BiiUenlandseh Overzicht. met zoodanig voorstel, dan houdt hg zich overtuigd, dat het zou komen, zelfs in weerwil van deze re geering, want er zouden dan zeer zeker andere ele menten in de Kamer worden gebracht, welker meer dere opstuwende kracht de regeering in die richting zou dwingen. Hij blijft dus vertrouwend wachten op de dingen die moeten komen, ook op eene verbetering en uit zetting van de thans aanhangige ontwerpen. En daarom zal hij, gedachtig aan de spreuk, dat het betere dikwijls de vijand is van het goede, bljjven bij zijue straks uitgesproken verklaring. Generaal Booth in Nederland. Gisterenmorgeu te acht uur waren| de officieren van de Zuider- divisi» vau het Heilsleger en de soldateu uit Rot terdam, Schiedam en Dordt mot kolonel Oliphant en adj. Clark aan de Westerkade te Rotterdam ver gaderd, om den generaal te ontvangen. De afdeeliug Schiedam had aan de aanlegplaats eon kinderkoor met vaandels opgesteld. Te negen ure arriveerde de stoomboot Adelaide. Kolonel Oliphant en adj. Clark verwelkoindeu den geuoraal aan boord. Aau wal komende bood een kinderkoor den gene raal bouqetten aan onder een driewerf amen, waarna het welkomstlied gezougen werd op de wijs van *icij leven vrij." Een daverend hoerah van heilssol daten volgde, onder het overig publiek heerschte goede orde. Per rijtuig begaf men zich naar de wouing vau den heer P. R. Mees, aan de Leuve- haven, waar den generaal een dejeuner werd aange boden. Te 11.35 vertrok hij met din trein naar Amsterdam. Daar had zich een dichte volksmenig te voor hot Centraal Station verzameld teneinde ge tuige te zijn van den intocht van den generaal der Salvation Army in de hoofdstad. Een gedeelte van het terrein was afgezet door eon vijftigtal politie agenten onder bevel van twee inspecteurs. Op den bepaalden tijd, 1 u. 21, reed de treiu het station binnen en de generaal en zijn staf stap ten uit, reeds dadelijk omringd door een niouwgierige menigte, die de afsluitingen verbrak. De voorgenomen ontvangst in de wachtkamer 1ste klasse bleef achter wege, daar de directie der Holl IJzeren Spoorweg maatschappij daartoe haar toestemming niet had willen geveu. Op het Stationsplein groeide do menigte telkens aan met honderden menschen, die langs het Damrak kwamen toestroomen. Plotseling werd het cordon, door de politieagenten gevormd verbroken, en een tooneel van vroolijke verwarring volgde, waarbij het niet aan de gewone volksaardigheden ontbrak. De politie was niet bij machte dezen stroom van menschen te keeren en bepaalde er zich dan ook toe om eenigszius den toegang open te houden waar langs do generaal zijn equipage moest bereiken. Het aantal rijtuigen waaruit do stoot bestond werd omringd en toen eindelijk de generaal met zijn staf verscheou ging er oen vroolijk gejuich op. Staande in den landauer mot zijn pet in de hand groette en wuifde hij de menigte toe, waarna de rijtuigen zich in beweging stelden en in draf het stationspleiu verlieten. Langs het Damrak, de Dam, het Rokin, de Re- guliershreestraat, de Utrecht9chestraatlangzamer hand stapvoets rijdende, hier en daar begroet eu toe gejuicht door de talrijke menigte, bereikte de stoet het Baleis voor Volksvlijt tuigen, dat zij niet üad plaats gehad? Dat was niet zoo raoeilijx. Wie had mij gezien? Iem,and, dien go met kondt vertrouwen. Ik zou zijn getuigenis hebben tegengesproken en u verzekerd dat ik dien dag niet was uit geweest. Ik twijfel er niot aan, dat