is naar de woning aan de Rechterrottekade gebracht, j
Van den Berg laat eene vrouw met vijf kinderen in
koramorvolle omstandigheden achter zy verkeert bo
vendien nog in hoogst zwangeren toestand; de be
kende liefdadigheid onzer stadgenooten echter zal
ook thans zoker niet uitblijven om hier te hulp te
komeu. Het lijk zal Woensdag aanst. ter aarde
besteld worden.
Van andere zijde meldt men ons
Uit de tallooze geruchten kan alfeen dit als feit
worden aangonomeu dat in het Cafe Voorwaarts in de
Delftsche straat, eenigszins afgelegen van de drukst
bezochte wegen, nabij de Schie, Zaterdag uamiddag
een agent van politie ter hulp werd geroepen om
de orde te herstellen en bij die gelegenheid een
schot op hem werd gelost, tengevolge waarvau hij
eenige oogenblikken later stierf.
Tal van arrestaties hadden dientengevolge plaats,
waaronder naar men zegt ook de dader zich bevindt.
De revolver waarmede de moord gepleegd werd, is in
het privaat in genoemd café gevonden. De agent,
een oppassend man laat een weduwe met drie of
vier kinderen na.
De Belgische vereeniging tot bescherming der
dieren heeft eencn prijs van duizend franken uitgo-
loofd voor bet beste antwoord in het Fransch, Ne-
derlandsch, Hoogduitsch of Engelsch op de volgende
vragen
Welke rodenen pleiten vóór en tegen de vivisectie,
uit bet oogpunt der wetenschap en van het recht
Is de vivisectie algemeen in gebruik P Geeft zij tot
misbruiken aanleiding? Welke zijn die en hoe zijn
zy togen te gaau Wat is er in de onderscheidene
landen gedaan, door wetgevende maatregelen of door
persoonlijke pogingen, om de vivisectie te voorkomen
of te reglementeeren Geef eene schets van een
wetsontwerp.
De mededinging is tot primo October a. s. open
gesteld.
Verleden jaar is dezelfde prijsvraag gesteld, doch
onbeantwoord gebleven, doordien er geen voldoende
bekendheid aan gegeven was.
In do zaak betreffende de quaestie der perron-
kaartjes, waarvan de rechtbank te Groningen onlangs
in hooger beroep kennis nam, kwamen in het Don
derdag 11. deswege gewezen vonnis de volgende over
wegingen voor.
O. dat de strafbepaling, vervat in art. 1 der wet
vau 6 Maart 1878, niet kan worden toegepast op
het lelaste gelegde feit, omdat dit artikel wel voorziet
in het geval van overtreding der bepalingen vastge
steld bij algetneene maatregelen van inwendig bestuur
vau den staat, op welke geene straffen bij de wetten
zijn gesteld, maar een dergelijk geval zich hier niet
voordoet, nu de spoorwegwet zelve in artt. 53, 5fl
en 64 op de overtreding van de bepalingen van eert
krachtens art. 27 uitgevaardigden alg. maatr. v. inw.
best. straf heeft gesteld, al is dan ook de strafbaar-
beid daarbij beperkt tot de overtredingen gepleegd
door de bestuurders, door de beambten of door
de reizigers. O. dat bet O. M. subsidiair zijne
vordering wil doen steunen op art. 43j 63 der
spoorwegwet en 10 der inv. wet, maar een beroep
daarop evenmin kan opgaan, aangezien het loopen
langs den spoorweg zonder verleende toestemming
van den daartoe bevoegde, door iemand wien dit uit
den aard zijner betrekking, niet vrijstaat, niet is te
delijk bij de marine; eerst kustvaarder."
Waarom?"
„Om de oude lui!"
„Uw vader?" zeide George. A
„En moeder. Ja, ik zou liever hier wijven en
hun wat meegeven van wat ik heb.... als ik ga ver
dienen. O! ziet gij, ik verdien al wat! Maar ik
ben eerzuchtig."
„Wat zegt gij?"
„Eerzuchtig!" herhaalde de knaap trotsch. «Ik
wil meer hebben?"
„Wat verdient gij nu?"
„Owel.... soms, zes stuivers.... per dag
„Hoeveel?" vroeg Sylvia, die vao zooveel armoede
schrikte.
„Zes stuivers Soms maar niet dikwijls, acht of
tien."
„En vader?"
„Vader verdient meer Maar, hij heeft maar een
kleine oude schuit en moet het aas ook nog betalen
want visschen zijn lekkerbekken, zij moeten versch
eten hebben dus dan schiet er niet veel over
„En met baccarat, in een nacht.... Het is jam
mer, dat uw neet Bernière niet hier is," zeide miss
Meredith.
„En," sprak Sylvia weer, „van dat beetje geld
aaoet gij leven
„O er zijn wel eens buitenkansjes. Als men een
mooien visch, een zeebaars of zoo iets vangt, of als
men een goede vondst doet.... Nn j dan kan erZon-
i last gelegd, en al ware die to lastlegging uit de dag
vaarding af te leiden, het loopen op een perron van
een stationsgebouw, uit den aard der zaak bestemd
om reizigers toegang tot do trainen te verschaffen,
niet kan worden gelijkgesteld met het loopen langs
den spoorweg zonder vergunning «Is bij art. 43
bedoeld enz.
