Buitenlandse!! Overzicht. ADVERTENTIËN. geëxpedieerd, waar zij door een paar bestellers wor den voorgesorteerd, welke de wissels, brieven enz. op hun beurt weer ter hand stellen aan de wykbe- stellers, die de brieven, stukken en wissels nader Borteeren (op het nummer hunner wijk leggen) en voorzien van hun stempelnummer met letter (karakter zooals men dit by de Post noemt). Aan de letter ziet meu dus het nummer der bestelling, aan het cijfer welke besteller het stuk bezorgd heeft. Volgens hot rapport van de deskundigen, belast met bet onder zoeken der vervalschingen, was het stempelcijfer 18 (van den beklaagde) vervangen door 10, waardoor een %ndere besteller werd aangewezen als met de" bezorging van den vervalschten postwissel belast. nu trachtte de beklaagde, die het hem ten laste gelegde hardnekkig ontkende, de zaak aldus te ver klaren. Een ander besteller zou zijn stempel, dien hij wel eens een enkele maal had laten liggen in de bestellerskamor, hebben weggenomen en daarmede het vervalschte stuk hebben afgestempeld om de aan dacht op een ander te doen vallen. Maar aldus vroeg de voorzitter welk belang zou hij er dan bij gehad hebben aan het cyfer te knoeien en daar 10 van te maken? Aangenomen de mogelijkheid, zou men juist het cijfer 18 hebben laten staan. De verklaring, door den beklaagde hierop gegeven, was dau ook niet recht duidelijk. Teveus wees het O. M. den beklaagde er op, dat er 7 vervalschte postwissels gevonden waren, op verschillende datums gestempeld, en beklaagde dus minstens 7 malen zijn stempel moet hebben laten liggen. De verschillende bestellers, die gisteren gehoord werden, verklaarden, dat de mogelijkheid bestond om elkanders stempel te gebruiken, maar dat dit toch moeilijk gaat en men steeds gevaar loopt voor ontdekking. Met het stempelen was echter de ope ratie niet afgeloopen, het geld moest ook ontvangen worden. De stempel»ervalsching was natuurlijk slechts het begin, want het geld moest op den postwissel ook ontvangen worden, en daartoe had de vervalscher de machtiging op den wissel ingevuld en door een ander het geld doen incasseoren. Juist dit leidde tot de ontdekking, daar de ambteiiaar met de uitbetaling belast, argwaan kreeg. Het wijdloopige vei hoor van de deskundigen ein digde met de conclusiën dat de stempels gelijk reeds gemeld vervalscht waren, zoomede, dat tus- schen het schrift op de machtiging van den post wissel in het geding aanwezig, en dat van den be klaagde, grooto overeenkomst bestaat, zoodat de des kundigen voor zeker als hunne meening te kennen gaven, dat die machtiging door beklaagde is ingevuld. Ondanks alles bleef de beklaagde zijne onschuld volhouden. Daarna kwam de subst. officier van justitie, mr. v. Buttiogha YVichers aan het woord tot het nemen van zijn requisitoir. Er aan herinnerende dat dit de vierde maal is dat tegen dezen bekl. de instructie werd geopend, deed het O. M. uitkomen hoe noodig het was, dat hier alles in het werk werd gesteld om den schuldige die een blaam wierp op geheel het postpersoneel te ontdekken en het schurftige schaap uit de kudde te banneu. Die ontdekking is gelukt; en gelukkig, daar het vertrouwen in onze posterijen groot is en groot moet blijven. Uit het getuigen verhoor, uit het rapport der deskundigen, uit de gevoerde instructie blijkt de schuld van dezen post ambtenaar, hoe handig hij ook het verhaal omtrent „Niets te veel aan!» De vicomte wilde het woord overluid herhalen, doch boven zijn langen baard uit, gaf de kolonel zeer ernstig, op den toon van een geestelijke, die zijn preek begint, een verklaring van wat hij, Dickson, en mevrouw Dickson verstonden onder dit „genoeg" en „niets te veel" „In een portret is er even als in een gesprek een punt, waar de welvoegelijkheid eindigt en de onge pastheid begint. Daarin bestaat juist de kunst van net respectable." „Dus," viel hem zijn vrouw in de