BuUenlaodscti Overzicht. redden. Door wat Door den beul op te lichten. Dóch die vinding van Dumas redde het leveu van Karei I niet. Er werd een man te Londen gevon* den, die met een maskor voor het gezicht het werk des beuls verrichtte. De Figaro verhaalt nu, heel omstandig, dat de anarchisten den beul te Parijs, veelal „Monsieur de Paris" genaamd, hebben willen oplichten op den dag, dat Ravachol te dier plaatse onthoofd zou wor den, want zij hadden gedacht dat het hof van assises hem ter dood zou voroordeelen wegens de dynamiet-aanslagen in de Rue Clichy en op den Boulevard St. Germain. Maar de jury wilde genadig zijn jegens Ravachol, genadiger dan de anarchisten jegens „Monsieur 'de Paris," dien de anarchisten niettemin op een volgenden dag, 's avonds, wilden oplichten, als hy, volgens gewoonte, van zeker een zaam koffiehuis naar huis keerde. Alles was daar voor gereed. Een rijtuig stond in do nabijheid klaar om hem er in te stoppen. Twee anarchisten zouden hem grijpen, en twee andere makkers stonden op den uitkijk. Maar het toeval het gelukkige toeval wilde dat juist op dien avond, wat anders nooit ge beurde, een ander hem gezelschap hield. Dit allee wordt in kleuren en geuren verhaald, met beschrijving van het huisje, waar de beul ergens buiten Parijs onder zou worden gej)ïau?ht. Leed zou hem voor het overige niet geschieden. Ook een roman Volgens art. 1185 no. 8 juncto art. 1198 B. W. is de schuld aan timmerlieden etc. wegens den op bouw of reparatie van onroerende goederen bevoor recht op de opbrengst van het gebouwde of her stelde perceel, mits de vordering niet ouder zij dan drie jaren en do eigendom van het perceel aan den schuldenaar zij verbleven.Dat geval deed zich voor tusschen den timmerman D. H. en den eigenaar H. F. D., maar met deze bijzouderheid, dat de oig§- naar na het herstel van zijn perceel was failliet ge- gaau, terwijl vervolgens door een gehomologeerd ac eoord de staat van faillissement1 weder geëindigd was. De vraag nu, die zich tusschen partijen voor deed was dezewelke is de toestand van den pre- ferenteu crediteur na een gehomologeerd accoord Terwijl de timmerman, die zijne vordering had doen vêrifieeren met sustenu v'an preferentie, inte grale betaling vroeg na het accoord van het hem wegens reparatie verschuldigde, meende de eigenaar dat die vordering niet ontvankelijk was, en gevor derd had moeten worden zijne veioordeeling tot be doeld bedrag na bewijs evenwel, dat inderdaad de vordering op het perceel verhaalbaar was. Immers zonder bewijs van eene opbrengst kon er van geen preferentie sprake zijn. De rechtbank te Rotterdam, gisteren in deze zaak uitspraak doende, vereenigde zich niet met dat ver weer. Zij meende dat van eene niet-ontvankelijk- beid in geen geval sprake kan zijn, hoogstens van eene ontzegging van den eisch op grond van het niet geleverd bewijs. Maar ook dat ging niet op, aan gezien de preferente crediteur geheel buiten het accoord staat (vgl. de artt. 838 en 848 K.) en zijne positie na het accoord alzoo volkomen dezelfde is als vóór den aanvang van het faillissement. Alsdan heeft hij het'recht te vorderen, wat hem verschulJ digd is en kan hij dat bij^ preferentie verhalen op het daartoe door de wet aangewezen object. Een aan hui/s deden en eens is 't mij gelukt oom de Back zoo te bepraten, dat hij mij hot geheim toe vertrouwde." „Zoo!" sprak Izaak gerekt, „zpo! Welnu dan, luister verder goed naar mij. Ik vergeef je *an harte alles wat''je mij mocht misdaan hebben; ik