Bevestigt het vonnis a quo.
Aan het slot van een artikel over den cidorwijn in
Bretagne geeft het libl. de volgende berekening om
trent de winst, die deze tak van nijverheid afwerpt.
Het product van een boomgaard van één hectare
is in een gemiddeld .appeljaar 1000 ruches appelen
(de ruche is oen Normandische maat, gelijk aan 50
liter). Elke ruche levert 13 liter gros cidre en
evenveel petit cidre op. Het arbeidsloon, met inbe
grip van het paard ter bewerking van 1000 ruches,
is op ongeveer 400 francs te stellen. Voor dezo
jaarlijksche uitgave, waarbij ik als route van het
kapitaal ruim genomen, nog 350 frcs. voeg, dus voor
750 frcs. heeft men dan in een gemiddeld oogstjaar
vau zijno hectare boomgaard 260 hectoliter cider,
waarvan de waarde ongeveer op 15 frcs. de hectolitor
te stelleu is, dus eene totaio opbrengst van 3900 fr.
En dit met een niet slytend grondkapitaal van ruim
berekend, 7000 frcs. Uit eeu oogpunt van goldbe-
legging is dus een appelboomgaard boven een goud-
myn te verkiezen. Men vergete evvnwel niet, dat
er ook slechte oogstjaren zijn, en vooral dat, hoe
eenvoudig de ciderbereidiug moge wezen, als men
niet zelf er het oppertoezicht over houdt en door
ervaring weet boe meu moet handelen, het product
veel minder worden zal.
In eeu „brief uit do hofstad* in de Arnh. Ct.
leest men
Van mijne vroegste jeugd af zyn mij, en ieder
ander mei mij die met eenige zorg opgevoed is ge
worden, de onschatbare voordeelen van het vróeg
opstaan in de onwillige ooren gepredikt. Bij het
schoonschrijven werd ons het overbekend „de morgen
stond heeft goud in den mond* als „exempel" voor
gelegd, opdat die onomstootelijke waarheid langs
alle wegen in ons geheugen zou gegrift worden. Ik
durf gerust voor de anderen spreken en zeggen, dat
wij het hebben geloofd of niet geloofd, maar, zoo-
dra wij onze eigen meesters waren, het goud van
den morgenstond hebben versmaad, om mot het zil
ver van den laten avond ons voordeel te doen.
Alle hoofdwerkers kiezen het nachtelijkuur voor
den arbeid uit, en gevoelen zich helderder, aange
namer, beter gestemd, hoe verder zij van deq onder
gang ec hoe dichter zij aan den opgang der zoo
komen. Maar de geleerden schudden daarover het
hoofd, bewerende dat men zoodoende zijne gezond
heid ruïneert, zyu intellectueel kapitaal verbruikt,
en, althans op my, maken die wetenschappelijke
vertoogen, die door krachtige argumenten gesteund
worden, wel eenigen indruk, al kooden zij mij niet
afbrengen van de gewoonte, die mij al mag de
wetenschap haar veroordeeleu totnogtoe geen
kwaad deed.
Maar daar staat dezer dagen een Duitsche ge
leerde op, eigenlijk staat de man veel te laat
op maar dat is een gevolg van zijn eigen stelsel,
gelijk men hooreu zal, die het tegendeel gaat
betoogen, die op physiologiscbe grouden namelijk
beweert, dat vooral voor hoofdwerk de morgenstond
geenszins de chrysostomische eigenschappen bezit
van het schoolvoorbeeld, maar veeleer juist de avond
de wure werktijd is voor goleerden, schrijvers, dich
ters „et hoe genus omne". Het goud van den mor
genstond zou dus alleen voor de leegloopers (dieer
in den regel hoegenaamd geen gebruik van maken)
en voor de handenarbeiders koopwaarde bezitten
Komt, mijne medearbeiders van de pen, laat ons
met een gerupt geweten de dokons nog oeus over
ons heen trekken gunnen wij dat goud aan hen,
die liet noodig hebbenvoor onze behoeften is het
niet veel meer dan koper om goud rapen wij in
deu laten, laton uvondstond, als rust ons omgeeft
en onze gedachten onbelemmerd en onafgeleid de
ruimte door. zweven.
Men schrijft aan de Amst. Ct.
„Meermalen komt het voor, dat het per spoor
reizend publiek aan de conducteurs fooien goeft voor
bewezen diensten, zooals hot oveibrengen van bagage
het nemen van plaatskaarteu, enz. Het aannemen
van zulke beloouiugen door de treinbeambten der
Staatsspoorweg-maatschappij is door den Directeur-
generaal met stralfo van dogradeeriug ja zelfs ontslag
bodreigd, tenzy de betrokken conducteur bet geld
aan den stationchef, ter storting in de kas van het
zieken- en ondersteuningsfonds, afdraagt. Niet altijd
geven de beambten aan dit bevel gehoor, maar wen-
deu do fooi soms ten eigen bate aan. Zoo is thans
weder de hoofdconducteur B. te Amsterdam daarop
betrapt en tot gewoon conducteur teruggesteld.
