Bultenlandscii Overzicht. men bij hooge uitzondering een van het schoone ge slacht zelf de pa irden voor een coureuae mennen wel ziet men van tijd tot tijd een krachtige dame een fraai beest vasthouden om voor een haastigen en drukken photograaf te poseeren het zijn en blyven toch excepties, die de algemeene aandacht trekken, en woorden van bewondering ontlokken voor den stevigen bouw dezer dravende amazonen. De stallen trekken den geheeleu dag een druk bezoek. De hokken, die aan weerskanten van de houten loodsen in twee rijen zijn getimmerd, en door eene middengang gescheiden zijn, doen aan de achter gedeelten van een circus denken, wanneer men bijv. 's avonds in da pauze bij Carré de paarden gaat zien. In sloffende en drentelende troepjes loopen de kijkers door deze middengang been sommigen bang voor een trap van de krachtige viervoeters en met angstige oogen links en rechts uitkijkend anderen moediger en met kennerszekerheid de beesten vriendelijk op de achterschoften kloppend en bevoelendweer andere vragend, biedend en afdingend. Eenige paarden trekken bijzonder de aandacht evenals de beroemde prijsathieet dragen zij hunne medailles bij zich, met dit onderscheid alleen, dat de athleet ze roud den hals meesjouwt en dat het paard ze boven zijn kop (zijn hoofd heeft hangen verscheidene beesten, glimmend en glanzend als zij, buitengewoon opgepoetst voor deze gelegenheid, heb ben manen en staarten, die opgesmukt zijn met strootjes en lintjes eu eene kinderachtige parodie vormen op hun stoere krachthier staat een prachtige hengst, met edelen kop en wilde oogen, onrustig hin- nekend door ae nabijheid van eene merrie, en wiens nobel bloed voortspruit uit eene vermenging van twee beroemde geslachten.' Even merkwaardig als de viervoeters, ziju in vele opzichten de meuschelijke tweevoeters, die door of voor hen leven. Ook onder hen vindt men vol bloed en halve rassen, work-en luxe-exemplaren enz. Daar loopt een mal opgedirkte Engelschman met slopkousen en karrewats, levensmoe, met kuikkende knieën; daar gaat een snorrebaardige Germaan, sterk, breedgebouderd en luid pateiiddaar een kleine Fraoschman, lenig en smal, lispelend en levendig causeerecd en daar de kruisrassige Belg, ruw, plomp en tevens vroolijk en opgewekt. Hier verlustigt men zich in een Hollander, die alles schijnen wil behalve wat hij is en daarom geworden is een mis lukte Eranschman, en een mislukte Hollander; hier ook ziet gij den altijd in lichte kleuren uitge- dosten, landjonker, met de paarden van zijn papa, en gevolgd door een palfrenier, ook van zijn papa, den stalhouderszoon met hoogen hoed en keurig, hoog linnen (paarden en palfrenier dito als van den land jonker) den echten handelaar, slordig op zijn uiter lijk, maar uiterst zorgzaam voor zijne beesten den boerenknecht met langen, blauwen kiel eu stok met riempje, en die de tentoonstelling geniet door in de hitte met zijne paarden te mogen meeholien. En dan ten siotte eene geheele categorie van menschen, van wie men niets weet te zeggen. Is het een gentle man? Neen! Een gelukzoeker? Neen! Wat doet hij hier? Niemand weet 't! Hoe heet hij? Nie mand weet 't! Hij praat met vele menschen; maar nooit lang! Hij betast alle paardenmaar zegt niets Men komt hem overal tegen hij is bij elk onge lukje hij is getuige bij elk buitengewoon geval hij heeft nooit haast en weet alleshij staat ieder oogenbli< aan de buffetten, en is nooit dronken. j Men heeft hem nooit te voren gezien, eu zal hem naderhand ook nooit meer terugzien I Het is het bekende geheimzinnige type van de paarden-tentoon- steliingen. 