Bulteolandscb Overzicht. locomotieven neemt in de Vereenigde Stalen van Noord-Amerika zeer toe. Het blijkt, dat deze voor werpen eene zeer groote lichtkraeht hebben, onge veer van 2B00 kaarsen, en dat de-voorwerpen van zeer ver gezieu kunnen worden. De maohinist ziet zeer goed op 800 meter voor de locomotief; hij kan groote voorwerpen op 2 K.M. afstand zien, en men haalt een voorbeeld aan, dat de weerkaatsing van de geworpen lichtstralen gezien word op een venster op 31 /9 K.M. afstand gelegen. Staten-Generaal. Eerste Kamer. Zitting van Woensdag 27 Januari 1892. De kamer heeft twee hoofdstukkeu afgehandeld eu zonder stemming goedgekeurd: Justitie en Binnenl. Zaken. Bij Justitie toonde zich de minister ongeneigd veel te beloven op het punt van herziening der wet boeken, maar hij hoopte toch veel te kunnen geven. Tal van onderwerpen werden bij Binnenl. Zaken ter sprake gebracht. Natuurlijk ontbrak 't gebruikelijke pleidooi voor een nieuw museum van natuurlijke historie te Leiden van de zijde van den heer Ver- heijen nietdeze drong voorts aan op subsidieering op ruimer schaal van het meisjes-industrie-onderwijs, gelijk de heer Alberda van Ekenstein op krachtigen steun aan 't ambachtsonderricht voor jongens en meisjes en de heer Nebben Sterling op bevordering van de burgeravondscholen. De laatste spreker nam het verder op voor het hoofdbeginsel onzer armenwet en de heer Van Swin- dereu beval een wijziging der begrafeniswet aan, ter wegneming van de bezwaren aan de jaarlijksche be- ëediging van geneeskuudigen, met den doodschouw belast, verbonden. Op dit alles was 't antwoord van den Minister Tak van Poortvliet kort en ho gst welwillend. Bijna in alle opzichten gaf de Minister de geweusebte toezeggingen zonder zich daarom al te zeer aan een tijdstip te binden. „Zoodra mogelijk" ea „te zijner tijd" zou alles naar de wenschen der sprekers ge schieden. Over de vrije- en ordeoefeningen werd druk ge- debateerd. De heer Van Gennep nam den hand schoen op voor de bedreigde onderwijzers en wist van de Regeering de toezegging te verkrijgen, dat de onderwijzers, die geen acie haalden in 1892, toch geeu gevaar Hepen aan den dijk te worden gezet. Dinsdag stond voor de rechtbank te 's-Hertogen- bosch terecht M. J. L. C. Lambelet, oud 27 jaar, geboren te Weinheim (Zwitserland) verdacht van den bekenden diefstal, gepleegd in den nacht van 3 op 4 Maart ten huize van den Commissaris der Ko ningin, jhr. rar. P. J. Bosch van Drakesteiu, bij wien hy van 1887 tot 1888 inwonend onderwijzer was geweest. Van de 15 als getuigen gedagvaardeu waren 14 verschenen. Na de verklaringen van deze onder wierp de voorzitter den beklaagde aan een uitvoerig verhoor. Deze bleef pertinent ontkennen zelf den diefstal gepleegd te hebben, verklarende dat hij dien uit wraak door een te Hamburg geraaakten kennis heeft doen uitvoeren op zijne aanwijzingen. Het O. M., waargenomen door mr. baron Speijart Tan Woerden, eischte zijne schuldigverklaring aan diefstal met braak bij nacht in een woning waar hij zich bevond tegen den wil des eigenaars en veroor deeling tot 8 jaren gevangenisstraf. De aan don beschuldigde als verdediger toege voegde mr. W. Dittlinger achtte de schuld van den beklaagde aan diefstal en secundair ook de mede plichtigheid daaraan onbewezen en concludeerde tot vrijspraak. De uitspraak is bepaald op Donderdag 4 Fe bruari e. k. In eene Dinsdag gehouden vergadering der af- deeling Amsterdam I van V olkaonderwija werd aan genomen een voorstel om in de algemeene vergade ring het hoofdbestuur op te dragen, do regeering te verzoeken artikel 24 der onderwijswet weer te lezen zooals het in de wet van 1878 stond. Het tweede deel van het voorstel om aan te dringen op uitbreiding der gelegenheid tot opleiding vau onder wijzers werd verworpen. De meerderheid oordeelde, dat de financieels positie der onderwijzers niet van dien aard is om het een