Buiteolandscli Overzicht. paleis in het Noordeinde ontdaan van de verf, die de onderlaag van koper tot nu toe bedekte, welk koperen lijstwerk, thans fraai gepolijst, aan het voor front een geheel ander aanzien geeft. Ook heeft de hoofdingang tot de vorstelijke woning een verandering ondergaan in zoover de zij-ingangen thans door geheel afzonderlijk^ glasdeuren aan weers zijden zijn afgescheideu van den midden-doorgang uitsluitend ten gebruike van HH. MM. en te openen by groote gelegenheden. Voort» zijn thans in de vestibule de deuren die de bogen vulden, daaruit weggenomen, zoodat daar door de prachtige wit marmeren hoofdtrap een ware escalier d'honneur -moer vrij staat en de vestibule in al haar ruimte uitkomt. In de vergadering van den Geneeskundigen Raad ging een stem van afkeuring op'over het door een apo theker in don Haag verstrekken van cocaïne tot zooda nige hoeveelheid aan een dame, dat haar dood na het gebruik van die dosis is gevolgd. Het lid, dat dit geval ter sprake bracht, meende dat bedoelde apothe ker de patiënte had moeten verwgzen naar den tand meester, althans verplicht was geweest, haar te waar schuwen voor de gevolgeu van het gebruik eener zoodanige hoeveelheid. Er wareu echter geen termen tot vervolging, daar de apotheker gedekt was door eene schriftelijke aanvrage van het middel. Toch meende hij dit geval als eer. waarschuwend voorbeeld niet te mogen verzwijgen. Eergisteren heeft te Delft in de Stads Doelen de jaarlijksche algemeone vergadering plaats gehad van den Ned. Bond „Maatschappelijk Belang". Verte genwoordigd waren 9 afdeelingen, 2 correspondenten en 6 leden van hot hoofdbestuur, te zamen uitbren gende 105 stemmen. Na opening der vergadering door den voorzitter, don heer J. Nienhui», werd mededeeling gedaan van een ingekomen schrijven van den Minister van Waterstaat, dat by de in behandeling zijnde herziening van het algemeen re glement op de spoorwegen zal worden gelet op het indertijd ingediende adres omtrent een gewenschte herziening van het nachttarief. De voorzitter drong er bij de 'eden op aan, het Bondsorgaan, thans in administratie bij het hoofd bestuur, flink te steunen door abonnementen en ad- vertentiën. Tot leden van het hoofdbestuur werden benoemd de heoren J. Dollekamp te 's Gravenhage en P. A. Wilhelmy te Leeuwarden, in de plaats van de aftre dende heoren H. P. W. Bartelink en P. \au der Vaart, die bedankt hadden. Uit hot verslag omtrent den toestand en de werk zaamheden van den Bond over 189192 bleek, dat het ledental een weinig achteruitginghet is thans ruim 2400. De het-ren Passtoors, voorzitter van den R.-K. Volksbond, en Kater, voorzitter van „Patrimonium," hebben beiden instemming betuigd met het streven van den Bond. Als plaats, waar het volgend jaar de algemeone vergadering zal worden gohouden, werd Utrecht aan gewezen. Uit de rekening en verantwoording van den pen ningmeester, den heer J. J. Grootendorst, bleek, dat er een voordeelig saldo in kas was van 261.431/!. gomery. „O, die mannen Montgomery vroeg een nadere verklaring. „Welnu?" „Welnu, gij kunt het niet begrijpen, gij zijt er zelf een Mejuffrouw Offenburger, die met haar gazellenoogen eveneens markies De Solis opnam, vroeg lachend „Verbeeldde mijnheer zich dan, dat alle Ameri- kaansche dames zoo buitensporig zijn, als men er enkele ziet?" „Ja," zeide Sylvia. De markies boog: „Pardon, mevrouw. Voornamelijk in uw land, waar een jong meisje alleen de Vereenigde Staten kan doorreizen, zonder lastig gevallen te worden, heb ik eerbied geleerd voor het eerbiedwaardigste wat er in de wereld isde bevalligheid van een fat soenlijke vrouw." „Heel goed!" riep miss Eva lachend, „heel goed gezegd voor een Franschman!" „Voor een Iranschroan! Waar ziet dat Mohi- kaantje ons wel