it
1892.
N° 4798;
BINNENLAND.
Donderdag 31 Maart.
FEUILLETON.
iterij.
Nieuws- en Advertentieblad voor Gouda en Omstreken.
TTït Ixet X.ieven. waard; ik heb ze onder den inboedel gevonden en
v doorgelezen. Het is een bekentenis, ot liever, want
.nen,
voort-
De inzending van advertentlön kan geBciüeden wt een uur des namiddags van den dag der uitgave.
o--o
Uionderlijke Nommer. VIJF CENTEN.
(Naar het Jframch.)'
TWEEDE GEDEELTE.
XI.
een
z. 1442 en
i geduld.
D« prjj» per drie maanden ia 1.25, franeo
per poet 1.70.
Gisterenavond is de justitie uit Rotterdam hier
ter stede geweest om een onderzoek in te stellen in
zake het door ons gisteren medegedeelde omtrent het
overlijden der wed. P. v. O.
Het onderzoek is heden voortgezet.
voort, en hebt
dat hem in
Bovendien worden alle Adverientiën gratie
opgenomen in het ADVERTENTIEBLAD
’twelk dea Maandags verschynt.
ADVERT ENTIEN worden geplaatet
van 1—5 regels a 50 Centen; iedere regel
meer 10Centen. GROOTE LETTERS
worden berekend naar plaatsruimte.
29 Maart.
Jn (t).
zburg.
•n,
•rsburQ,
*n,
Publiek
iad*UJk
m,
•ateld-
tadem-
potbeker
in boven
waarom je oom hem
je bestemd heeft, waardoor
r>r«che
'O Cents)
•t, het
V dooi je
GOUDSCHE COURANT.
15224 18274
15229 18281
15288 18307
15346 18342
15415 18.348
15440 18355
15470 18382
15498 18393
15546 18404
15598 18427
15708 18541
15713 18584
15728 18693
15760 18701
15781 18730
15775 18731
15926 18760
154)53 18762
15986 18764
16106 18773
16123 18783
16125 18845
16188 18872
16173 18949
16193 19019
16219 19064
16383 19246
16404 19261
16425 19263
L6493 19278
16497 19283
16499 19807
16538 19313
16694 19384
L6766 19499
16767 19630
16942 19713
16949 19738
17055 19800
17107 19847
7180 19949
17231 19957
17245 20035
17313 20048
17314 20202
17338 20255
17363 20286
17447 20818
17494 20355
.7510 20376
.7645 20411
7677 20440
7706 20479
7788 20504
7852 20528
7994 20548
8013 20627
8070 20756
8103 20854
8175 20938
8184 20945
GOUDA, 30 Maart 1892.
Bij kon. besluit van 29 Maart zijn benoemd bij
het 4e rog. tot Luit.-Kolonel de Majoor F. J. Meijer
en tot lo Luit. H. M. J. Sark, beiden van het korps.
gaf beklaagde op, waren door hem de geulen gemaakt
doch na een groot uur waren door hem eenige be
woners van den polder Bonrepas reeds er mede in
kennis gesteld wat hij gedaan had, waarop de geulen
waren gekist. Een paar dagen later had beklaagde
den dijk weder in zijn vorigen to 18 tand hersteld.
liet openbaar ministerie yas van meening dat al
de vereischten, gesteld bij art. 161 strafhoek aanwe
zig waren wel waren er zeer vele omstandigheden
die grond gaven om beklaagde eene kleine straf op
te leggen, doch nooit konden zij hem van straf ont
slaan. Eisch vijf dagen gevangenisstraf.
Mr. J. H. Uiterwijk, als verdediger optredende,
betwistte het O. M. dat in deze termen aanwezig
waren om genoemd artikel toe te passen. Bekl. toch
had alleen gehandeld ter verdediging van have en
goed tegen «ogenblikkelijk gevaar. Het boos opzet
bij de wet vereischt, was niet aanwezig, waarom
pleiter concludeerde tot ontslag van rechtsvervolging.
Mocht de rechtbank pleiters gevoelen niet deelen,
zoo waren er termen te over, om bekl. eene nog
cl&neQter strut op tn loggen dan door het O. M.
was geeischt.
