Buitenlandse!! Overzicht.
ADVERTENTIËN.
geëxpedieerd, waar zij door een paar bestellers wor
den voorgesorteerd, welke de wissels, brieven enz.
op hun beurt weer ter hand stellen aan de wykbe-
stellers, die de brieven, stukken en wissels nader
Borteeren (op het nummer hunner wijk leggen) en
voorzien van hun stempelnummer met letter (karakter
zooals men dit by de Post noemt). Aan de letter
ziet meu dus het nummer der bestelling, aan het
cijfer welke besteller het stuk bezorgd heeft. Volgens
hot rapport van de deskundigen, belast met bet onder
zoeken der vervalschingen, was het stempelcijfer 18
(van den beklaagde) vervangen door 10, waardoor
een %ndere besteller werd aangewezen als met de"
bezorging van den vervalschten postwissel belast.
nu trachtte de beklaagde, die het hem ten laste
gelegde hardnekkig ontkende, de zaak aldus te ver
klaren. Een ander besteller zou zijn stempel, dien
hij wel eens een enkele maal had laten liggen in de
bestellerskamor, hebben weggenomen en daarmede
het vervalschte stuk hebben afgestempeld om de aan
dacht op een ander te doen vallen. Maar aldus
vroeg de voorzitter welk belang zou hij er dan
bij gehad hebben aan het cyfer te knoeien en daar
10 van te maken? Aangenomen de mogelijkheid,
zou men juist het cijfer 18 hebben laten staan.
De verklaring, door den beklaagde hierop gegeven,
was dau ook niet recht duidelijk. Teveus wees het
O. M. den beklaagde er op, dat er 7 vervalschte
postwissels gevonden waren, op verschillende datums
gestempeld, en beklaagde dus minstens 7 malen zijn
stempel moet hebben laten liggen.
De verschillende bestellers, die gisteren gehoord
werden, verklaarden, dat de mogelijkheid bestond
om elkanders stempel te gebruiken, maar dat dit
toch moeilijk gaat en men steeds gevaar loopt voor
ontdekking. Met het stempelen was echter de ope
ratie niet afgeloopen, het geld moest ook ontvangen
worden.
De stempel»ervalsching was natuurlijk slechts het
begin, want het geld moest op den postwissel ook
ontvangen worden, en daartoe had de vervalscher de
machtiging op den wissel ingevuld en door een ander
het geld doen incasseoren. Juist dit leidde tot de
ontdekking, daar de ambteiiaar met de uitbetaling
belast, argwaan kreeg.
Het wijdloopige vei hoor van de deskundigen ein
digde met de conclusiën dat de stempels gelijk
reeds gemeld vervalscht waren, zoomede, dat tus-
schen het schrift op de machtiging van den post
wissel in het geding aanwezig, en dat van den be
klaagde, grooto overeenkomst bestaat, zoodat de des
kundigen voor zeker als hunne meening te kennen
gaven, dat die machtiging door beklaagde is ingevuld.
Ondanks alles bleef de beklaagde zijne onschuld
volhouden.
Daarna kwam de subst. officier van justitie, mr.
v. Buttiogha YVichers aan het woord tot het nemen
van zijn requisitoir. Er aan herinnerende dat dit de
vierde maal is dat tegen dezen bekl. de instructie
werd geopend, deed het O. M. uitkomen hoe noodig
het was, dat hier alles in het werk werd gesteld om
den schuldige die een blaam wierp op geheel het
postpersoneel te ontdekken en het schurftige schaap
uit de kudde te banneu. Die ontdekking is gelukt;
en gelukkig, daar het vertrouwen in onze posterijen
groot is en groot moet blijven. Uit het getuigen
verhoor, uit het rapport der deskundigen, uit de
gevoerde instructie blijkt de schuld van dezen post
ambtenaar, hoe handig hij ook het verhaal omtrent
„Niets te veel aan!»
