Bultenlandscii Overzicht.
men bij hooge uitzondering een van het schoone ge
slacht zelf de pa irden voor een coureuae mennen
wel ziet men van tijd tot tijd een krachtige dame
een fraai beest vasthouden om voor een haastigen
en drukken photograaf te poseeren het zijn en
blyven toch excepties, die de algemeene aandacht
trekken, en woorden van bewondering ontlokken voor
den stevigen bouw dezer dravende amazonen.
De stallen trekken den geheeleu dag een druk
bezoek. De hokken, die aan weerskanten van de
houten loodsen in twee rijen zijn getimmerd, en door
eene middengang gescheiden zijn, doen aan de achter
gedeelten van een circus denken, wanneer men bijv.
's avonds in da pauze bij Carré de paarden gaat zien.
In sloffende en drentelende troepjes loopen de kijkers
door deze middengang been sommigen bang voor
een trap van de krachtige viervoeters en met angstige
oogen links en rechts uitkijkend anderen moediger
en met kennerszekerheid de beesten vriendelijk op de
achterschoften kloppend en bevoelendweer andere
vragend, biedend en afdingend.
Eenige paarden trekken bijzonder de aandacht
evenals de beroemde prijsathieet dragen zij hunne
medailles bij zich, met dit onderscheid alleen, dat
de athleet ze roud den hals meesjouwt en dat het
paard ze boven zijn kop (zijn hoofd heeft hangen
verscheidene beesten, glimmend en glanzend als zij,
buitengewoon opgepoetst voor deze gelegenheid, heb
ben manen en staarten, die opgesmukt zijn met
strootjes en lintjes eu eene kinderachtige parodie
vormen op hun stoere krachthier staat een prachtige
hengst, met edelen kop en wilde oogen, onrustig hin-
nekend door ae nabijheid van eene merrie, en wiens
nobel bloed voortspruit uit eene vermenging van
twee beroemde geslachten.'
Even merkwaardig als de viervoeters, ziju in vele
opzichten de meuschelijke tweevoeters, die door of
voor hen leven. Ook onder hen vindt men vol
bloed en halve rassen, work-en luxe-exemplaren enz.
Daar loopt een mal opgedirkte Engelschman met
slopkousen en karrewats, levensmoe, met kuikkende
knieën; daar gaat een snorrebaardige Germaan, sterk,
breedgebouderd en luid pateiiddaar een kleine
Fraoschman, lenig en smal, lispelend en levendig
causeerecd en daar de kruisrassige Belg, ruw, plomp
en tevens vroolijk en opgewekt. Hier verlustigt
men zich in een Hollander, die alles schijnen wil
behalve wat hij is en daarom geworden is een mis
lukte Eranschman, en een mislukte Hollander;
hier ook ziet gij den altijd in lichte kleuren uitge-
dosten, landjonker, met de paarden van zijn papa,
en gevolgd door een palfrenier, ook van zijn papa,
den stalhouderszoon met hoogen hoed en keurig, hoog
linnen (paarden en palfrenier dito als van den land
jonker) den echten handelaar, slordig op zijn uiter
lijk, maar uiterst zorgzaam voor zijne beesten den
boerenknecht met langen, blauwen kiel eu stok met
riempje, en die de tentoonstelling geniet door in de
hitte met zijne paarden te mogen meeholien. En dan
ten siotte eene geheele categorie van menschen, van
wie men niets weet te zeggen. Is het een gentle
man? Neen! Een gelukzoeker? Neen! Wat doet
hij hier? Niemand weet 't! Hoe heet hij? Nie
mand weet 't! Hij praat met vele menschen; maar
nooit lang! Hij betast alle paardenmaar zegt niets
Men komt hem overal tegen hij is bij elk onge
lukje hij is getuige bij elk buitengewoon geval
hij heeft nooit haast en weet alleshij staat ieder
oogenbli< aan de buffetten, en is nooit dronken. j
Men heeft hem nooit te voren gezien, eu zal hem
naderhand ook nooit meer terugzien I Het is het
bekende geheimzinnige type van de paarden-tentoon-
steliingen.