scheid trouwens van ieder en alles in vrede. Maar wil je nog eens, lang na mijn heengaaD, mijn Clare bezitten, tracht dan immer zoo te zijn, als ik je San mijn ziekbed heb leeren kennen. Geloof aan vrouwelijke deugd en vrouwelijke fierheid, verwerp niet dadelijk haar oordeel alsof het uwe immer een van zelfsprekende meerderheid was, en laat u leiden waar uw driften u beheerschen. Maar ik ga een pieelt houden, en den zectemeester uithaDgen wil ik niot, Karei geloof me, ik zeg dat alles alleen opdat jullie nog" eens te zaraen gelukkig moogt worden, 't Kan zijn, dat ik door mijn langdurig* ziekbed wat al te idealistisch ben geworden, maar ik heb er zoo'n voorgevoel van, dat jij Clare nog eens zal bezitten. Gods wegen zijn duister en ik moet er in berusten ik moet willig de dpnkere paden%gaan waar langs ik geleid word. Maar soms," weeklaagde hij, „soms vraag ik het mij zelf afwaarom moet ik nu reeds het aardsche geluk derven? Want geluk was toch zeker voor mij weggelegd Karei, als ik mocht blijven leven." „Kom Izaak," sprak van Braem, zijne aandoeningen nauwelijks meer meester, „'t woidt lyd dat je weer wat gaat rusted. Je moet nog niet gllo geloof aan bewijs echter dat de opbrengst van dat object in casu het perceel workelijk voldoende zal zijn om de schuld uil te betalen, behoeft dan niet geleverd te worden. Zoo dus ook thans niet na heb accoord. De eisoher werd mitsdien in het gelijk gesteld. Indertijd werd gepleit voor den eischer door mr. Nieuwkamp en voor gedaagde door mr. Harmens. Naar aanleiding van do Zaterdag medegedeelde berichten, omtrent'een vulkanische uitbarsting inde residentie Menado, meldt hot Handelsblad de vol gende bijzonderheden over het eiland Sangir Dit is het grootste van 50 eilanden ten Noorden van den noordoostelijken uithoek van Celebes. De wouden zyn rijk aan houtsoorten. Koprah is het voornaamste uitvoerartikel. Vele Europeanen zijn er, zoover wij weten, niet gevestigd. Er waren echter vrij wat Chineezea en een dertigduizend inboorlingen. Uithoofde der menigte hooge bergen heeft men er geen Vegen kunnen aanleggen. Op Groot Sangir bestaan drie voetpaden. Prauwen onderhouden de gemeen schap. Waarschijnlijk zal het een uitbarsting geweest zijn van de Aboe of Awoe, den vuurspu wenden berg in het N.W. gedeelte van Sangir. De laatste hevige uitbarsting had plaats in 1856. Toen werd alles vernield. Het vuur stroomde over het eiland, heete bronnen 1 raakten kokend water uitzeebevingen volgden op aardschuddingen en een aschregen vol tooide de vernieling. De Nederlandsche liefdadigheid hielp toen. Aboe beteekent asch. Het voornaamste verschijn sel bij fta uitbarstingen is steeds de aschregen. Onze Oostindische Compagnie heeft zich weder op het eiland gevestigd. Zij richtte pr scholen op en vestigde er gemeenten, die nu en dan door een predidant werden bezocht. Thans zijn ongeveer alle Sangireezen christenen. In de onderscheidene rijkjes zijn 25 kerken. Van gouvernomentswege zijn er 8 scholen opgericht. Op verzoek van den radja werd er in 1860 de vaccine ingevoerd. In April 1862 werd in de baai van Lobo door Zr. Ms. Reteh, onder bevel van den luitenant ter zee M. W. Bowier, een verwoed gevecht geleverd tegen zeeroovers. Aan onze zijde sneuvelde luit. ter zee Jolly. Aan 92 geroofde menschen werd de vrijheid gegeven. Het eiland, waar het gevecht plaats greep, kreeg den naam van Jolly. De bevolking van Sangie leeft bijna uitsluitend van den handel in koprah, gedroogde klappers, die door bemiddeling van