zegen te achten, de gele genheid om ouderwijzer te worden uit te breiden. Moe grooter aanbod van onderwijskrachten, boe lager do bezoldigingen zullen daJeu. Dat er dus eerst ge brek aan personeel komedit is de eenige weg de traktementen te doen stijgcu,en dan komt er vanzelf weer toevloed. Verder werd aangenomen een voorstel om een ouderzoek in te stellen naar den invloed van het verstrekken van voedsel aan schoolkinderen op het onderwijs en het schoolverzuim. Dat de invloed niets anders zijn kan dan gunstig, was wel bij niemand aan twijfel onderhevig, maar om ook van beu die buiten het onderwijs staan de oogen op dit punt te openen, daartoe is het noodig feiten te doen spreken, de resultaten van een gezet onderzoek. Eveneens werd goedgekeurd het voorstel om bij de regeering aan te dringen op algemeen kosteloos on derwijs. Een voorstel om aan te dringen op uit voering vau al. 1 art. 12 der onderwijswet (op richting van rijkskweekscholen voor onderwijzeressen) werd wel in beginsel goedgekeurd, maar in dien zin, dat men zich bepalen zou bij het vragen van open stelling der rijkskweekscholen voor onderwijzers ook voor onderwijzeressen. „De gevangenis», aldus schrijft men uit Batavia aan De Loc. is de dezer dagen geschorste ontvan ger van het successierecht nog juist ontloopen heden moest hij een bedrag van twaalfduizend gulden stor ten, die hij van een Chinees geïnd, maar niet in zijn boekeu verantwoord hail. De nieuwbenoemde adjunct-inspecteur van financiën, Du Cloux, had zoo iets vernomen, dat bedoelde Chinees de gevorderde rechten nogal hoog vond, en bij den heer W. iufor- meerende, beweerde deze, nog niets ontvangen te heb- beu. Dit bevreemdde den inspecteur, en dus wendde hij zich tot den praktizijn van den Chinees, die even zeer volhield, dat zyn cliënt het genoemde bedrag behoorlijk gestoort had. Bij een door do justitie ingesteld onderzoek bleek toen, dat er iets niet richtig was en werd de heer W. voorloopig iu zyn bediening geschorst, met last om bet ontbrekende voor of op heden in 's Lauds kas te storten, ter1 voorkoming van eene vervolging wegens verduistering van landspenniugon. Blijkbaar is het den heer W. niet gelukt, dit be drag bijeen te brengen, en gistor-namiddag is hij met de „Tara", oen boot van de „Queensland Royal-mijl» I den kan. „Bij mijn ziel, mr. Eyre! Is u het," zegt hij terwijl hij opstaat en zijn gast een stoel toeschuift „'t is waar ook, u liet mij weten, dat u me wenschte te spreken. Weer wat op krachten, hè? weer beter hè Een glas grog „Neen, dank u. Heusch, ik dank u. Ik kwam eigenlijk ik ik zou u wel eens over uwe dochter willen spreken." „Over mijn dochter?" Het hoofd der Mc. Dermots zet de karaf neer en ziet Eyre eens aan. „Wel, en wat is er met baar?" „Het is een moeilijk iets om u uit te leggen maar ik ben tot het besluit gekomen, dat hot engagement, waartoe zij zich verbonden heeft, haar ongelukkig maakt." „Zoo!" zegt de heer Mc. Dermot en fronst de wenkbrauwen. „Is dat alles? Er ontbreekt nog maar aan, dat u me komt vertellen, dat u verliefd is geworden op Dulcinea, dat ze gelukkiger zou zijn als ze verloofd was met u, en dat u daarom het vastgestelde huwelijk met sir Ralph Anketell on rechtvaardig vindt." „Onrechtvaardig niet zoo zeer als wel ongelukkig," antwoordt Eyre, die zich beheersoht onder het slecht verheelde sarcasme van den ander: „bovendien, er zijn wel meer engagementen verbroken." „Ik geloof het graag. Ik weet alleen, dat de ver loving van mijn dochter met sir Ralph Anketell niet zal verbroken worden." „Ook niet als het voor haar welzyn zou zijn?" „Hoe zou het voor haar welzijn kunnen wezen?" „Omdat baar geluk op 't spel staat," zegt de jonge man snel. „Mc. Dermot!" vervolgt hij ernstig, „ik zou niet trachten in uw plannen betreffende uw dochter verandering te brengen, indien ik niet even veel kon aanbieden, als ik baar zal doen verliezen. Ik kan