Uitspraak Dinsdag a. s.
Staten-Generaal. Tweede Kamer. Zitting
van Dinsdag 29 Maart 1892.
Het suikorwetje is afgehandeld en niet zonder ver
zet aangenomen. Immers 45 stemden voor en 36
tegen.
Belangrijk waren de debatten niet, doch nog al
lang, daar velen nog hun stem wilden motiveeren.
De Minister kon bezwaarlijk iets nieuws aanvoeren,
maar heeft mot kracht zijn ontwerp verdedigd, en
blijkbaar maakte het oen goeden indruk, dat zij
zich volkomen bewust toonde van zijn taak, om voor
versterking der middelen te zorgen, en van zijn plicht
om het geld te zoeken, waar het te krijgen is. En
al i« thans in beginsel over uitvoerrechten niet be
slist, wat verschillende sprekers ten overvloede con
stateerden, het bleek reeds duidelijk genoeg, dat
uitvoerrechten in ’s Ministers toekomstplannen geen
plaats innemen. Doch het principieele debat dienaan
gaande werd verdaagd.
Bij de interpellatie-Keuchenius over de Billiton
zaak bleek, dat eerlang het nieuwe contract zal in
komen en dat de Regeering voor de rechten van
den Staat heeft gezorgd. De heer Havelaar zag van
zijn interpellatie (Limburgsche spoorwegen) af.
De Standaard meldt, dat in eene Maandag te Rot
terdam behouden vergadering met algemeene stemmen
is aangenomen de volgende motie
Z/Het provinciaal comité van antirevolutionaire kies-
o WBUW, vereenigingen, in zijne algemeene vergadering, gehou-
Ter voorkoming daarvan 8laat (|0 twoede stad des rijks bij völe kleinere plaat- den 28 Maart 1892 te Rotterdam;
44''
Barinc wist een oogenblik niet, wat hierop te
antwoorden.
Was hij toen niet dezelfde als nu? ging Anie
L"!;t ge omtrent den kaptein iets gehoord
een gunstiger licht stelt?
Hij had geen tijd gehad zich te herstellen.
Ik heb verscheidene koeren over d» a baron
hooren spreken op een toon, die mij niet beviel,
«prak hij.
Wat vertelde men?
Niets bepaalds; maar het is juist de onbe
stemdheid dier praatjes, die mij verontrust. Wat
den kapitein betreft, ik heb hem leeren kennen onder
omstandigheden, die mijn genegenheid voor hem
aanmerkelijk hebben doen toenemen en mij achting
voor hem hebben ingeboezemd.
Hoe dat? vroeg zij met ongeduld.
Door het lezen van zijn brieven aan Gaston.
sen ’achter. Particulieren hebben zich hier van dit
volksbelang niets aangetrokken, en ook de gemeente
is tot heden ten dien opzichte in verzuim gebleven.
Het adres der genoemde afdeeling is om advies
in handen gesteld van Burg, en Weth., en met be
langstelling wordt dit adv»es tegemoet gezien.
Die brieven, begonnen in den tijd waarop Sixte op 1
do school te Pau was, zijn zonder tusschenpoozen
tot den laatsfen tijd voortgezet en door je oom be-
waard; ik heb ze onder den inboedel gevonden
doorgelezen. Het is een
De uitgave dezer Courant geschiedt dageljjki
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
heid voor dien jongen man én zijn plichten jegens ons.
Hij heeft dat verlangen niet uitgesproken.
Dat is waar, maar wat hij om ons onbekende
redenen niet heeft g?daan, misschien alleen omdat
de dood hem heeft overvallen, dat kan ik doen. Uw
oom had plichten tegenover mij. maar ik beschouw
mijzelven als plichten hebbende tegenover den kapi
tein, die ontegenzeggelijk recht heeft op het fortuin,
dat wij erfden. Een verbintenis tusschen u beiden
i en al die rechten, terwyl zij
tevens je geluk verzekert. Je begrijpt dus wel,
waarom ik zoo verheugd was,-toen ik je zoo open
hartig je gevoelens hoorde uitspreken.