rede, alsof zij voor een vriend, een bloedverwant of een vreemde een les opzeide, „er is een bizondere welvoegelijk- heidWanneer men gewoon is te reizen, zooals wij...." „Houden (Je dames van uitstapjes maken vroeg Befnière aan den kolonel. De kolonel antwoordde: „De dames hebben veel gereisd!" „Dan," vervolgde mevrouw Dickson, „gy begrijpt aan de open tafels, ohtmoet men zulke gevaarlijke meuschen „Types!" zeide Arabella koel. „Daarom heeft mevrouw Dickson," hernam de kolonel, „harê dochter geleerd welke scherts men mag duiden van een vreemdeling, naar mate van zijne bekendheid met ons." „Van een neef, naarmate van zijn verwantschap met ons*.voltooide mevrouw Dickson. „Van een neef, nu ja!" viel Liliane haar lachend het misbruiken van z ij n stempelnummer iueen heeft gezet. Steeds was het een postwissel met het bestel nummer van beklaagde, welke vervalscht werd, steeds werden de vervalschingen met inkt van ééne soort bewerkstelligd. Maar wat meer zegt is het hand schrift van beklaagde dat door de deskundigen met de meeste beslistheid wordt herkend, die met zeker heid zeggen, dat de machtiging op den postwissel door den beklaagde moet zijn ingevuld. Het O. M. achtte de ten laste gelegde opzettelijke toeëigenmg dan ook wettig en overtuigend bewezen en vorderde de veroordeeling van den beklaagde tot vier jaren gevangenisstraf. De toegevoegde verdediger, mr. J. Golinde van Blom, zijn verwondering uitsprekende dat door het O. M. geen vervalsching was ten laste gelegd, maar wel „opzettelijke toeëigening", betoogde dat die opzet telijke toeëigening niet gebleken is en ook niet blijken kon zonder mede de vervalsching ten laste te leggen. De echter hiér te beantwoorden vraag is: wie is de persoon die in den stempel van den wissel geknoeid heeft? En nu trachtte pleitor aan te toonen, gelijk enkele bestellers hebben bevestigd, dat het zeer ge makkelijk ging om elkanders stempel te gebruikou. Daarna het rapport der deskundigen besprekende met het onderzoek der stempels belaft meende pleiter te mogen opmaken, dat uiet door een besteller, een man van het vak, maar door een leek geknoeid moet zijn. Wat het rapport der deskundigen betreft belast met het onderzoek van het handschrift, achtte pleiter het sterk om te zeggen: dat een handschrift door dezen of genen persoon moet geschreven zijn. Hg acht het volstrekt niet onmogelijk dat het endosse ment van den wissel door een auder, het schrift van beklaagde nabootsende, is geschreven. Er komt nog iets bij. Zou bekl. niet beproefd hebben bij de invulling van bet endossement zijne hand te verdraaien? En dat is niet gedaan. Keurig netjes, zooals beklaagde, de zoon van een hoofdon derwijzer steeds schrijft en stelt, is de machtiging ingevuld. Zeer waarschijnlijk is het endossement door een ander dan bekl. geschreven. Eü waar niet bewezen is, dat het endossement door bekl. geschre ven is, kan ook tan geen opzettelyke toeëigening sprake zyn. Pleiter, ten slotte wijzende op het gunstig verleden van bekl. die gegoede familie heeft en niet door geldnood gedwongen werd tot oneerlijke handelingen, concludeerde tot vrijspraak van den beklaagde. Uitspraak Dinsdag e. k. Volgens een bericht in de Bred. Cour. is dezer dagen het nieuwe huis van arrest in gebruik gesteld. Het blad bespreekt de'weelderige wijze waarop ook deze'gevangenis is ingericht. Verwarmingsbuizen zorgen, dat 's winters de hee- ren gevangenen bet niet te koud hebben wiiien ze bezoek hebben van cipier of gevangenbewaarder, dan hebben ze maar op den knop van een electrische schel te drukken. Ook des nachts hebben zij zoo'n toestel in hun afzonderlijke slaapplaatsen bij zich. Verder heeft men in het gebouw badkamers, waar de heeren eu dames zich kunnen reinigen en vau een koud of warm bad kunnen profiteeren, gasverlichting, wandelplaatsen enz. Als men dit alles overweegt en daarbij bedenkt hoe ongelukkig