ge mij eerder zoudt hebben geloofd dan hem. Maar dat zou een leugen, eeu onwaarheid zijn ge weest, iets uwer en mijner liefde onwaardig, een wantrouwen in u; da heb ik nooit gedaan, dat zal ik nqoit doen, want ik wil raij'elve evenmin verla gen tegenover u, als ik u wil verlagen in mijn hart. //Daarom, heb ik, toen ge mij inet doodsbleek gelaat, somber dreigenden blik en van angst bevende j stem do vraag steldet: «Heb je Buru jrezieu geantwoord: «Dat is zoo," en ik heb u uitgelegd, hoe deze toevallige ontmoeting had plaats gevonden. „Ondanks mijn even duidelijke als openhartige verklaringen, begreep ik dat ge zijt heengegaan, boos op mij, en wat nog treuriger is, ongerust en ongelukkig. Dat mag zoo Diet zijn, dierbare Gaston iIt wil niet dat ge twijfelen zult aan mij, die u zoo hartstochtelijk liefheeft; ik wil niet, dat ge uzelf zult kwellen het is al genoeg, dat ge te lijden hebt onder onze scheiding. „Na den verschrikkelijke nacht, dien ik heb door gebracht in wanhoop over het leed, dat ik u heb aangedaan, zal mijn eerste werk clan ook zijn, u gerust te stollen door te verhaien wat ik gezegd heb ik denk dat ge, indien ge alles geregeld op papier geschreven ziet, zult erkennen, dat in deze f- Ondor de peristylo stonden ongeveer honderd officieren en soldaten en haie geschaard, die den ge neraal en zijn gevolg, toen zg voorreden, met vroo- lgke halleluja's begroeten. In de vestibule stond een koor van ongoveer hon derd kinderen met vaantjes en baniereu, die den gsneraal een welkomstlied toezongen. Het Paleis voor Volksvlgt was voor de plechtige ontvangst van den generaal, door de verpleegden in de „Toevlucht voor Dakloozen" versierd. Toen de generaal tegen half drie op hot plein aankwam steeg een luid gejuig, vermengd met het geroep van Halleluja uit de menigte op. Do generaal boog vriendolgk. Hij steeg voor den inrit uit, de officieren salueerden, bet kinderkoor hief het welkomslied aan en onder daverende bravo's van de menigte in de zaal, wandelde generaal Booth met zijn staf, vergezeld van kolonel Oliphant naar zgn plaats. Toen het gejuich eindelijk bedaard wss las de lei der van het werk in Nederland, kolonel Oliphant, een wejkomstadres voor, waarin hij o. a. het volgende zeide Wg roepen u een warm wolkom toe op Noder- landscben grond. Wij hebben met belaugstelling uwe onlangs vol brachte ♦eis gelezen. Wg zullen met aandacht luisteren naar uwe in (Irukkeu van de groote lauden en andere kolonies, waarin gij gereisd hebt. Wij van onze zijde hebben niet stil gezeten hier in Nederland. Zeven nieuwe korpsen ziju geopend geworden, vijf honderd maunen en vrouwen hebben beleden den Heer te vinden, twee honderd een en uegentig sol daten zijn aan do rolboeken toegevoegd, twee en der tig nieuwe officieren zgn aangesteld geworden. Wij hebben uw groot Maatschappelijk werk begon nen en daarmede goede vorderingen gemaakt. Zoven- tien honderd vijftig nachtverblijven worden iedere week verstrekt aan menschen, waarvan de meeste anders den nacht op straat zouden doorbrengen, en die allen gebrek zouden lijden aan behoorlijk voedsel en jlek. Wij hebboa vast werk verschaft aan 62 mannen. Wij hebben twee tijdelijke nachtverblijven voor vrouwen en kindereu, twee tijdelijke nachtverblijven voor mannen en j mgens, een vaste Toevlucht en drie Werkplaatsen, waar honderd en dertig mannen werk vinden. Veertig dezer mannen hebben beleden, be keerd te zijn velen zijn zonder twijfel