's Middags, wanneer de zon warm schijnt, de
muziek haar hoogste, harde jubelgilieu doet hooren,
dichte troepjos menschen de terreinen aan alle kanten
vullen, de groote baan omringen, en het drukke
leven van deze honderden menschen en paarden de
lucht van een aangeuame gezelligheid vervult, ver
schijnen prachtige spaunen op de baan, en hoort'men
de namen fluisteren van Berg uit Berlijn, Schlesinger
uit Weeneu, of Carré, met evenveel eerbied als een
gewoon soldaat den naam van een beroemd generaal
zal uitspreken.
Eenvoudige bankbreuk ter zake van buitensporige
verteringen en valschheid in geschrifte waren de fei
ten, Woensdag aan C. J. S. vroeger logementhouder
te Dinksperloo, voor de rechtbank te Arnhem ten
laste gelegd.
Uit de verklaring van den curator rar. Losecaat
Vermeer bleek, dat de vaste en roerende goederen
van bekl. hadden opgebracht ruim 4000. Hiervan
moest betaald 2500 hypothecaire schuld en ruim
f 1600 aan andere vorderingen. Daar evenwel nog
gouden voorwerpen aan bekl. toebehoorende waren
in beslag genomen eu ook nog eene twijfelachtige
vordering in den boedel was, kon het gobeuren, en
was het zelfs waarschijnlijk, dat 100 pet. zou worden
uitgekeerd. De buitensporige verteringen van bekl.
bestonden daarin, dat hij kort voor zijn faillisement
ruim f 400, herkomstig van eene tweede hypotheek
op zijn huis, aan eeu pleizierreisje had ten koste
gelegd.
In het begin van het jaar had bekl. aan den kleer
maker A. Te Kamp 6 roeden grond afgestaan voor
4 do roe, die deze voor den bouw voor aardap
pelen gebruikte. In het begin van Mei kwam de
koop tot stand, die evénwel met dichte beurs ge
schiedde, daar beklaagde het land aan Te K. afstond
als vergoeding voor dieu$ten door diens vrouw aan
zijne vrouw bewezen. Toeu nu 28 Mei bekl. failliet
verklaard zou worden, meende te Kamp, dat van
dien koop niet veel terecht zou komen eu daarom
schroef bekl. op 1 Juli eene quitautie, die hij dateerde
10 December 1891 en gaf die aan Te Kamp.
Bekl. bekende de feiten en hot O. M., waargeno
men door den substituut-officier mr. Scheltema, achtte
de feiten bewezen. Wel meende deze dat het onder
zoek ter terechtzitting die in oen ander daglicht
had geplaatst, doch ^tit zou er alleen toe leiden dat
een lichtere straf werd geëischt. Al werd ook 100
pet. uitgekeerd, toch was hier eenvoudige bankbreuk
gepleegd, omdat daarvoor niet noodig is beuadee-
ling van schuldeiscbers. Ook hield het O. M. vol
dat uit de valscbe quitantie door bekl. opgemaakt
nadeel kon ontstaan. De eisch was 4 maanden ge
vangenisstraf.
Mr. C. de Kempenaer, als verdediger voor bekl.
optredende, achtte de stelling van het O. M. onhoud
baar, en in eeu uitgebreid pleidooi zette pleiter
uiteen, dat bijkens den titel, waarm ait. 340 voor
komt, wel degelijk benadeeling der schuldeischers
vereischt wordt, alvorens eeu failliet wegens buiten
sporige vor»eringen kan worden gevolgd. Dat uit
do valsche quitautie nadeel kon ontstaan, achtte pl.
evenmin bewezen.
Zyne conclusie was vrijspraak, met verzoek tot on
middellijke invrijheidstelling van zijn cliënt.
De rechtbank gelastte na beraadslaging de invrij
heidstelling van bekl.
Na re- en dupliek uitspraak 2 Augustus.
Iu de laatst verschenen aflevering der Deutsche
Medizinische Wochenschrift is eene hoogst belangrijke
studie opgenomen over de cholera in de omgeving
van Parijs.
