Buiteolandscli Overzicht.
paleis in het Noordeinde ontdaan van de verf, die
de onderlaag van koper tot nu toe bedekte, welk
koperen lijstwerk, thans fraai gepolijst, aan het voor
front een geheel ander aanzien geeft.
Ook heeft de hoofdingang tot de vorstelijke woning
een verandering ondergaan in zoover de zij-ingangen
thans door geheel afzonderlijk^ glasdeuren aan weers
zijden zijn afgescheideu van den midden-doorgang
uitsluitend ten gebruike van HH. MM. en te openen
by groote gelegenheden.
Voort» zijn thans in de vestibule de deuren die
de bogen vulden, daaruit weggenomen, zoodat daar
door de prachtige wit marmeren hoofdtrap een
ware escalier d'honneur -moer vrij staat en de
vestibule in al haar ruimte uitkomt.
In de vergadering van den Geneeskundigen Raad
ging een stem van afkeuring op'over het door een apo
theker in don Haag verstrekken van cocaïne tot zooda
nige hoeveelheid aan een dame, dat haar dood na het
gebruik van die dosis is gevolgd. Het lid, dat dit
geval ter sprake bracht, meende dat bedoelde apothe
ker de patiënte had moeten verwgzen naar den tand
meester, althans verplicht was geweest, haar te waar
schuwen voor de gevolgeu van het gebruik eener
zoodanige hoeveelheid. Er wareu echter geen termen
tot vervolging, daar de apotheker gedekt was door
eene schriftelijke aanvrage van het middel. Toch
meende hij dit geval als eer. waarschuwend voorbeeld
niet te mogen verzwijgen.
Eergisteren heeft te Delft in de Stads Doelen de
jaarlijksche algemeone vergadering plaats gehad van
den Ned. Bond „Maatschappelijk Belang". Verte
genwoordigd waren 9 afdeelingen, 2 correspondenten
en 6 leden van hot hoofdbestuur, te zamen uitbren
gende 105 stemmen. Na opening der vergadering
door den voorzitter, don heer J. Nienhui», werd
mededeeling gedaan van een ingekomen schrijven
van den Minister van Waterstaat, dat by de in
behandeling zijnde herziening van het algemeen re
glement op de spoorwegen zal worden gelet op het
indertijd ingediende adres omtrent een gewenschte
herziening van het nachttarief.
De voorzitter drong er bij de 'eden op aan, het
Bondsorgaan, thans in administratie bij het hoofd
bestuur, flink te steunen door abonnementen en ad-
vertentiën.
Tot leden van het hoofdbestuur werden benoemd
de heoren J. Dollekamp te 's Gravenhage en P. A.
Wilhelmy te Leeuwarden, in de plaats van de aftre
dende heoren H. P. W. Bartelink en P. \au der
Vaart, die bedankt hadden.
Uit hot verslag omtrent den toestand en de werk
zaamheden van den Bond over 189192 bleek, dat
het ledental een weinig achteruitginghet is thans
ruim 2400.
De het-ren Passtoors, voorzitter van den R.-K.
Volksbond, en Kater, voorzitter van „Patrimonium,"
hebben beiden instemming betuigd met het streven
van den Bond.
Als plaats, waar het volgend jaar de algemeone
vergadering zal worden gohouden, werd Utrecht aan
gewezen.
Uit de rekening en verantwoording van den pen
ningmeester, den heer J. J. Grootendorst, bleek, dat
er een voordeelig saldo in kas was van 261.431/!.
gomery. „O, die mannen
Montgomery vroeg een nadere verklaring.
„Welnu?"
„Welnu, gij kunt het niet begrijpen, gij zijt er
zelf een
Mejuffrouw Offenburger, die met haar gazellenoogen
eveneens markies De Solis opnam, vroeg lachend
„Verbeeldde mijnheer zich dan, dat alle Ameri-
kaansche dames zoo buitensporig zijn, als men er
enkele ziet?"