De vicomte wilde het woord overluid herhalen,
doch boven zijn langen baard uit, gaf de kolonel
zeer ernstig, op den toon van een geestelijke, die
zijn preek begint, een verklaring van wat hij, Dickson,
en mevrouw Dickson verstonden onder dit „genoeg"
en „niets te veel"
„In een portret is er even als in een gesprek een
punt, waar de welvoegelijkheid eindigt en de onge
pastheid begint. Daarin bestaat juist de kunst van
net respectable."
„Dus," viel hem zijn vrouw in de rede, alsof zij
voor een vriend, een bloedverwant of een vreemde
een les opzeide, „er is een bizondere welvoegelijk-
heidWanneer men gewoon is te reizen, zooals wij...."
„Houden (Je dames van uitstapjes maken
vroeg Befnière aan den kolonel.
De kolonel antwoordde:
„De dames hebben veel gereisd!"
„Dan," vervolgde mevrouw Dickson, „gy begrijpt
aan de open tafels, ohtmoet men zulke gevaarlijke
meuschen
„Types!" zeide Arabella koel.
„Daarom heeft mevrouw Dickson," hernam de
kolonel, „harê dochter geleerd welke scherts men
mag duiden van een vreemdeling, naar mate van zijne
bekendheid met ons."
„Van een neef, naarmate van zijn verwantschap
met ons*.voltooide mevrouw Dickson.
„Van een neef, nu ja!" viel Liliane haar lachend
het misbruiken van z ij n stempelnummer iueen heeft
gezet. Steeds was het een postwissel met het bestel
nummer van beklaagde, welke vervalscht werd, steeds
werden de vervalschingen met inkt van ééne soort
bewerkstelligd. Maar wat meer zegt is het hand
schrift van beklaagde dat door de deskundigen met
de meeste beslistheid wordt herkend, die met zeker
heid zeggen, dat de machtiging op den postwissel
door den beklaagde moet zijn ingevuld.
Het O. M. achtte de ten laste gelegde opzettelijke
toeëigenmg dan ook wettig en overtuigend bewezen
en vorderde de veroordeeling van den beklaagde tot
vier jaren gevangenisstraf.
De toegevoegde verdediger, mr. J. Golinde van
Blom, zijn verwondering uitsprekende dat door het
O. M. geen vervalsching was ten laste gelegd, maar
wel „opzettelijke toeëigening", betoogde dat die opzet
telijke toeëigening niet gebleken is en ook niet blijken
kon zonder mede de vervalsching ten laste te leggen.
De echter hiér te beantwoorden vraag is: wie is
de persoon die in den stempel van den wissel geknoeid
heeft? En nu trachtte pleitor aan te toonen, gelijk
enkele bestellers hebben bevestigd, dat het zeer ge
makkelijk ging om elkanders stempel te gebruikou.
Daarna het rapport der deskundigen besprekende
met het onderzoek der stempels belaft meende
pleiter te mogen opmaken, dat uiet door een besteller,
een man van het vak, maar door een leek geknoeid
moet zijn.
Wat het rapport der deskundigen betreft belast
met het onderzoek van het handschrift, achtte pleiter
het sterk om te zeggen: dat een handschrift door
dezen of genen persoon moet geschreven zijn. Hg
acht het volstrekt niet onmogelijk dat het endosse
ment van den wissel door een auder, het schrift van
beklaagde nabootsende, is geschreven.
Er komt nog iets bij. Zou bekl. niet beproefd
hebben bij de invulling van bet endossement zijne
hand te verdraaien? En dat is niet gedaan. Keurig
netjes, zooals beklaagde, de zoon van een hoofdon
derwijzer steeds schrijft en stelt, is de machtiging
ingevuld. Zeer waarschijnlijk is het endossement
door een ander dan bekl. geschreven. Eü waar niet
bewezen is, dat het endossement door bekl. geschre
ven is, kan ook tan geen opzettelyke toeëigening
sprake zyn.
Pleiter, ten slotte wijzende op het gunstig verleden
van bekl. die gegoede familie heeft en niet door
geldnood gedwongen werd tot oneerlijke handelingen,
concludeerde tot vrijspraak van den beklaagde.
