BiiUenlandseh Overzicht.
met zoodanig voorstel, dan houdt hg zich overtuigd,
dat het zou komen, zelfs in weerwil van deze re
geering, want er zouden dan zeer zeker andere ele
menten in de Kamer worden gebracht, welker meer
dere opstuwende kracht de regeering in die richting
zou dwingen.
Hij blijft dus vertrouwend wachten op de dingen
die moeten komen, ook op eene verbetering en uit
zetting van de thans aanhangige ontwerpen. En
daarom zal hij, gedachtig aan de spreuk, dat het
betere dikwijls de vijand is van het goede, bljjven
bij zijue straks uitgesproken verklaring.
Generaal Booth in Nederland. Gisterenmorgeu
te acht uur waren| de officieren van de Zuider-
divisi» vau het Heilsleger en de soldateu uit Rot
terdam, Schiedam en Dordt mot kolonel Oliphant
en adj. Clark aan de Westerkade te Rotterdam ver
gaderd, om den generaal te ontvangen. De afdeeliug
Schiedam had aan de aanlegplaats eon kinderkoor
met vaandels opgesteld. Te negen ure arriveerde
de stoomboot Adelaide. Kolonel Oliphant en adj.
Clark verwelkoindeu den geuoraal aan boord.
Aau wal komende bood een kinderkoor den gene
raal bouqetten aan onder een driewerf amen, waarna
het welkomstlied gezougen werd op de wijs van
*icij leven vrij." Een daverend hoerah van heilssol
daten volgde, onder het overig publiek heerschte
goede orde. Per rijtuig begaf men zich naar de
wouing vau den heer P. R. Mees, aan de Leuve-
haven, waar den generaal een dejeuner werd aange
boden. Te 11.35 vertrok hij met din trein naar
Amsterdam. Daar had zich een dichte volksmenig
te voor hot Centraal Station verzameld teneinde ge
tuige te zijn van den intocht van den generaal der
Salvation Army in de hoofdstad. Een gedeelte van
het terrein was afgezet door eon vijftigtal politie
agenten onder bevel van twee inspecteurs.
Op den bepaalden tijd, 1 u. 21, reed de treiu
het station binnen en de generaal en zijn staf stap
ten uit, reeds dadelijk omringd door een niouwgierige
menigte, die de afsluitingen verbrak. De voorgenomen
ontvangst in de wachtkamer 1ste klasse bleef achter
wege, daar de directie der Holl IJzeren Spoorweg
maatschappij daartoe haar toestemming niet had
willen geveu.
Op het Stationsplein groeide do menigte telkens
aan met honderden menschen, die langs het Damrak
kwamen toestroomen. Plotseling werd het cordon,
door de politieagenten gevormd verbroken, en een
tooneel van vroolijke verwarring volgde, waarbij het
niet aan de gewone volksaardigheden ontbrak.
De politie was niet bij machte dezen stroom van
menschen te keeren en bepaalde er zich dan ook toe
om eenigszius den toegang open te houden waar
langs do generaal zijn equipage moest bereiken.
Het aantal rijtuigen waaruit do stoot bestond werd
omringd en toen eindelijk de generaal met zijn staf
verscheou ging er oen vroolijk gejuich op. Staande
in den landauer mot zijn pet in de hand groette en
wuifde hij de menigte toe, waarna de rijtuigen zich
in beweging stelden en in draf het stationspleiu
verlieten.
Langs het Damrak, de Dam, het Rokin, de Re-
guliershreestraat, de Utrecht9chestraatlangzamer
hand stapvoets rijdende, hier en daar begroet eu toe
gejuicht door de talrijke menigte, bereikte de stoet
het Baleis voor Volksvlijt
tuigen, dat zij niet üad plaats gehad? Dat was niet
zoo raoeilijx. Wie had mij gezien? Iem,and, dien
go met kondt vertrouwen. Ik zou zijn getuigenis
hebben tegengesproken en u verzekerd dat ik dien
dag niet was uit geweest. Ik twijfel er niot aan,
dat ge mij eerder zoudt hebben geloofd dan hem.