„Ja," zeide Sylvia.
De markies boog:
„Pardon, mevrouw. Voornamelijk in uw land,
waar een jong meisje alleen de Vereenigde Staten
kan doorreizen, zonder lastig gevallen te worden,
heb ik eerbied geleerd voor het eerbiedwaardigste
wat er in de wereld isde bevalligheid van een fat
soenlijke vrouw."
„Heel goed!" riep miss Eva lachend, „heel goed
gezegd voor een Franschman!"
„Voor een Iranschroan! Waar ziet dat Mohi-
kaantje ons wel voor aan zeide dokter Fargeas tot
Bernière.
Deze glimlachte.
„O! dat is heel eenvoudig! Zij ziet ons in het
geheel niet aan
Sylvia had bijna niets tot De Solis gezegd. Zij
wilde evenwel een paar woorden tot hem richten,
waardoor het tegenwoordige met al zijn rechten, zijn
werkelijkheid en zijn plicht bekrachtigd werd. zonder
Op voorstel der afdeeling Arnhem werd besloten,
dat het hoofdbestuur, na een nauwkeurig onderzoek
ingesteld te hebben bij graanhandelaren, grootu
bakkers en bloemfabrikanten, zich zal wenden tot
de Regeering, met het verzoek de inhoudsmaten
voor droge waren af te schaffen.
Don Haag stelde voor nogmaals een circulaire te
richten aan importeurs, fabrikanten, grossiers, ma
kelaars enz. in Nederland, evenals in 1889 is ge
schied ook dit voorstel werd aangenomen.
Daarna kwam aan de orde de bespreking der
/raag: „Kan het hoofdbestuur de 1000, door
de afdeelingen gestort voor do in 1890 uitgeschreven
prgsvraag, bestemmen tot propagandakas, of zal er
andermaal een prijsvraag moeten worden uitgeschre
ven?" Na breedvoerige discussie besloot de ver
gadering dit geld te bestemmen voor eeu propa
gandakas.
De behandeling van het concept-reglement met de
wijzigingen van het hoofdbestuur eu de afdeelingen
kwam daarna ter tafel. De voornaamste wijziging,
die in art. 2, ora te schrappen, dn bepaling, dat de
Bond „de verkeerde toepassing van het coöpera
tieve stelsel zal bestrijden", werd verworpon57
stemmeu waren voor en 48 tegen deze wyziging
maar voor een wijziging van het reglement is f/s
der stommen noodig, zoodat het oude artikel ge
handhaafd bleef. De overige voorstellen van het
hoofdbestuur, ook die met betrekking tot het hou
den van een jaarlijksch cougres na de algemeone
vergadering, werden goedgekeurd.
Het geheele reglementin stemming gebracht
word dAarop met 90 tegen 15 stemmen goedge
keurd.
Het bekende advies der Kamer van Koophandel
te Winschoten, om afschaffing der plakzegelbelasting,
werd op voorstel van den heer Cohon van Leeuwar
den in handen gesteld van het hoofdbestuur tot na
dere behandeling.
Aan het einde der vergadering bracht de heer
Koch van Utrecht, onder algemeene instemming der
aanwezigen, hulde aan den voorzitter en hg uitte
deu weusch, dat de heer Nienhuis nog lang gospaard
moge blyven als voorzitter van den Bond.
De Nijl begint te «tijgen. Dit verschgnsel vertoont
zich dit jaar zeer laat. Gewoonlijk begint de N|jl
in het midden van Juni te rgzen. Er is eene legende,
die op den nacht van deu 17 den Juni wijst. Deze
nacht wordt genoemd de Leiiet en Nuchia. Volgens
de legende valt er dan een druppel water uit den
hemel, die de kracht bezit de wateren van den Ngl
te doen zwellen. Alen verwacht dit jaar eeu zeer
hoogen waterstand.