Chineezen gedreven wordt op Menado en Macassar. In Nederland zijn hoofdza kelijk in dien handel betrokken de „Molufoche Han delsvennootschap" en de firma Dirks en Co. (waarvan de firmant te Wiesbaden woont.) De heer D. II. de Vries, directeur der Moluksche Handelsvennootschap, had juist een bezoek aan het kantoor op Sangir gebracht, en moet slechts weinige dageu vóór de uitbarsting het eiland verlaten hebben. De vulkaan is van den voet tot den krater met klapperboomen begroeid, terwijl de bevolking in den kampong aan het strand woont. Wanneer dus hon derden inboorlingen door de uitbarsting gedood zijn, vreest men dat ook der klapperboomen op den berg grootendeels zijn verwoest. Te Amsterdam werd Zaterdag avond door ontvan gers der directe belastingen eeHe vergadering gehou- je beterschap opgeven, wij hopen nog alles goeds voor je." „Daar dank ik je voor Karei, maar laat mij in vrede mogen denken aan mijn heengaan, dan over valt mij het groote oogenblik minder straf. Ik zal ook gaan rusten," sprak hij op dien kinderlijken, verwenden toon, zieken veelal zoo eigen, „als je me vast belooft wat ik begeer." „Izaak, ik sta je alles bij voorraad toe wat je begeert; maar tracht nu te rusten." 0 „Neen; nog niet, geef me eerst je beide handen. Zie zoo," -sprak hij en drukte die panden innig, „beloof jS mij dat je, als je je daarvoor waardig gevoelt, naar Clarets hand zult dingen; dat je dan nog eens haar zult vragen om wederliefde. Bedenk dat is mijn laatste wil; zal je dion volvoeren Karei?" „Ja," snikte hij, „van heeler harte Izaak, ten minste als niet een ander mij mocht voorgaan." „Wees daarvoor waakzaam," sprak hif, „geef me nu echter nog een poejer, want ik wifweer wat'slapen." 't Was geen vrolijk feest, dat dertigjarig^huwelijks- feest van mevrouw en mijnheer de Back. Er was belet voor ieder, behalve voor de leden dor familie, die even werden toegelaten, toen de tijd van bezoe ken ontvangen daar was. Omstreeks dien tijd echter liet Izaak zijnen vader bij zich kojnen, en had een lang gesprek met hem, waarbij niemand tegenwoor dig was. 'Toen „de oude heer hem verlaten had, zagen de huisgenooten tot hunne verwondering dat de brave den, om van gedachten te wisselen over het voorste van den minister van financiën, om de voorgestelde vermogensbelasting te doen invorderen door de amb tenaren der registratie, en niet door die der direote belastingen, invoerreohten en accijnzen. Met groote meerderheid van stemmen werd de volgende motie aangenomen „Kennis genomen hebbende vau het voornemen van den minister van financiën, om de vermogens belasting], eenmaal'ingevoerd, door de registratie te doen uitroeren en invorderen; van do degelijke be strijding, die aan dit voornemen in de seotiëu van de Tweede Kamer is te beurt gevallen; eindelijk, van het uit 's ministers antwoord op het voorloopig verslag sprekend besluit het eenmaal ingenomen standpunt te handhaven, betreurt dit besluit, omdat zij bescheiden van oordeel is: lo. dat van de ver mogensbelasting grooter verwachtingen mogen go- koesterd worden ingeval van wijziging dan bij het behoud van het technische gedeelte der wet2o.dat dit voorgestelde de belangen vau hét dienstvak der directe belastingen, invoerrechten en accijnzen ernstig benadeelt; en spreekt de verwachting uit, dat de minister bereid moge worden bevonden, doze taak nog eenmaal in welwillende en gezette overweging te nemen." Een adres in dien geest zal aan de Tweede Kamer worden gezonden. In den avond van den 17 December