Uitspraak Dinsdag e. k.
Volgens een bericht in de Bred. Cour. is dezer
dagen het nieuwe huis van arrest in gebruik gesteld.
Het blad bespreekt de'weelderige wijze waarop
ook deze'gevangenis is ingericht.
Verwarmingsbuizen zorgen, dat 's winters de hee-
ren gevangenen bet niet te koud hebben wiiien
ze bezoek hebben van cipier of gevangenbewaarder,
dan hebben ze maar op den knop van een electrische
schel te drukken.
Ook des nachts hebben zij zoo'n toestel in hun
afzonderlijke slaapplaatsen bij zich.
Verder heeft men in het gebouw badkamers, waar
de heeren eu dames zich kunnen reinigen en vau een
koud of warm bad kunnen profiteeren, gasverlichting,
wandelplaatsen enz.
Als men dit alles overweegt en daarbij bedenkt
hoe ongelukkig meoige arme brave familie bet in
in de rede.
„Maar vau zijn schilder?"
Montgomery kuchte eens, eu kwam dichter bij
Liliane, terwyl de kolonelsvrouw snel haar dochter
beval
„Praat wat met den markies
„Goed, mama!"
„Zijn schilder! zijn,sohilderfluisterdo Montgo
mery zijn vrouw toe. „Men zou waarlijk zeggen dat
gy jaloersch op miss Arabella zyt....M
„Zeker, ik kom er rond voor uit, ik ben jaloersch."
„Erkent gij dat?'
„Waarom niet? Zij heeft voor den aanstaanden
Salon haar portret, geschilderd door een kuustenaar,
die vrij wat naam heeft
„Ochviel Montgomery haar in de rede, „alle
kunstenaars hebben vrij wat naam
„Niet zooveel als Harrison," antwoordde mevrouw
Montgomery op den man af.
Harrison! Harrison! Gij praat altijd over Har
rison! Gij molmt tocb minder dan iemand anders...."
Hij hield op, vriezende dat men hem hooren zou
en keek in de verte naar een voorbijgaande stoom
boot. Maar terwgl Arabella den raad barer moeder
opvolgde en met Sqlis een gesprek trachtte aan te
knoopen, stond Liliane op en sprak tot Montgomery
„Wat moest ik?.... Moest ik het talent van
Edward Harrison1 loochenen, omdat hij mijn man
geweest is De echtgenoot heeft Diets met den
kunstenaar te maken1/'
den winter moet stellen, dan is het zeer begrijpelijk,
dat bij de tegenwoordige behandeling van verpleeg
den want gevangenen zijn immers maar zie
ken iu strafgevangenissen en huizen vau arrest
alle schrik voor misdaad of straf langzamerhand ge
heel moet verdwijnen.
Dezelfde schrijver in do Bred. Cour. maakte tege»,
lykertijd een vergelijking tusschen de Kloosterka
zerne en deze nieuwe gevangenis, en vroeg zich
af hoe onze Kamers zulke enorme geldsommen voor
den bouw van gevangenissen hebben kuunen beschik
baar stellen, terwgl nog geen enkel minister vau
Oorlog de noodige gelden heeft durven aanvragen
voor den bouw van nieuwe kazernes, welke bepaald
noodig zgn, als men algemeeuen dienstplicht wil, wijl
thans de meeste kazernes bepaald ongeschikt zijn.
Het middelpunt van spoorwegverkeer van de Ver-
eenigde Staten en waarschijnlijk ook wel van de
geheele wereld is Ckicogo. Op ongeveer 1000 punten
worden daar'wegen voor gewoon verkeer door spoor
wegen gekruist, en bij 95 pCt. dier kruisingen lig
gen de spoorwegen op gelijke hoogte als de straten.
Bg het reusachtige porsonen-, goederou- en rangeer-
verkeer, dat hier zich ontwikkeld heeft, zijn die tal
rijke kruisingen op gelijke hoogte oorzaak van vele
ongelukkeu, en gaan er meer en meer stemmen tegen
op. In 1890 werden op zulke kruispunten in de
stad 243 en in hare nabyheid 299 personen gedood.