De door den inspecteur van het geneeskundig
staatstoezicht iu Zuid-Holland aan der. geneeskun
digen raad van die provincie gedane mededeelingen
betreffende den typhus te Scheveningen, luiden als
volgt
In de vorige vergaderiug deelde ik mede, dat de
vlekttyphus te Scboreniugen in October bad opge
houden evenwel slechts voor korten tijd. In het
begin van November toch deden ,zich opnienw ge
vallen voor in het Vredehofje (bloedpoort), waar
de ziekte zich ook in deu zomer had vertoond.
In de tweede helft van November werd de ver-
dienstelijko geneesheer dr. J. van der Mandele, daar
besmet, het slachtoffer van zijn menschlievend streven.
hot dierbare, gewijde verleden uit te wisschen en
j met een klankvol teederen eerbied in bet woord,
i mijn man, zeide zij tot De Solis:
I „Mgn man had gelgk met te zeggen, datgjjdub-
I bel welkom zoudt zgn in zgu huis, mgnheer De
Solis. Na u in mijns vaders huis ontvangen te heb
ben, zal het mij aangenaam zijn u ten mijnent
te ontvangen.... als...."
„Als vroeger!" zeide George, wiens keel dichtge-
snoerd werd.
Mevrouw Montgomery kon niet nalaten een heel
zacht hum! te laten hoorendat als een kuchje
klonk. Sylvia ging snel zitten, alsof zij zou vallen
en Norton ging naar haar toe en vraagde baar of
haar iets scheelde.
Maar Sylvia scheelde niets.
„Niets, ik verzeker bet u. Een weinig hoofdpijn...
De zon, van middag
„Wilt gij niet eens op hot balkon ern luchtje
scheppen Maar ik verzeker u, dat gij ongesteld zijt.
Gij hebt (1e koorts!"
Hij had haar hand aangeraakt. Sylvia begon te
lachen.
„Ik? de koorts? Ik? Wat dunkt u (harvan dokter?"
Zij stak Fargeas haar pols toe.
„Mijnheer Norton heeft gelijk, mevrouw," zeide
de dokter, „eu een weinig rust
„Ik gevoel mij beter dan ooit! De koorts? Nu,
dan heb ik die te Trouvillo gekregen. Ik zou liefst
maar weer vertrekken van hier."
Toon ontwikkelde de ziekte zich tot eene huis-
epidemie (8 lijders in eene zeor bekrompen woning)
eu tot eene buurtepidemie, daar versoheiden bewoners
van dat hofje tegelijkertijd werden aangetast. Bo
vendien vertoonde do typhus zich in vier verschil
lende gedeelten var het dorp. Een onderzoek in
loco overtuigde rag van de noodzakelijkheid, ora het
gevaarlijke brandpunt vnu besmetting zoo spoedig
mogelijk to doen ontruimen, en do bewoners te doen
opnemen in oen of moer lokalen der gemeente, of
van gemeentewege te huren.
Intussohen zouden de besmette woningen degelgk
kunnen worden ontsmet.
In een onderhoud met den burgemeester, op 27
Nov., drong ik, met het oog op den zoor besmet-
telijken vorm van vlektypbus, aan op het spoedig
nemen van de bedoelde maatregelen en stelde mij
den geheelen dag hiertoe ter zijner beschikking. De
burgemeester moest echter de zaak overwegen, en
Zeide mij spoedig antwoord toe. Tot mijn leedwezen
vernam ik deu volgeuden dag, uit eeu schrijven van
den heer secretaris, onmens Burg en Weth., dat de
gemeente te Scheveningen voor dat dooi geen lokaal
beschikbaar had.
Door dezen gang vau zaken werd mondeling over
leg, zoo gewenscht in spoedeischende gevallen, ver
der buiten gesloten.