zedelijk ver beterd. Wij hebben pok de vredeark geopend voor diegenen, welke iu den Shelter maatschappelijk her vormd ook hebben wij het iverk in de achterbuurten begonnen en ton plotte riep »pr. den Generaal nog maals welkom toe. Do N. Rolt. Ct. scbrgft over den persoon van Generaal Booth bet volgende Gaarne maakten wij van de ons aangeboden gele genheid gebruik, om den generaal, gedurende den korten tijd van zijn oponthoud, ten huize van den heer Mees, persoonlijk te ontmoeten. De heer Booth die oen man is vau flinke statuur, draagt zijne jaren met eere. Hij hoeft niets van het martiale, dat men vau zijn titel onafscheidelijk zou achten. De uniform die hij draagt, blauwe jas met rood veston, is zon der pronk of praal. Alles wat bij zegt, de wijze waarop hij het zegt, en de warsheid vau alle vertoon, stempelen hem tot een gemoedelijk man, die in zijne haudelingen ongelukkige ontmoeting geen enkele reden tot kwol- ling is le viuden. „Zooals ik zeide, was ik uitgegaan om langs do kade een kleine wandeling te doen. „Dat was verkeerd, ik erken het, ik had thuis moeten blijven. Maar nooit verder te komen dan mijn tuintje, tot oenige afleiding niets anders te zien dan treinen en schepen, wordt ten laatste vervelend. Ik was dus uitgegaan eu werktuigelijk, zonder te weten wat ik deed of waar ik heenging, zonder mij rekenschap te geven van den afstand, dien ik* had afgelegd, was ik aan het einde van do brug gokomeu, waar ik naar het opwinden van een anker stond te kijken, toen ik bemerkte dat iemand vlak achter mij was blijven stilstaan en mij gadesloeg. Go begrijpt boe ik ontstolde. Zondor mij om te keeren, wilde ik mijn weg vervolgen. Maar een hand werd zacht- kens op mijn arm gelogd, en een stem sprak met een Engelschen tongval„Zijt ge bang voor mij, juffrouw?" Het was Burn. Kon ik hem ontwijken, hoe gaarne ik het ook had gewild? Hij vertelde mij, dat hij van Arcaehon kwam, waar bij was heengegaan na zijn vertrek van Peyrehorade, en dat hij op weg was naar het station Bastide om met den trein van Parijs te vertrekken. Ik antwoordde niet, in de verwachting, dat hij wei zou heengaan. Maar neen. 't Was nog vroeg, en hij bleef dus wat met mij praten, om den tijd te dooduu „Op dat oogenblik is hij, die u vertelde, mg in gezelschap vau mijnheer Burn te hebben gezien, zioh laat leiden door de goede ingeviug van zijn hart. Wel gaf hij ons, die met hem over zgn zendings werk van gedachten wisselden, den indruk van over de riohting, die kg uls leider van het Loger des Heils te volgen had, eene vaste meeniDg te zijn toe- gednan, maar een man van theorieën is hij met tot die wereldhervormers, die hunne kracht zoeken in het formuleoren vau wijsgeerigo stelsels, nog to* die predikers in de lucht, die, „ach en wee" roepende over do bedorvenheid der mouschen, in het toedie nen van louter geestelijke heilmiddelen den aau vang en het eindo hunner missie zien. Neen, als de heer Booth met zijn grijzeuden baiygl en zijne trouwhar tige oogeu, daar voor u zit, herkent gg iu hem den man, die eenvoudig, zondor te lang wikken en wegen, zonder door eindelooze beschouwingen van het voor en tegen eouer zaak de zaak zelve uit, het oog te verliezen, doet, wat zijne hand vindt om te doeu. Hem vragende of hij inderdaad van meeniug is, op den door hem ingeslagen weg tot een prao- tisoh resultaat to komen en oonmaal het ideaal te bereiken „brood voor allen die werken willeu" antwoordde hg beslist „ja" 