hare toekomst verzekeren." „Daar twijfel ik niet aan, volstrekt niet. Doch dit is eene quaestie voor het meisje, dat door u ten huwelijk gevraagd zal worden." „Juist, en dat meisje is uwe dochter!" „Neen, mr. Eyre," zegt de heer Mc. Dermot be slist: „u zult mijn dochter met mijne toestemming nooit huwen. En wat haar eigen toestemming betreft, die is niet meer te verkrijgen. Zij beeft haar woord aan een ander gegeven. En veroorloof mij u nog iets te zeggen, mijnheer, u is mijn gast en...." „Neen, ik wil niet, dat u het zegt!" valt Eyre hem hartstochtelijk iu de rede. „Moeteu dan de heiligste, de ernstigste gevoelens naar de vormen der samenleving zich schikken? Uwe dochter is ongelukkig. Er zijn toch gevallen, waarin de beste, de meest geëerbiedigde vormen verbroken moeten wordenEn daar ik weet, dat zij ongelukkig...." „U is zeer welsprekend," zegt de heer Me. Der mot met een glimlachja „Neem het mij niet kwa lijk, dat ik u in de rede val bij uw bewonderens waardig betoog over de zwakke zijden der samenleving. U zegt. dat mijne dochter ongelukkig is. Mag ik lyu, heimelyk naar Colombo vertrokken. Hoezeer dit ongeluk velen spijt, om do groote bekwaamheden van den verdreveue.die den naam had van de beste candidaat- notarisseu to vormen, en meor nog om zijn gezin, dat ge- heel onverzorgd aahterblijft, heeft het niemand vorwon- derd. De heer W. maakte deel uit van een vast hotnbre- partijtje, dat nooit lager speelde dan een gulden het fiche, dat meer dan eens biljartte om honderd gulden de partij en dat aan de roulette om duizenden dob belde. Geruimen tijd geleden liepen er reeds ieer onaangename praatjes over voor speelschulden afgc- geven accepten, die ik toeu maar doodgezwegen heb maar nu reeds de tweede man vun dat clubje onge- lukkig gewordeu is, zijn de twee auderen misschien nog te redden door publiciteit te geven aan de zaak. Nummer één was de heer S., die, na zeer vreemd gedaan te hebben met aan zijn eobtgenoote toebe* hoorende aandeelen „Javasche Bank», via Hongkong en Yokohama verdween uaar New-York, vanwaar de uit het proces Du Cloux boruohto beruchte Hartfield zyn aanwezigheid meldde. Dat de wandelsport nog niet geheel uit de mode is, bewezen Maandag den llu dezer de beeren L. 0. Dudok de Wit (de bekende werold-waudelaar) en G. G. C. Ruijs, die den heer de Wit eeus in de maand op zijn wandeling vergezelt. Uit zeer vertrouwbare bron kunnen wij mededee- len, dat deze beide tippelgangers Maandagmorgen 11 uur van 't Amstelhotel vertrokken niettegen staande sneeuw eu zeer gladde wegen, waardoor zy niet voor circa 2 uur nam. te Abcoudj aankwamen, waar de heer A. Evers, grossier in gedistilleerd enz., hun een stuk linnen zak om do schoenen bond. Geen kwartier mochten zij van dit hulpmid del tegen bet zoo moeilijk loopen op den gladden straatweg profiteerenstuk voor stuk verloren zy de geïmproviseerde sokken, totdat de heer van Heer den, behanger eu zudelmaker te Baambrugge, zich over de voetreizigers ontfermde en hunne laarzen zoo stevig en hecht omwoelde, dat zy vroolijk hun weg vervolgden en tegen 8 uur in den avond op den huize „Slangevecht" bij Breuketeu arriveerden. De gewone tijd voor deze wandeling besteed is 5'/4 uur. De door den heer Verkley, te Loenen, aangebo den arreslede, werd door onze wandelaars gracieu- selyk gerefuseerd. {Sport Iu het Duitsche tijdschrift „Prometheus" beant woordt professor dr. Witt de vraag, waarom de electrische booglampen een blauwachtig, de gloei lampen daareutugeu een geelachtig licht verspreiden. Het onderscheid in kleur wordt veroorzaakt door het verschil in teraperat )ur, tot welke de koolstof verhit wordt; de electriciteit zelve oefent hierop geeu invloed uit. Zoo als bekeud it, berust bij electrisoh® lampen do lichtwerking daarop, dat de eleótrische stroom op zijn weg op weerstand stuit, waardoor eerst warmte en daarna licht ontstaat. Hoe meer stroom door