Maar dat zou een leugen, eeu onwaarheid zijn ge
weest, iets uwer en mijner liefde onwaardig, een
wantrouwen in u; da heb ik nooit gedaan, dat zal
ik nqoit doen, want ik wil raij'elve evenmin verla
gen tegenover u, als ik u wil verlagen in mijn hart.
//Daarom, heb ik, toen ge mij inet doodsbleek
gelaat, somber dreigenden blik en van angst bevende j
stem do vraag steldet: «Heb je Buru jrezieu
geantwoord: «Dat is zoo," en ik heb u uitgelegd,
hoe deze toevallige ontmoeting had plaats gevonden.
„Ondanks mijn even duidelijke als openhartige
verklaringen, begreep ik dat ge zijt heengegaan,
boos op mij, en wat nog treuriger is, ongerust en
ongelukkig. Dat mag zoo Diet zijn, dierbare Gaston
iIt wil niet dat ge twijfelen zult aan mij, die u zoo
hartstochtelijk liefheeft; ik wil niet, dat ge uzelf
zult kwellen het is al genoeg, dat ge te lijden hebt
onder onze scheiding.
„Na den verschrikkelijke nacht, dien ik heb door
gebracht in wanhoop over het leed, dat ik u heb
aangedaan, zal mijn eerste werk clan ook zijn, u
gerust te stollen door te verhaien wat ik gezegd
heb ik denk dat ge, indien ge alles geregeld op
papier geschreven ziet, zult erkennen, dat in deze
f-
Ondor de peristylo stonden ongeveer honderd
officieren en soldaten en haie geschaard, die den ge
neraal en zijn gevolg, toen zg voorreden, met vroo-
lgke halleluja's begroeten.
In de vestibule stond een koor van ongoveer hon
derd kinderen met vaantjes en baniereu, die den
gsneraal een welkomstlied toezongen.
Het Paleis voor Volksvlgt was voor de plechtige
ontvangst van den generaal, door de verpleegden in
de „Toevlucht voor Dakloozen" versierd.
Toen de generaal tegen half drie op hot plein
aankwam steeg een luid gejuig, vermengd met het
geroep van Halleluja uit de menigte op.
Do generaal boog vriendolgk. Hij steeg voor den
inrit uit, de officieren salueerden, bet kinderkoor
hief het welkomslied aan en onder daverende bravo's
van de menigte in de zaal, wandelde generaal Booth
met zijn staf, vergezeld van kolonel Oliphant naar
zgn plaats.
Toen het gejuich eindelijk bedaard wss las de lei
der van het werk in Nederland, kolonel Oliphant,
een wejkomstadres voor, waarin hij o. a. het volgende
zeide
Wg roepen u een warm wolkom toe op Noder-
landscben grond.
Wij hebben met belaugstelling uwe onlangs vol
brachte ♦eis gelezen.
Wg zullen met aandacht luisteren naar uwe in
(Irukkeu van de groote lauden en andere kolonies,
waarin gij gereisd hebt.
Wij van onze zijde hebben niet stil gezeten hier
in Nederland.
Zeven nieuwe korpsen ziju geopend geworden, vijf
honderd maunen en vrouwen hebben beleden den
Heer te vinden, twee honderd een en uegentig sol
daten zijn aan do rolboeken toegevoegd, twee en der
tig nieuwe officieren zgn aangesteld geworden.
Wij hebben uw groot Maatschappelijk werk begon
nen en daarmede goede vorderingen gemaakt. Zoven-
tien honderd vijftig nachtverblijven worden iedere
week verstrekt aan menschen, waarvan de meeste
anders den nacht op straat zouden doorbrengen, en
die allen gebrek zouden lijden aan behoorlijk voedsel
en jlek.
Wij hebboa vast werk verschaft aan 62 mannen.