1 Hg zeide genoeg van de wereld te hebben gezien, om tot de ervaring te komen, dat de hoofdoorzaaken der arinoedo iu alle landen zicb concontreeren in de grootste steden. Doordat velen die op het platteland wonen, in den waan verkeeren, dat in de steden op de gemakke lijkste wijze aau den kost is te komen, en zich tiaar de groote centra verplaatsen, wordt het paard achter den wagen gespannenwant het is juist het land de grond, geeft niet slechts honderdvoudig terug, wat men hem geeft, of borgt, maar nooit raakt hij uitgeput, indien men hem maar behoorlijk in cul tuur brengt en houdt. Hoe langer men den bodem op oordeelkundige wijze beschouwt, hoe vruchtbaar der wordt hij, hoe rijker beloont hij den grbeid der mensehen. Daarom kan de sociule nood alleen duur zaam leniging vinden door don bodem als onzen besten bondgenoot te beschouwen, den bodem, die toeneemt in waarde, naarmate men hem langer be werkt. Hoe eenvoudig dit ook zij, bet schijnt tot heden maar niot begrepen te zijn. Zich op Engeland Inroepende, zeide de generaal, dat het aanzien van het land voor 8 t nog geheel hetzelfde is uls in den tijd der Britten. Er zijn bosschen omgehakt en daardoor weiden ^ontstaan, maar in cultuur gebracht, d. w. z. beploegd eu beëgd, in korenvelden herschapen, werd slechts een klein gedeelte. Om het evenwicht te herstellen moet dus de zaak is zoo eenvoudig mogelgk» meende de heer BoQth op systematische wgzo de overbevolking der groote steden terug worden geleid naar bot land, hetzij in de nabijheid of ver over de zee, in den vreemde. Er is voedsel voor allen maar het moet aan den bodem, die dat voedsel be vat, worden onttrokken, ei de meusoh heeft zijne armen gekregen om te werkeu, te spitten te zaaien en to oogsten." Eene andere vraag die wij deu generaal stelden, was deze: „Wat is uwe meening omtrent het on derwijs. Zijt gij, oveu als vele anderen, van oordeel dat iu de geestes-, in de verstandsontwikkeling het afdoende heilmiddel gelegen is togen do sociale nooden „Neeti," was het antwoord. „Ik onderscheid drie dingen in den mensch den geest, het gemoed en het lichaam. Zij hebben elk hunne ontwikkeling noodig, en die ontwikkeling kan voor alle deze drie zeker voorbij gekomenhet moet wel op dat oogen blik zijn geweest, want wij hebben niet langer dan acht of tien minuten gopraat. Ik beken dat ik geen juist begrip had van den tijd, want ik voelde mij niet op inijn gemak. Ik wist niet wat ik ant woorden zou, toon hij zijn verwondering te kennen gaf, mij hier te ontmoeten, terwijl hij mij in Cham pagne waande, en ik wist evenmin wat te zeggen, toen hij mij nauwkeurig gadesloeg ik begreep, dat mijn toestand duidelijk zichtbaar was. Die enkele oogenblikken, welke mij tot wen verwijt worden ge maakt, waren voor mij een foltering. Eindelijk ver- liei hij mij met een uitdrukking van medelijden op het gelaat, niet geschikt om mijn moed te doen hor leven, en terwijl ik naar huis terugkeerde, verwedt ik mij dezen o igelukkigen uitgang, zonder evenwel te kunneu voorzien, welke gevolgen hij nog zou na zich slepen. „Dal is do waarheid, innig geliefde, de volle waarheid, zooals ik die openhartig heb medegedeeld,, zooals ik die nu heb herhaald, opdat zij u tot rnst, tot kalmte zou brengen, opdat alle twijfel jegens mij/ daardoor zou worden weggenomen. „Luister naar uw hart, geliefde; ik ben zeker dat die stem u zal zeggen, dat ge mij niet kunt ver- donken. Luister naar die stem, luister