meoige arme brave familie bet in in de rede. „Maar vau zijn schilder?" Montgomery kuchte eens, eu kwam dichter bij Liliane, terwyl de kolonelsvrouw snel haar dochter beval „Praat wat met den markies „Goed, mama!" „Zijn schilder! zijn,sohilderfluisterdo Montgo mery zijn vrouw toe. „Men zou waarlijk zeggen dat gy jaloersch op miss Arabella zyt....M „Zeker, ik kom er rond voor uit, ik ben jaloersch." „Erkent gij dat?' „Waarom niet? Zij heeft voor den aanstaanden Salon haar portret, geschilderd door een kuustenaar, die vrij wat naam heeft „Ochviel Montgomery haar in de rede, „alle kunstenaars hebben vrij wat naam „Niet zooveel als Harrison," antwoordde mevrouw Montgomery op den man af. Harrison! Harrison! Gij praat altijd over Har rison! Gij molmt tocb minder dan iemand anders...." Hij hield op, vriezende dat men hem hooren zou en keek in de verte naar een voorbijgaande stoom boot. Maar terwgl Arabella den raad barer moeder opvolgde en met Sqlis een gesprek trachtte aan te knoopen, stond Liliane op en sprak tot Montgomery „Wat moest ik?.... Moest ik het talent van Edward Harrison1 loochenen, omdat hij mijn man geweest is De echtgenoot heeft Diets met den kunstenaar te maken1/' den winter moet stellen, dan is het zeer begrijpelijk, dat bij de tegenwoordige behandeling van verpleeg den want gevangenen zijn immers maar zie ken iu strafgevangenissen en huizen vau arrest alle schrik voor misdaad of straf langzamerhand ge heel moet verdwijnen. Dezelfde schrijver in do Bred. Cour. maakte tege», lykertijd een vergelijking tusschen de Kloosterka zerne en deze nieuwe gevangenis, en vroeg zich af hoe onze Kamers zulke enorme geldsommen voor den bouw van gevangenissen hebben kuunen beschik baar stellen, terwgl nog geen enkel minister vau Oorlog de noodige gelden heeft durven aanvragen voor den bouw van nieuwe kazernes, welke bepaald noodig zgn, als men algemeeuen dienstplicht wil, wijl thans de meeste kazernes bepaald ongeschikt zijn. Het middelpunt van spoorwegverkeer van de Ver- eenigde Staten en waarschijnlijk ook wel van de geheele wereld is Ckicogo. Op ongeveer 1000 punten worden daar'wegen voor gewoon verkeer door spoor wegen gekruist, en bij 95 pCt. dier kruisingen lig gen de spoorwegen op gelijke hoogte als de straten. Bg het reusachtige porsonen-, goederou- en rangeer- verkeer, dat hier zich ontwikkeld heeft, zijn die tal rijke kruisingen op gelijke hoogte oorzaak van vele ongelukkeu, en gaan er meer en meer stemmen tegen op. In 1890 werden op zulke kruispunten in de stad 243 en in hare nabyheid 299 personen gedood. Wel hadden de meeste hunuer wederrechtelijk den spoorweg betreden, maar de gelegenheid daartoe is ook zeer gemakkelijk. Ofschoon »Hii dit euvel reeds eenigeriuate is te gemoet gekomen door den aanleg van spoorbanen om de stad heen, wordt de toestand toch onhoudbaar geacht eu werd in 189b eene commissie van inge nieurs benoemd, om te onderzooken wat tot verbete ring kan worden gedaan. De meerderheid dier com missie heeft als raiddel daartoe aanbevolen, de spoor wegen door ingraving zoo veel lager te leggen, dat de straten er met bruggen overheen kunnen loopen: een reusachtig werk natuurlijk,, dat bovendien zeer bijzondere voorzieningen zal eischep om de verlaagde, spoorwegen watervry te houden. Te Antwerpen is een schitterendo optocht gehou den, meesterlijk door Max R>oses georganiseerd. Eenstemming zijn de bladen van oordeel, dat men zelfs iu Vlaauderen waar men er zich anders toch wel op verstaat nog noo(t zulk een schitterende maskerade heeft gezien als dit landjuweel was. Koning Leopold woonde den optocht bij. De burgemeester De Waal kreeg, juist toen hij zich gereed maakte om naar de receptie des Koning» te gaan, een aanval van beroerte. Slaagde het feest-zelf voortreffelijk, voor hen, die daarua met een trein uit de Scheldestad weg wilden, was 't miuder prettig. De correspondent