's Middags, wanneer de zon warm schijnt, de muziek haar hoogste, harde jubelgilieu doet hooren, dichte troepjos menschen de terreinen aan alle kanten vullen, de groote baan omringen, en het drukke leven van deze honderden menschen en paarden de lucht van een aangeuame gezelligheid vervult, ver schijnen prachtige spaunen op de baan, en hoort'men de namen fluisteren van Berg uit Berlijn, Schlesinger uit Weeneu, of Carré, met evenveel eerbied als een gewoon soldaat den naam van een beroemd generaal zal uitspreken. Eenvoudige bankbreuk ter zake van buitensporige verteringen en valschheid in geschrifte waren de fei ten, Woensdag aan C. J. S. vroeger logementhouder te Dinksperloo, voor de rechtbank te Arnhem ten laste gelegd. Uit de verklaring van den curator rar. Losecaat Vermeer bleek, dat de vaste en roerende goederen van bekl. hadden opgebracht ruim 4000. Hiervan moest betaald 2500 hypothecaire schuld en ruim f 1600 aan andere vorderingen. Daar evenwel nog gouden voorwerpen aan bekl. toebehoorende waren in beslag genomen eu ook nog eene twijfelachtige vordering in den boedel was, kon het gobeuren, en was het zelfs waarschijnlijk, dat 100 pet. zou worden uitgekeerd. De buitensporige verteringen van bekl. bestonden daarin, dat hij kort voor zijn faillisement ruim f 400, herkomstig van eene tweede hypotheek op zijn huis, aan eeu pleizierreisje had ten koste gelegd. In het begin van het jaar had bekl. aan den kleer maker A. Te Kamp 6 roeden grond afgestaan voor 4 do roe, die deze voor den bouw voor aardap pelen gebruikte. In het begin van Mei kwam de koop tot stand, die evénwel met dichte beurs ge schiedde, daar beklaagde het land aan Te K. afstond als vergoeding voor dieu$ten door diens vrouw aan zijne vrouw bewezen. Toeu nu 28 Mei bekl. failliet verklaard zou worden, meende te Kamp, dat van dien koop niet veel terecht zou komen eu daarom schroef bekl. op 1 Juli eene quitautie, die hij dateerde 10 December 1891 en gaf die aan Te Kamp. Bekl. bekende de feiten en hot O. M., waargeno men door den substituut-officier mr. Scheltema, achtte de feiten bewezen. Wel meende deze dat het onder zoek ter terechtzitting die in oen ander daglicht had geplaatst, doch ^tit zou er alleen toe leiden dat een lichtere straf werd geëischt. Al werd ook 100 pet. uitgekeerd, toch was hier eenvoudige bankbreuk gepleegd, omdat daarvoor niet noodig is beuadee- ling van schuldeiscbers. Ook hield het O. M. vol dat uit de valscbe quitantie door bekl. opgemaakt nadeel kon ontstaan. De eisch was 4 maanden ge vangenisstraf. Mr. C. de Kempenaer, als verdediger voor bekl. optredende, achtte de stelling van het O. M. onhoud baar, en in eeu uitgebreid pleidooi zette pleiter uiteen, dat bijkens den titel, waarm ait. 340 voor komt, wel degelijk benadeeling der schuldeischers vereischt wordt, alvorens eeu failliet wegens buiten sporige vor»eringen kan worden gevolgd. Dat uit do valsche quitautie nadeel kon ontstaan, achtte pl. evenmin bewezen. Zyne conclusie was vrijspraak, met verzoek tot on middellijke invrijheidstelling van zijn cliënt. De rechtbank gelastte na beraadslaging de invrij heidstelling van bekl. Na re- en dupliek uitspraak 2 Augustus. Iu de laatst verschenen aflevering der Deutsche Medizinische Wochenschrift is eene hoogst belangrijke studie opgenomen over de cholera in de omgeving