ook naar- het verstandhet zal u zeggen, dat ik de ddmste, de krankzinnigste van alle vrouwen zou zijn, indien.' ik u bedroog. {Wordt vervolgd ^gelijk worden aangebracht. Reeds van het achtste jaar moet het kind ieeren werken, niet slechts met de hersens, maar met de handen. Het dwaze vooroordeel, dat hoofd work hooger staat dan handenwerk, zal dan vanzelf verdwijnen. Voor alles moet God iu de menschen wonen, God d. i. het hart, d. i. onze adem, d. i. ons levenDaar wij den heer Booth niet te lang mochteu bezighou den en bovendien het vertrekuur voor Amsterdam naderde, namen wij. na deze wotfrden, afscheid, hem op zijne reize en op zijne pogingen het beste toe- wensohende. De beruohte Eugelsche moordenaar. Aangaande den moordenaar Deeming die iu Australië als Wii- liams werd gevangen genomen, maar zeide Swanston te heeten, wordt gqmeld, dat iu een reiskoffer de overtuigende bewijzen zijn gevonden dat hij Williams en Deeming is, o. a. oen kerkboekje met den naam van zijne laatste vrouw en een spoorwegtabol den loop der treinen aangevend die Rainwili passeerde. De Australische politie heeft verder ontdekt dat Deeming ook onder den naam Wrard in Australië heeft geleefd. De huizen waarin hij daar te lande verblijf hield, worden nu aan oen nauwkeurig on derzoek onderworpen. Men breekt de vloeren op. In Zuid-Afrika waar Deeming tweemalen blijkt geweest te zijn, heeft hetgeen de telegraaf aaugaande hem mededeelde, heel wat beweging verwekt. Men brengt nu in herinnering dat gedurende de maand dat hij in Johannesburg vertoefde, t^ee moorden werden gepleegd, waarvan de dader of daders nooit werden ontdekt. Verder verneemt men, dat Australische en Ktiap- sche kooplieden indertijd eeu advocaat to Liverpool opdroegen om Fred. B. Deeming, zooals hij zich in Zuid-Afrika noemde, op te sporen, ten einde hem met don strafrechter in aanraking te brengen. De advocaat gaf een particulier geheim speurder last deu verlangden persoon te vinden en alles hem be treffend na te speuren. Deze ontdekte heel veel dat nu politie en justitie te pas komt, rnaar. toch was Deeming hem te slim. Eenmaal verschoen de geheime vervolger op een avond in de woning te Bfcrken- head toen Deeming zijne vrouw en kinderen pas 's ochtends had verlaten. De woning werd maanden lang onbemerkt bewaakt, maar Deeming verscheeil niet meer en liet niets van zich hooren. Zijne vrouw ging in Pembrokeshire bij liaron va-* der, een landbouwer, logeeren maar ofschoon eou man haar volgde en in de "buurt bleef, kon men niets ontdekken. Blijkbaar had Deeming, die de lucht had gekregen dat men hem op het spoor was het beter gevonden zijne vrouw vopr zeer langen tijd in het geheel niets van zich te laten vornetnen. Een ander maal kwam de particuliere geheime speur der te Stocktan-on-Tees in het noordeu van Enge land, terwijl Deeming juist zeven minuten vroeger met een trein die plaats had verlaten. Hij vond zijn spoor weer en kon eindelijk tele- grafeeren dat Deeming nan boord van het stoom schip Jumna op weg was naar Australië. Nog voor het Australische vasteland bereikt was, kwam bij Thursday-eiland iri de straut van Nieuw-ll uinea een geheim politieagent aan 'noord, maar toen het stoom schip te Baisbane aankwam, kon de geheime politie agent slechts mededeelen dat ue man dien men in arrest zou nemen, al te Port Said van boord was gogaan Deeming was inderdaad stilletjes naar En geland teruggereisd en had daarmede den geheimen