Het stuk beeft voornamelijk ten doel, te con-
stateeren: «dat cr zich uldaar reeds siuds April
gevallen van echt Aziatische cholera hebben voorge
daan." Ten gevolge der ontdekking van Koch is
de stellige zekerheid voor de diagnose der cholora
asiatioa gegeven door de aanwijzing van den komma
bacillus in de uitwerpselen der lijders, in den inhoud
der darmen en in den darmwand der lijken. Door
zorgvuldige bacteriologische onderzoekingen heeft men,
bij vergelijking van den bacillus vau 1892 met de
in do laboratoriën aangekweekte uit de jaren 1883
(Calcutta) en 1884 (Toulon) eenige punten van ver
schil gevonden. Do microbe van 1892 is namelijk
korter, dikker en sterker; hij maakt het vleesch nat
troebel en vormt aan de oppervlakte daarvan eerst
na verloop van twee dagen een vliesje, terwijl de
door Koch aangekweekte bacillus reeds na verloop
van een dag het vliesjo vormt en het vleeschuat hel
der laatook brengt hy de molk aan het siremmen,
hetgeen de bacillus van Koch niet doet. Zulk eene
afwijking is echter niet van belang en zij is
waarvoor de sprekendste bewijzen zijn goleverd
alleen door de voortgezette aaukweeking in de labo
ratoriën aan het licht gebracht. Wij moeten alzoo
rekening houden met het bestaan van een brandpunt
der echte Aziatische cholera ook in het Westen. En
hoe in onze geneeskundige kringen de zaak wordt
opgeval, blijkt uit het eind-resumé van het artikel.
Dit resumé nu luidt als volgt:
//Sinds April dezes jaars heerschtdu cholera asiatica
in den omtrek van Parijs. Een gedeelte der lijders
wordt in do hospitalen te Parijs behandeld. De
voornamelijk in de zomermaanden plaats hebbende
choleraiichtige toestanden met den ongelukkigen naam
cholera nostras dienden hij vroegere epidemiën, en
dienen helaas ook ditmaal, als dekmantel ter verber
ging en geheimhouding van niet onbeduidende brand
punten der gevaarlijke ziekte io de naaste omgeving
van Parijs, dat centrum, hetwelk ter verspreiding der
ziektestof de gunstigste voorwaarden op den geheelen
aardbol oplevert. Bij de tegenwoordige kennis van
bet contagiura der ziekte, bij de kennis der biologi
sche eigenschappen van deu komraa-bicillus en van
zijn ectogeen bestaau, bij de konnis der voorwaarden
voor de opneming van deu ziekteverwekker, had
met het oog^op de tegenwoordige toestanden van hwfiy
verkeer, de daarnaar voreischte maatregelen vroeger
moeten nemen dan men heeft gedaan. Aan de Fran-
sChe artseu valt niets te verwijtenzij hebben in tijds
het feit geconstateerd. De gevolgen van zulk eene
handelwijze der Fransche autoriteiten van toezicht
zijn ook niet achterwege gebleven en strekken ons
ter vermaning om op eene verdere beweging van dien
kwaadaardigen vijand bedacht te zijn, te meer omdat
hij ons langs de oostelijke grens niet minder be
dreigt. Volledige geleedheid ten strijde is hier eene
dringende noodzakelijkheid."
dus toe besloten Ik ben wel een beetje bang voor
het huwelijk, evenals men bij zijn eerste bad bang
is, dat het water te koud zal zijn.... Maar ik ben
besloten, erin te springen Weet gij ook iemand die
mij zwemmen wil leeren, Norton
Zoolang De Solis gesproken had, had de Ameri
kaan do oogen niet van hem afgewendonder de
geveinsde vroolijkheid vermoedde hij dat een smarte
lijke ironie, dat een leed verborgen was, of wel het
besluit van eer. man, die naar iets oieuws haakt
omdat hij verlangt te vergeten.
„Dus is trouwen voor u, in het water springen?
Nu, dat is galant voor.... uw zwemmeest°r zeide
Norton. «Ik ken niemand die uwer waardig is....
in ernst.... Als ik een meisje kende onder onze
Amerikaansche dametjes...."
„Neen O neengeen Amorikaansche 1" sprak
Solis levendig.