van Parijs. Het stuk beeft voornamelijk ten doel, te con- stateeren: «dat cr zich uldaar reeds siuds April gevallen van echt Aziatische cholera hebben voorge daan." Ten gevolge der ontdekking van Koch is de stellige zekerheid voor de diagnose der cholora asiatioa gegeven door de aanwijzing van den komma bacillus in de uitwerpselen der lijders, in den inhoud der darmen en in den darmwand der lijken. Door zorgvuldige bacteriologische onderzoekingen heeft men, bij vergelijking van den bacillus vau 1892 met de in do laboratoriën aangekweekte uit de jaren 1883 (Calcutta) en 1884 (Toulon) eenige punten van ver schil gevonden. Do microbe van 1892 is namelijk korter, dikker en sterker; hij maakt het vleesch nat troebel en vormt aan de oppervlakte daarvan eerst na verloop van twee dagen een vliesje, terwijl de door Koch aangekweekte bacillus reeds na verloop van een dag het vliesjo vormt en het vleeschuat hel der laatook brengt hy de molk aan het siremmen, hetgeen de bacillus van Koch niet doet. Zulk eene afwijking is echter niet van belang en zij is waarvoor de sprekendste bewijzen zijn goleverd alleen door de voortgezette aaukweeking in de labo ratoriën aan het licht gebracht. Wij moeten alzoo rekening houden met het bestaan van een brandpunt der echte Aziatische cholera ook in het Westen. En hoe in onze geneeskundige kringen de zaak wordt opgeval, blijkt uit het eind-resumé van het artikel. Dit resumé nu luidt als volgt: //Sinds April dezes jaars heerschtdu cholera asiatica in den omtrek van Parijs. Een gedeelte der lijders wordt in do hospitalen te Parijs behandeld. De voornamelijk in de zomermaanden plaats hebbende choleraiichtige toestanden met den ongelukkigen naam cholera nostras dienden hij vroegere epidemiën, en dienen helaas ook ditmaal, als dekmantel ter verber ging en geheimhouding van niet onbeduidende brand punten der gevaarlijke ziekte io de naaste omgeving van Parijs, dat centrum, hetwelk ter verspreiding der ziektestof de gunstigste voorwaarden op den geheelen aardbol oplevert. Bij de tegenwoordige kennis van bet contagiura der ziekte, bij de kennis der biologi sche eigenschappen van deu komraa-bicillus en van zijn ectogeen bestaau, bij de konnis der voorwaarden voor de opneming van deu ziekteverwekker, had met het oog^op de tegenwoordige toestanden van hwfiy verkeer, de daarnaar voreischte maatregelen vroeger moeten nemen dan men heeft gedaan. Aan de Fran- sChe artseu valt niets te verwijtenzij hebben in tijds het feit geconstateerd. De gevolgen van zulk eene handelwijze der Fransche autoriteiten van toezicht zijn ook niet achterwege gebleven en strekken ons ter vermaning om op eene verdere beweging van dien kwaadaardigen vijand bedacht te zijn, te meer omdat hij ons langs de oostelijke grens niet minder be dreigt. Volledige geleedheid ten strijde is hier eene dringende noodzakelijkheid." dus toe besloten Ik ben wel een beetje bang voor het huwelijk, evenals men bij zijn eerste bad bang is, dat het water te koud zal zijn.... Maar ik ben besloten, erin te springen Weet gij ook iemand die mij zwemmen wil leeren, Norton Zoolang De Solis gesproken had, had de Ameri kaan do oogen niet van hem afgewendonder de geveinsde vroolijkheid vermoedde hij dat een smarte lijke ironie, dat een leed verborgen was, of wel het besluit van eer. man, die naar iets oieuws haakt omdat hij verlangt te vergeten. „Dus is trouwen voor u, in het water springen? Nu, dat is galant voor.... uw