de geleiddraden gaat, des te grooter is de warmte, des te sterker het licht. Bij de gloei lampen mag echter, daar de kooldraad zeer dun is» de hoeveelheid aan te voeren stroom eene zekere grens niet overschrijden, suders wordt de kooldraad tot stof verteerd of smelt, en de lamp gaat uit. Deze grens ligt op ongeveer 1600° C, eene temperatuur die geel licht geeft. weteu op welk gezag u dat zegt „Zekerantwoordt hij met vuur. „Zij heeft het mij zelve gezegd „Eene voortreffelijke autoriteit! Mijne dochter (de oude heer wordt nijdig) is blijkbaar nog een veel maller wicht dan waarvoor ik haar hield „U beoordeelt haar verkeerd," zegt de jonge man heftig. De oude Mc. Dermot laat een oogenblik zijn oogen op hem rusten. „Ik begryp wel hoe u tot die rede- noeriog komt," zegt hy langzaam. „Het meisje, dat gij op prijs leerdet stellen kan geen mal wicht zijn niet waar „Mijnheer!" roept Eyre met gefronste wenkbrauwen. „Maar zijt ge zoo zeker van hare genegenheid? Is dan een enkel woord van een jong meisje vol doende om er op voort te bouwen „Ik wensch voet bij stuk te houden," zegt Eyre, ietwat uit de h ;ogte. „Ik kan uw dochter oen positie aanbieden. Na den dood van mijn oom zal ik een adellijken titel erven. Ik kan haar even veel aanbieden als sir Ralph. Ik...." „Mijnheerdus valt Mc. Dermot met gestreng heid in „al zoudt ge haar hertogin kunnen maken, ik zou uw voorstel afwijzen. Mijne dochter heeft haar woord gegeven om sir Ralph Anketell te hu wen, en dat woord zal zij houden {Wordt vervolgd Bij de booglampen is de temperatuur veel hooger en overtreft die van het smeltpunt van platina (1775° C.) aanmerkelijk. (De opmerking moet hier gemaakt worden, dat het smeltpunt van platina in den regel wordt opgegeven als nog hooger, en wel op ruim 2000» C. te liggen). Deze hooge temperatuur wordt echter niet dadelijk bereikt. In het eerste oogenblik van branden name lijk straalt de booglamp ook een geel gekleurd licht uit, dewyl de twee koolstaven elkander nog aanraken. Zoodra zij zich echter tengevolge van het verbranden der uiteinden van elkander verwijderen, worden de koolstofdeeltjes van de spitsen afgerukt, zweven in de omringende lucht, en worden door de daarin voor banden zuurstof verbrand. De hierdoor ontwikkelde warmte voegt zich bij die, welke door den weerstand der koolstaven wordt verkregen, en zoo ontstaat eene temperatuur die de witgloeikeur nabij komt. De kooldeeltjes doen door hun verbranden kooloxydegos ontstaan, hetwelk do gloeiende koolspitsen omgeeft, en daardoor een blauw achtig gekleurd licht verspreid. Een Engelsche dame schrijft aan de Daly Telegraph over de uitmuntende eigenschap van koffio als lucht zuiverend en besmetting werend middel. Jaren gele den werd hanr door een geneesheer het branden van koffie aanbevolen. Vier raaien braken de mazelen in haar gezin uit, en aan het branden van koffie meent zy te mogen toeschrijven, dat de ziekte altijd bij den eersten patient bleef. Zij gebruikte de koffie ook met groot uut gedurende de influenzu-epidemie der laatste twee jaren. Haar recept komt op het volgende neer. Doe in. een pan een paar gloeiende kooltjes en spreid er een theelepeltje pas gemalen koffie over uit, niet voldoende om te vlammen, maar om eeu goeden geur te geven. Stort zoo binnen den tijd van vijf minuten zes tot acht theolepeltjes in de pan eu plaats deze b. v. beneden aan een trap met de deureu vau alle kamers open. Deze geur doordringt binnen korten tijd het ganscbe huis. De rook wordt bevorderd door de pan zacht te schudden. De schrijfster laat op de aangegeven wyzo gere geld elkeu ochtend en eiken avond koffie brunden. In geval van besmettelijke liekte moet men dit ook doen voor de deur van de ziekenkamer, zegt zij. Bij do nog steeds in toenemende mate in rook te geven stort zoo binnen den tijd van vijf minuten zes tot acht theelepeltjes in de pan en plaatst deze b. v. beueden