„Waarom niet?"
„Ik trouw nooit met een Amerikaansche!"
„Maar waarom?"
„Omdat er mijns inziens in het huwelijk al genoeg
kans op wrijving bestaat door het verschil van karakter
zonder dat er nog verschil van ras bijkomt!"
Do markies Ivas bijna plechtig en zoo ernstig, dat
Bichard Norton niet kon nalaten to glimlachen.
„Als mijn landgenootjes u hoorden, zouden zij in
staat zijn, u de cogen uittekrabben De Amerikaansche
meisjes zijp toch mooi, en elegant, en ernstig, en
vol toewijding, ondanks haar excentriciteit
„Dat weet ik welsprak Solis. 4
„Bovendien, gij wilt trouwen om te trouwen, bijna
op goed geluk af, ik moet u zeggen, ik begrijp
niet, hoe men zulk een ernstige zaak als een loterij
kan behandelen
„Maar als men hot als een zaak beschouwtzeide
de markies, nog steeds met denzelfden spottendeu
trek om de lippen.
De grijze oogen van Norton staarden hem voort
durend "'aan, alsof de Amerikaan het geheim dier
treurigheid had willen doorgronden, die vroeger Solis
niet eigen was geweest.
„Een zaak! Een zaak! Ik weet toch wel, beste
George, dat do bruidschat u onverschillig is."
„Geheel en al."
Bovendien bestaat in Amerika de gewoonte niet
om een bruidschat mede te geven, waardoor het
huwelijk veel minder aan een geldzaak doet doul-en
dan bij u in Frankrijk.... Gij zult moeten toegoven,
dat voor een handelsvolk, dit versmaden van de bank
noten nog al mooi i9
Solis was oen oogenblik blijven zitten zonder te
antwoorden, en keek naar een zonderlinge pendule
op den schoorsteen, met een stalen stamper als slinger.
„Ik denk er volstrekt uiet aan," sprak hij, steeds
naar den sliuger kijkende, „volstrekt niet, om uw
gebruiken of uw jonge meisjes te beoordeolen, wan
neer ik u zeg, dat ik geen Amerikaansche zal trou
wenevenmin als ik aan een koop donk bij het
leelijke woord „een zaak." Ik bedoel alleen, dat als
men niet met haar, dio men lief heeft, getrouwd is,
het misschien het beste is, om aan het toeval over
te laten, of men haar die men trouwt, zal lief hebben."
„Nu, dat is een mooie stellingriep Norton lachend.
„Het is geen stelling, het is een der duizend nood
zakelijk heden, die het hedendaagsche leven, zooals
het is, ons opdringtGij" en de markies
sprak langzaam, zijn woorden, één voor één wegend,
als een man, die voorzichtig stap voor stap op een
bevroren vijver doet „gij zijt ongetwijfeld zoo
gelukkig geweest om uit liefde te trouwen...."
Hij deed alsof hij door het openstaande raam ver
in zee keek, maar zijn oogen hingen aan Norton's
gezicht.
„Ik aanbad het jonge meisje, wier haud ik gevraagd
heb!" sprak de Amerikaan zeer ernstig.
Solis antwoordde luid:
„Ik heb een vrouw aangebeden, wie ik niet durfde
zeggen, dat ik haar liefhad!"
„Ik vraag u nogmaalswaarom
„Gij waart rijk, zeer rijk, en met uw fortuin kondt
1 gij uw naam aanbieden, aan wie gij wildet.
„Zeker..."
„Ik," vervolgde de Solis, „was vrij arm in verge?
lijking van het jonge meisje, en ik kon noch durfde
haar vragen om een leefwijze te deelen, dio haar
minder zou toegeschenen hebben, dan die zij tot nog
toe bij haar vader geleid had. Mijn liefde drong
mij, te sproken, en mijn hoogmoed beval my, te
zwijgen." {fVordt vervolgd.)
Omtrent het gevecht bij Lampermej is te 's-Graven-
hage een schrijven ontvangen van den luit. Dijkstra,
die bij deze gelegenheid gewond werd. Het Vaderland
ontleende daaraan het oen en ander.