Ik gaf daarom onmiddellijk schriftelijk in over
weging, spoedig in de behoefte aan eene verplaats
bare barak te voorzien, ter verpleging van lijders,
die niet naar het ziekenhuis te 's-Gravenhage kon
den of wenschten te worden vervoerd, of tor opne
ming van een besmot gezin, ten einde de woningen
deugdelgk te kunnen outsmetten.
De correspondentie daarover gaf uit den aard der
zaak, aanleiding tot herhaald misverstand, tot dat
eindelgk eene vaste barak van steen eu hout ia het
duin werd opgericht, waarbij ik mij ten slotte, on
der voorbehoud van nadere regeling voor het ver
volg, neöriegde.
Reeds in m|jn eerste brieven wees ik den burge
meester op de noodzakelijkheid vnn het zooveel
mogelgk tegengaau van het noodeloos in- eu uitloo-
peu der besmette woningen, door buren enz., met
aanhaling van het slot van art. 8 der wet van 4
December 1872 (Stbl. no. 134), dat in vele andere
gemeenten van ons land, door plaatsing van een
politiebeambte bij den ingang der besmette woning,
ter waarschuwing, met goed gevolg werd toegepast.
Hierop werd geantwoord dat mijn advies ter ken
nis van den hoofd-commissaris der politie was ge
bracht, zonder dat mij is gebleken, dat iets iu die
richtiug is verricht. Wel werden op mijn verzoek
de ingezetenen bij publicatie op het bedoeld art. 8
gewezen, zonder dat tegen de overtreding van het
verbod werd gewaakt.
Toen mij bleek, dat hot hoofd van een besmet
gezin den patroon van z|jn werkplaats bad besmet,
met doodelijk gevolg, en dat een ander hoofd van
een besmet gezin in dienst van de gemeente was,
gaf ik in overweging dezen persoon en alle andere
personen uit besmette gezinnen niet meer iu dienst
der gemeente te houden (ni. zoolang do besmetting
duurt).
Het antwoord luidde dat burgemeester en wethou
ders gemeend hebben, daartoe niet te moeten overgaan.
Een ander hoofd van een besmet gezin te Sche
veningen was een geruimen tijd werkzaam aan de
gasfabriek te 's Gravenhage.
„Vertrekken?" vroeg Liliane.
Norton schudde het hoofd.
„Wij zullen vertrekken, mijn lieve Sylvia..., als
de dokter bet goedvindt.... Zoodra gij beter z|jt!
Maar denk eens aan do zeereis en wat g|j toen
uitgestaan hebt.... De dokter zal u niets wijs maken
bij ia de eenige, die u verlof kan geven om het
oude Europa te verlaten."
„Beter!" dacht Sylvia wier blik onbewust George
de Solis zocht, die onder de lamp met miss Eva en
juffrouw Offenburger stond te praten. Miss Eva
herinnerde De Solis spottend wat hij tot Norton gezegd
had over Amerika en de Amerikaanscho meisjes en
vraagde hem laohend
„Gij schijnt niet veel van ons te houden, mijnheer?"
„Mejuffrouw.../'
„O, gij zijt vrijGij moogt denken wat gij wiit
over de Amerikaanscho dames, ik vind uwe Parisi-
ennes allerliefst, ik begrijp best, dat men ze boven
alle vrouwen verkiest. Én toch ben ik door en
door patriotisch gezindAmerika boven alles ter
wereld Behalve Parijs. Nietwaar jaffnuw Hélène?"
„O 1" zeide juffrouw Offenburger zeor ernstig, „dat
kan er naar zijn.... Parijs schijnt mij een stad tee,
waar weinig.... belangrijks behandeld wordt!"
„Ah bah!" riep Bernière.
Liliane, die van verre do heiligschennis hoorde,
snelde toe ter verdediging van Parijs, van Parijs dat
Amerika zoo vroolijk veroverd had.
Wordt vervolgd.)