Wel hadden de meeste hunuer wederrechtelijk den
spoorweg betreden, maar de gelegenheid daartoe is
ook zeer gemakkelijk.
Ofschoon »Hii dit euvel reeds eenigeriuate is te
gemoet gekomen door den aanleg van spoorbanen
om de stad heen, wordt de toestand toch onhoudbaar
geacht eu werd in 189b eene commissie van inge
nieurs benoemd, om te onderzooken wat tot verbete
ring kan worden gedaan. De meerderheid dier com
missie heeft als raiddel daartoe aanbevolen, de spoor
wegen door ingraving zoo veel lager te leggen, dat
de straten er met bruggen overheen kunnen loopen:
een reusachtig werk natuurlijk,, dat bovendien zeer
bijzondere voorzieningen zal eischep om de verlaagde,
spoorwegen watervry te houden.
Te Antwerpen is een schitterendo optocht gehou
den, meesterlijk door Max R>oses georganiseerd.
Eenstemming zijn de bladen van oordeel, dat men
zelfs iu Vlaauderen waar men er zich anders toch
wel op verstaat nog noo(t zulk een schitterende
maskerade heeft gezien als dit landjuweel was.
Koning Leopold woonde den optocht bij.
De burgemeester De Waal kreeg, juist toen hij
zich gereed maakte om naar de receptie des Koning»
te gaan, een aanval van beroerte.
Slaagde het feest-zelf voortreffelijk, voor hen, die
daarua met een trein uit de Scheldestad weg wilden,
was 't miuder prettig. De correspondent van „het
Vaderl». (v. P.) schetst dit tooneel in de volgende
woorden
Hoo de duizenden en duizenden, die het Landju
weel hadden bewonderd, to huis £yn gekomen, zal
zal voor een ieder een raadsel zijn, die den jauboel
aan het station te Antwerpen heeft bijgewoond. Er
werd gevochten en geslagen, de gendarmes maakten
van hun wapens gebruik om ruimte te maken, ter
wijl de administratie steeds nieuwe scharen naar het
afgesloten' terrein liet gaan, die daar, als schapen
opgesloten, afhingen van „le bon plaisir» van dezl
„Voor u! Maar voor mij is dat precies hetzelfde
en als erover gesproken wordt, voel ik altijd dat ik
een beetje boos word
„Gij zult u ër toch wel aan moeteD wennen, beste,
om over Edward te hooren pratenHij draigt een
beroemden naamAlle couranten noemen dien
„Terwijl zij uw naam ongemoeid laten," zêide
Montgomery. „De couranten drukken al wat men
wil. Een beroemde naam! een beroemde naamNu,
mijn naam is ook beroemd 1"
„Met één M
„Wat drommel! Ik kan toch niet tegeljk Mont
gomery van New-York en Montgommery van Hendrik
den Tweede zijn. Dat is iets onmogelijksIk beu
rijk geworden op mijn kantoor, en ik heb geen
koning van Frankr^k in een tournooi een oog uit
gestoken. Ik erken hgtik heb nog nooit iemand
een oog uitgestoken En dat is paar gelukkig ook,
want als ik iemand in een tournooi een oog uitstak,
zou waarschijnlijk de Prefectuur van politie...."
Hij trachtte te schertsen, maar Liliane verstond
geen scherts. 1
„Houd nu maar op met dien onzin," zeide zij
i „maar wilt gij heel wat goedmaken
„Heb ik dan zooveel kwaad gedaan?"
„Nog al. Nuik zal alles vergeven en vergeten,
als gij ervoor zorgt, dat op den aanstaanden Salon,
naast het portret van Arabella.... als respectabele
najude, eer: portret vaü mij kimt te hangen.... als
I bevallige godin...." {Wordt vervolgd.)
of gene der ongeschikten, die wel zoo goed was, nu
en dan een hek te openen. Of men naar Berlijn,
naar Weenen of naar Berchem moest, daarvoor maakte
de spoor-administratie geen onderscheid.