Na geconstateerd te hebben, dat zijn wonde, eene
weinig beduidende, zoo goed als genezen is, deelt
luit. Dijkstra mede, dat hij den 13en Juni, des avonds
te 71/# uur, uitrukte met 20 man, teu einde een
hinderlaag te bezetten tusschen ziju post (Lampermej)
en Tjot Iri. Al spoedig werden achter de spoorweg-
baan, die als het ware do grens vormt van het
vijandelijk gebied, Atjehors ontdekt, die begonnen te
vuren en een inlandsch soldaat kwetsten. Toen werd
attaqueeren" gecommandeerd en de vijand ging aan
den haal.
„Hot was nu doodstil geworden; alleen hoorde ii^
kermen: compenie, compenie. Ik begreep dus gewon
den te hebben. Van den spoordijk afgaande om de
gewonden bij elkander te zookeu, sprong op eons eeu
Atjeher op, die echter onmiddellijk nedergelegd werd.
Bij dezen aanvul had ik in het geheel vier gewonden
gekregen, wnarvnn twee zeer zwaar. Ten einde de
nevenposten te waarschuwendat ik gewonden had,
liet ik door een der fuseliers, die een hoorn bij zich
had, een signaal blazen. De post Tjot Iri liet uu
een lichtfakkel aansteken om hei terrein te vorlichten
en daar zag ik vlak bij mij koppen van Atjohers in
do alang nlang. Met een flink „hoera" er op in;
we raakten handgemeen, waarbij ik licht gewond werd,
maar tnij echter voldoende gewroken heb door deu
vent met 2 sabelhouwen op zijn onwaardig hoofd
neder te leggen. Een tweede werd eveneens afge
maakt, terwijl het oudertusschen uitgerukte detache
ment van Tjot Iri er nog twee doodde en een yluch-
teliug neerschoot. Een Europeesch fuselier kreeg een
houw met een klewang in den hals, een inlander
een schampschot, de luit. Kessler van Tjot Iri, twee
lichte houwen over het hoofd en een paar van zijn
fuseliers lichte schampschoten. Ik behoef dus niet
te zeggeu of het warm is toegegaan. We haddeu
den vijand echter zoodanig klop gegcen, dat hij er
van doorging met achterlating van zes dooden (iets
wat een Atjeher nooit doet en in jaren niet is voor
gevallen) We maakten nog buit: twee achterland-
geweren, een voorlaadgeweer, 3 donderbussen, een
lans, 5 klewangs en 5 rontjongs (eeu gevaarlijk wapen
waarmede gestoken wordt) en de noodige munitie
voor voor- en achtorlaadgeweren. Volgens spionnen-
berichten had do vijand 16 gewonden, waarvan er
reeds twee overleden zijn."
Uit het verdere gedeelte van den brief blijkt, dat
onze gowonden goed vooruitgaan en gevallen van
cholera hoogst zeldzaam voorkomen.
Onze oevenpo9i Siroen aldus eindigt het schrij
ven is ongeveer drie weken geleden des nachts
beschoten. Uit twee kanonnen werden granaten op
genoemden post geworpen, welke bijna alle boven do
beating sprongen, terwijl dit alles begeleid werd met
het noodige geweervuur. Dat grapje duurde vau
's avonds 10 uur tot 's nachts 1 uur. Wij bekwamen
aan onze zijde slechts 2 lichtgewonden door granaat
scherven. U ziet dus, van ('en vrede ziju wij nog
ver af cn het is de vraag of het wel ooit zoo ver zal
komen. Do Atjehers schijnen ons een onverzoenlijken
haat toe te dragen, niettegenstaande al onze pogingen
om zoo goed mogelijk tegenover de kerels te zijn".
Automatische warmwaterfonteinen, welke voor een
stuiver een emmer warm water leveren, worden te
genwoordig te Parijs geëxploiteerd, mot veel succes.
Door een vernuftige inrichting, met gebruikmaking
van de gas- en waterleiding, levert men het water
op een warmte van 65 graden CüUiu9.