zwemmeest°r zeide Norton. «Ik ken niemand die uwer waardig is.... in ernst.... Als ik een meisje kende onder onze Amerikaansche dametjes...." „Neen O neengeen Amorikaansche 1" sprak Solis levendig. „Waarom niet?" „Ik trouw nooit met een Amerikaansche!" „Maar waarom?" „Omdat er mijns inziens in het huwelijk al genoeg kans op wrijving bestaat door het verschil van karakter zonder dat er nog verschil van ras bijkomt!" Do markies Ivas bijna plechtig en zoo ernstig, dat Bichard Norton niet kon nalaten to glimlachen. „Als mijn landgenootjes u hoorden, zouden zij in staat zijn, u de cogen uittekrabben De Amerikaansche meisjes zijp toch mooi, en elegant, en ernstig, en vol toewijding, ondanks haar excentriciteit „Dat weet ik welsprak Solis. 4 „Bovendien, gij wilt trouwen om te trouwen, bijna op goed geluk af, ik moet u zeggen, ik begrijp niet, hoe men zulk een ernstige zaak als een loterij kan behandelen „Maar als men hot als een zaak beschouwtzeide de markies, nog steeds met denzelfden spottendeu trek om de lippen. De grijze oogen van Norton staarden hem voort durend "'aan, alsof de Amerikaan het geheim dier treurigheid had willen doorgronden, die vroeger Solis niet eigen was geweest. „Een zaak! Een zaak! Ik weet toch wel, beste George, dat do bruidschat u onverschillig is." „Geheel en al." Bovendien bestaat in Amerika de gewoonte niet om een bruidschat mede te geven, waardoor het huwelijk veel minder aan een geldzaak doet doul-en dan bij u in Frankrijk.... Gij zult moeten toegoven, dat voor een handelsvolk, dit versmaden van de bank noten nog al mooi i9 Solis was oen oogenblik blijven zitten zonder te antwoorden, en keek naar een zonderlinge pendule op den schoorsteen, met een stalen stamper als slinger. „Ik denk er volstrekt uiet aan," sprak hij, steeds naar den sliuger kijkende, „volstrekt niet, om uw gebruiken of uw jonge meisjes te beoordeolen, wan neer ik u zeg, dat ik geen Amerikaansche zal trou wenevenmin als ik aan een koop donk bij het leelijke woord „een zaak." Ik bedoel alleen, dat als men niet met haar, dio men lief heeft, getrouwd is, het misschien het beste is, om aan het toeval over te laten, of men haar die men trouwt, zal lief hebben." „Nu, dat is een mooie stellingriep Norton lachend. „Het is geen stelling, het is een der duizend nood zakelijk heden, die het hedendaagsche leven, zooals het is, ons opdringtGij" en de markies sprak langzaam, zijn woorden, één voor één wegend, als een man, die voorzichtig stap voor stap op een bevroren vijver doet „gij zijt ongetwijfeld zoo gelukkig geweest om uit liefde te trouwen...." Hij deed alsof hij door het openstaande raam ver in zee keek, maar zijn oogen hingen aan Norton's gezicht. „Ik aanbad het jonge meisje, wier haud ik gevraagd heb!" sprak de Amerikaan zeer ernstig. Solis antwoordde luid: „Ik heb een vrouw aangebeden, wie ik niet durfde zeggen, dat ik haar liefhad!" „Ik vraag u nogmaalswaarom „Gij waart rijk, zeer rijk, en met uw fortuin kondt 1 gij uw naam aanbieden, aan wie gij wildet. „Zeker..." „Ik," vervolgde de Solis, „was vrij arm in verge? lijking van het jonge meisje, en ik kon noch durfde haar vragen om een leefwijze te deelen, dio haar minder zou toegeschenen hebben, dan die zij tot nog toe bij haar vader geleid had. Mijn liefde drong mij, te sproken, en mijn hoogmoed beval my, te zwijgen." {fVordt vervolgd.) Omtrent het gevecht bij Lampermej is te 's-Graven- hage een schrijven ontvangen van den luit. Dijkstra, die