speurder en alle politie op een dwaalspoor gebracht. Allo later onderzoek was vruchteloos, daar Dee ming in nog niet door hem bezochte plaatsen in Engeland vertoefde" onder den naam van „Lawson" en onder dien naam ook negen maanden iu de gevangenis van Huil verdween. Intu8schen is het nog vermeldenswaard, dat Lawson daar nu pas ontdekt is eeu paar jaren gele den ook oen\ge weken logeerde bij een paar voor name kooplieden te West Hartepool. Hij had zich toen uitgegeven voor een Australisch millionair, die een jacht te Huil liet bouwen en van plan was eene afdeeling zijner zaak te Plymouth te vestigen. Omijrent de ramp in de Huidenstraat te Amster dam schrijft de Standaard het volgende Nader vernemen wij nog, dat de toestand der 10 gewonden, die in hot gasthuis opgenomen werden, over het algemeen vrij wel is. Van twee hunner: een banketbakkersjongon on oen man, die op het oogenblik dor ontploffing voor bijging is echter da toestand niet zonder ernstig gevaar. Gistermiddag, te ongeveer eer. uur, vond do brand weer, die met on verpoosden ijver werkte, het lijkje van liet kind van den hoer Van Eupen het werd onmiddelijk naar de lykenkolder aan du Oude Brug gebracht. Met moeite toog men verder aan den arbeid, en zotte het onderzoek voort, in het vrij 4|?pe onder huis. Het lijk van de nicht van de weïuWe-Broek- mans werd te halfvijf gevonden. Natuurlijk kan meu uit deu mond van de buren verschillende bijzouderheden opteekenen, die moer of minder merkwaardig zijn. Zoo vernamen wij dat de heer Van Eupen gisterenavond juist op bet oogen blik van de ramp bezig was den verkoop van zgn zaak te regelen. Toen hij bezig was, ^verd hij door het bericht van het onheil gestoordniet alleen zijn zaak, maar zijn gezin en al wat hij had, was verdwenen. Do zoon van de omgekomene vrouw Weijle ver haalde ons, dat hij juist xóór het oogenblik der ontploffing met twee kinderen zgn woning verliet, om er sinaasappelen voor te koopen. Toen de man nog inaur even de brug bereikt had hoorde hij den slag en, ora ziende, ontwaarde hg de vuurzee. Hij vloog* terug en wierp zyne kinderen, als 't ware op den stoep van den banketbakker. Tot be zinning gekomen begreep hij, dat de handen uit de mouwen moesten gestoken worden, en, zijne kinde ren beschermd ziende, snelde hij toe op een man, die ouder de kroonlijst van het ingestorte huis lag. Hij beproefde dit brandende hout op te lichten, maar het mocht niet gelukken, en zette er toen een stuk hout onder, waardoor de ongelukkige van zgn last bevrijd wegkruipen kou. Inmiddels was meerdere hulp op komen dagen, die deu man, die thans in het gasthuis ligt, van zijne brandende klee dereu ontdeed en vervoerde. De jonge Weijle, die toen nog niet wist dat zijn eigen moeder was omgekomen, hielp toen nog mede andere slachtoffers redden. De indruk dien hut trourige feit op het publiek maakte was krachtig. Stil en zonder morren ge hoorzaamde hot aau de bevelen der politie, die trouwens banden vol werk had, niet alleen om de duizenden toeschouwers op zijde te houden, maar die ook heel wat te doen had met de buren. VVfcnt in de ontzettende verwarring liepun natuurlijk allen radeloos door een Vrouwen, dio kinderen vermis ten, wilden zich in de brandende huizen werpen, om te redden wat te redden was. Gelukkig echter zijn er niot meer menschen omgekomen. De echt- genoote van den sigaren handelaar, wiens woning ge heel uitgebrand is, was op het oogenblik vau de ramp