De heer J. J. P. Valeton, te Utrecht, schrijft
over de vulkanische uitbarsting op Groot-Sangir
aan het „Hbl."
„Uit eeu zoo even ontvangen schrijven uit Me-
nado, dato 12 Juni, kan ik omtrent bovengenoemde
ramp het volgende meedeelen
Den 7n dezer, zoo deelt de briefschrijver ons mede
hoorden wij hier tegen 7 uur 's avonds geweldige
slagen en zagen een hevigen vuurgloed in de rich
ting van Sangir. Wij onderstolden aanstonds, dat er
een uitbarsting moest zijn, en te oordeelon naar wat
wij hoorden, dachten wij, dat zij op Siaoe zou heb
ben plaats gehad.
„Jui9t lag het s. s. Hecuba" op de reede. Dit
werd door het bestuur gehuurd om informatiën te
nemen. Den 8n, de9 namiddags 1 uur, gingen wij
onder stoom in de richting van Tagoelandag, waar
wij tegen den avond aankwamen. Wij stoomden
langs den Roewang, maar bespeurden niets. Lang
zaam aan stoomden wij naar Siaoe, waar wij om 6
uur aankwamen. De president-radja kwam hier aan
boord. Deze deelde ons mede, dat de berg op Groot-
Sangir hevig had gewerkt De op Siaoe gevestigde
zendeling P. Kelling, wieus vrouw zich bij haar
vader op Manganitoe op Groot-Sangir bevond, was
reeds per prauw derwaarts vertrokken. Met volle
kracht stoomden wij nu naar Taroena (de hoofdplaats
van Groot-Saugir). Wij kwamen daar aan deu 9n,
's i araiddags l uur. Ik ging onmiddellijk aar. wal.
Geen pen is in staat, de ramp te beschrijven, die
aangericht was. Alles was met zulk een laag stof
bedekt, dat do daken bezweken waren, 's Avonds
kwam de zendeling Steller aan boord, die ons veel
mededeelde, maar onder den indruk van het door
leefde, alle9 nog onsamenhangend. Den volgenden
morgen giugen wij onder stoom, om achtereenvolgens
Kolongan, Kandar, Sawang, Tarian en Taboekan te
bezoeken (1). Overal loopen breede banen van den
vuurberg naar het strand, waar het kokende water
alles heeft vernield. Boven en langs Sawang tot
voorbij Tarian, tot nagenoeg bij Taboekar, staat geen
enkele klapperboom meeralles is ééa woestijn, der
halve, niet alleen het noordwestelijk, maar het ge
heele noordelijk gedeelte van het eiland is verwoest.
„Hoeveel dooden er zijn, is nog bij benadering
niet te zeggen. Ook het werkvolk van den zende
ling Steller (2) is omgekomen. Men was juist bezig
met padi plukken, zoodat er veel menschen in de
tuinen waren. Onder hen was ook de Djoegoogoe
(het eorste hoofd ouder den radja)ook hij is dood.
De modder-, steen- en aschregen was zoo geweldig,
dat alles er ouder bezweek.
„Do heer B. heeft w00 pikols rijst aau het gou
vernement geleverd voor de Saogir-bevolking."
Uit andere brievon, van de zendeliugen Steller en
Kellirg, blijkt, dat de nood op Sangir inderdaad
groot is, en indien uiet krachtige maatregelen ge
nomen worden, hongersnood onvermijdelijk. Ook in
die plaatsen, die niet tot de eigenlijk verwoeste
streken kunnen worden gerekend, zooals in het iets
zuidelijker gelegen Manganitoe, zijn do boomen door
den aschregen geheel van bladeren en vruchten be
roofd. Zoo sterk was de aschregen, dat tot in
Manganitoe toe de ademhaling er door bemoeilijkt
werd.
(1) Deze plaatsen liggen alle in het noordelijk
gedeelte van Groot Saugir Kolongan aan de west-
Taboekan aan de oostkust.
(2) Bedoeld zijn de jongens, die hunne opvoe
ding ontvangen bij den zendeling Steller aan huis.
Een gedeelte van hen was op weg naar een bij Kan-
dar gelegen tuin, eu schijnt op dien tocht orageko-
men te zijn.