van het vorig jaar had in de omgeving van het anders zoo kalme Zuidbevelandsche dorpje Baarland eeno brutale plun- derpartij plaats, dio de geheele buurt in spanning bracht en in heel Beveland angst en schrik ver spreidde. Op de hoeve de Oude Brouwerijbewoond door don 76jarigen landbouwer A. Remijn en diem zuster, werd door een drietal personen ingebroken; kasten en bergplaatsen werden met geweld geopend en de bewoners onder bedreiging met moord belet zich te verwerengeld, kostbaarheden, eene aanzien lijke partij effecten en andere geldswaardige papieren werden ontvreemd. Het geheele bedrag van de ge stolen effecten 's, volgens het getuigenis van den commissionair in effecten, die gedurende vele jaren de zaken voor den bestolene behartigde, omstreeks 17,000. Een neef van den bestolene, die gewoon was de geldzaken voor zijn oom en tante tq bered deren, schatte de waarde van de effecteu op 40,000, waarvan een deel in handen van Remijn is terug gekomen, maar een ander deel, dat in Amsterdam verkocht is, nog steeds ontbreekt. Voor de rechtbank te Middelburg hebben als daders van dezen diefstal terechtgestaan drie boereuarbeideisi Z., H. en W., de beide eersten 18 jflar, de derde 15 jaar; sedert-dit drietal achter slo(t eh grendel zit, zijn de diefstallen, die vroeger to Baarland nogal eens voorkwamen, merkbaar verminderd. HetO.M. eisch te tegen Z. 12 jaar, tegen de beide anderen 8 jaar gevangenisstraf. Ook een zuster van den eersten beklaagde, de 20-jarige Catharina Z., en de vadpr van den derde, de 56-jarige J. W„ stonden terecht, beschuldigd van gestolen effecten te hebben verborgen en getracht da stukken te Amsterdam te verkoopen door bemidde ling van een neef van Z. Tegen Ka Z. werd 2 jaar, tegen den ouden W., die dóór den ambtenaar eigenlyk de ziel van de gaoschó zaak genoemd werd, 3 jaar gevangenisstraf geëischt. Eindelijk had zich te verantwoorden de 23jarige man, die in den Vatsten tijd bijna menschenschuw was geworden, in het salon verscheen. Mevrouw van Breughelen was ook daar, met hare twee oudste zoons en Belle; de andere kinderen waren te huis gebleven om niet te veel drukte te veroorzaken.- Op eens verbleekte echter mevrouw van Breughelen, die met eene andere dame in vrij druk gesprek Was, want ze had niet eens gehoord dat mijnheer van Tholen de kamer was binnengekomen. „Louize," sprak mijnheer de Back niet zonder een zweem van sarcasme, „mag ik een ouden kennis aan je voprstellen en te gelijkertijd wees hij op mijn* heer van Tholen. „Dat ware onnoodig geweest broeder <le Back,' antwoordde -zij zich dadelijk herstellende en zich tot den ander wendende sprak ze vriendelijk „mijn heer van Tholen hoe vaart u 't is me zoo aangenaam u te ontmoeten. Uw komst echter in deze stad is helaas! geen verblijdend teeken niet waar, want,ik heb het reeds geruimen tijd vernomen, hoe zwaar 'de hand des Heeren op u rust." „Ja mevrouw," sprak hij, plaats nemende op een stoel die hem naast haar werd neergezet, „wel zwaar rust Gods hand op mij." De oude heer was blijkbaar niet geheel op zijn gemak, en mevrouw van Breu ghelen merkte dat maar al te wel, en, niet wetende wat men met haar Voor had, wilde ze den ouden man te gemoet komen en opbeuren. Wordt vervolgd arbeider J. M. H., beschuldigd van het opzettelijk voordeel trekken van door misdrijf verkregen geld. Tegen dezen werd oen jaar gevangenisstraf geëischt. Uitspraak in al deze zaken over veertien dagen. In de gisteren middag gehouden jaarlijksche alge- meone vergadering der