Uit de handelingen van den gemeenteraad te 's Gra
venhage bleek mij dat door eene commissie, benoemd
om een onderzoek in te stellen naar de bewoon
baarheid van «eutal woningen iu hetzg. hofje „Vre
dehof" en het zg. hofje van Heymaus, een verslag
was uitgebracht. Ik verzocht den burgemeester en
wethouders, mij een ufschrift van dat verslag te doen
toekomen.
Het antwoord luidde, na eene uiteenzetting van
deu inhoud der verordering op dit stuk, dat „ouder
„deze omstaudi'gheden zij nu tot hun leedwezen
„geene vrijheid vonden, om te voldoen aan mijn
„verzoek."
Met doze afwijkende beschikking worden Gedepu
teerde Staten door mij in kennis gesteld.
Toon do gemeente-geneeskundige in zijne pogin
gen om de lijders naar de barak of het ziekenhuis
te doen vervoeren, meer en meer tegenkanting onder
vond, gaf ik het gemeentebestuur in overweging
dien arts in zijn streven krachtig te steunen en
zooveel mogelijk, ook door tusschonkomBt van het
burgerlijk urmbestuur, do evaeuatie te bevorderen,
echter zonder tanig gevolg.
En toch was de arts soms niet in staat de Jijders,
die van gemeentewege werden verpleegd, in de be
krompen overbevolkte krotten behoorlijk te verzorgen,
en moest zich tevens meer aan besmetting bloot
stellen.
Reeds een geueeskundige was hiervan het slacht
offer.
Zijn opvolger, de arts A. de Niet Mz. werd later
ook aangetast.
Deze liet zich, nadat hij zoovelen zijner lijders
vruchteloos had trachten te overreden tot het vervoer
naar eeue ziekeniurichting, opnemen in het ziekenhuis
te 's Gravenhage en voegde hier de daad bij het
woord eene daad, die lof verdient te meer, omdat
familie-omstandigheden daartegen ook nog bezwaren
in den weg legden.
Gedurende de epidemie liet de afvoeï van vuil,
do ontsmetting van riolen enz. iu de besmette buur
ten nog te wenschen over. Waar dit geschiedde
werd er niet voldoende de hand aan gehoudeu.
Overigens werd de ontsmetting, na afloop van elk
geval, overeenkomstig de bestaande voorschriften
verricht. Het bleek echter, /ooals te verwachten
was, dat door deze halve maatregelen de epidemie
wel binnen zekere perken kon worden bepaald,
maar niet bedwongen; oen toestand welke tot half
April voortduurde.
Toen begon hot belang der groote ondernemingen
(hotels, tentoonstellingen enz.), bij het naderen van
het badseizoen, op den voorgrond te ireden.
De besturen dezer traden met mij in overleg
omtrent de middelen, waardoor de epidemie het
spoedigst kon worden bedwongen-
Dientongevolge werd door mij te Scheveningon
eene bgcenkomst samengeroepen van de te 's-Gra-
venhage wonende geneeskundige leden van den ge
neeskundigen Raad voor Zuid-Holland, de genees
kundigen te Soheveningeu, de hoofden der groote
ondernemingen te Scheveningen en den arm verzorger
Job Taal aldaar. Het gevolg van de langdurige
besprekingen was, dat allen het onmiddellijk vervoer
van lijders naar de barak zouden bevorderen; dat
uit de fondsen der groote ondernemingen de achter
blijvende zouden worden te gemoet gekomen, eveh-
als de personen, die van hun werk te huis bleven,
ten einde de verspreiding der ziokte langs dien weg
te voorkomen.
Een en andor met het guustig gevolg, dat daarna
alle liicuwe gevallen onmiddellijk naar barak of
ziekenhuis zgu vervoerd, dat reeds den 6en Mei de
ziekte als niet meer epidemisch heerschend kon
worden |verklaard, en den 27en Juni de laatste
typhuslijder de barak heeft verlaten. De uitgaven
bedroegen circa J 300.
De briefwisseling met den burgemeester en het
gemeentebestuur wordt ter inzage der leden ter tafel
gebracht.