Een goede raad tot afscheiddie zijn vrouw lief
heeft, late ze thuis, daar men bij Belgisdie feesten
met het spoor te vechten hoeft.
De Amerikaansche geleerde Samuel O' Turdell be-
sobryft uitvoerig hoe hij in den Bijbel de stoom
machine meent ontdekt te hebber., en wel in het
monster, dat door Luther Behéraoth en Leviathan
genoemd wordt en naar de beschrijving in het Boek
Job, hoofdstuk 40, vermoedelijk in het nijlpaard we
der te vinden is.
Om zijne vinding te rechtvaardigen moet de schrij
ver, wel is waar, zijne toevlucht nemen tot een tame
lijk vrije vertaling, maar daardoor verkrijgt hij ook
verrassonde uitkomsten. Zoo vertaalt hij hoofdst.
40, vs. 10: „Zie nu een met groote hitte (dat is
Behemoth) hij zal voeder verslinden zooals het vee
doet" '(dusde stoommachine). Op den hoogen
schoorsteeu, die bij eene stoommachine behoort,
staat vs. 12: „Als hot hem lust, zijn staart is als
een ceder.» De samenstelling der machine wordt
geschetst in vs. 13: „Zijn beenderen zijn als vast
koper; zijn gebeenten zijn als ijzeren haadbooraen.»
Vs. 18 wijst op het geen warmte leidende omhulsel
der stoomketel» en stoombuizeu „Onder schaduw
achtige boomen ligt hij neder, in eene schuilplaats
des riots en des slyks." Zuigbuizen en kloppen, en
watertoevoer worden aangeduid in vs. 18 „Zie, hij
doet do rivier geweld aan en verhaast zich niethij
vertrouwt dat hij de Jorelaan iu zijn mond zou kun
nen nemen.» Zelfs bot samenstel vau het soldeer-
ijzer heeft de schrijver niet voorbijgezien: vs. 21:
„Gij zult bom eene bieze in den neus leggen en met
een doorn zijne kaken doorboren.» Verder wordt
in hoofdstuk 41, vs. 8 bet soldeeisel aangeduid:
„Zeer uitnemend zijn zijne sterke schilden, elk ge
sloten als met egjinauwdpukkeud zegel.» Het glans
punt is echter ae vrije vertaling van hoOfïlstuk 40,
vs. 25 „Gezelschappen zullen in hem (de stoom
machine) vreugde vinden, en winzuchtige speculan
ten hem onder elkander doelen.»
Wellicht ook naar aanleiding van de dreigende
cholera-epideraie heeft in het Hand. Dr. H. P. Kap-
teijn een oyerzicht gegeven van de verschillen tus-
schen de Engelsche en Nrderlandsche wetten, die do
bevordering der 'openbare gezondheid ten doel hebben.
Detegenwqordig iq Engeland van kracht zynde
petten voimen oen dikken bundel, en bevatten, be
halve een groot aantal kleinere wetten, de groote
Public Health Act van 1875 en de wet op het ver
vuilen van rivieren. Het doel en de strekking van
alle deze wetten zijn bijna zuiver preventief. De
Er»gel8che regeering wil door die> wetten de inwoners
van bet rijk dwingen tot het nemen van maatregelen
om hun land, hun bodem, hun lucht, hun water en
hun huizen zó<5 to maken, dat de ziektekiemen, die
van buiten in Engeland dringen, (laar geen gastvrij
onthaal ontmoeten, maar integendeel dat land een
onbergzaam oord vinden, volkomen ongeschikt voor
hare bijna ongeëvenaarde vermenigvuldiging. Daartoe
worden in die wetten een ieders plichten nauwkeu
rig omschreven.
De zorg voor de uitvoering van die wetten wordt
niet geheel overgelaten aan de plaatselijke besturen.