bij deze gelegenheid gewond werd. Het Vaderland ontleende daaraan het oen en ander. Na geconstateerd te hebben, dat zijn wonde, eene weinig beduidende, zoo goed als genezen is, deelt luit. Dijkstra mede, dat hij den 13en Juni, des avonds te 71/# uur, uitrukte met 20 man, teu einde een hinderlaag te bezetten tusschen ziju post (Lampermej) en Tjot Iri. Al spoedig werden achter de spoorweg- baan, die als het ware do grens vormt van het vijandelijk gebied, Atjehors ontdekt, die begonnen te vuren en een inlandsch soldaat kwetsten. Toen werd attaqueeren" gecommandeerd en de vijand ging aan den haal. „Hot was nu doodstil geworden; alleen hoorde ii^ kermen: compenie, compenie. Ik begreep dus gewon den te hebben. Van den spoordijk afgaande om de gewonden bij elkander te zookeu, sprong op eons eeu Atjeher op, die echter onmiddellijk nedergelegd werd. Bij dezen aanvul had ik in het geheel vier gewonden gekregen, wnarvnn twee zeer zwaar. Ten einde de nevenposten te waarschuwendat ik gewonden had, liet ik door een der fuseliers, die een hoorn bij zich had, een signaal blazen. De post Tjot Iri liet uu een lichtfakkel aansteken om hei terrein te vorlichten en daar zag ik vlak bij mij koppen van Atjohers in do alang nlang. Met een flink „hoera" er op in; we raakten handgemeen, waarbij ik licht gewond werd, maar tnij echter voldoende gewroken heb door deu vent met 2 sabelhouwen op zijn onwaardig hoofd neder te leggen. Een tweede werd eveneens afge maakt, terwijl het oudertusschen uitgerukte detache ment van Tjot Iri er nog twee doodde en een yluch- teliug neerschoot. Een Europeesch fuselier kreeg een houw met een klewang in den hals, een inlander een schampschot, de luit. Kessler van Tjot Iri, twee lichte houwen over het hoofd en een paar van zijn fuseliers lichte schampschoten. Ik behoef dus niet te zeggeu of het warm is toegegaan. We haddeu den vijand echter zoodanig klop gegcen, dat hij er van doorging met achterlating van zes dooden (iets wat een Atjeher nooit doet en in jaren niet is voor gevallen) We maakten nog buit: twee achterland- geweren, een voorlaadgeweer, 3 donderbussen, een lans, 5 klewangs en 5 rontjongs (eeu gevaarlijk wapen waarmede gestoken wordt) en de noodige munitie voor voor- en achtorlaadgeweren. Volgens spionnen- berichten had do vijand 16 gewonden, waarvan er reeds twee overleden zijn." Uit het verdere gedeelte van den brief blijkt, dat onze gowonden goed vooruitgaan en gevallen van cholera hoogst zeldzaam voorkomen. Onze oevenpo9i Siroen aldus eindigt het schrij ven is ongeveer drie weken geleden des nachts beschoten. Uit twee kanonnen werden granaten op genoemden post geworpen, welke bijna alle boven do beating sprongen, terwijl dit alles begeleid werd met het noodige geweervuur. Dat grapje duurde vau 's avonds 10 uur tot 's nachts 1 uur. Wij bekwamen aan onze zijde slechts 2 lichtgewonden door granaat scherven. U ziet dus, van ('en vrede ziju wij nog ver af cn het is de vraag of het wel ooit zoo ver zal komen. Do Atjehers schijnen ons een onverzoenlijken haat toe te dragen, niettegenstaande al onze pogingen om zoo goed mogelijk tegenover de kerels te zijn". Automatische warmwaterfonteinen, welke voor een stuiver een emmer warm water leveren, worden te genwoordig te Parijs geëxploiteerd, mot veel succes. Door een vernuftige inrichting, met gebruikmaking van de gas- en waterleiding, levert men het water op een warmte van 65 graden CüUiu9. De heer J. J. P. Valeton, te