niet tehuis. Wol een geluk, temeer daar du vrouw in hoogst zwangoren toestand vorkeerde. Aan den Burgemeester is, op diens verlangen, een rapport verstrekt van de toedracht der zaak. De juiste lezing zal wel nooit worden gegeven, want de eemgo die levend uit het huis van den heer van Eupen is gekomen, is do zwaar gewonde dienstmaagd, die vermoedelijk over do oorzaak niets zal kunnen mededeelen. «Vs Door de flinke houding van een bewoonster van den Nieuwendijk te Amsterdam is Maandag do aan dacht dpr politie gevestigd op oen gevaarlijk persoon. De wakkere vrouw zag, daj een mail met zooge naamde kaarten-raden, al menig argeloos buitenman eenigo halve guldens en guldens bad afgezet op het terrein voor het Centraal-Station. Dadelijk waar schuwde zij een politieagent. Deze scheen echter niet te blaken van dienstijver. Hij antwoordde, dat hij 't eerst zelf moest zien. Elk gewoon mensch zal het zeer begrijpelijk vijlden, dat de deugniet wel oppaste met de oplichting voort te gaan, zoodra de agent zich vertoonde. De vrouw deed echter toen, wat de agent had moeten doen. Zij zocht een rocherehour op, vertelde hora 't geval en loen was de valscho speler spoedig onschadelijk gemaakt. {VI. BI.) Petroleumlampen. Petroleumlampen branden slecht of veroorzaken ongelukken lo. w unieer de pit niet goed gelijk gesneden is; 2o. als de pit niet goed in den cylinder* past; 3o. als de pit te oud is, waardoor hij te veel water bevat. Mei: moet do pit eens per week gelijk snijden met een scherp mes, de overige dagen is het vol doende met een doek of een borsteltje de verkoolde deeltjes te verwijderen. De cylinder van do lamp moet steeds krachtig worden doorgeblazen, opdat zicb geen kooldeeltjes daarin bdvio ten, die van de pit vallen; ook maakt men den binnenwand van> den cylinder met een doekje droog. De insnoering in het glas mag niet hooger boven den rand van den brander uitsteken, dan hoogstens 3 cM.; is het moer, zoo brandt de lamp slecht. Men draait do lamp uit, en laat haar vanzelf uitgaan of draat de pit omlaag en blaast haar uit in geen geval masr, wanneer do lamp niet brandt, do pit boven den brander uitsfeken of zelfs daar mede golijk staan. Is dit het geval, zoo wordt de olie als door een hevel overgebracht, eu loopt buiten laneJTJPlamp af ook binnen in den cylinder, alwaa^ zij met kooldeeltje8 of rafeltjes 'S'an de pit eeu zeer brandbare stof iu de lamp brengt. De vlam plant zich daar langs gemakkelijk naar binnen' voort, on goeft onge lukken. Do lamp laag draaien, ora olie to bespareu, is zeer verkeerd, want eerstens bespaart het geen olie, daar de olio verdampt, (zooals men wol ruiken kan), en ten tweede zet het roet zich tegen hot glas af, verstopt dit eindelijk en als ge in uw kamer terug komt, staat deze soms ai in lichte laaie, doordat de vlam naar binnen geslagen, de peer gesprongen en de brandende olie door uw kamer gestroomd is. Uit Rotterdam schrijft men aan de Tijd Onze tram loopt gevaar, concurrentie te krijgen. Door een drietal inwoners var. het voormalige Delfts haven, wieu het begint te Vervelen, thans wel de lasteu, maar niet de lusten der anuexatie van het voormalige Delftshaven bij Rotterdam to dragen, is bij het Dagelijkscb Bestuur een aanvrage ingediend voor een concessie tot den aanleg van een paardec- tramlijn van de kom van het voormalige Delftshaven naar het centrum onzer stad. Het Dagelijksch Bestuur meende den Raad geen voorstellen aangaande deze