Het blgkt uit aUes, dat de Engelsohe wetgevers
deze besturen \oor die taak niet voldoende geschikt
achten. Boven die plaatselijke besturen wordt door
de laatste wet (Local Government Act 1888,) een
diatrictsbestuor gesteld, en boven dit weder het cen
trale gezag, vertegenwoordigd door een departement
van 't ministerie van binnenlandscbe zaken. Dit
departement The Local Government Board. De werk
kring en de invloed van dit departement breiden
zich steeds uit, en ondanks den dwang, dien het
allengs meer en meer op de plaatselijke besturen
oefent, wordt het steeds meer populair. Dit is daaran
te danken, dat het Engelé'che volk een open oog
heeft voor de begunstigde resultaten (kenbaar aan
een steeds afnemend sterftecijfer), die het aan de
bemoeiingen van dit departement verschuldigd is.
The Local Government Board moet zorgeD voor
de naleving van alle sanitaire wetten. De grootste
en voornaamste van deze wettei is de Public Health
Act van 1875, die bestaat uit 3^3 artikojen.
Wat nu de Nederlandsche sanitair weUen betreft,
de meesten daarvan hebben ten doel den vgand, wan
neer hij binnen onze landpalen is gekomen, te be
strijden en zoo mogelijk te verdrijven. Van zuiver
preventieven aard hebben wy er zeer weinig. Er
18 b. v. ni'ets in te vinden omtrent rioleering en
draineering van den bodem, vervuiling van rivieren
door faecaliën, verpesting van de lucht door riool-
gassen enz. 'Grootendeels zijn ze repressief, en ook
in dit opzicht nog zeer gebrekkig. Wel hebbon in
Nederland provinciule en gemeentelijke besturen het
recht om preventieve maatregelen te uemen, maar
zij maken van dat recht geen gebruik.
Maar, merkt Dr. Kapteijn op, men zal mij vragen:
wat wilt ge dan toch Zoudt ge willen, dat onze
Hooge Regeering en onze Volksvertegenwoordigers
hun kostbaren tyd besteedden aan het samenstellen
van en het debatteeren over een geheel stel preven
tieve sanitaire wetten, terwijl het politiek program
ma zoo zwaar beladen is met gewichtigo ouderwer-
peu als kiesrecht, belastinghervorming, legororganisa-
tie, enz.? En dan luidt zijn autwoord volmondig ja
Zeker is 't van groot gewicht, dat beslist worde
of ieder Ne jerlander kiesrecht zal krijgenmaar
van nog grooter gewicht is het, die kiezers in 't
lever, te houden. Daarom aeht de schrijver het
dringend noodig, dat het sameustellen van nieuwe
sanitaire (preventieve) wetten ten spoedigste door
onze regeering ondernomen worde. Men kan zich
daarbij de groote ondervinding ten nutte maken, die
de Engelschen nu jarenlangeu arbeid omtrent deze
zaak verkregen hebben.
Ik zou mg schrijft Dr. Kapteyu een wet,
op de openbare gezondheid aldus denken„Men
make een wet op 'tvoitspoor van de Public Health
Act 1875 met de annexe wetten, bijv. die op 't ver
vuilen vau rivieren. Men eerbiedige ook in Neder
land zooveel mogelijk de autonomie der gemeenten,
maar slechts zoolang zij haar plicht doen. Men ver-
heffe het geneeskundig staatstoezicht tot een afdee-
liug van het departement van binnenlandscbe zaken,
onder presidura van den minister. Meu voege aan
het geneeskundig staatstoezicht eenige kundige inge
nieurs toe. Men drage vooral zorg voor geregelde
inspectie van de sanitaire toestanden, eu lette daarbij
op de handhaving van de bepalingen dor nieuwe
wet. Meu belaste met die inspecties bezoldigde
geneoskuudigou, aan wie het niet veroorloofd wordt
om noveus het waarnemen dezer betrekking gewone
praktijk uit te oefenen, enz.