aan een. trap mat de deuren van alle kamers open. In het jaar 1876 verscheen van den toonmaligen minister van oorlog, generaal-majoor H. J. R. Beijen, eene vertrouwelijke aanschrijving, waarbij aan de officieren verboden werd zich met eene parapluie in het openbaar to vertoonen wanneer men gekleed was in burnoe. De toenmalige gewoonte om alle be sluiten met een sluier vau geheimzinnigheid te be dekken, gaf aan een officier aanleidiug om dat „ver trouwelijk" te schenden eu een der voornaamste dag bladen met die order iu kenuis te stellen. De parapluie-order werd toen het onderwerp van don dag en gaf in woord en schrift aanleiding tot spot. Nu een bestaan van zestien jaar is deze order door den tegenwoordigen minister van oorlog inge trokken. standpunt beschouwt. Ken ingenieur heeft namelijk met mathematische zekerheid uitgerekend, dat Chi cago iu het jaar 1893 ten onder gaat. Volgens hom is de bodem der stad niet bij machte do geweldige gebouwen voor de wereld-tentoonstelling te torsen. Hij heeft uitgerekend, dat het gewicht der op te richten monuraeuten en gebouwen een inzinking van den bodem zal teweeg brengen, waardoor stad en tentoonstelling zulleu worden verslonden. Hot water van het Michigan-meer heeft, naar hij verzekert, den grond der stad onderwoeid en ten deele wegge spoeld, zoodat de aardlaag, waarop Chicago staat, nog maar 16 voet is, dus te zwak om de geweldige tentoonstelling te dragen. Wanneer hot verzakken van den bodem begint, zal de stad tot op een 40 voet dieper liggende aardlaag dalen; zoo is althans de voorstelling. Voor eeu gewoon mensch zeker geen prettig voor uitzicht, doch voor den Amerikaan zal een wereld tentoonstelling 40 voet onder de aardoppervlakte een des te grooter aantrekkelijkheid zijn! Aan het station Delftschepoort te Rotterdam had men jl. Zaterdagavond een alleraardigst tooneeltje. Eeu Delttsche familie was uaar Oud-Beierland geweest, om daar eeu erfenis in ontvangst te nemen. Do onderltugü verdeeling zou, wanneer de familie in haar woonstede was teruggekeerd, nader worden geregeld. Een uit het gezelschap belastte zich wiet het postje om den schat te drageu, waaronder ook was een vrij zware zak met centen. In afwachting dat de trein zon komen stond men over de verdeeling te delibereeren. Natuurlijk wilde ieder de grootst mogelijke portie, en daardoor ont stond oneenigheid. Hoe men ook praatte, men werd het niet eens. Op één punt echter was men een stemmig: met algemeene stemmen werd uitgorcaakt, dat den sohatdrager niets toe kwam. Deze, hierover verontwaardigd, wierp den zak met centen den ovorigon erfgenamen voor de voeten, zoo dat de geldstukkeu over het perron vlogen, waarna men aan het grabbelen ging, dat het een lust was. De schatbewaarder ging de stad in, maakte goede sier en verspeelde daarbij al zijn geld en zijn hor- loge hij moest zelfs zijn jas beleenen, om een spoor kaartje te koopen. Zonder jas kwam hij te Delft aan. Er ziju, volgens „de Maasb.", te Rotterdam in de laatste dagen gouden tientjes in omloop gebracht, die, hoewel niet valsch, toch belangrijk minder dac 10 waard zyn. Bij een jjrinkelier was er een in betaling gegeven, van welk®.oppervlakte een kleine hoeveelheid scheen afgenomen Ie zijn, zoodat het gewicht met eeu gram verminderd en de waarde dientenge volge circa f 1.50 gedaald was. Men zij op zyne hoede, vooral daar de klank niets van dit bedrog verraadt. Zelfs met een tamelijk zuivoren brievenweger kan men nagaun, of een goudstuk (denkelijk langs che- mischen weg) „gesnoeid" is. Eeu gouden tientje moet nl. 6.72 gram wegen. Op eene buitenplaats in Ierland wordt een tamme haas gehouden, die als een piepjong dier in het gras gevonden werd door een maaier, die hem per onge luk eea oor had afgemaaid. De wond genas eu de haas werd zoo tam, dat hy op de knieën sprong der huisgenooter. en zich als een schoothond liet liefkozen. Hij liep door