Do tallooze bezoeken gedurende de epidemie te
Scheveningen gebracht, hebben mij de overtuiging
gegeven, dat dit dorp door zijne opeengehoopte be
volking in bekrompen, ongezonde woningeu, door de
onvoldoende rioleering eu bet gebrek aan goed drink
water in de dichst bevolkste buurten, meer en meer
een broeinest wordt voor besmettelijke ziekten niet
alleen, maar tevens het gevaar oplevert voor het en
demisch worden van sommige dezer ziekten, en dat
onverwijlde voorziening in deze toestanden een drin
gende eisch is van het oogenblik.
Een Engel8chman, de heer E. H. Barker, deelt
in het Augustusnummer van do Temple Bar eenige
bijzonderheden mede over Roquefort en de beroemde
Roquefortsehe kaas.
De Fransche 9tad Roquefort, gelegen in een der
Rouergue-distrioten, is rijk geworden door deze kaas,
maar zij hooft tevens veel van haar schilderachtige
schoonheid door den kaashandel vendoren. Groote,
hooge, vierkante huizen, hebben de fraaie ouderwet-
sche woningen voor een gedeelte vervangen. Het
is een vreemd gezicht, iu dit tusschen heuvelland
verscholen plaatsje, in plaats van lage woningen
niets dan huizen met drie of meer verdiepingen te
zien. Al deze huizen hebben kelders, die tot eeu
ontzaglijke diepte uitgehouwen z|jn. Die kelders
dienou tot bergplaatsen der kaas. Zij zijn volmaakt
droog eu hebben een standvastige temperatuur van
8° Celsius.
Wil de kaas haar ouden roem handhaven, dan
dient zij, voordat zij de wijde wereld ingaat, eenigen
tijd hier in deze kelders bewaard te worden. De
vraag naar Roquefortsche kaas is echter tegenwoor
dig zoo groot, dat do t|jd gedurende welken men
de kaas in de kelders laat liggen, steeds meor en
meer inkrimpt. De kaashandelaars zorgen er echter
voor, dat de kaas, die niet in de kelders gelegen
heeft, toch de beschimmelde groene plokken vertoont
als die welke tijden in het onderaarsch verblijf heeft
doorgebracht. Zij maken die plekken in de kaas
door bij de bereiding de gestremde melk of wron
gel, met fijn gestampte broodkorsten te vermengen.
Er wordt ook wel eens verteld, dat men ten einde
deze groene plekken te vorkrijgen koperen spelden
in de kaas steekt en deze daar eenigen tijd laat in
zitten. Deze 'bewering schijnt echter onwaar te wezen.
Drie jonge dames van 16 tot 18 jaar stonden
dezer dagen te Weenen terecht wegens diefstal van
rozen van een kerkhof. De jonge schoonen prostes
teerden ten sterkste tegen de beschuldiging van
diefstal en erkenden onder veel tranen, dat zij des
nachts rozen van het kerkhof haddeu geplukt om
die op het hart te loggen. Een kaartlegster had
haar dit aangeraden, verzekerende dat zij dan ge
lukkig zouden trouwen, want
„Friedhofrosen bei Nacht
Habeu immer Glück gebracht."
De rechter erkende, dat het boos opzet niet was
gebleken en sprak de beschuldigden vrij.
De heer Magnard deelde dezer dagen in de ligaro
zijn raeening mede over het Fransche presidentschap.
Hoe hij denkt over do herkiezing van deu heer
Caruot
Wel, de heer Magnard oordeelt, dat een president
in Frankr|jk vr|j overbodig is.
De functtën, (lie de president waarneemt, kunnen
zonder eenige vrees voor de zwaren druk nog ge
rust op de schouders van den minister-presideut
gelegd worden.