van „het Vaderl». (v. P.) schetst dit tooneel in de volgende woorden Hoo de duizenden en duizenden, die het Landju weel hadden bewonderd, to huis £yn gekomen, zal zal voor een ieder een raadsel zijn, die den jauboel aan het station te Antwerpen heeft bijgewoond. Er werd gevochten en geslagen, de gendarmes maakten van hun wapens gebruik om ruimte te maken, ter wijl de administratie steeds nieuwe scharen naar het afgesloten' terrein liet gaan, die daar, als schapen opgesloten, afhingen van „le bon plaisir» van dezl „Voor u! Maar voor mij is dat precies hetzelfde en als erover gesproken wordt, voel ik altijd dat ik een beetje boos word „Gij zult u ër toch wel aan moeteD wennen, beste, om over Edward te hooren pratenHij draigt een beroemden naamAlle couranten noemen dien „Terwijl zij uw naam ongemoeid laten," zêide Montgomery. „De couranten drukken al wat men wil. Een beroemde naam! een beroemde naamNu, mijn naam is ook beroemd 1" „Met één M „Wat drommel! Ik kan toch niet tegeljk Mont gomery van New-York en Montgommery van Hendrik den Tweede zijn. Dat is iets onmogelijksIk beu rijk geworden op mijn kantoor, en ik heb geen koning van Frankr^k in een tournooi een oog uit gestoken. Ik erken hgtik heb nog nooit iemand een oog uitgestoken En dat is paar gelukkig ook, want als ik iemand in een tournooi een oog uitstak, zou waarschijnlijk de Prefectuur van politie...." Hij trachtte te schertsen, maar Liliane verstond geen scherts. 1 „Houd nu maar op met dien onzin," zeide zij i „maar wilt gij heel wat goedmaken „Heb ik dan zooveel kwaad gedaan?" „Nog al. Nuik zal alles vergeven en vergeten, als gij ervoor zorgt, dat op den aanstaanden Salon, naast het portret van Arabella.... als respectabele najude, eer: portret vaü mij kimt te hangen.... als I bevallige godin...." {Wordt vervolgd.) of gene der ongeschikten, die wel zoo goed was, nu en dan een hek te openen. Of men naar Berlijn, naar Weenen of naar Berchem moest, daarvoor maakte de spoor-administratie geen onderscheid. Een goede raad tot afscheiddie zijn vrouw lief heeft, late ze thuis, daar men bij Belgisdie feesten met het spoor te vechten hoeft. De Amerikaansche geleerde Samuel O' Turdell be- sobryft uitvoerig hoe hij in den Bijbel de stoom machine meent ontdekt te hebber., en wel in het monster, dat door Luther Behéraoth en Leviathan genoemd wordt en naar de beschrijving in het Boek Job, hoofdstuk 40, vermoedelijk in het nijlpaard we der te vinden is. Om zijne vinding te rechtvaardigen moet de schrij ver, wel is waar, zijne toevlucht nemen tot een tame lijk vrije vertaling, maar daardoor verkrijgt hij ook verrassonde uitkomsten. Zoo vertaalt hij hoofdst. 40, vs. 10: „Zie nu een met groote hitte (dat is Behemoth) hij zal voeder verslinden zooals het vee doet" '(dusde stoommachine). Op den hoogen schoorsteeu, die bij eene stoommachine behoort, staat vs. 12: „Als hot hem lust, zijn staart is als een ceder.» De samenstelling der machine wordt geschetst in vs. 13: „Zijn beenderen zijn als vast koper; zijn gebeenten zijn als ijzeren haadbooraen.» Vs. 18 wijst op het geen warmte leidende omhulsel der stoomketel» en stoombuizeu „Onder schaduw achtige boomen ligt hij neder, in eene schuilplaats des riots en des slyks." Zuigbuizen en kloppen, en watertoevoer worden aangeduid in vs. 18 „Zie, hij doet do rivier geweld aan en verhaast zich niethij vertrouwt dat hij de Jorelaan iu zijn mond zou kun nen nemen.» Zelfs bot samenstel vau het soldeer- ijzer heeft de schrijver niet voorbijgezien: vs. 21: „Gij zult bom eene bieze in den neus leggen en met een doorn zijne kaken doorboren.» Verder wordt in hoofdstuk 41, vs. 8 bet soldeeisel aangeduid: „Zeer uitnemend zijn zijne sterke schilden, elk ge sloten als met egjinauwdpukkeud zegel.» Het glans punt is echter ae vrije vertaling van hoOfïlstuk 40, vs. 25 „Gezelschappen zullen in hem (de stoom machine) vreugde