beteekonis kon zijn, nl. eeDe ringvormige verduistering
op 13 Maart 1535 v. Chr. Daar deze uu wat maand
en dag betreft, juist overeenstemt mot die welke in
don Bijbel genoemd wordt, is het zeer waarschijnlijk
dat de uittocht der Joden omstreeks dieu tijd plaats
had.
In eene afzonderlijke uitgave van de London Gazette
is opgenomen eeu schrijven van de koningin aan den
minister van binnenlandsche zaken, houdende dank
betuiging aan de millioeneu ouderdanen van het
rijk voor do treffende deelneming bij den dood van
haren kleinzoon in den bloei zijns levens.
De Koningin eindigt met de verklaring dat zy,
met Gods hulp, steeds werkzaam zal zijn tot bevor
dering van het welzyn harer geliefde onderdanen.
Tot Zaterdag jl. beschouwde de Chileensche regee
ring het geschil met de Vereen. Staten als feitelijk
opgelost, vertrouweude op de mededeelingen van haar
gezant te Washington, den heer MonU, waaruit bleek
dat de heer Blaine hem bij voortduring vredelievende
verzekeringen had gegeven. Te meor meende zy
daarop te kunnen bouwen, omdat zij zich bij monde
van haren gezant bereid had verklaard aan alle re
delijke vorderingen der Vereen. Staten te gemoet
te zullen komën. De positie van den heer Montt
verschijnt nu door den tegenwoordige!) stand van
zaken iu een vreemd daglicht.
De ministerraad te Washington nam het voorstel
van Chili in behandeling om het geschil door een
scheidsgericht ty doen uitmaken, hetzij door een
onzijdige mogendheid, hetzij door een commissie,
uit een hooggjeplaatste personen in Amerika be
staande. Er heeischte omtrent een en ander verschil
van moening onder de ministers, zoodat geen besluit
genomen werd.
In de Pruisische Kamer werd de algemeene be
raadslaging over de onderwijswet voortgezet. De
voornaamste spifeker was de bekende vrijzinnige
Richter, een scherp man, die gewoonlijk de puntjes
zet op de i. Daarbij trad Richter op als woord
voerder namens de geheele linkerzijde, een gevolg
van de toeuadering van Bennigsen ten opzichte van
de vrijzinnigen. Richter bestreed allereerst de be
wering van den Minister, dat het ontwerp niets
anders was dan een uitvoering der Grondwet. Bui
tendien beteekende dat argumont niet veel, want de
grondwet was herhaaldelijk door Regeering en Par
lement gewyzigd, en wel beschouwd was de grond
wet om de menscbeu en niet de menschen om de
Grondwet. Het bedenkelijksto scheen Richter, dat
het ontwerp een gewetensdwang invoert, nadat lange
jaren in Pruisen gewetensvrijheid heeft geheerscht;
immers nu kunnen ouders, die zich van een kurk
hebben losgemaakt, desniettemin gedwongen worden
hun kinderen aan het door oen kurk gegeven gods
dienst-ouderwijs te doen deelnementerwijl toch,
wie godsdienstvrijheid wi!, ook vrijheid op het stuk
van godsdienstonderwijs iroet willenlangs dezen
weg werd er een burgerlyko verplichting in het
leven geroepen tot gelooven aan een persoonlijk God
mèt welke verpliohting de tot dusver gewaarborgde
vrijheid komt te vervallen. Officieel zal ilu een mi
nimum van geloof aan de Godheid worden vastge
steld, eii de Regeeringspresident zal tot taak hebben
te onderzoeken welk minimum aan het Godbeidsbe-
grip van den Staat wol beantwoordt. De Regee-
ringspresidenten hebben dus voortaan als grootin
quisiteurs te fungeeren. Misschien bepaalt cie Minister
van Eercdienst, ging Richter met scherpen spot
voort, dat voortaan de kinderen yan dissidenten
moeten uitgeloot worden, deels ouder Katholieke eu
deels onder Joodscbe godsdienstige vereenigingen.
Intusschen, ging Richter voort, schept de Regoering
door het veroorzaken van zulke botsingen lusschen
het ouderlijk huis en de school, een schare van
martelaren hunner overtuigingen binntn weinige
jaren zullen de dissidenten zich vertienvoudigen,
evenals de socialistenwet slechts het getal der soci
alisten vermeerderde. Richter noemde 't een illusie
te verwachteu door deze schoolwet het godsdienstig
gevoel onder de opgroeiende jeugd te versterkeu en
daardoor de verspreiding der socialistische dwaalleer
tegen te gaan.
Dit was alsof men met oen houten sabel tegj n de
gevaren van het socialisme stryd wilde invoeren. De
godsdienst betreft het hiernamaals, de sociaal-demo
cratie het heden. In de school moeten de kinderen
leeren nadenken, opdat zij later de onmogelijkheid
der sociaal-democratische theoriën inzien. Een con-
fessioneele wetgeving maakt de school machteloos tot
den strijd en wokt tweespalt iu het burgerlijke leven.
Bij den strijd om de school zyc alle liberalen het
eens en zij zouden dien opvatten als *«n kuJtuurkarap
iu een beteron zin niet rustende. vdurdtJeze wet weder
zal begraven zijn.
De rede van Richter werd met daverende toejuiching
van de linkerzijde begroetrechts werd er gesist. De
Minister Zedlitz sprak onmiddellijk na Richter, maar
hij bleek opnieuw meer eeu maa te zijn van vergoe
lijkende praaijes dan van flinke polemiek. Hy kwam
op tegen het verwijt van Richter, dat het Ministerie
niet eenstemmig was er was, ja venschil van gevoelen,
dat was natuurlijk maar al do ministers hadden het
ontwerp ouderteekend. Het dry ven der kinderen naar
de confessioneel© school hield de Minister voor een
weldaad voor die kiftderen, want hij hield het Chris
tendom, Gods woord, lang niet voor een houten
sabel.