Vereeniging tot bevordering van het herstel der drankzuchtigen is door den secre taris, den heer Hoyer, van Dordrecht, verslag uitge bracht over het afgeloopen jaar, waarbij o. a. bleek dat de Vereeniging alle succes op haren arbeid heeft. Er kwamen 78 aanvragen om plaatsing in. Om bijzondere omstandigheden kon echter aan al deze aanvragen geen gevolg worden gegeven. Daarom vonden 32 personen van allerlei gezindten en uit verschillende deelen des lands opname. Nog 14 kunnen aanwezig zijn in het herstellingsoord. Van de overige 18 bleven er slechts 2 personen een jaar, dat is do volle benoodigde tijd, in de inrichting. Verreweg de meeste andereu vertrokken na een half jaar, wat toch altijd ontraden blijft. Maar tot zijn groot genoegen kan het bestuur mededeelen, dat van de ontslagenen 9 zich goed blijven gedragen en slechts 6 tot hun oud gebrek terugkeerden. Ook dit jaar verheugde de inrichting Hoog-Hullen zich in' de medewerking van dr. Westerhof en in het boleidvol directoraat van mej. Do Vries. Dagelijks komen er nieuwe aanvragen om plaatsing in. De werkinrichtingen behoeven met het oog daarop uitbreiding, maar het zwakke punt der Vereeniging is hare financiën. Na bestrijding van alle uitgaven zal er op het eind van dit jaar een tekort zijn. Onder de aanwezigen bevond zich een voormalige verpleegde, die overvloeide van lof over de inrichting en niet minder van dankbaarheid jegens mej. De Vries, die hij eene edele vrouw noemde. Op de vraag van een der afgevaardigden, of iu Hoog-Hullen de geheele onthouding betracht wordt en ook be tracht kan worden, antwoordde de voorzitter, prof. Van dot Lith, bevestigend. Er wordt echter tevens gerekend op den goeden wil en de medewerking van den verpleegde zelf. De deur blijft open staan, maar in het eerst gnan de verpleegden niet uit zonder geleide. Blijken zij aan de verleiding reeds eenigen weerstand Jjs 'kunnen bieden, dan vermindert gaan deweg het scherpe toezicht buitenshuis. De gevolgde methode beantwoord tot nu toe aan de beste ver wachtingen. Aaü eene meer weelderige inrichting bestaat op Hoog-Hullen geene behoefte; het is zelfs wenschelijk om wat uaan weelde zweemt buiten het herstellingsoord te houden, en in verband daarmede noodig het verpleeggeld voor allen, van welken stand of graad van gegoedheid ook, hetzelfde te laten blyven. Tot versterking van de kas is het wen- schelijk,j dat de leden der Vereeniging, ieder in zijn kring, aanwerven wat zij aanwerveó kunnen. Dit werd geantwoord aan den afgevaardigde van Rotter dam die het verpleeggeld wilde klasseeren. Door het bestuur werd er nog bijzonder op gewezen dat alle standen op Hoog-Hullen welkom zijn; er zijn officieren, er zijn studenten geweest; er zijn ook werklieden. Deze zijn juist in hooge mate welkom. Bij acclamatie werd prof. Van der Lith als bestuurs lid herbenoemd, die onder blijken van warme in stemming deze herbenoeming aannam en de gelofte deed, zoolang zijne krachten het zouden toelaten, zich aan de Vereeniging te zullen blijven wijden. Door Rotterdam werd nog gewezen op het doen optreden van sprekers als een werkdadig middel om de aandacht op de Vereoniging te vestigen. Nadat nog enkele andere propaganda-middelen waren besproken en de rekening was goedgekeurd, werd de vergadering dezer nuttige Vereeniging ge sloten. De4 heer Goeman Borgesius had gelegenheid ge vonden hulde .te brengen aan Amsterdam, dat steeds zoozeer bereid ig tot geven voor goede doeleinden, en inzonderheid aan den heer P. W. Janssen, die