Utrecht, schrijft over de vulkanische uitbarsting op Groot-Sangir aan het „Hbl." „Uit eeu zoo even ontvangen schrijven uit Me- nado, dato 12 Juni, kan ik omtrent bovengenoemde ramp het volgende meedeelen Den 7n dezer, zoo deelt de briefschrijver ons mede hoorden wij hier tegen 7 uur 's avonds geweldige slagen en zagen een hevigen vuurgloed in de rich ting van Sangir. Wij onderstolden aanstonds, dat er een uitbarsting moest zijn, en te oordeelon naar wat wij hoorden, dachten wij, dat zij op Siaoe zou heb ben plaats gehad. „Jui9t lag het s. s. Hecuba" op de reede. Dit werd door het bestuur gehuurd om informatiën te nemen. Den 8n, de9 namiddags 1 uur, gingen wij onder stoom in de richting van Tagoelandag, waar wij tegen den avond aankwamen. Wij stoomden langs den Roewang, maar bespeurden niets. Lang zaam aan stoomden wij naar Siaoe, waar wij om 6 uur aankwamen. De president-radja kwam hier aan boord. Deze deelde ons mede, dat de berg op Groot- Sangir hevig had gewerkt De op Siaoe gevestigde zendeling P. Kelling, wieus vrouw zich bij haar vader op Manganitoe op Groot-Sangir bevond, was reeds per prauw derwaarts vertrokken. Met volle kracht stoomden wij nu naar Taroena (de hoofdplaats van Groot-Saugir). Wij kwamen daar aan deu 9n, 's i araiddags l uur. Ik ging onmiddellijk aar. wal. Geen pen is in staat, de ramp te beschrijven, die aangericht was. Alles was met zulk een laag stof bedekt, dat do daken bezweken waren, 's Avonds kwam de zendeling Steller aan boord, die ons veel mededeelde, maar onder den indruk van het door leefde, alle9 nog onsamenhangend. Den volgenden morgen giugen wij onder stoom, om achtereenvolgens Kolongan, Kandar, Sawang, Tarian en Taboekan te bezoeken (1). Overal loopen breede banen van den vuurberg naar het strand, waar het kokende water alles heeft vernield. Boven en langs Sawang tot voorbij Tarian, tot nagenoeg bij Taboekar, staat geen enkele klapperboom meeralles is ééa woestijn, der halve, niet alleen het noordwestelijk, maar het ge heele noordelijk gedeelte van het eiland is verwoest. „Hoeveel dooden er zijn, is nog bij benadering niet te zeggen. Ook het werkvolk van den zende ling Steller (2) is omgekomen. Men was juist bezig met padi plukken, zoodat er veel menschen in de tuinen waren. Onder hen was ook de Djoegoogoe (het eorste hoofd ouder den radja)ook hij is dood. De modder-, steen- en aschregen was zoo geweldig, dat alles er ouder bezweek. „Do heer B. heeft w00 pikols rijst aau het gou vernement geleverd voor de Saogir-bevolking." Uit andere brievon, van de zendeliugen Steller en Kellirg, blijkt, dat de nood op Sangir inderdaad groot is, en indien uiet krachtige maatregelen ge nomen worden, hongersnood onvermijdelijk. Ook in die plaatsen, die niet tot de eigenlijk verwoeste streken kunnen worden gerekend, zooals in het iets zuidelijker gelegen Manganitoe, zijn do boomen door den aschregen geheel van bladeren en vruchten be roofd. Zoo sterk was de aschregen, dat tot in Manganitoe toe de ademhaling er door bemoeilijkt werd. (1) Deze plaatsen liggen alle in het noordelijk gedeelte van Groot Saugir Kolongan aan de west- Taboekan aan de oostkust. (2) Bedoeld zijn de jongens, die hunne opvoe ding ontvangen bij den zendeling Steller aan huis. Een gedeelte van hen was op weg naar een bij Kan- dar gelegen tuin, eu schijnt op dien tocht orageko- men te zijn. De Keizer van Duitschland is weor te Berlijn terug. De dagbladen bevestigen, dat Caprivi reeds