Wat zijn eigenlijk deze functiën
Ten eerste, zoo nu en dan gjfatie aan veroordeelden
verleenen. Ten tweede, vreemde gezanten ontvangen
en ciit gebeurt in Frankrijk slechts twee-of driemaal
per jaar. Ton derde, zich het genoegen getroosten
des winters op het Elysee te wonen eu des zomers
te Fontaiaebleau. Ten vierde, een salaris ontvangen
van 600,000 gulden og het genot te hebben van in
een eigen spoorwegwaggon tochtjes door Frankrijk
te maken.
Eigenlijke politieke daden mag de president niet
verrichten. Zoo is een besluit van hem slcobts gel
dig, indien het raedegeteekend is door den betrok
ken Minister. Wel kan h|j de Kamers verzoeken
nogmaals een wet in beraad te nemen, die reeds
aangenomen is, maar van dit recht heeft men nog
nimmer gebruik gemaakt. Deed men dit, dan zou
een parlementaire crisis stellig volgen eu de presi
dent zou aan het kortste eind trekken.
Het moet gezegd worden, d$t de heer Carnot zich
streng houdt aan de grenzen welke de grondwet hem
aanwijst, maar het zou hem ook zeer moeieljjk vallen
dat niet te doen.
Men zou een jaarlijkschen president kunnen nemen
evenals men in Zwitserland doet. De zaken gaan er
daar niet slechter om. Zwitserland is bijna een
model-republiek.
Het zou een uitstekend werk wezen, indien men
deze schijn-monarchie, welke men het presidentschap
noemt, en die waardigheid noch vastheid heeft,
afschafte.
In de vorige maand wilden eenige jongens te
Niéuw-Amsterdam, uit school komende, iu een over-
zetbak het kanaal overstreken. Een 9-jarige jongen
viel er uit en zonk. Dit geschiedde op nog geen
twee meter afstand van den wal, waar het kanaal
niet dieper is" dan één meter. De arbeider R. O.,
33 jareu oud, kwam er met zijn kruiwagen langs,
doch stak geen hand uit om deu spartelenden jongen,
die nog een handje boven water hield, te redden.
En toen men hem van den overkant toeriep, hulp
te verleenen, antwoordde hij„Ik verd het,
ik wil niet verzuipenDoor anderon, die ijlings
kwamen toeloopen, uit het water gehaald, was het
kind reeds dood.
Misschien voor het eerst sedert de invoering van
het nieuwe Strafwetboek werd, ten gevolge van dit
voorval, een beroep gedaan op art. 450, waarbij
straf bedreigd wordt tegen het niet verleenen van
hulp aan eeu in gevaar verkeerende, wanneer dit
zonder eigen levensgevaar kan geschieden.
De ambtenaar vnn het O. M. bij het Kantonge
recht te Ommen, waarvoor R. O. terecht stond, rar.
J. FHofstede, herinnerde, dat bij de behandeling
in de Tweede Kamer dit artikel was bestreden als
onnoodig, omdat wel niemand hier te lande zoo hard
vochtig zou zijnen zoo al, dan behoorde men hem
liever niet rechterlijk te straffen, maar over te lat*n
aan de verontwaardiging van het publiek. Thans
was wel ter dege het nut van het artikel gebleken.
Hij eischte tegen den beklaagde het maximum der
straf, 3 maanden hechtenis. Uitspraak 18 dezer.
In de Donderdag te 's-Gravenhage gehouden verga
dering van don geneeskundigen raad van Zuid-
Holland heeft de inspecteur op verzoek medegedeeld
dat in de vergadering, door de inspecteurs gehouden
met den minister van binnenlandsche zaken, de quaestie
van een eventueel uitbreken der cholera in ons land
grondig is bezien en eventueele maatregelen besproken
zijn. Hij voegde er bij dat men daaromtrent gerust
kan zijn.
Over den Dinsdagavond overleden dr. Matthias
(1e Vries, een der sieraden van de Leidsche hooge-
school, schrijft het Leidsche Dagblad.