voor aan zeide dokter Fargeas tot Bernière. Deze glimlachte. „O! dat is heel eenvoudig! Zij ziet ons in het geheel niet aan Sylvia had bijna niets tot De Solis gezegd. Zij wilde evenwel een paar woorden tot hem richten, waardoor het tegenwoordige met al zijn rechten, zijn werkelijkheid en zijn plicht bekrachtigd werd. zonder Op voorstel der afdeeling Arnhem werd besloten, dat het hoofdbestuur, na een nauwkeurig onderzoek ingesteld te hebben bij graanhandelaren, grootu bakkers en bloemfabrikanten, zich zal wenden tot de Regeering, met het verzoek de inhoudsmaten voor droge waren af te schaffen. Don Haag stelde voor nogmaals een circulaire te richten aan importeurs, fabrikanten, grossiers, ma kelaars enz. in Nederland, evenals in 1889 is ge schied ook dit voorstel werd aangenomen. Daarna kwam aan de orde de bespreking der /raag: „Kan het hoofdbestuur de 1000, door de afdeelingen gestort voor do in 1890 uitgeschreven prgsvraag, bestemmen tot propagandakas, of zal er andermaal een prijsvraag moeten worden uitgeschre ven?" Na breedvoerige discussie besloot de ver gadering dit geld te bestemmen voor eeu propa gandakas. De behandeling van het concept-reglement met de wijzigingen van het hoofdbestuur eu de afdeelingen kwam daarna ter tafel. De voornaamste wijziging, die in art. 2, ora te schrappen, dn bepaling, dat de Bond „de verkeerde toepassing van het coöpera tieve stelsel zal bestrijden", werd verworpon57 stemmeu waren voor en 48 tegen deze wyziging maar voor een wijziging van het reglement is f/s der stommen noodig, zoodat het oude artikel ge handhaafd bleef. De overige voorstellen van het hoofdbestuur, ook die met betrekking tot het hou den van een jaarlijksch cougres na de algemeone vergadering, werden goedgekeurd. Het geheele reglementin stemming gebracht word dAarop met 90 tegen 15 stemmen goedge keurd. Het bekende advies der Kamer van Koophandel te Winschoten, om afschaffing der plakzegelbelasting, werd op voorstel van den heer Cohon van Leeuwar den in handen gesteld van het hoofdbestuur tot na dere behandeling. Aan het einde der vergadering bracht de heer Koch van Utrecht, onder algemeene instemming der aanwezigen, hulde aan den voorzitter en hg uitte deu weusch, dat de heer Nienhuis nog lang gospaard moge blyven als voorzitter van den Bond. De Nijl begint te «tijgen. Dit verschgnsel vertoont zich dit jaar zeer laat. Gewoonlijk begint de N|jl in het midden van Juni te rgzen. Er is eene legende, die op den nacht van deu 17 den Juni wijst. Deze nacht wordt genoemd de Leiiet en Nuchia. Volgens de legende valt er dan een druppel water uit den hemel, die de kracht bezit de wateren van den Ngl te doen zwellen. Alen verwacht dit jaar eeu zeer hoogen waterstand. De door den inspecteur van het geneeskundig staatstoezicht iu Zuid-Holland aan der. geneeskun digen raad van die provincie gedane mededeelingen betreffende den typhus te Scheveningen, luiden als volgt In de vorige vergaderiug deelde ik mede, dat de vlekttyphus te Scboreniugen in October bad opge houden evenwel slechts voor korten tijd. In het begin van November toch deden ,zich opnienw ge vallen voor in het Vredehofje (bloedpoort), waar de ziekte zich ook in deu zomer had vertoond. In de tweede helft van November werd de ver- dienstelijko geneesheer dr. J. van der Mandele, daar besmet, het slachtoffer van zijn menschlievend streven. hot dierbare, gewijde verleden uit te wisschen en j met een klankvol teederen eerbied in bet woord, i mijn man, zeide zij tot De Solis: I „Mgn man had gelgk met te zeggen, datgjjdub- I bel welkom zoudt zgn in zgu huis, mgnheer De Solis. Na u in mijns vaders huis ontvangen te heb ben, zal het mij aangenaam zijn u ten mijnent te ontvangen.... als...." „Als vroeger!" zeide George, wiens keel