op den weg van Spandau naar Potsdam den keizer het voorstel tot het houden der tentoonstelling overbracht. Do rijkskanselier merkte daarbij op, dat nog slechts het kleinste aantal der bondsregeeringen an indus- triuelen, wier instemming was gevraagd, goedkeurend geantwoord hadden. Dientengevolge kan nog geen beslissing genomen worden. Particuliere berichten melden 'daaromtrent het volgende Hel plan betreffende do wereldtentoonstelling wordt thans in goede onderrichte kringen als mislukt be schouwd. Althans de tot dusver ontvangen antwoor den, zoowel uit de nijverheidskringen af» van de bondsregeeringen, hebben op ons kabinet een indruk gemaakt welke voor hel plan zeer ongunstig is. Th Berlijn is oen brochure verschenen, getiteld „Darf Caprivi hleiben Von eiiitm alten Politiker." 't Schijnt niet veel bijzonders: Toch zou men kun- nen zeggön die vraag wordt door tal van Duitschers tegenwoordig in siilte gedaan en in stilte met neen beantwoord, de ultramontauer. en vrijzinnigen uitge zonderd. De ontvangst van de Zuid-West-Duitschers te Kissingen heeft de woede van deze hoeren tegen Bismarck opnieuw ontvlamd eu de Germania brult tegen den grondlegger der Duitsche eenheid, 't Is ook wel ongelukkig voor deze hoeren, dat de toespraak van Bismarck algemeen een guu9tigen indruk heeft gemaakt en zelfs de Kölnische weer blijken vau haar hooge goedkeuring begint te geven. Men vindt, dat Bismarck door die rede, wel verre van verzwakt en verward te zijn geworden, zooals de officieuso Nord- deutsche beweefde, het bewijs heeft gegeven, dat hij uog altijd dezelfde is in helderheid en frischheid van gedachten. Zijn schildering van de verdeeldheid der politieke partijen en de wenscbelijkheid, dat de gematigden uit alle partijeD zich verbinden om bij ■frederzijdecbe concessies een groote sterke partij te vormeji, dat er meer werk zal worden gemaakt van het bedenken der dingen, die het vaderland tot heil kuuneu 7-ijn, dan vau het visscheu naar stemmen bij de verkiezii^en, wordt zeer geroemd en ge prezen als een recept^ waarmede de oud-Rij kskause- lier veel, ja bijna alles Teer hoeft go^ti^gemaakt. Volgens de laatste berichton is ke^ \io|| $nzeker ot Bismarck heden van Kissingen v«ftrekt.v f£r is sprake de ontvangst van een groote dejutniie u'tf» ffefzas-Lot- haringen. Het bezoek aan Jena zou in dat geval een paar dagen verschoven worden. Ook over het verblijf te Berlijn, zijn de berichtgevers 't niet eens. Volgens sommigen zou op de terugreis Berlijn iu het geheel niet worden aangedaan en de weg genomen worden over Schönhausen. Uit Antwerpen wordt het overlijden bericht van den heer Pecher. In den heer Pechor vorliest de liberale party haren ouden leider en eea krachtigen steun. Aan hem is het voor het grootste deel te dankeu, dat in 1872 de liberalen, ua tien jaren vruchteloos strijden tegen de Meetingte Antwerpen weer bovenop kwamen en bezit van het stadhuis namen, waarop zij nog zetelen. Ook aan hem is do inrichting te danken der libe rale partij, die sedert meer dan 20 jaren hare onwan kelbare macht heeft uitgemaakt en nog maakt. Gedurende vele jareu was hij de voorzitter der Liberale Associatie, waar hij steeds toonde een man van strijd en volharding te wezen. Niet alleen op politiek, maar ook op kunstgebied was do Pecher werkzaam. Jaren lang oefende hij het ambt uit van voorzitter van den Cercle Artistiqne, waaraan hij onschatbare diensten wist te bewijzen, steeds met weergalooze eenvoudigheid