Wij hebben twee tijdelijke nachtverblijven voor
vrouwen en kindereu, twee tijdelijke nachtverblijven
voor mannen en j mgens, een vaste Toevlucht en drie
Werkplaatsen, waar honderd en dertig mannen werk
vinden. Veertig dezer mannen hebben beleden, be
keerd te zijn velen zijn zonder twijfel zedelijk ver
beterd. Wij hebben pok de vredeark geopend voor
diegenen, welke iu den Shelter maatschappelijk her
vormd ook hebben wij het iverk in de achterbuurten
begonnen en ton plotte riep »pr. den Generaal nog
maals welkom toe.
Do N. Rolt. Ct. scbrgft over den persoon van
Generaal Booth bet volgende
Gaarne maakten wij van de ons aangeboden gele
genheid gebruik, om den generaal, gedurende den
korten tijd van zijn oponthoud, ten huize van den
heer Mees, persoonlijk te ontmoeten. De heer Booth
die oen man is vau flinke statuur, draagt zijne jaren
met eere. Hij hoeft niets van het martiale, dat men
vau zijn titel onafscheidelijk zou achten. De uniform
die hij draagt, blauwe jas met rood veston, is zon
der pronk of praal. Alles wat bij zegt, de wijze waarop
hij het zegt, en de warsheid vau alle vertoon, stempelen
hem tot een gemoedelijk man, die in zijne haudelingen
ongelukkige ontmoeting geen enkele reden tot kwol-
ling is le viuden.
„Zooals ik zeide, was ik uitgegaan om langs do
kade een kleine wandeling te doen.
„Dat was verkeerd, ik erken het, ik had thuis
moeten blijven. Maar nooit verder te komen dan
mijn tuintje, tot oenige afleiding niets anders te zien
dan treinen en schepen, wordt ten laatste vervelend.
Ik was dus uitgegaan eu werktuigelijk, zonder te
weten wat ik deed of waar ik heenging, zonder mij
rekenschap te geven van den afstand, dien ik* had
afgelegd, was ik aan het einde van do brug gokomeu,
waar ik naar het opwinden van een anker stond te
kijken, toen ik bemerkte dat iemand vlak achter mij
was blijven stilstaan en mij gadesloeg. Go begrijpt
boe ik ontstolde. Zondor mij om te keeren, wilde
ik mijn weg vervolgen. Maar een hand werd zacht-
kens op mijn arm gelogd, en een stem sprak met
een Engelschen tongval„Zijt ge bang voor mij,
juffrouw?" Het was Burn. Kon ik hem ontwijken,
hoe gaarne ik het ook had gewild? Hij vertelde
mij, dat hij van Arcaehon kwam, waar bij was
heengegaan na zijn vertrek van Peyrehorade, en dat
hij op weg was naar het station Bastide om met
den trein van Parijs te vertrekken. Ik antwoordde
niet, in de verwachting, dat hij wei zou heengaan.
Maar neen. 't Was nog vroeg, en hij bleef dus wat
met mij praten, om den tijd te dooduu
„Op dat oogenblik is hij, die u vertelde, mg in
gezelschap vau mijnheer Burn te hebben gezien,
zioh laat leiden door de goede ingeviug van zijn hart.
Wel gaf hij ons, die met hem over zgn zendings
werk van gedachten wisselden, den indruk van over
de riohting, die kg uls leider van het Loger des
Heils te volgen had, eene vaste meeniDg te zijn toe-
gednan, maar een man van theorieën is hij met tot
die wereldhervormers, die hunne kracht zoeken in
het formuleoren vau wijsgeerigo stelsels, nog to* die
predikers in de lucht, die, „ach en wee" roepende
over do bedorvenheid der mouschen, in het toedie
nen van louter geestelijke heilmiddelen den aau vang
en het eindo hunner missie zien. Neen, als de heer
Booth met zijn grijzeuden baiygl en zijne trouwhar
tige oogeu, daar voor u zit, herkent gg iu hem
den man, die eenvoudig, zondor te lang wikken en
wegen, zonder door eindelooze beschouwingen van
het voor en tegen eouer zaak de zaak zelve uit, het
oog te verliezen, doet, wat zijne hand vindt om te
doeu. Hem vragende of hij inderdaad van meeniug
is, op den door hem ingeslagen weg tot een prao-
tisoh resultaat to komen en oonmaal het ideaal te
bereiken „brood voor allen die werken willeu"
antwoordde hg beslist „ja" 1 Hg zeide genoeg van
de wereld te hebben gezien, om tot de ervaring te
komen, dat de hoofdoorzaaken der arinoedo iu alle
landen zicb concontreeren in de grootste steden.