En nu?
Wat, nu?
Ik bedoel, wat denkt u nu te doen
Naar Rébénac gaan, omdat hij de vriend en
raadsman van den kapitein is.
Maar mijnheer Rébénac kan toch mijn hand
niet gaan aanbieden.
Neen, zeker niet; maar Rébénac kan hem doen
begrijpen, hoe ik over hem denk en hem behendig
en voorzichtig laten hooren, dat de kapitein, indien
hij de echtgenoot wil worden van een mooi, jong
meisje, dat hij kent en waardeert, dat jonge meisje
slechts heeft te behagen, om door de familie met
open armen te worden ontvangen, ondanks zijn gemis
aan fortuin. Dat is geen aanbod: ik zou dat even
min willen als gij maar het is een toenadering,
zooals de rijken altijd moeten doen tegenover hen
Uit Rotterdam wordt gemeld
De zaak der volksraden zal wederom bij den
gemeenteraad in behandeling komen, en wel naar
aanleiding van een adres der Rotterdamsche maat
schappij tot bevordering der geneeskunst, waarbij op
de oprichting van ren of meer volksbaden wordt
I aangedrougen.
j het bewijst geep enkele ondeugd een verhaal, dat j
zijn geheeie jeugd omvat. Waar zou men beter
J inlichtingen kunnen vinden dan in die brievenI
j waarin de vorming van zijn geheeie karakter is te dat wij enden. j&en
1 -1 i regelt dnl die plichten
een 1
Voor den zomer hebben wij hier twee openbare
eene drijvende in het singelwater
t en eene in de Baan (vroeger
eene particuliere Bad- en waschinrichting). Maar
eene gelegenheid voor de volksklasse om warme
baden te gebruiken, bestaat er niet. In dit opzicht
volgen, waarin men de man van hem ziet worden,
die hij nu is, een man met een braaf gemoed,
edel, rechtschapen karakter, dal de smet van een
ongelukkige geboorte niet heeft verbitterd, maar
integendeel zachter gestemd kortom, het toonbeeld
van den echtgenoot, dien een vader, bekend mei
het leven, boven alle anderê voor zijn dochter zou
kiezen.
Terwijl hij sprak, glimlachte zij, zonder te weten,
dat haar gelaat do gedachten die haar bezighielden,
zoo duidelijk verried.
Dus die brievensprak zij werktuigelijk,
om toch iets te zeggen en om hét genoegen te sma
ken over hem te praten.
Die brieven zijn een lofschrift, vooral van zoo
groot belang, omdat het op verschillende dagen is
opgesteld. Weet je wal ik dacht, terwijl ik ze las?
Spreek.
Ik vroeg mijzelven af,
niet tot echtgenoot voor j
alles in. het gelijk zou zijn gebracht: zijn genegen-
Voor do Rotterjamscbe Rechtbank stond gisteren
terecht. G. C. R., 41 jaar, visscher, wonende te
Vlist, beklaagd van op den 6den Februari jl. in de
gemeente Vli«t opzettelijk de ringkade van den pol
der Bonrepas, dienende tot waterkeering, te hebben
beschadigd door op drie verschillende plaatsen over
de geheeie breedte geulen in te graven, ten gevolge
waarvan het water uit do//molenvliet" ofkerkvliet"
van den polder Lopik en uit de Vlist, dat door die
kade gekeerd werd, met geweld in dun polder Bon
repas stroomde, on er gevaar voor overstroomiug
van dien polder te duchten was.
Uit het getuigenverhoor bleek, dat de molenaars
van Lopik den nacht van 5 op 6 Februari jl. had
den doorgemalen, wat zij niet mochten doen, waar
door het water veel te ver boven peil opgemalen
/was en tengevolge waarvan op verschillende plaatsen
builen en behalve de gemaakte geulen, water over badinrichtingen
den dijk heenliep. Het gevolg hiervan was dan ook aan t|e Goudsche Vest
dat het water kwam in bekl.’s woning, staande op - 11
den dijk en in zijne eenigszins lager gelegen schuur
waarin zich eenig vee bevond, en beklaagde bang
was van onder te loopen. 7*