zich ten aanzien dezer Vereéhigirig al even vorstelijk mild betoonde als jegens zoovele andere instellingeu. In het nieuwe werk van generaal Charles Hervey „Some records of orime* wordt een nieuw licht' ge worpen op de verbranding der weduwen in Indië. De generaal was lange jaren belast met de opsporing en de bestraffing der geheimzinnige misdaden, be kend onder de namen Ihugee Dacoity. Hij geeft nu een geheel nieuwe verklaring over den oorsprong van het gebruik der Sutteevolgens welk gebruik een echtgenoot zich op den brandstapel van haar overleden man zelf moet laten verbranden. Dit ge bruik is volstrekt niet oen vrijwillig bewijs van trpuw aan den overleden echtgenoot, maar volgens Hervey, is het eon uitvinding der mannen zëlf, die dit middel bedachten om zich te beschermeu teg<ju een vergiftiging door hunue vrouwen. Zij begre pen, dat een vrouw niet zoo spoedig vergif zou ge bruiken en in 't algemeen haar mannen zorgvuldiger zouden oppassen, als zij zelf weinig uren of dagen na zijn dood zouden móeten sterven. Onder het opschrift „Militair onrecht" komt in de Soer. Ct. een opstelletje voor over de pensionee ring van den Majoor der infanterie H. E. Munniks de Jongh, en in denzelfden zin laten ook andere bladen zich uit. Deze kranige commandant van Oleh-leh stond, naar men schrijft, bekend als een der beste officieren, en hij zou zeer zeker voor bevordering in aanmerking zijn gebracht, als hem niet een minder gunstige be oordeeling van kolonel Pompe was ten deel gevallen waarvan zijn hoogere chefs gretig gebruik hebben ge maakt om dien algemeun beminden hoofdofficier, wiens naam zoo eeo bijzonder gcedtn klank heeft, ongevraagd uit den dienst te zetten. Een drietal majoors trouwens moest springen om een hoofdofficier die eenige uomraers onder hen stond dadelijk bevordering te doen maken. Waarin bestond nu de slechte beoordeeling, die majoor M. de J. te beurt viel Kolonel P. signaleerde hem in de conduitelijst als „niot bedachtzaam", omdat majoor M. deJ. alskom- mandant der Westerlinie, de hardiesse had om zijn onmiddellijken chef, den kolonel, bij twee vijandelijke overvallen binnen de linie, volgens plicht en geweten te wijzen op een paar voor ons zeer nadeelige om standigheden, die hot onafwijsbaar gevolg waren van het onhóudbare door den kolonel gevolgde stelsel van hinderlagen. Een en ander strookte volstrekt niet met de inzichten van kolonel P. en evenmin dus met de ter zake aan de Regeering uitgebrachte rapporten. Verder werd aan majoor M. de J. nog de tact ont zegd om zijn officieren te Isiden. Dit is eenvoudig belachelijk. En officieren en min deren dienden bijzonder gaarne juist onder dezen hoofdoffioier. Toch was hij waarlijk geen gemakke lijk of al te licht tevreden chef. Maar het was juist om den tact, dien hij bezit om steeds oven welgemoed en opgeruimd veel van hen gedaan te krijgen, dat zij gaarne onder hem dienden. Streng en veeleischend was hij in den dienst, niet slechts voor anderen, maar voor zichzelf in de eerste plaats, en bovenal streng rechtvaardig ten opzichte van allen. Maar juist daar wrong de schoon. De majoor had zich vermeten, tegen de inzichten zijner chefs in, een kapitein streng maar juist te beoordeelen, wiens broeder in het ka binet van den legerkommandant werkte. Midden Juni gaat de heer M. de J. naar Neder land, waar hij, zegt men, zijn belangen zal voor dragen. Het papier met blauwe tint is in de wereld ge komen doordat d) vrouw van William East, een Engelsch papierfabrikant, bij