Doordat velen die op het platteland wonen, in den
waan verkeeren, dat in de steden op de gemakke
lijkste wijze aau den kost is te komen, en zich tiaar
de groote centra verplaatsen, wordt het paard achter
den wagen gespannenwant het is juist het land
de grond, geeft niet slechts honderdvoudig terug,
wat men hem geeft, of borgt, maar nooit raakt hij
uitgeput, indien men hem maar behoorlijk in cul
tuur brengt en houdt. Hoe langer men den bodem
op oordeelkundige wijze beschouwt, hoe vruchtbaar
der wordt hij, hoe rijker beloont hij den grbeid der
mensehen. Daarom kan de sociule nood alleen duur
zaam leniging vinden door don bodem als onzen
besten bondgenoot te beschouwen, den bodem, die
toeneemt in waarde, naarmate men hem langer be
werkt. Hoe eenvoudig dit ook zij, bet schijnt tot
heden maar niot begrepen te zijn. Zich op Engeland
Inroepende, zeide de generaal, dat het aanzien van
het land voor 8 t nog geheel hetzelfde is uls in den
tijd der Britten.
Er zijn bosschen omgehakt en daardoor weiden
^ontstaan, maar in cultuur gebracht, d. w. z. beploegd
eu beëgd, in korenvelden herschapen, werd slechts
een klein gedeelte. Om het evenwicht te herstellen
moet dus de zaak is zoo eenvoudig mogelgk»
meende de heer BoQth op systematische wgzo de
overbevolking der groote steden terug worden geleid
naar bot land, hetzij in de nabijheid of ver over de
zee, in den vreemde. Er is voedsel voor allen
maar het moet aan den bodem, die dat voedsel be
vat, worden onttrokken, ei de meusoh heeft zijne
armen gekregen om te werkeu, te spitten te zaaien
en to oogsten."
Eene andere vraag die wij deu generaal stelden,
was deze: „Wat is uwe meening omtrent het on
derwijs. Zijt gij, oveu als vele anderen, van oordeel
dat iu de geestes-, in de verstandsontwikkeling het
afdoende heilmiddel gelegen is togen do sociale
nooden
„Neeti," was het antwoord. „Ik onderscheid drie
dingen in den mensch den geest, het gemoed en
het lichaam. Zij hebben elk hunne ontwikkeling
noodig, en die ontwikkeling kan voor alle deze drie
zeker voorbij gekomenhet moet wel op dat oogen
blik zijn geweest, want wij hebben niet langer
dan acht of tien minuten gopraat. Ik beken dat
ik geen juist begrip had van den tijd, want ik voelde
mij niet op inijn gemak. Ik wist niet wat ik ant
woorden zou, toon hij zijn verwondering te kennen
gaf, mij hier te ontmoeten, terwijl hij mij in Cham
pagne waande, en ik wist evenmin wat te zeggen,
toen hij mij nauwkeurig gadesloeg ik begreep, dat
mijn toestand duidelijk zichtbaar was. Die enkele
oogenblikken, welke mij tot wen verwijt worden ge
maakt, waren voor mij een foltering. Eindelijk ver-
liei hij mij met een uitdrukking van medelijden op
het gelaat, niet geschikt om mijn moed te doen hor
leven, en terwijl ik naar huis terugkeerde, verwedt
ik mij dezen o igelukkigen uitgang, zonder evenwel
te kunneu voorzien, welke gevolgen hij nog zou na
zich slepen.
„Dal is do waarheid, innig geliefde, de volle
waarheid, zooals ik die openhartig heb medegedeeld,,
zooals ik die nu heb herhaald, opdat zij u tot rnst,
tot kalmte zou brengen, opdat alle twijfel jegens mij/
daardoor zou worden weggenomen.