vinden, en winzuchtige speculan ten hem onder elkander doelen.» Wellicht ook naar aanleiding van de dreigende cholera-epideraie heeft in het Hand. Dr. H. P. Kap- teijn een oyerzicht gegeven van de verschillen tus- schen de Engelsche en Nrderlandsche wetten, die do bevordering der 'openbare gezondheid ten doel hebben. Detegenwqordig iq Engeland van kracht zynde petten voimen oen dikken bundel, en bevatten, be halve een groot aantal kleinere wetten, de groote Public Health Act van 1875 en de wet op het ver vuilen van rivieren. Het doel en de strekking van alle deze wetten zijn bijna zuiver preventief. De Er»gel8che regeering wil door die> wetten de inwoners van bet rijk dwingen tot het nemen van maatregelen om hun land, hun bodem, hun lucht, hun water en hun huizen zó<5 to maken, dat de ziektekiemen, die van buiten in Engeland dringen, (laar geen gastvrij onthaal ontmoeten, maar integendeel dat land een onbergzaam oord vinden, volkomen ongeschikt voor hare bijna ongeëvenaarde vermenigvuldiging. Daartoe worden in die wetten een ieders plichten nauwkeu rig omschreven. De zorg voor de uitvoering van die wetten wordt niet geheel overgelaten aan de plaatselijke besturen. Het blgkt uit aUes, dat de Engelsohe wetgevers deze besturen \oor die taak niet voldoende geschikt achten. Boven die plaatselijke besturen wordt door de laatste wet (Local Government Act 1888,) een diatrictsbestuor gesteld, en boven dit weder het cen trale gezag, vertegenwoordigd door een departement van 't ministerie van binnenlandscbe zaken. Dit departement The Local Government Board. De werk kring en de invloed van dit departement breiden zich steeds uit, en ondanks den dwang, dien het allengs meer en meer op de plaatselijke besturen oefent, wordt het steeds meer populair. Dit is daaran te danken, dat het Engelé'che volk een open oog heeft voor de begunstigde resultaten (kenbaar aan een steeds afnemend sterftecijfer), die het aan de bemoeiingen van dit departement verschuldigd is. The Local Government Board moet zorgeD voor de naleving van alle sanitaire wetten. De grootste en voornaamste van deze wettei is de Public Health Act van 1875, die bestaat uit 3^3 artikojen. Wat nu de Nederlandsche sanitair weUen betreft, de meesten daarvan hebben ten doel den vgand, wan neer hij binnen onze landpalen is gekomen, te be strijden en zoo mogelijk te verdrijven. Van zuiver preventieven aard hebben wy er zeer weinig. Er 18 b. v. ni'ets in te vinden omtrent rioleering en draineering van den bodem, vervuiling van rivieren door faecaliën, verpesting van de lucht door riool- gassen enz. 'Grootendeels zijn ze repressief, en ook in dit opzicht nog zeer gebrekkig. Wel hebbon in Nederland provinciule en gemeentelijke besturen het recht om preventieve maatregelen te uemen, maar zij maken van dat recht geen gebruik. Maar, merkt Dr. Kapteijn op, men zal mij vragen: wat wilt ge dan toch Zoudt ge willen, dat onze Hooge Regeering en onze Volksvertegenwoordigers hun kostbaren tyd besteedden aan het samenstellen van en het debatteeren over een geheel stel preven tieve sanitaire wetten, terwijl het politiek program ma zoo zwaar beladen is met gewichtigo ouderwer- peu als kiesrecht, belastinghervorming, legororganisa- tie, enz.? En dan luidt zijn autwoord volmondig ja Zeker is 't van groot gewicht, dat beslist worde of ieder Ne jerlander kiesrecht zal krijgenmaar van nog grooter gewicht is het, die kiezers in 't lever, te houden. Daarom aeht de schrijver het dringend noodig, dat het sameustellen van nieuwe sanitaire (preventieve) wetten ten spoedigste door onze regeering ondernomen worde. Men kan zich daarbij de groote ondervinding ten nutte maken, die de Engelschen nu jarenlangeu arbeid omtrent deze zaak verkregen hebben. Ik zou mg schrijft Dr. Kapteyu een wet, op de openbare gezondheid aldus denken„Men make een wet op 'tvoitspoor van de Public