„Op die wijze ingericht, zal het geregeld staats
toezicht zeker aan het Rijk meer kosten dan thans;
maar men zal dan ook resultaten bereiken, die ruim
schoots tegen de gedane uitgaven opwegen.» h
Officieel wordt bericht, dat het nieuwe Engelsche
Kabinet als volgt is saamgesteld
Gladstone, Eerste Lord dor Schatkist en Lord Ze
gelbewaarder Lord Herschell, Lord KanselierLord
Kimberley, minister voor Indië en president van den
Geheimen Raad Lord Rosebery, buitenlandsche za-
Lord Ripon, koloniën, Asquith, bpnenlandsche zaken;
Campbell Bannermann, oorlog Lord Spencer, mari
ne Sir William Harcourt, Kanselier der schatkist
Johu Morley, minister voor Ierland Sir George Tro-
velyan, minister voor SchotiaudMundella, koophan
del Fewler, voorzitter van den Local Government
BoardArnold Morley, postmeester-generaalAcland,
onderwijs.
De bovengenoemden maken deel uit van het Ka
binet, aan hetwelk misschien nog een of twee leden
kunnen worden toegevoegd. Lord Haughton, be
noemd tot Onderkoning van Ierland, zal geen doel
vaq het Kabinet uitmaken.
Wegens het overlijden van den Berlynschen bur
gemeester Forckenbeck moet erin het district Sagau-
Sprottau eene verkiezing voor den Rijksdag plaats
hebbeu. Tot dusver ondersteunden daar de oen-
tmmsmannen de Duitschvrijzinnige candidaten, waar
door ook Forckenbeck gekozen kon worden.' Doch
ditmaal verklaart zieh kentoekenend voor den po-
litiekeu toestand de centrumspartij voor eenen
conservatieven candidaat. Uit deze tactiek blijkt de
neiging van van (le centrumspartij om zich op den
voorgrond te plaatsen door het ondersteunen der
idee van eene clericaal-conservatieve regeerings-
meërdorheid in den Rijksdag. Do Duitschvrijzinhi-
gen zijn natuurlijk ten hoogste ver ontwaardigd
over deze taktiek in Sagan-Sprottau, en dreigen
zich bij toekomstige verkiezingen te zullen wreken.
4 Naar het heet, zouden de Rijkskanselier, de mi
nister van oorlog en de bevelhebber van den gene-
ralen staf voor invoering van den tweejarigen in
plaats van den driejarigen dienst zijn, indien zij daar
door de nieqwe militaire plannen mot verhoogde
heffing van recruten door het Parlement bewilligd
krijgen. Ongetwijfeld zullen deze militaire ontwer
pen, met Miquel's plan tot belastinghervorming, ten
einde de noodige gelden daarvoor te verkrijgen, in
de volgende Rijksdagzitting het hoofd thema der de
batten en den hoeksteen voor de verdere ontwikke
ling der binoenlandsche politiek vormon.
Svambuloff kan tevreden zijn met zijn uitstapje naar
Konstantinopel. De sultan, die hem bijzonder wel
willend ontving, vereerde hem oen fraaie snuifdoos
en merkte tevens op, dat het oogenblik weldra zou
komen, waarop hg hem met eigen hand eon der
hoogste ridderorden op do borst zou hechten.
Het artikel in de officieuze Bulgaarsche Sooboda
waarivan melding is gemaakt, brengt ons op het spoor
van het doel en de smstaudisheden dezer belangrijke
gebeurtenis en maakt een eind aan de meeste veron
derstellingen.
Bij het onderhoud werd de erkenning van prins
Ferdinand terloops en om ze aar. de orde t® houden
ter sprake gebracht- De sultan beloofde toen den
prins te zullen erkennen als het oogenblik daartoe
geschikt was, wat, zeide hij, nu nog niet het geval
is. De reis word, zegt het blad, niet ondernomen
met het doel die erkenning te bewerken.
Stainbulotf had nog eeuige andere zaken met den
sultan te bespreken. Hij wilde opnieuw verklaren,
dat Bulgarije het zich tot een eer rekent, steeds met
den sultan op een vriondschappelijkeu voet te staan
en dat het in geen geval de banden wenscht te ver
breken waarmede het met Turkije verbonden is. Ook
moest Stambuloff den sultan duidelijk maken, dat
het jongste strenge optreden van 't Bulgaarsche kabinet
in zake het proces Beltchoff een gevolg was van de
geheime aanslagen, waaraan Bulgarije blootstaat.