„Luister naar uw hart, geliefde; ik ben zeker dat
die stem u zal zeggen, dat ge mij niet kunt ver-
donken. Luister naar die stem, luister ook naar-
het verstandhet zal u zeggen, dat ik de ddmste,
de krankzinnigste van alle vrouwen zou zijn, indien.'
ik u bedroog.
{Wordt vervolgd
^gelijk worden aangebracht. Reeds van het achtste
jaar moet het kind ieeren werken, niet slechts met
de hersens, maar met de handen.
Het dwaze vooroordeel, dat hoofd work hooger staat
dan handenwerk, zal dan vanzelf verdwijnen. Voor
alles moet God iu de menschen wonen, God d. i.
het hart, d. i. onze adem, d. i. ons levenDaar
wij den heer Booth niet te lang mochteu bezighou
den en bovendien het vertrekuur voor Amsterdam
naderde, namen wij. na deze wotfrden, afscheid, hem
op zijne reize en op zijne pogingen het beste toe-
wensohende.
De beruohte Eugelsche moordenaar. Aangaande
den moordenaar Deeming die iu Australië als Wii-
liams werd gevangen genomen, maar zeide Swanston
te heeten, wordt gqmeld, dat iu een reiskoffer de
overtuigende bewijzen zijn gevonden dat hij Williams
en Deeming is, o. a. oen kerkboekje met den naam
van zijne laatste vrouw en een spoorwegtabol den
loop der treinen aangevend die Rainwili passeerde.
De Australische politie heeft verder ontdekt dat
Deeming ook onder den naam Wrard in Australië
heeft geleefd. De huizen waarin hij daar te lande
verblijf hield, worden nu aan oen nauwkeurig on
derzoek onderworpen. Men breekt de vloeren op.
In Zuid-Afrika waar Deeming tweemalen blijkt
geweest te zijn, heeft hetgeen de telegraaf aaugaande
hem mededeelde, heel wat beweging verwekt. Men
brengt nu in herinnering dat gedurende de maand
dat hij in Johannesburg vertoefde, t^ee moorden
werden gepleegd, waarvan de dader of daders nooit
werden ontdekt.
Verder verneemt men, dat Australische en Ktiap-
sche kooplieden indertijd eeu advocaat to Liverpool
opdroegen om Fred. B. Deeming, zooals hij zich in
Zuid-Afrika noemde, op te sporen, ten einde hem
met don strafrechter in aanraking te brengen. De
advocaat gaf een particulier geheim speurder last
deu verlangden persoon te vinden en alles hem be
treffend na te speuren. Deze ontdekte heel veel dat
nu politie en justitie te pas komt, rnaar. toch was
Deeming hem te slim. Eenmaal verschoen de geheime
vervolger op een avond in de woning te Bfcrken-
head toen Deeming zijne vrouw en kinderen pas
's ochtends had verlaten. De woning werd maanden
lang onbemerkt bewaakt, maar Deeming verscheeil
niet meer en liet niets van zich hooren.
Zijne vrouw ging in Pembrokeshire bij liaron va-*
der, een landbouwer, logeeren maar ofschoon eou
man haar volgde en in de "buurt bleef, kon men
niets ontdekken. Blijkbaar had Deeming, die de
lucht had gekregen dat men hem op het spoor was
het beter gevonden zijne vrouw vopr zeer langen
tijd in het geheel niets van zich te laten vornetnen.
Een ander maal kwam de particuliere geheime speur
der te Stocktan-on-Tees in het noordeu van Enge
land, terwijl Deeming juist zeven minuten vroeger
met een trein die plaats had verlaten.
Hij vond zijn spoor weer en kon eindelijk tele-
grafeeren dat Deeming nan boord van het stoom
schip Jumna op weg was naar Australië. Nog voor
het Australische vasteland bereikt was, kwam bij
Thursday-eiland iri de straut van Nieuw-ll uinea een
geheim politieagent aan 'noord, maar toen het stoom
schip te Baisbane aankwam, kon de geheime politie
agent slechts mededeelen dat ue man dien men in
arrest zou nemen, al te Port Said van boord was
gogaan Deeming was inderdaad stilletjes naar En
geland teruggereisd en had daarmede den geheimen
speurder en alle politie op een dwaalspoor gebracht.