Health Act 1875 met de annexe wetten, bijv. die op 't ver vuilen vau rivieren. Men eerbiedige ook in Neder land zooveel mogelijk de autonomie der gemeenten, maar slechts zoolang zij haar plicht doen. Men ver- heffe het geneeskundig staatstoezicht tot een afdee- liug van het departement van binnenlandscbe zaken, onder presidura van den minister. Meu voege aan het geneeskundig staatstoezicht eenige kundige inge nieurs toe. Men drage vooral zorg voor geregelde inspectie van de sanitaire toestanden, eu lette daarbij op de handhaving van de bepalingen dor nieuwe wet. Meu belaste met die inspecties bezoldigde geneoskuudigou, aan wie het niet veroorloofd wordt om noveus het waarnemen dezer betrekking gewone praktijk uit te oefenen, enz. „Op die wijze ingericht, zal het geregeld staats toezicht zeker aan het Rijk meer kosten dan thans; maar men zal dan ook resultaten bereiken, die ruim schoots tegen de gedane uitgaven opwegen.» h Officieel wordt bericht, dat het nieuwe Engelsche Kabinet als volgt is saamgesteld Gladstone, Eerste Lord dor Schatkist en Lord Ze gelbewaarder Lord Herschell, Lord KanselierLord Kimberley, minister voor Indië en president van den Geheimen Raad Lord Rosebery, buitenlandsche za- Lord Ripon, koloniën, Asquith, bpnenlandsche zaken; Campbell Bannermann, oorlog Lord Spencer, mari ne Sir William Harcourt, Kanselier der schatkist Johu Morley, minister voor Ierland Sir George Tro- velyan, minister voor SchotiaudMundella, koophan del Fewler, voorzitter van den Local Government BoardArnold Morley, postmeester-generaalAcland, onderwijs. De bovengenoemden maken deel uit van het Ka binet, aan hetwelk misschien nog een of twee leden kunnen worden toegevoegd. Lord Haughton, be noemd tot Onderkoning van Ierland, zal geen doel vaq het Kabinet uitmaken. Wegens het overlijden van den Berlynschen bur gemeester Forckenbeck moet erin het district Sagau- Sprottau eene verkiezing voor den Rijksdag plaats hebbeu. Tot dusver ondersteunden daar de oen- tmmsmannen de Duitschvrijzinnige candidaten, waar door ook Forckenbeck gekozen kon worden.' Doch ditmaal verklaart zieh kentoekenend voor den po- litiekeu toestand de centrumspartij voor eenen conservatieven candidaat. Uit deze tactiek blijkt de neiging van van (le centrumspartij om zich op den voorgrond te plaatsen door het ondersteunen der idee van eene clericaal-conservatieve regeerings- meërdorheid in den Rijksdag. Do Duitschvrijzinhi- gen zijn natuurlijk ten hoogste ver ontwaardigd over deze taktiek in Sagan-Sprottau, en dreigen zich bij toekomstige verkiezingen te zullen wreken. 4 Naar het heet, zouden de Rijkskanselier, de mi nister van oorlog en de bevelhebber van den gene- ralen staf voor invoering van den tweejarigen in plaats van den driejarigen dienst zijn, indien zij daar door de nieqwe militaire plannen mot verhoogde heffing van recruten door het Parlement bewilligd krijgen. Ongetwijfeld zullen deze militaire ontwer pen, met Miquel's plan tot belastinghervorming, ten einde de noodige gelden daarvoor te verkrijgen, in de volgende Rijksdagzitting het hoofd thema der de batten en den hoeksteen voor de verdere ontwikke ling der binoenlandsche politiek vormon. Svambuloff kan tevreden zijn met zijn uitstapje naar Konstantinopel. De sultan, die hem bijzonder wel willend ontving, vereerde hem oen fraaie snuifdoos en merkte tevens op, dat het oogenblik weldra zou komen, waarop hg hem met eigen hand eon der hoogste ridderorden op do borst zou hechten. Het artikel in de officieuze Bulgaarsche Sooboda waarivan melding is gemaakt, brengt ons op het spoor van het doel en de smstaudisheden dezer belangrijke gebeurtenis en maakt een eind aan de meeste veron derstellingen. Bij het onderhoud werd de erkenning van prins Ferdinand terloops en om ze aar. de orde t® houden ter sprake gebracht- De sultan beloofde toen den prins te zullen erkennen als het