De Keizer van Duitschland is weor te Berlijn
terug.
De dagbladen bevestigen, dat Caprivi reeds op
den weg van Spandau naar Potsdam den keizer het
voorstel tot het houden der tentoonstelling overbracht.
Do rijkskanselier merkte daarbij op, dat nog slechts
het kleinste aantal der bondsregeeringen an indus-
triuelen, wier instemming was gevraagd, goedkeurend
geantwoord hadden. Dientengevolge kan nog geen
beslissing genomen worden.
Particuliere berichten melden 'daaromtrent het
volgende
Hel plan betreffende do wereldtentoonstelling wordt
thans in goede onderrichte kringen als mislukt be
schouwd. Althans de tot dusver ontvangen antwoor
den, zoowel uit de nijverheidskringen af» van de
bondsregeeringen, hebben op ons kabinet een indruk
gemaakt welke voor hel plan zeer ongunstig is.
Th Berlijn is oen brochure verschenen, getiteld
„Darf Caprivi hleiben Von eiiitm alten Politiker."
't Schijnt niet veel bijzonders: Toch zou men kun-
nen zeggön die vraag wordt door tal van Duitschers
tegenwoordig in siilte gedaan en in stilte met neen
beantwoord, de ultramontauer. en vrijzinnigen uitge
zonderd. De ontvangst van de Zuid-West-Duitschers
te Kissingen heeft de woede van deze hoeren tegen
Bismarck opnieuw ontvlamd eu de Germania brult
tegen den grondlegger der Duitsche eenheid, 't Is
ook wel ongelukkig voor deze hoeren, dat de toespraak
van Bismarck algemeen een guu9tigen indruk heeft
gemaakt en zelfs de Kölnische weer blijken vau haar
hooge goedkeuring begint te geven. Men vindt, dat
Bismarck door die rede, wel verre van verzwakt en
verward te zijn geworden, zooals de officieuso Nord-
deutsche beweefde, het bewijs heeft gegeven, dat
hij uog altijd dezelfde is in helderheid en frischheid
van gedachten. Zijn schildering van de verdeeldheid
der politieke partijen en de wenscbelijkheid, dat de
gematigden uit alle partijeD zich verbinden om bij
■frederzijdecbe concessies een groote sterke partij te
vormeji, dat er meer werk zal worden gemaakt
van het bedenken der dingen, die het vaderland tot
heil kuuneu 7-ijn, dan vau het visscheu naar stemmen
bij de verkiezii^en, wordt zeer geroemd en ge
prezen als een recept^ waarmede de oud-Rij kskause-
lier veel, ja bijna alles Teer hoeft go^ti^gemaakt.
Volgens de laatste berichton is ke^ \io|| $nzeker ot
Bismarck heden van Kissingen v«ftrekt.v f£r is sprake
de ontvangst van een groote dejutniie u'tf» ffefzas-Lot-
haringen. Het bezoek aan Jena zou in dat geval
een paar dagen verschoven worden. Ook over het
verblijf te Berlijn, zijn de berichtgevers 't niet eens.
Volgens sommigen zou op de terugreis Berlijn iu het
geheel niet worden aangedaan en de weg genomen
worden over Schönhausen.
Uit Antwerpen wordt het overlijden bericht van
den heer Pecher.
In den heer Pechor vorliest de liberale party
haren ouden leider en eea krachtigen steun. Aan
hem is het voor het grootste deel te dankeu, dat in
1872 de liberalen, ua tien jaren vruchteloos strijden
tegen de Meetingte Antwerpen weer bovenop kwamen
en bezit van het stadhuis namen, waarop zij nog
zetelen.
Ook aan hem is do inrichting te danken der libe
rale partij, die sedert meer dan 20 jaren hare onwan
kelbare macht heeft uitgemaakt en nog maakt.
Gedurende vele jareu was hij de voorzitter der
Liberale Associatie, waar hij steeds toonde een man
van strijd en volharding te wezen.
Niet alleen op politiek, maar ook op kunstgebied
was do Pecher werkzaam. Jaren lang oefende hij het
ambt uit van voorzitter van den Cercle Artistiqne,
waaraan hij onschatbare diensten wist te bewijzen,
steeds met weergalooze eenvoudigheid en zedigheid.