Hij moest dQ oorspronkelijke stukken overleggen ten
einde zijne beschuldigingen tagen Ruslaud te staven.
Of Stambuloff tevens den sultan polsen moest, in
hoeverre een mogelijk bezoek vau prins Ferdinand
te Konstantinopel hem aangenaam zou wezen of zelfs
den sultan verzoeken tegenwoordig te zijn bij de
opening der Bulgaarsche teutoonstelling wordt door
de Svoboda niet medogedeeld.
In politieke kringen te Weenen is men zeer ver
heugd over de ontvangst, die de sultan Stambuloff
bereid heeft.
De Russen en de Franschen zgn natuurlijk wei
nig ingenomon met Stambuloffs bezoek aan Konstan
tinopel. En ook de Grieken zien deze ontvangst met
leede oogen. Er bestaat groote naijver tusschen Bul
garije eu Griekeulaud. De belangen dezer twee jonge
staten zijn in Macedonië met elkander in strijd. De
Grieksche bladen zeggen dan ook dat het onderhoud
tusschen den sultan en Stambuloff weinig goeds voor
Griekenland voorspelt.
In Bulgarije heerscht groote vreugde over het
welslagen der zending. De schitterende wgze waarop
aan Stambuloff door de Turksche overheid uitgeleide
werd gedaan is wel in staat, de Bulgaren aangenaam
te stemmen. Een militair geleide bracht Stambuloff
naar het station en de sultan zond zijn bijzonderen
secretaris om zgn afscheidsgroeten over te brengen.
Aan ieder station op Turksch' grondgobied werd aan
Stambuloff militaire eer bewezen en te Adrianopel
kwam de secretaris-generaal van het district op bevel
van den sultan Sterabuloff begroeten. Ook maakte
het op den sultan een goqclen indruk dat Stambuloff
Turksch sprak, zoodat een tolk niet noodig was.
INGEZONDE N.
Opdat door hef overnemen van een artikel uit de
Arnh. Ct. in de Goudsche Courant van 17 Augus
tus 1892 geen verkeerd begrip zal ontstaan ten op
zichte van het gasverlies en de middelen dit te
beperken, welke te Gouda in "gebruik zijn, kan het
volgende dienen.
De toestel van den Heer Blom is eene, waardoor de
aanwijzing van een zelfregisfreerende drukaanwijzer
door middel van een kabel en electrische stroom
naar de gasfabriek wordt overgebracht. In verschil
lende groote gasfabrieken zijn, electrische manometers
van ander system, wellicht niet zoo volmaakt in
gebruik. Alhier zijn tweo zelfregistreerende druk-
aanwijzers, een in de stad, eeu op de fabriek, waar
van de staten iederen dag worden vergeleken.
Dat het verlies aan de Goudsche gasfabriek inet haar
oude buizennet de vergelijking kan doorstaan, toonen
onderstaande cijfers.
Gasverlies.
Arnhem.
Gouda.
16.83
15.5
1S88
16.98
10 5
1SS9
16.40
S.8
1890
15.09
11.1
1891
Wanneer men nu weet dat do winter van 189091
vooral voor lajjg gelegen plaatsen, zeer nadeelig is
geweest voor het buizennet, dan is hét ook te be
grijpen dat alhier in 1891 niet het zeer lage cyfer
van 8.8 pet. werd bereikt.
Buitengewone middelen zijn niet altijd uoodig om
goede resultaten te bereiken.
J. J. PRINS,
Directeur der Stedelijke Gasfabriek
te Gouda.
De tiding yan het overlijden, mijner
geliefde Zuster Mevr. de Wed. A. J. GOÜ-
DRIAAN, geb. Woltkrs, te Gravenhageis
door mjj heden morgen ontvangen.
Mevr. de Wed. D. van HINLOOPEN LAB-
BERTON, geb. Woltrbs.
Gouda16 Augustus' 1892.