Allo later onderzoek was vruchteloos, daar Dee
ming in nog niet door hem bezochte plaatsen in
Engeland vertoefde" onder den naam van „Lawson"
en onder dien naam ook negen maanden iu de
gevangenis van Huil verdween.
Intu8schen is het nog vermeldenswaard, dat Lawson
daar nu pas ontdekt is eeu paar jaren gele
den ook oen\ge weken logeerde bij een paar voor
name kooplieden te West Hartepool. Hij had zich
toen uitgegeven voor een Australisch millionair, die
een jacht te Huil liet bouwen en van plan was eene
afdeeling zijner zaak te Plymouth te vestigen.
Omijrent de ramp in de Huidenstraat te Amster
dam schrijft de Standaard het volgende
Nader vernemen wij nog, dat de toestand der 10
gewonden, die in hot gasthuis opgenomen werden,
over het algemeen vrij wel is.
Van twee hunner: een banketbakkersjongon on
oen man, die op het oogenblik dor ontploffing voor
bijging is echter da toestand niet zonder ernstig gevaar.
Gistermiddag, te ongeveer eer. uur, vond do brand
weer, die met on verpoosden ijver werkte, het lijkje
van liet kind van den hoer Van Eupen het werd
onmiddelijk naar de lykenkolder aan du Oude Brug
gebracht.
Met moeite toog men verder aan den arbeid, en
zotte het onderzoek voort, in het vrij 4|?pe onder
huis. Het lijk van de nicht van de weïuWe-Broek-
mans werd te halfvijf gevonden.
Natuurlijk kan meu uit deu mond van de buren
verschillende bijzouderheden opteekenen, die moer of
minder merkwaardig zijn. Zoo vernamen wij dat de
heer Van Eupen gisterenavond juist op bet oogen
blik van de ramp bezig was den verkoop van zgn
zaak te regelen. Toen hij bezig was, ^verd hij door
het bericht van het onheil gestoordniet alleen
zijn zaak, maar zijn gezin en al wat hij had, was
verdwenen.
Do zoon van de omgekomene vrouw Weijle ver
haalde ons, dat hij juist xóór het oogenblik der
ontploffing met twee kinderen zgn woning verliet,
om er sinaasappelen voor te koopen. Toen de man
nog inaur even de brug bereikt had hoorde hij den
slag en, ora ziende, ontwaarde hg de vuurzee.
Hij vloog* terug en wierp zyne kinderen, als 't
ware op den stoep van den banketbakker. Tot be
zinning gekomen begreep hij, dat de handen uit de
mouwen moesten gestoken worden, en, zijne kinde
ren beschermd ziende, snelde hij toe op een man,
die ouder de kroonlijst van het ingestorte huis lag.
Hij beproefde dit brandende hout op te lichten,
maar het mocht niet gelukken, en zette er toen
een stuk hout onder, waardoor de ongelukkige van
zgn last bevrijd wegkruipen kou. Inmiddels was
meerdere hulp op komen dagen, die deu man, die
thans in het gasthuis ligt, van zijne brandende klee
dereu ontdeed en vervoerde.
De jonge Weijle, die toen nog niet wist dat zijn
eigen moeder was omgekomen, hielp toen nog mede
andere slachtoffers redden.
De indruk dien hut trourige feit op het publiek
maakte was krachtig. Stil en zonder morren ge
hoorzaamde hot aau de bevelen der politie, die
trouwens banden vol werk had, niet alleen om de
duizenden toeschouwers op zijde te houden, maar
die ook heel wat te doen had met de buren. VVfcnt
in de ontzettende verwarring liepun natuurlijk allen
radeloos door een Vrouwen, dio kinderen vermis
ten, wilden zich in de brandende huizen werpen,
om te redden wat te redden was. Gelukkig echter
zijn er niot meer menschen omgekomen. De echt-
genoote van den sigaren handelaar, wiens woning ge
heel uitgebrand is, was op het oogenblik vau de
ramp niet tehuis. Wol een geluk, temeer daar du
vrouw in hoogst zwangoren toestand vorkeerde.