Berichten uit Engelschen oorsprong geven thans
toe, dat het mislukken van sir Charles Evan Smith's
zending bij het Marokkaansche hof niet aan Franscha
intriges is te wijten. De sultan weigerde hat trac-
taat te sluiten, omdat hij zich machteloos gevoelde
tegenover die leden zijner omgeviug, die er tegen
waren, wijl het een belangrijke toenadering tot Eu
ropa en tot de beschaving beteekende. Nimmer is
de macht van den sultan in Marokko geringer ge
weest dan tegenwoordig. In zijn zwakheid waagt hij
het niet den vijanden der Europeesche beschaving
te weerstaan. Het feit dat er thans binnen zijn rijk
reeds vijf of zes oproeren onder machtige stamhoof
den zijn uitgebroken, ontnam hom den moed nog
andere invloedrijke hovelingen te ontstemmen.
Bovendien vreest de Marokkaansche regeering een
uitbarsting van fanntisme bij het domme volk, wan
neer een Britsch vice-consul was toegelaten op deu
aanblik van de Britsche vlag boven het consulaats
gebouw zou het gepeupel buiten zichzelve geraken,
omdat het dit zou beschouwen als een ontheiliging
van do stad Fez. Het religieuso element in Marokko
de priesters en de fakirs toonen zich meer eu
meer ontevreden over den sultan en zijn politiek en
neigen steeds meer het oor naar de vrome leerstel
lingen \an den Sonussi Mahdi, die openlijk in Sus
en de nog naderbij gelegen provincie Garb verkon
digt, dat de sultan een verachtelijk werktuig der
Christenen is geworden
Het toelateu vau oen Britsch consulaat zou on
middellijk gevolgd zijn door de aanvrage van alle
overige Europeesche mogendheden ter verkryging
van hetzelfde privilegede sultan zou niet kunnen
weigeren, maar de terugslag van deze aanwinst der
Europeesche beschaving aan de kuststreken, zou zich
onmiddellijk in het binnenland doen gevoelen, en
dit ten koste van Moelei Hassan's souvereiue rechten
Dalziel geeft uit Londen nog het volgende bericht
Stanley is door het agentschap-Dalziel geïnter-
vieuwd over den jongsten opstand der Arabieren en
de bloedige voorvallen op liet gebied van dm Con-
gostaat.
Hij werpt de verantwoordelijkheid op de antisla-
veruij-vereeniging. Hij heeft wat nu gebeurt, voor
speld in zijn werk «Darkest Africa" eu gipst ten
sterkste de wijze waarop deze vereeniging is te werk
gegaan in het ontwerpen en samenstellen van expe-
ditiëu. De Staat behoort het initiatief te nemen door
het zenden van bijzondere missiën tot afschaffing vau
den slavenhandel.
Men bogaat, zeide hij, thans dezelfde fout als
Gladstone, toen hij Gordon met zeven man tegen
50,000 man zond.
Mdt betrekking tot Emin-packa liet hij zichaldu9
uitEmin is een geestdrijver hij gehoorzaamt niet
aan do bovelen van Wismann, maar gaat naar eigen
inzicht te werk. Zijn gezondheidstoestand is zeer
slecht ea onder zijn volgelingen heerschen pokken.
Eemin, verklaarde Stanley ten slotte, bezit goedo
hoedanigheden, maar hoeft zijn loven versleten in
eene nuttelooze taak.
I N G E Z ON DEN.
WelEdele Heer!
Naar aanleiding van het ingezonden stukje in uw
courant van eergisteren onderteekend door S. de Jong,
ben ik zoo vrij UEd. beleefd te verzoeken onder
staande regelen voor mij te willen plaatsen.
Onbillijk is do Wet, die de ambtenaren in de
gelegenheid stelt de benadering te doen zooals zij
geschiedt, omdat zy zelf de voordeeler. in de zak
steke» en de schatkist by de benadering van een
beest 1 a 1 Va guldon kon prqfiteeren. Zoolang dus