ongeluk een zakje mat blauwsel in een der vaten met pap liet vallen. *De arbeiders waren verbaasd toen zij de bijzondere kleur van het papier zagen, terwyl de fabrikant East niet weinig ontstemd was over zijn geldelijk verlies, want hij dacht niet anders of het papier was bedorven. Zijne vrouw durfde niet bekennen, dat zy er de oorzaak van was. Na het beschadigde papier jaren lang bewaard te hebben, zond East het naar eeu agent te Londen, met last om het te ver koopen voor zooveel als het kon opbrengen. Hei* papier werd aangenomen als eene opzettelijke „nieu wigheid" en boven den marktprijs verkocht. East was zeer verbaasd toen hij vau zijn agent e9ne groote bestelling van hetzelfde papier ontving. Hij was niet in hel geheim en wist dus niet hoe hij aan' die bestelling moest voldoen. Toen vhij er zijne vrouw over sprak, vertelde zij hem het ongeluk, dat gebeurd was. Hij bewaarde het geheim en de vraag naar de .nieuwe tint was veel grooter dan hy in staat was te leveren. Vader (die gaat trouwen met eeno vrouw, die veel ouder is dan bij>: „Komt eens hier, kindoren; dit is nu je nieuwe mama, die ik je beloofd heb." Kleine Karei fluistert zijn vader in het o<$r: „Maar, pa, die mama is heelemaal niet nieuw meer." In' de oprichting van zuivelfabrieken in de pro- vinció Friesland, komt wedijver. In het eerst wer den dergelijke fabrieken opgericht dofr naamlooze vennootschappen, zoodat de verhouders, melkleveran- ciers volstrekt geen belang hadden bij de geldelijke uitkomsten der fabrieken. Het oprichtingskapitaal was door kapitalisten bijeengebracht, die de winsten in ontvangst namen. De Friesche boeren voorzichtig als ze zijn keken eerst de kat eens uit den boom, doch toen ze zagen dat de fabrieken goede uitkomsten gaven, be gonnen zij gezamentlijk fabrieken op te richten, de melkleveranciers waren tevens de eigenaar der fa briek. Tal van fabrieken op coöperatieven grondslag verrezen overal in de provincie, ten spijt van 'de te Harlingen gevestigde Maatschappij tot oprichting van boter- en kaasfabrieken in Friesland, die' beschik kende over een groot kapitaal, zooveel mogelijk de oprichting van coöperatieve fabrieken tegenhoudt. Dit bleek te Wommels. Toen daar door de boeren pogingen gedaan werden eene fabriek op te richten, kocht de maatschappij aldaar een terrein en liet eene fabriek optrekken nu blykt het weer te Tzum. Daar besloten de boeren ook tot coöperatie, de maatschap? pij haast zioh ook daar eene fabriek, te stichten. De Berlynsche aorrespondent van de Tunes gelooft, dat het neel wat voeten in de aarde zal hebben eer Rusland en Duitschland tot betere handelsbetrekkin gen zullen komen. Duitschland wil wel concessiën doen, maar het zou toch ook gaarne iets van Rusland terugontvaugen. Vooral zijn de Duitschers gesteld op eene vermin dering der inkomende rechten op ijzer en steenkolen Rusland zal echter die rechten wel blijven handhaven daar de njinisters van oorlog on marine verklaard hebben, dat de Russische nijverheid zonder deze rechten groote schade zou lijden. Ook meenen die beide ministers, dat die rechten gehandhaafd behooren te wordon, wil Rusland in staat blijven op het gebied van industrie zich zelf te kun nen voorzien, in geval door een of andere politieke gebeurtenis het verkeer voor Rusland met West- Europa mocht worden afgesneden. De JSorddeutsche Allgevneine Zeitung zegt ten aan zien van een artikel in de Nationol Zeitunggetiteld: Bitmarckwochehet volgende„Als men de regee ring in het binnen- en