dichtge- snoerd werd. Mevrouw Montgomery kon niet nalaten een heel zacht hum! te laten hoorendat als een kuchje klonk. Sylvia ging snel zitten, alsof zij zou vallen en Norton ging naar haar toe en vraagde baar of haar iets scheelde. Maar Sylvia scheelde niets. „Niets, ik verzeker bet u. Een weinig hoofdpijn... De zon, van middag „Wilt gij niet eens op hot balkon ern luchtje scheppen Maar ik verzeker u, dat gij ongesteld zijt. Gij hebt (1e koorts!" Hij had haar hand aangeraakt. Sylvia begon te lachen. „Ik? de koorts? Ik? Wat dunkt u (harvan dokter?" Zij stak Fargeas haar pols toe. „Mijnheer Norton heeft gelijk, mevrouw," zeide de dokter, „eu een weinig rust „Ik gevoel mij beter dan ooit! De koorts? Nu, dan heb ik die te Trouvillo gekregen. Ik zou liefst maar weer vertrekken van hier." Toon ontwikkelde de ziekte zich tot eene huis- epidemie (8 lijders in eene zeor bekrompen woning) eu tot eene buurtepidemie, daar versoheiden bewoners van dat hofje tegelijkertijd werden aangetast. Bo vendien vertoonde do typhus zich in vier verschil lende gedeelten var het dorp. Een onderzoek in loco overtuigde rag van de noodzakelijkheid, ora het gevaarlijke brandpunt vnu besmetting zoo spoedig mogelijk to doen ontruimen, en do bewoners te doen opnemen in oen of moer lokalen der gemeente, of van gemeentewege te huren. Intussohen zouden de besmette woningen degelgk kunnen worden ontsmet. In een onderhoud met den burgemeester, op 27 Nov., drong ik, met het oog op den zoor besmet- telijken vorm van vlektypbus, aan op het spoedig nemen van de bedoelde maatregelen en stelde mij den geheelen dag hiertoe ter zijner beschikking. De burgemeester moest echter de zaak overwegen, en Zeide mij spoedig antwoord toe. Tot mijn leedwezen vernam ik deu volgeuden dag, uit eeu schrijven van den heer secretaris, onmens Burg en Weth., dat de gemeente te Scheveningen voor dat dooi geen lokaal beschikbaar had. Door dezen gang vau zaken werd mondeling over leg, zoo gewenscht in spoedeischende gevallen, ver der buiten gesloten. Ik gaf daarom onmiddellijk schriftelijk in over weging, spoedig in de behoefte aan eene verplaats bare barak te voorzien, ter verpleging van lijders, die niet naar het ziekenhuis te 's-Gravenhage kon den of wenschten te worden vervoerd, of tor opne ming van een besmot gezin, ten einde de woningen deugdelgk te kunnen outsmetten. De correspondentie daarover gaf uit den aard der zaak, aanleiding tot herhaald misverstand, tot dat eindelgk eene vaste barak van steen eu hout ia het duin werd opgericht, waarbij ik mij ten slotte, on der voorbehoud van nadere regeling voor het ver volg, neöriegde. Reeds in m|jn eerste brieven wees ik den burge meester op de noodzakelijkheid vnn het zooveel mogelgk tegengaau van het noodeloos in- eu uitloo- peu der besmette woningen, door buren enz., met aanhaling van het slot van art. 8 der wet van 4 December 1872 (Stbl. no. 134), dat in vele andere gemeenten van ons land, door plaatsing van een politiebeambte bij den ingang der besmette woning, ter waarschuwing, met goed gevolg werd toegepast. Hierop werd geantwoord dat mijn advies ter ken nis van den hoofd-commissaris der politie was ge bracht, zonder dat mij is gebleken, dat iets iu die richtiug is verricht. Wel werden op mijn verzoek de ingezetenen bij publicatie op het bedoeld art. 8 gewezen, zonder dat tegen de overtreding van het verbod werd gewaakt. Toen mij bleek, dat hot hoofd van een besmet gezin den patroon van z|jn werkplaats bad besmet, met doodelijk gevolg, en dat een ander hoofd van een besmet gezin in dienst van de gemeente was, gaf ik in overweging dezen persoon en alle andere personen uit besmette gezinnen niet meer iu dienst der gemeente te houden (ni. zoolang do besmetting duurt). Het antwoord luidde dat