Aan den Burgemeester is, op diens verlangen, een
rapport verstrekt van de toedracht der zaak. De
juiste lezing zal wel nooit worden gegeven, want de
eemgo die levend uit het huis van den heer van
Eupen is gekomen, is do zwaar gewonde dienstmaagd,
die vermoedelijk over do oorzaak niets zal kunnen
mededeelen.
«Vs
Door de flinke houding van een bewoonster van
den Nieuwendijk te Amsterdam is Maandag do aan
dacht dpr politie gevestigd op oen gevaarlijk persoon.
De wakkere vrouw zag, daj een mail met zooge
naamde kaarten-raden, al menig argeloos buitenman
eenigo halve guldens en guldens bad afgezet op het
terrein voor het Centraal-Station. Dadelijk waar
schuwde zij een politieagent. Deze scheen echter
niet te blaken van dienstijver. Hij antwoordde, dat
hij 't eerst zelf moest zien. Elk gewoon mensch
zal het zeer begrijpelijk vijlden, dat de deugniet
wel oppaste met de oplichting voort te gaan, zoodra
de agent zich vertoonde. De vrouw deed echter
toen, wat de agent had moeten doen. Zij zocht een
rocherehour op, vertelde hora 't geval en loen was
de valscho speler spoedig onschadelijk gemaakt.
{VI. BI.)
Petroleumlampen. Petroleumlampen branden slecht
of veroorzaken ongelukken
lo. w unieer de pit niet goed gelijk gesneden is;
2o. als de pit niet goed in den cylinder* past;
3o. als de pit te oud is, waardoor hij te veel
water bevat.
Mei: moet do pit eens per week gelijk snijden
met een scherp mes, de overige dagen is het vol
doende met een doek of een borsteltje de verkoolde
deeltjes te verwijderen.
De cylinder van do lamp moet steeds krachtig
worden doorgeblazen, opdat zicb geen kooldeeltjes
daarin bdvio ten, die van de pit vallen; ook maakt
men den binnenwand van> den cylinder met een
doekje droog.
De insnoering in het glas mag niet hooger boven
den rand van den brander uitsteken, dan hoogstens
3 cM.; is het moer, zoo brandt de lamp slecht.
Men draait do lamp uit, en laat haar vanzelf
uitgaan of draat de pit omlaag en blaast haar uit
in geen geval masr, wanneer do lamp niet brandt,
do pit boven den brander uitsfeken of zelfs daar
mede golijk staan.
Is dit het geval, zoo wordt de olie als door een
hevel overgebracht, eu loopt buiten laneJTJPlamp
af ook binnen in den cylinder, alwaa^ zij met
kooldeeltje8 of rafeltjes 'S'an de pit eeu zeer brandbare
stof iu de lamp brengt. De vlam plant zich daar
langs gemakkelijk naar binnen' voort, on goeft onge
lukken.
Do lamp laag draaien, ora olie to bespareu, is
zeer verkeerd, want eerstens bespaart het geen olie,
daar de olio verdampt, (zooals men wol ruiken kan),
en ten tweede zet het roet zich tegen hot glas af,
verstopt dit eindelijk en als ge in uw kamer terug
komt, staat deze soms ai in lichte laaie, doordat de
vlam naar binnen geslagen, de peer gesprongen en
de brandende olie door uw kamer gestroomd is.
Uit Rotterdam schrijft men aan de Tijd
Onze tram loopt gevaar, concurrentie te krijgen.
Door een drietal inwoners var. het voormalige Delfts
haven, wieu het begint te Vervelen, thans wel de
lasteu, maar niet de lusten der anuexatie van het
voormalige Delftshaven bij Rotterdam to dragen, is
bij het Dagelijkscb Bestuur een aanvrage ingediend
voor een concessie tot den aanleg van een paardec-
tramlijn van de kom van het voormalige Delftshaven
naar het centrum onzer stad.