alle kamers zonder dat men hem hoorde en in duisternis was het soms moeilijk hem te vinden. Alleen de huishond weet hem altijd terecht te brengen, zonder den haas ooit eenig letsel te doen. Het dier mag vry rondwandelen op het grasperk hy komt altijd weer vddr douker thuis. Het antwoord, door den burgemeester van Am sterdam gegeven op het verzoek om eene demon stratie te moge houden ten behoeve der in vry beid- stelling van J. H. Geel, luidde ais volgt „Do burgétoeistör der gemeente Amsterdam, over wegende dat hét verzoek van de achttien werklie den vereeoigingtn, nl. om op 1 Februari aanstaande eene demonstratie te houden, ton einde te doen zien dat invrijheidstelling van J. H. Geel is de wensch van genoemde vereenigingen, in strijd zou zijn met de openbare belangen en vrij verkeer, eu dat tevens voor adressanten andere gelegenheid openstaat, waar- Jij met die belangen rekening wordt gehouden, hunne wenschen bij de bevoegde macht kenbaar te maken, heoft dat verzoêk gewezen vau de hand.» Het ziet er met Chicago eu zijn wereld-tentoon stelling treurig uit of prachtig, al naarmate ratn de zaak van oen gewoon of van een Amerikaausch Omtrent de vermeerdering van het aantal spoor wegen over de geheele aarde kan worden medegedeeld, dat het geheele spoorwegnet een lengte heeft van 595. 67 KM., dat is ten naastenbij vyfmaal den om- terk der aarde aan den equator. Nog juister deuk- beeld vau de grootte van dit cijfer krijgt men wellicht door te weten, dat de geheele spoorlengteden afstand van aarde eu maan met meer dan 200,000 KM. overtreft. Hot meest uitgebreide net heeft Amerikatoch valt hier nog een aanzienlijke ver grooting waar te nemen. De grootste toename valt ten deel aan die lundeu welke eerst sinds korten tijd, het spoorwegverkeer hebben leeren kennen, zoo als Azië en Australië. Het gezaraelyke kapitaal voor den aanleg vau de spoorwegen der uarde beliep in 1889 76 railliarden guldens. Eenige geleerden hebben zich verdiept over de mogelijke oorzaken van het ontstaan der „Egyptische duisternis» waarvan in den Bybel sprake is. Zij vermoeden dat de duisternis, die op den len Nizan van het jaar van den uittocht der Joden, uit Egypte (1318 v. Chr.) van eene zonsverduistering kwam en hebben derhalve uit alle centrale zonsverduisteringen in de 13e en 14e eeuw de verduisteringen In het voorjaar opgezocht, hetgeeu met behulp *an Oppol- zers Canon der Fïmternme zeer gemakkelijk geschiedde. Men vond slechts dat ééue voor Egypte vau eenige beteekonis kon zijn, nl. eeDe ringvormige verduistering op 13 Maart 1535 v. Chr. Daar deze uu wat maand en dag betreft, juist overeenstemt mot die welke in don Bijbel genoemd wordt, is het zeer waarschijnlijk dat de uittocht der Joden omstreeks dieu tijd plaats had. In eene afzonderlijke uitgave van de London Gazette is opgenomen eeu schrijven van de koningin aan den minister van binnenlandsche zaken, houdende dank betuiging aan de millioeneu ouderdanen van het rijk voor do treffende deelneming bij den dood van haren kleinzoon in den bloei zijns levens. De Koningin eindigt met de verklaring dat zy, met Gods hulp, steeds werkzaam zal zijn tot bevor dering van het welzyn harer geliefde onderdanen. Tot Zaterdag jl. beschouwde de Chileensche regee ring het geschil met de Vereen. Staten als feitelijk opgelost, vertrouweude op de mededeelingen van haar gezant te Washington, den heer MonU, waaruit bleek dat de heer Blaine hem bij voortduring vredelievende verzekeringen had gegeven. Te meor meende zy daarop te kunnen bouwen, omdat zij zich bij monde van haren gezant bereid had verklaard aan alle re delijke vorderingen der Vereen. Staten te gemoet te zullen komën. De positie van den heer Montt verschijnt nu door den tegenwoordige!) stand van zaken iu een vreemd daglicht. De ministerraad te Washington nam het voorstel van Chili in behandeling om het geschil door een scheidsgericht ty doen