concessie-aanvrage te moeten voorleggen, alvorens der directie van de Rotterdamse/ie Tramweg-Maatschappij gevraagd te hebben, of deze bereid is om door den aanleg van een nieuwe lijn, aansluitende aan lijnen, door haar geëxploiteerd, te gemoet te kongjn aan de wenschen der bewoners van het voormalige Delftshaven, De directie der Rotterdamsche Tramweg-Maat schappij antwoordde dat zij niet bereid was door aanleg van een nieuwe paarden-trainlijn daaraan te voldoen, maar dat zij aan het verlangen der voor malige Delfshavenaars wilden geracet komen door de lijn van den stoomtram Rotterdam Delftshaven 700 meter in oostelijke richting te verlengen. Tegen deze verlenging bad het Dagelijksch Be stuur ernstige bezwaren, vooral gegrond op het feit, dat do weg, waarop de stoomtramlijn moet worden doorgetrokken, daarvoor te smal is. Toen dus bleek dat de Rotterdamsche Tramw.- Maatschappij niet aan het verlangen van de Delfts havenaars wilde voldoen, hebben Burg. en Weth. een voorstel geformuleerd, dat zij thans den Raad aan- bièden. Zij stellen voor, den aanvragers dor conces sie voor een tram naar Delftshaven, den heeren Hey- broek e. s., geen vergunning te verleeneji voor een paaTdeutram van de kom van Oud-Delftshaven naar het centrum onzer stad, maar hun wel te vergunnen, eon paanientramlijn aan te leggen ran Oud-Dolftsha- ven tot aan het meest westelijke pnnt van liet Rot terdamsche tramnet. Over dit voorotel zal de Raad een beslissing hebben te nemen. De Reichsanzeiger bevat het besluit, waarbij Ca- privi wordt ontheven van den post van minister president, doch als lid van het staatsministerie en als minister van buitenlandsche zaken wordt gehand haafd. Verder bevat het officieel» blad de besluiten: 1. tot ontslag van den heer Von Zedlitz, die den titel en dun rang van staatsminister behoudt; 2. tot be noeming van graaf Eulenburg als minister-president; 3. tot benoeming van den staatssecretaris dr. Von Bosse als iuiuister van eeredienst en openbaar on derwijs. Graaf Botho Eulenburg, die tot Minister-pre sident zonder portefeuille benoemd is is thans opperprosideiit van Hessen-Nassau van IS78 tot 1881 was hij Minister van Binnenlaudsche Zaken eu trad af wegens verschil van meening met Bismarck, die bij deze gelegenheid zich minder aangenaam tegenover den heer Eulenburg zou hebben gedragen, wat meer gebeurde. De Eulenburgers staan gun stig bekend in Duitschland. 't Zijn edellieden van ouden datum en meest mannen, die uitmunten door talent zoowel als door karakler. Hot gtslacht is door de wisseling der tijden heen gezond gebleven en vertoont ook do daarmee verbonden eigenschappen. Botho Eulenburg is natuurlijk conservatief en heeft indertijd de eerste socialistenwet ontworpen. Hij is 62 jaar oud, maar teekenen van ouderdom zijn nog niet aan hem te zien, iets wat men trouwens bij de l uitschers meer vindt. Du staf van den ouden Keizer bestond uitsluitend uit maunen van hoogen leeftijd. Volgens de Kreuzzeitung hoeft de keizer graaf Von Zedlitz ais minister van ouderwijs en eeredienst ontslag verleend in een eigenhandig schrijven, dat in de meest waardeerende en eervolle termen was gesteld. Aan het slot van den brief gaf de keizer als zijn wenscli te ken nen, dat Von Zedlitz ook in 't vervolg zijne krach ten aau den dienst van den staat zou blijven wijden. Evenals do nieuwe Pruieische ministur-president

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1892 | | pagina 2