burgemeester en wethou ders gemeend hebben, daartoe niet te moeten overgaan. Een ander hoofd van een besmet gezin te Sche veningen was een geruimen tijd werkzaam aan de gasfabriek te 's Gravenhage. „Vertrekken?" vroeg Liliane. Norton schudde het hoofd. „Wij zullen vertrekken, mijn lieve Sylvia..., als de dokter bet goedvindt.... Zoodra gij beter z|jt! Maar denk eens aan do zeereis en wat g|j toen uitgestaan hebt.... De dokter zal u niets wijs maken bij ia de eenige, die u verlof kan geven om het oude Europa te verlaten." „Beter!" dacht Sylvia wier blik onbewust George de Solis zocht, die onder de lamp met miss Eva en juffrouw Offenburger stond te praten. Miss Eva herinnerde De Solis spottend wat hij tot Norton gezegd had over Amerika en de Amerikaanscho meisjes en vraagde hem laohend „Gij schijnt niet veel van ons te houden, mijnheer?" „Mejuffrouw.../' „O, gij zijt vrijGij moogt denken wat gij wiit over de Amerikaanscho dames, ik vind uwe Parisi- ennes allerliefst, ik begrijp best, dat men ze boven alle vrouwen verkiest. Én toch ben ik door en door patriotisch gezindAmerika boven alles ter wereld Behalve Parijs. Nietwaar jaffnuw Hélène?" „O 1" zeide juffrouw Offenburger zeor ernstig, „dat kan er naar zijn.... Parijs schijnt mij een stad tee, waar weinig.... belangrijks behandeld wordt!" „Ah bah!" riep Bernière. Liliane, die van verre do heiligschennis hoorde, snelde toe ter verdediging van Parijs, van Parijs dat Amerika zoo vroolijk veroverd had. Wordt vervolgd.) Uit de handelingen van den gemeenteraad te 's Gra venhage bleek mij dat door eene commissie, benoemd om een onderzoek in te stellen naar de bewoon baarheid van «eutal woningen iu hetzg. hofje „Vre dehof" en het zg. hofje van Heymaus, een verslag was uitgebracht. Ik verzocht den burgemeester en wethouders, mij een ufschrift van dat verslag te doen toekomen. Het antwoord luidde, na eene uiteenzetting van deu inhoud der verordering op dit stuk, dat „ouder „deze omstaudi'gheden zij nu tot hun leedwezen „geene vrijheid vonden, om te voldoen aan mijn „verzoek." Met doze afwijkende beschikking worden Gedepu teerde Staten door mij in kennis gesteld. Toon do gemeente-geneeskundige in zijne pogin gen om de lijders naar de barak of het ziekenhuis te doen vervoeren, meer en meer tegenkanting onder vond, gaf ik het gemeentebestuur in overweging dien arts in zijn streven krachtig te steunen en zooveel mogelijk, ook door tusschonkomBt van het burgerlijk urmbestuur, do evaeuatie te bevorderen, echter zonder tanig gevolg. En toch was de arts soms niet in staat de Jijders, die van gemeentewege werden verpleegd, in de be krompen overbevolkte krotten behoorlijk te verzorgen, en moest zich tevens meer aan besmetting bloot stellen. Reeds een geueeskundige was hiervan het slacht offer. Zijn opvolger, de arts A. de Niet Mz. werd later ook aangetast. Deze liet zich, nadat hij zoovelen zijner lijders vruchteloos had trachten te overreden tot het vervoer naar eeue ziekeniurichting, opnemen in het ziekenhuis te 's Gravenhage en voegde hier de daad bij het woord eene daad, die lof verdient te meer, omdat familie-omstandigheden daartegen ook nog bezwaren in den weg legden. Gedurende de epidemie liet de afvoeï van vuil, do ontsmetting van riolen enz. iu de besmette buur ten nog te wenschen over. Waar dit geschiedde werd er niet voldoende de hand aan gehoudeu. Overigens werd de ontsmetting, na afloop van elk geval, overeenkomstig de bestaande voorschriften verricht. Het bleek echter, /ooals te verwachten was, dat door deze halve maatregelen de epidemie wel binnen zekere perken kon worden bepaald, maar niet bedwongen; oen toestand welke tot half April voortduurde. Toen begon hot belang der groote ondernemingen (hotels, tentoonstellingen enz.), bij het