De Vries was inderdaad in vele opzichten het
type van een Leidsch professor en geleerdehij leefde
met zijn geheele hart in en voor zijn ambt en zijn
vak. Zijne werkkracht was, vooral in vroeger jaren,
zeer groot; nog grooter zijn liefde en geestdrift voor
onze taalstudie, voor onze moedertaal en voor het
vaderland. Daardoor heeft hij zeer veel tot stand
gebracht, en tot nog meer den eersten stoot gegeveu.
De uitbreiding en hervorming van de vaderlandsche
taalstudie als academisch studievak, en hetgeen daarop
de kroon zette: het doctoraat in de Nederiaudsche
letteren is zijn werk geweest.
Wat zijn eigenlijken wetenschappelijken arbeid
betreft, noch eene poging tot weerdoering, noch eene
bloote opsomming zou hier voegenalleen zij gewezen
op het doorzicht en den tact, noodig om op 30-
jarigen leeftijd een uitgewerkt ontwerp voor een
nationaal en wetenschappelijk woordenboek samen te
stellen, en op den moed, de veerkracht eu het zelf
vertrouwen, vereischt om die reuzentaak op zich te
nemen naast zijn toen nog zeer zwaar professoraat en
zijn Middel-Noderlandsch woordenboek.
Die energie, dat vertrouwen in de zaak, die hij
voorstond, heeft hem, misschien nog meer dan z|jne
groote kennis en zijne degelijke wetenschap, gemaakt
tot den stichter der Nederlandsche philologie. Hij
niet alleen, maar toch hij in de eerste plaats, heeft
de 3tudie der Nederlandsche taal tot een weten
schap verheven eu voor die wetenschap eene plaats
geëischt eu veroverd aan onze hoogescholen naast
de klassieke en de Oostersche philologie.
Warm vereerder en volgeling van Jacob Grimm
heeft bij, zonder zijn Hollandschen aard te verloochenen,
dien9 methode hier te lande ingevoerd en een school
gesticht: alle beoefenaars der Nederlandsche taal
studie, ook al zijn zij niet in den eigenlijken zin zijne
leerlingen, en al verschillen z|j in richting en opvat
ting soms vrij wat van hem, eeren hem als den
Nestor en als hun aller voorganger.
Zijn besten en gelukkigsten tijd heeft De Vries
zeker tusschen 1850 en 1880 gehad: iu zijn laatste
levensjaren is hij zwaar beproefd door sterfgevallen
in zijn huisgezin. Toen hij voor twee jaar zijn laatste
ambtsfeest, zijn veertigjarig professoraat, vierde, deed
het al wie hem kenden goed hem nog eens, voor
't laatst, in zijne kracht te zien, dankbaar voor de
welverdiende hulde, die hem vau verschillende zijden
werd bewezen. Doch dit was sleehts eeue korte op
flikkering; niet zonder moeite gaf h|j nog twee jaar
college en voltooide nog eene aflevering van het
woordenboek; na het nederleggen van zgn professoraat
bleek zijne kracht geheel gebroken.
Vele zijner naaste betrekkingen zgn hem voor
gegaan in het graf; gelukkig dat de avond zijns levens,
in menig opzicht eenzaam, door de trouwe zorg en
liefde zijner huisgenooten en zijner vrienden verhel
derd is.
In de annalen der Leidsche hoogeschool eu der
Nederlandsche taalwetenschap zal zijn naam eene
eerste plaats bekleeden.
Nu de uitslag der herstemmingen voor de Fransche
Algemeenen Raden is afgeloopeu, blijken te z|jn gokozen
1186 republikeinen, 224 conservatieven en 26- con-
stitutionoelen. De republikeinen wonnen in het «re-
heel 195 zetels. De Algémeene Raden tellen in het
geheel 2853 leden, nl. 2158 republikeinen, 669 con
servatieven en 26 constitutioneelen.
De besprekingen der Duitsohe en Russische ver
tegenwoordigers over eene toenadering, betreffende