en zedigheid. Berichten uit Engelschen oorsprong geven thans toe, dat het mislukken van sir Charles Evan Smith's zending bij het Marokkaansche hof niet aan Franscha intriges is te wijten. De sultan weigerde hat trac- taat te sluiten, omdat hij zich machteloos gevoelde tegenover die leden zijner omgeviug, die er tegen waren, wijl het een belangrijke toenadering tot Eu ropa en tot de beschaving beteekende. Nimmer is de macht van den sultan in Marokko geringer ge weest dan tegenwoordig. In zijn zwakheid waagt hij het niet den vijanden der Europeesche beschaving te weerstaan. Het feit dat er thans binnen zijn rijk reeds vijf of zes oproeren onder machtige stamhoof den zijn uitgebroken, ontnam hom den moed nog andere invloedrijke hovelingen te ontstemmen. Bovendien vreest de Marokkaansche regeering een uitbarsting van fanntisme bij het domme volk, wan neer een Britsch vice-consul was toegelaten op deu aanblik van de Britsche vlag boven het consulaats gebouw zou het gepeupel buiten zichzelve geraken, omdat het dit zou beschouwen als een ontheiliging van do stad Fez. Het religieuso element in Marokko de priesters en de fakirs toonen zich meer eu meer ontevreden over den sultan en zijn politiek en neigen steeds meer het oor naar de vrome leerstel lingen \an den Sonussi Mahdi, die openlijk in Sus en de nog naderbij gelegen provincie Garb verkon digt, dat de sultan een verachtelijk werktuig der Christenen is geworden Het toelateu vau oen Britsch consulaat zou on middellijk gevolgd zijn door de aanvrage van alle overige Europeesche mogendheden ter verkryging van hetzelfde privilegede sultan zou niet kunnen weigeren, maar de terugslag van deze aanwinst der Europeesche beschaving aan de kuststreken, zou zich onmiddellijk in het binnenland doen gevoelen, en dit ten koste van Moelei Hassan's souvereiue rechten Dalziel geeft uit Londen nog het volgende bericht Stanley is door het agentschap-Dalziel geïnter- vieuwd over den jongsten opstand der Arabieren en de bloedige voorvallen op liet gebied van dm Con- gostaat. Hij werpt de verantwoordelijkheid op de antisla- veruij-vereeniging. Hij heeft wat nu gebeurt, voor speld in zijn werk «Darkest Africa" eu gipst ten sterkste de wijze waarop deze vereeniging is te werk gegaan in het ontwerpen en samenstellen van expe- ditiëu. De Staat behoort het initiatief te nemen door het zenden van bijzondere missiën tot afschaffing vau den slavenhandel. Men bogaat, zeide hij, thans dezelfde fout als Gladstone, toen hij Gordon met zeven man tegen 50,000 man zond. Mdt betrekking tot Emin-packa liet hij zichaldu9 uitEmin is een geestdrijver hij gehoorzaamt niet aan do bovelen van Wismann, maar gaat naar eigen inzicht te werk. Zijn gezondheidstoestand is zeer slecht ea onder zijn volgelingen heerschen pokken. Eemin, verklaarde Stanley ten slotte, bezit goedo hoedanigheden, maar hoeft zijn loven versleten in eene nuttelooze taak. I N G E Z ON DEN. WelEdele Heer! Naar aanleiding van het ingezonden stukje in uw courant van eergisteren onderteekend door S. de Jong, ben ik zoo vrij UEd. beleefd te verzoeken onder staande regelen voor mij te willen plaatsen. Onbillijk is do Wet, die de ambtenaren in de gelegenheid stelt de benadering te doen zooals zij geschiedt, omdat zy zelf de voordeeler. in de zak steke» en de schatkist by de benadering van een beest 1 a 1 Va guldon kon prqfiteeren. Zoolang dus

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1892 | | pagina 2