uitmaken, hetzij door een onzijdige mogendheid, hetzij door een commissie, uit een hooggjeplaatste personen in Amerika be staande. Er heeischte omtrent een en ander verschil van moening onder de ministers, zoodat geen besluit genomen werd. In de Pruisische Kamer werd de algemeene be raadslaging over de onderwijswet voortgezet. De voornaamste spifeker was de bekende vrijzinnige Richter, een scherp man, die gewoonlijk de puntjes zet op de i. Daarbij trad Richter op als woord voerder namens de geheele linkerzijde, een gevolg van de toeuadering van Bennigsen ten opzichte van de vrijzinnigen. Richter bestreed allereerst de be wering van den Minister, dat het ontwerp niets anders was dan een uitvoering der Grondwet. Bui tendien beteekende dat argumont niet veel, want de grondwet was herhaaldelijk door Regeering en Par lement gewyzigd, en wel beschouwd was de grond wet om de menscbeu en niet de menschen om de Grondwet. Het bedenkelijksto scheen Richter, dat het ontwerp een gewetensdwang invoert, nadat lange jaren in Pruisen gewetensvrijheid heeft geheerscht; immers nu kunnen ouders, die zich van een kurk hebben losgemaakt, desniettemin gedwongen worden hun kinderen aan het door oen kurk gegeven gods dienst-ouderwijs te doen deelnementerwijl toch, wie godsdienstvrijheid wi!, ook vrijheid op het stuk van godsdienstonderwijs iroet willenlangs dezen weg werd er een burgerlyko verplichting in het leven geroepen tot gelooven aan een persoonlijk God mèt welke verpliohting de tot dusver gewaarborgde vrijheid komt te vervallen. Officieel zal ilu een mi nimum van geloof aan de Godheid worden vastge steld, eii de Regeeringspresident zal tot taak hebben te onderzoeken welk minimum aan het Godbeidsbe- grip van den Staat wol beantwoordt. De Regee- ringspresidenten hebben dus voortaan als grootin quisiteurs te fungeeren. Misschien bepaalt cie Minister van Eercdienst, ging Richter met scherpen spot voort, dat voortaan de kinderen yan dissidenten moeten uitgeloot worden, deels ouder Katholieke eu deels onder Joodscbe godsdienstige vereenigingen. Intusschen, ging Richter voort, schept de Regoering door het veroorzaken van zulke botsingen lusschen het ouderlijk huis en de school, een schare van martelaren hunner overtuigingen binntn weinige jaren zullen de dissidenten zich vertienvoudigen, evenals de socialistenwet slechts het getal der soci alisten vermeerderde. Richter noemde 't een illusie te verwachteu door deze schoolwet het godsdienstig gevoel onder de opgroeiende jeugd te versterkeu en daardoor de verspreiding der socialistische dwaalleer tegen te gaan. Dit was alsof men met oen houten sabel tegj n de gevaren van het socialisme stryd wilde invoeren. De godsdienst betreft het hiernamaals, de sociaal-demo cratie het heden. In de school moeten de kinderen leeren nadenken, opdat zij later de onmogelijkheid der sociaal-democratische theoriën inzien. Een con- fessioneele wetgeving maakt de school machteloos tot den strijd en wokt tweespalt iu het burgerlijke leven. Bij den strijd om de school zyc alle liberalen het eens en zij zouden dien opvatten als *«n kuJtuurkarap iu een beteron zin niet rustende. vdurdtJeze wet weder zal begraven zijn. De rede van Richter werd met daverende toejuiching van de linkerzijde begroetrechts werd er gesist. De Minister Zedlitz sprak onmiddellijk na Richter, maar hij bleek opnieuw meer eeu maa te zijn van vergoe lijkende praaijes dan van flinke polemiek. Hy kwam op tegen het verwijt van Richter, dat het Ministerie niet eenstemmig was er was, ja venschil van gevoelen, dat was natuurlijk maar al do ministers hadden het ontwerp ouderteekend. Het dry ven der kinderen naar de confessioneel© school hield de Minister voor een weldaad voor die kiftderen, want hij hield het Chris tendom, Gods woord, lang niet voor een houten sabel.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1892 | | pagina 2