naderen van het badseizoen, op den voorgrond te ireden. De besturen dezer traden met mij in overleg omtrent de middelen, waardoor de epidemie het spoedigst kon worden bedwongen- Dientongevolge werd door mij te Scheveningon eene bgcenkomst samengeroepen van de te 's-Gra- venhage wonende geneeskundige leden van den ge neeskundigen Raad voor Zuid-Holland, de genees kundigen te Soheveningeu, de hoofden der groote ondernemingen te Scheveningen en den arm verzorger Job Taal aldaar. Het gevolg van de langdurige besprekingen was, dat allen het onmiddellijk vervoer van lijders naar de barak zouden bevorderen; dat uit de fondsen der groote ondernemingen de achter blijvende zouden worden te gemoet gekomen, eveh- als de personen, die van hun werk te huis bleven, ten einde de verspreiding der ziokte langs dien weg te voorkomen. Een en andor met het guustig gevolg, dat daarna alle liicuwe gevallen onmiddellijk naar barak of ziekenhuis zgu vervoerd, dat reeds den 6en Mei de ziekte als niet meer epidemisch heerschend kon worden |verklaard, en den 27en Juni de laatste typhuslijder de barak heeft verlaten. De uitgaven bedroegen circa J 300. De briefwisseling met den burgemeester en het gemeentebestuur wordt ter inzage der leden ter tafel gebracht. Do tallooze bezoeken gedurende de epidemie te Scheveningen gebracht, hebben mij de overtuiging gegeven, dat dit dorp door zijne opeengehoopte be volking in bekrompen, ongezonde woningeu, door de onvoldoende rioleering eu bet gebrek aan goed drink water in de dichst bevolkste buurten, meer en meer een broeinest wordt voor besmettelijke ziekten niet alleen, maar tevens het gevaar oplevert voor het en demisch worden van sommige dezer ziekten, en dat onverwijlde voorziening in deze toestanden een drin gende eisch is van het oogenblik. Een Engel8chman, de heer E. H. Barker, deelt in het Augustusnummer van do Temple Bar eenige bijzonderheden mede over Roquefort en de beroemde Roquefortsehe kaas. De Fransche 9tad Roquefort, gelegen in een der Rouergue-distrioten, is rijk geworden door deze kaas, maar zij hooft tevens veel van haar schilderachtige schoonheid door den kaashandel vendoren. Groote, hooge, vierkante huizen, hebben de fraaie ouderwet- sche woningen voor een gedeelte vervangen. Het is een vreemd gezicht, iu dit tusschen heuvelland verscholen plaatsje, in plaats van lage woningen niets dan huizen met drie of meer verdiepingen te zien. Al deze huizen hebben kelders, die tot eeu ontzaglijke diepte uitgehouwen z|jn. Die kelders dienou tot bergplaatsen der kaas. Zij zijn volmaakt droog eu hebben een standvastige temperatuur van 8° Celsius. Wil de kaas haar ouden roem handhaven, dan dient zij, voordat zij de wijde wereld ingaat, eenigen tijd hier in deze kelders bewaard te worden. De vraag naar Roquefortsche kaas is echter tegenwoor dig zoo groot, dat do t|jd gedurende welken men de kaas in de kelders laat liggen, steeds meor en meer inkrimpt. De kaashandelaars zorgen er echter voor, dat de kaas, die niet in de kelders gelegen heeft, toch de beschimmelde groene plokken vertoont als die welke tijden in het onderaarsch verblijf heeft doorgebracht. Zij maken die plekken in de kaas door bij de bereiding de gestremde melk of wron gel, met fijn gestampte broodkorsten te vermengen. Er wordt ook wel eens verteld, dat men ten einde deze groene plekken te vorkrijgen koperen spelden in de kaas steekt en deze daar eenigen tijd laat in zitten. Deze 'bewering schijnt echter onwaar te wezen. Drie jonge dames van 16 tot 18 jaar stonden dezer dagen te Weenen terecht wegens diefstal van rozen van een kerkhof. De jonge schoonen prostes teerden ten sterkste tegen de beschuldiging van diefstal en erkenden onder veel tranen, dat zij des nachts rozen van het kerkhof haddeu