buitenland aanklaagt als plichtvergelen en onbekwaam, dan dient men althans feiten tot staving bij te brengen. Eene openbaar making ^-van stukken van het ministerie van buiten- laudsche zaken kan wegens de daarbij betrokken per sonen en regeeriugen in het buitenland kwalijk plaats hebben. De regeering wacht het oordeel der ge schiedenis rustig afzij heeft hare critiek niet te vreezen. Mi'sschien zal zij by de historie waaruee- ring vinden voor het zwijgen op vele aanvallen." Wanneer men het uitvoerig verslag leest in de N. Freie Presse van hetgeen Bismarck gezegd heeft bij het bekende interview, dan blijkt de critiek, door den ouden staatsman op het beleid der tegenwoordige Regeering uitgeoefend, nog veol scherper te zyn dan het telegraphisch uittreksel deed vermoeden. Enkele belangrijke punten waren daarin weggelaten. In de eerste plaats veroordeelde Bismarck het - nieuwe handelsverdrag van Duitschland met Oostenryk. Reeds vroeger heeft hij zich daarover minder gunstig uitgelaten, maar niet zoo bepaald en zoo scherp als thans. Het tractaat benadeelt de belangen der Duitsche landbouwers; dit geldt, sprak Bismarck, nog meer vau het tractaat roet Zwitserland, welk verdrag ook voor Oqstenrijk niet bijzonder gunstig is, en ook van het verdrag met Italië, waarvoor de Duitsche wijnbouwers groote offers moeten brengen. Ook op industrieel gebied zyn aan Oostenrijk op enkele punten concessies gedaan ten nadeele van Duitschland. Ik maak uw staatslieden daar geen verwijt van, ging Bismarck voort, en ik heb graaf Kalnoky uitdruk- kelijk gezegd, dat ik het heel natuurlijk vind, dat Oostenrijk partij getrokken heeft van de zwakheid en het gebrek aan inzicht van onze onderhandelaars. Dat moest het gevolg er van zijn, dat bij ons mannen op den voorgrond zyn getreden, die ik vroeger ter zy schoof; alles moest nu echter bij ons of> eens Veranderd worden. Een ander punt in het onderhoud betreft de ver houding van Duitschland tot Rusland, welke iia zijn aftreden eveneens een minder gunstige wending heeft genomen. Na herinnerd te hebben aan het bondge nootschap met Oostenryk, door Bismarck in 1879 tot stand gebracht en waar by hij, juist om Oostenrijk- Hongarije des te krachtiger te kunnen hulpen, ge zorgd had den samenhang met Rusland niet te ver liezen, zeide Bismarck: Deze toestand is hierdoor veranderd, dat wij geen invloed meer bezitten op de Russische politiek; dat wij niet meer in staat zijn Rusland raad te geven. Ik had invloed op den Russischen ambassadeur te Berlijn en de Czaar zeide mij iu het laatste onderhoud voor mijn aftreden „Ja, u geloof ik en in u stel ik vertrouwen; maar zijt gy ook zeker in uw ambt te blyven?" Ik zag den Czaar verwonderd aan en zeide hem: „Zeker, Majesteit; ik ben vast overtuigd myn leven lang minister te zullen blyren." Want ik had geen ver moeden, dat een verandering op til was, terwij! de Czaar, gelijk uit zyn vraag bleek, reeds onderricht scheen te zijn van den omkeer, die komen zou. Dat persoonlijk gezag en vertrouwen ontbreekt tot dusver aan mijn opvolger en daaruit, uit het ontbreken van zulk een factor, die op de Russische politiek invloed oefenen kan, verklaart zich de verandering, die sedert mijn -aftreden in den politieken toestand van Europa is gekoraon. Nog andere omstandigheden komen daarbijvooral de verandering in Pruiseus Poolsche politiek, die in Rusland, het vertrouwen verzwakt en onzen invloed vermiudefcl heeft. t

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1892 | | pagina 2