oogenblik daartoe geschikt was, wat, zeide hij, nu nog niet het geval is. De reis word, zegt het blad, niet ondernomen met het doel die erkenning te bewerken. Stainbulotf had nog eeuige andere zaken met den sultan te bespreken. Hij wilde opnieuw verklaren, dat Bulgarije het zich tot een eer rekent, steeds met den sultan op een vriondschappelijkeu voet te staan en dat het in geen geval de banden wenscht te ver breken waarmede het met Turkije verbonden is. Ook moest Stambuloff den sultan duidelijk maken, dat het jongste strenge optreden van 't Bulgaarsche kabinet in zake het proces Beltchoff een gevolg was van de geheime aanslagen, waaraan Bulgarije blootstaat. Hij moest dQ oorspronkelijke stukken overleggen ten einde zijne beschuldigingen tagen Ruslaud te staven. Of Stambuloff tevens den sultan polsen moest, in hoeverre een mogelijk bezoek vau prins Ferdinand te Konstantinopel hem aangenaam zou wezen of zelfs den sultan verzoeken tegenwoordig te zijn bij de opening der Bulgaarsche teutoonstelling wordt door de Svoboda niet medogedeeld. In politieke kringen te Weenen is men zeer ver heugd over de ontvangst, die de sultan Stambuloff bereid heeft. De Russen en de Franschen zgn natuurlijk wei nig ingenomon met Stambuloffs bezoek aan Konstan tinopel. En ook de Grieken zien deze ontvangst met leede oogen. Er bestaat groote naijver tusschen Bul garije eu Griekeulaud. De belangen dezer twee jonge staten zijn in Macedonië met elkander in strijd. De Grieksche bladen zeggen dan ook dat het onderhoud tusschen den sultan en Stambuloff weinig goeds voor Griekenland voorspelt. In Bulgarije heerscht groote vreugde over het welslagen der zending. De schitterende wgze waarop aan Stambuloff door de Turksche overheid uitgeleide werd gedaan is wel in staat, de Bulgaren aangenaam te stemmen. Een militair geleide bracht Stambuloff naar het station en de sultan zond zijn bijzonderen secretaris om zgn afscheidsgroeten over te brengen. Aan ieder station op Turksch' grondgobied werd aan Stambuloff militaire eer bewezen en te Adrianopel kwam de secretaris-generaal van het district op bevel van den sultan Sterabuloff begroeten. Ook maakte het op den sultan een goqclen indruk dat Stambuloff Turksch sprak, zoodat een tolk niet noodig was. INGEZONDE N. Opdat door hef overnemen van een artikel uit de Arnh. Ct. in de Goudsche Courant van 17 Augus tus 1892 geen verkeerd begrip zal ontstaan ten op zichte van het gasverlies en de middelen dit te beperken, welke te Gouda in "gebruik zijn, kan het volgende dienen. De toestel van den Heer Blom is eene, waardoor de aanwijzing van een zelfregisfreerende drukaanwijzer door middel van een kabel en electrische stroom naar de gasfabriek wordt overgebracht. In verschil lende groote gasfabrieken zijn, electrische manometers van ander system, wellicht niet zoo volmaakt in gebruik. Alhier zijn tweo zelfregistreerende druk- aanwijzers, een in de stad, eeu op de fabriek, waar van de staten iederen dag worden vergeleken. Dat het verlies aan de Goudsche gasfabriek inet haar oude buizennet de vergelijking kan doorstaan, toonen onderstaande cijfers. Gasverlies. Arnhem. Gouda. 16.83 15.5 1S88 16.98 10 5 1SS9 16.40 S.8 1890 15.09 11.1 1891 Wanneer men nu weet dat do winter van 189091 vooral voor lajjg gelegen plaatsen, zeer nadeelig is geweest voor het buizennet, dan is hét ook te be grijpen dat alhier in 1891 niet het zeer lage cyfer van 8.8 pet. werd bereikt. Buitengewone middelen zijn niet altijd uoodig om goede resultaten te bereiken. J. J. PRINS, Directeur der Stedelijke Gasfabriek te Gouda. De tiding yan het overlijden, mijner geliefde Zuster Mevr. de Wed. A. J. GOÜ- DRIAAN, geb. Woltkrs, te Gravenhageis door mjj heden morgen ontvangen. Mevr. de Wed. D. van HINLOOPEN LAB- BERTON, geb. Woltrbs. Gouda16 Augustus' 1892.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1892 | | pagina 2