geplukt om die op het hart te loggen. Een kaartlegster had haar dit aangeraden, verzekerende dat zij dan ge lukkig zouden trouwen, want „Friedhofrosen bei Nacht Habeu immer Glück gebracht." De rechter erkende, dat het boos opzet niet was gebleken en sprak de beschuldigden vrij. De heer Magnard deelde dezer dagen in de ligaro zijn raeening mede over het Fransche presidentschap. Hoe hij denkt over do herkiezing van deu heer Caruot Wel, de heer Magnard oordeelt, dat een president in Frankr|jk vr|j overbodig is. De functtën, (lie de president waarneemt, kunnen zonder eenige vrees voor de zwaren druk nog ge rust op de schouders van den minister-presideut gelegd worden. Wat zijn eigenlijk deze functiën Ten eerste, zoo nu en dan gjfatie aan veroordeelden verleenen. Ten tweede, vreemde gezanten ontvangen en ciit gebeurt in Frankrijk slechts twee-of driemaal per jaar. Ton derde, zich het genoegen getroosten des winters op het Elysee te wonen eu des zomers te Fontaiaebleau. Ten vierde, een salaris ontvangen van 600,000 gulden og het genot te hebben van in een eigen spoorwegwaggon tochtjes door Frankrijk te maken. Eigenlijke politieke daden mag de president niet verrichten. Zoo is een besluit van hem slcobts gel dig, indien het raedegeteekend is door den betrok ken Minister. Wel kan h|j de Kamers verzoeken nogmaals een wet in beraad te nemen, die reeds aangenomen is, maar van dit recht heeft men nog nimmer gebruik gemaakt. Deed men dit, dan zou een parlementaire crisis stellig volgen eu de presi dent zou aan het kortste eind trekken. Het moet gezegd worden, d$t de heer Carnot zich streng houdt aan de grenzen welke de grondwet hem aanwijst, maar het zou hem ook zeer moeieljjk vallen dat niet te doen. Men zou een jaarlijkschen president kunnen nemen evenals men in Zwitserland doet. De zaken gaan er daar niet slechter om. Zwitserland is bijna een model-republiek. Het zou een uitstekend werk wezen, indien men deze schijn-monarchie, welke men het presidentschap noemt, en die waardigheid noch vastheid heeft, afschafte. In de vorige maand wilden eenige jongens te Niéuw-Amsterdam, uit school komende, iu een over- zetbak het kanaal overstreken. Een 9-jarige jongen viel er uit en zonk. Dit geschiedde op nog geen twee meter afstand van den wal, waar het kanaal niet dieper is" dan één meter. De arbeider R. O., 33 jareu oud, kwam er met zijn kruiwagen langs, doch stak geen hand uit om deu spartelenden jongen, die nog een handje boven water hield, te redden. En toen men hem van den overkant toeriep, hulp te verleenen, antwoordde hij„Ik verd het, ik wil niet verzuipenDoor anderon, die ijlings kwamen toeloopen, uit het water gehaald, was het kind reeds dood. Misschien voor het eerst sedert de invoering van het nieuwe Strafwetboek werd, ten gevolge van dit voorval, een beroep gedaan op art. 450, waarbij straf bedreigd wordt tegen het niet verleenen van hulp aan eeu in gevaar verkeerende, wanneer dit zonder eigen levensgevaar kan geschieden. De ambtenaar vnn het O. M. bij het Kantonge recht te Ommen, waarvoor R. O. terecht stond, rar. J. FHofstede, herinnerde, dat bij de behandeling in de Tweede Kamer dit artikel was bestreden als onnoodig, omdat wel niemand hier te lande zoo hard vochtig zou zijnen zoo al, dan behoorde men hem liever niet rechterlijk te straffen, maar over te lat*n aan de verontwaardiging van het publiek. Thans was wel ter dege het nut van het artikel gebleken. Hij eischte tegen den beklaagde het maximum der straf, 3 maanden hechtenis. Uitspraak 18 dezer. In de Donderdag te 's-Gravenhage gehouden verga dering van don geneeskundigen raad van Zuid- Holland heeft de inspecteur op verzoek medegedeeld dat in de vergadering, door de inspecteurs gehouden met den minister van binnenlandsche zaken, de