Het Dagelijksch Bestuur meende den Raad geen
voorstellen aangaande deze concessie-aanvrage te
moeten voorleggen, alvorens der directie van de
Rotterdamse/ie Tramweg-Maatschappij gevraagd te
hebben, of deze bereid is om door den aanleg van
een nieuwe lijn, aansluitende aan lijnen, door haar
geëxploiteerd, te gemoet te kongjn aan de wenschen
der bewoners van het voormalige Delftshaven,
De directie der Rotterdamsche Tramweg-Maat
schappij antwoordde dat zij niet bereid was door
aanleg van een nieuwe paarden-trainlijn daaraan te
voldoen, maar dat zij aan het verlangen der voor
malige Delfshavenaars wilden geracet komen door de
lijn van den stoomtram Rotterdam Delftshaven 700
meter in oostelijke richting te verlengen.
Tegen deze verlenging bad het Dagelijksch Be
stuur ernstige bezwaren, vooral gegrond op het feit,
dat do weg, waarop de stoomtramlijn moet worden
doorgetrokken, daarvoor te smal is.
Toen dus bleek dat de Rotterdamsche Tramw.-
Maatschappij niet aan het verlangen van de Delfts
havenaars wilde voldoen, hebben Burg. en Weth. een
voorstel geformuleerd, dat zij thans den Raad aan-
bièden. Zij stellen voor, den aanvragers dor conces
sie voor een tram naar Delftshaven, den heeren Hey-
broek e. s., geen vergunning te verleeneji voor een
paaTdeutram van de kom van Oud-Delftshaven naar
het centrum onzer stad, maar hun wel te vergunnen,
eon paanientramlijn aan te leggen ran Oud-Dolftsha-
ven tot aan het meest westelijke pnnt van liet Rot
terdamsche tramnet. Over dit voorotel zal de Raad
een beslissing hebben te nemen.
De Reichsanzeiger bevat het besluit, waarbij Ca-
privi wordt ontheven van den post van minister
president, doch als lid van het staatsministerie en
als minister van buitenlandsche zaken wordt gehand
haafd.
Verder bevat het officieel» blad de besluiten: 1.
tot ontslag van den heer Von Zedlitz, die den titel
en dun rang van staatsminister behoudt; 2. tot be
noeming van graaf Eulenburg als minister-president;
3. tot benoeming van den staatssecretaris dr. Von
Bosse als iuiuister van eeredienst en openbaar on
derwijs.
Graaf Botho Eulenburg, die tot Minister-pre
sident zonder portefeuille benoemd is is thans
opperprosideiit van Hessen-Nassau van IS78 tot
1881 was hij Minister van Binnenlaudsche Zaken eu
trad af wegens verschil van meening met Bismarck,
die bij deze gelegenheid zich minder aangenaam
tegenover den heer Eulenburg zou hebben gedragen,
wat meer gebeurde. De Eulenburgers staan gun
stig bekend in Duitschland. 't Zijn edellieden van
ouden datum en meest mannen, die uitmunten door
talent zoowel als door karakler. Hot gtslacht is
door de wisseling der tijden heen gezond gebleven
en vertoont ook do daarmee verbonden eigenschappen.
Botho Eulenburg is natuurlijk conservatief en heeft
indertijd de eerste socialistenwet ontworpen. Hij is
62 jaar oud, maar teekenen van ouderdom zijn nog
niet aan hem te zien, iets wat men trouwens bij
de l uitschers meer vindt. Du staf van den ouden
Keizer bestond uitsluitend uit maunen van hoogen
leeftijd.
Volgens de Kreuzzeitung hoeft de keizer graaf Von
Zedlitz ais minister van ouderwijs en eeredienst ontslag
verleend in een eigenhandig schrijven, dat in de meest
waardeerende en eervolle termen was gesteld. Aan het
slot van den brief gaf de keizer als zijn wenscli te ken
nen, dat Von Zedlitz ook in 't vervolg zijne krach
ten aau den dienst van den staat zou blijven wijden.
Evenals do nieuwe Pruieische ministur-president