quaestie van een eventueel uitbreken der cholera in ons land grondig is bezien en eventueele maatregelen besproken zijn. Hij voegde er bij dat men daaromtrent gerust kan zijn. Over den Dinsdagavond overleden dr. Matthias (1e Vries, een der sieraden van de Leidsche hooge- school, schrijft het Leidsche Dagblad. De Vries was inderdaad in vele opzichten het type van een Leidsch professor en geleerdehij leefde met zijn geheele hart in en voor zijn ambt en zijn vak. Zijne werkkracht was, vooral in vroeger jaren, zeer groot; nog grooter zijn liefde en geestdrift voor onze taalstudie, voor onze moedertaal en voor het vaderland. Daardoor heeft hij zeer veel tot stand gebracht, en tot nog meer den eersten stoot gegeveu. De uitbreiding en hervorming van de vaderlandsche taalstudie als academisch studievak, en hetgeen daarop de kroon zette: het doctoraat in de Nederiaudsche letteren is zijn werk geweest. Wat zijn eigenlijken wetenschappelijken arbeid betreft, noch eene poging tot weerdoering, noch eene bloote opsomming zou hier voegenalleen zij gewezen op het doorzicht en den tact, noodig om op 30- jarigen leeftijd een uitgewerkt ontwerp voor een nationaal en wetenschappelijk woordenboek samen te stellen, en op den moed, de veerkracht eu het zelf vertrouwen, vereischt om die reuzentaak op zich te nemen naast zijn toen nog zeer zwaar professoraat en zijn Middel-Noderlandsch woordenboek. Die energie, dat vertrouwen in de zaak, die hij voorstond, heeft hem, misschien nog meer dan z|jne groote kennis en zijne degelijke wetenschap, gemaakt tot den stichter der Nederlandsche philologie. Hij niet alleen, maar toch hij in de eerste plaats, heeft de 3tudie der Nederlandsche taal tot een weten schap verheven eu voor die wetenschap eene plaats geëischt eu veroverd aan onze hoogescholen naast de klassieke en de Oostersche philologie. Warm vereerder en volgeling van Jacob Grimm heeft bij, zonder zijn Hollandschen aard te verloochenen, dien9 methode hier te lande ingevoerd en een school gesticht: alle beoefenaars der Nederlandsche taal studie, ook al zijn zij niet in den eigenlijken zin zijne leerlingen, en al verschillen z|j in richting en opvat ting soms vrij wat van hem, eeren hem als den Nestor en als hun aller voorganger. Zijn besten en gelukkigsten tijd heeft De Vries zeker tusschen 1850 en 1880 gehad: iu zijn laatste levensjaren is hij zwaar beproefd door sterfgevallen in zijn huisgezin. Toen hij voor twee jaar zijn laatste ambtsfeest, zijn veertigjarig professoraat, vierde, deed het al wie hem kenden goed hem nog eens, voor 't laatst, in zijne kracht te zien, dankbaar voor de welverdiende hulde, die hem vau verschillende zijden werd bewezen. Doch dit was sleehts eeue korte op flikkering; niet zonder moeite gaf h|j nog twee jaar college en voltooide nog eene aflevering van het woordenboek; na het nederleggen van zgn professoraat bleek zijne kracht geheel gebroken. Vele zijner naaste betrekkingen zgn hem voor gegaan in het graf; gelukkig dat de avond zijns levens, in menig opzicht eenzaam, door de trouwe zorg en liefde zijner huisgenooten en zijner vrienden verhel derd is. In de annalen der Leidsche hoogeschool eu der Nederlandsche taalwetenschap zal zijn naam eene eerste plaats bekleeden. Nu de uitslag der herstemmingen voor de Fransche Algemeenen Raden is afgeloopeu, blijken te z|jn gokozen 1186 republikeinen, 224 conservatieven en 26- con- stitutionoelen. De republikeinen wonnen in het «re- heel 195 zetels. De Algémeene Raden tellen in het geheel 2853 leden, nl. 2158 republikeinen, 669 con servatieven en 26 constitutioneelen. De besprekingen der Duitsohe en Russische ver tegenwoordigers over eene toenadering, betreffende

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1892 | | pagina 2