Voorwaar een harde lesmaar beter ware hot, dat
het publiek, dat «net hot verbod van don directeur
geuoraal natuurlijk niet bekend kon zijn, op de eene
of andere wijze, b.v. door annonceeriug in do coupés
daarmede in kennis werd gesteld. Hierdoor zou de
verleiding voor «Ier. conducteur niet meer bestaan en
diens gozin niet moer op eene zoo gevoelige wijze
worden getroffen."
Madame Rosa Bonhour, de beroemde dierenschil
deres, die oulangs 12,000 p. st. voor oene schilderij
weigerde, is in Maart 11. zevontig jaar geworden.
Zij woont iu een schilderachtig huis in het bosch
van Fontainebleau, oorspronkelijk gebouwd als een
jachthuis voor Maria de Medici. Rosa Bonhcur heeft
daar veel laten verbouwen eu onder die nieuwe kamers
is haar fraai atelier. De kunstonares drxagt nog
eene raanskleuding als zy aan 's werk is; trouwens,
zij heeft de rokken bijna geheel afgeschaft, want zij
klaagt er over, dat zij door de zwaarte daarvan,
zich tien jaar ouder gevoelde dan zij is. Zij is klein,
maar gezet van gestalte en heeft nu zilverwit haar.
Hare sterk geteekende gelaatstrekken hebben eene
eigenaardige fijnheid, en hare schitterende bruine
oogeu kunnen zioh met hare lippen tot een bevalligen
glimlach vereenigen. Als zij spreekt, straalt er eene
innemende vriendelijkheid uit haar blik, maar als
haar gelaat in, rust is, heeft het oene koele en strenge
uitdrukking. Hare stem is zncht en aangenaam, en
hoewel zij in hare manieren iets brusks heeft, maakt
haar geheele voorkomen den indruk van oprechtheid
en rondborstigheid. Hare liefde voor dieren draagt
veel bij tot de genoegens van haar leven, en onder
hare talrijke lievelingen is een tam konijn dat haar
als een houd naloopt en altijd op haar atelier is.
Een meisje van buiten is «le dupe geworden van
een flauwe en wel wat al te ver gedreven grap. Ze
moest met den laatsten trein van Amsterdam naar
Utrecht en stapte aan 't Centraal-Statiou in.
dags soep gekookt worden.."
„Soep valt zeker uiet dikwijls voor zeide George.
De knaap glimlachte.
„Nu Francis," zeide mevrouw Norton, „hier hebt
gij ietsja, voor den armband...."
Zij stopte de knaap een goudstuk in zijn ruwe
handen, dat hij met een hoogo kleur aaunam. Hij
durfde het echter niet te houden, maar wilde het
de Amerikaansche teruggeven, terwijl hij verschrikt
riep
„O mevrouw Dat is te veelHet is de moeite
niet waaid?.... Neen mevrouw, daarom heb ik hem
niet teruggebracht, heusch niet!"
„Dat weet ik wel, mijn kind. Maar ik wil heb
ben, dat uwe moeder kan gebruiken, wat voor haar
gezondheid noodig is." I
Dan dank ik u voor moedersprak de knaap.
„En gij moet mij komen zeggen, hoe het haar
gaat, hoort gij.... Kom maar dikwijls terug, mijn
kind...."
„Met genoegen, mevrouw. Als ik geen bruggetjes
moet leggen of netten drogen, andera zou vader...."
Glimlachend hief hij den arm op.
„Vaarwel, mijnheer, mevrouw en allemaal. En
als ik terug kom eu gij niet thuis zijt, dau zal ik
maar naar mijnheer vragen, niet waar?"
En hij wees op George De Solis.
„Waarom?" vroeg Eva verwonderd.
Francis begreep, dat hij zich vergiste en zeide tot
Sylvia
„O, is dat uw man niet?"
„Hoe komt gij er bij?" riep Eva.
„Pardon, neem mij niet kwalyk," zeide het kind,
„ik dacht...."
Opeens heerschte er in den salon een druk!end
zwijgen.
Eva en Sylvia zagen elkander een weinig verlegen
aan de jonge vrouw sloeg verward de oogen neder,
en Francis Ruaud vroeg aan miss Meredith
„Welken weg moetik op? Ik weet niet, hoe ik
hier nit moet komen."
„Ik zal u den weg wijzeu," zeide Eva.
Het kind groette nogmaals mevrouw Norton en
den markies, en ging met miss Meredith heen, ter
wijl De Solis alleen met Sylvia in den salon bleef,
waar do kleine Francis onwetend den vinger had
gelegd op de wond, die beiden tot martelaars
maakte.
VI.
Zij stonden tegenover elkander, alleen, na jaren,
alleen, nadat het leven hen gescheiden had, en ieder
zijn eigen bestaan voortzette, zooals het toeval het
wilde, met den oceaan en de wereld tusschen hen.
Zij waren alleen en beiden overviel een beschroomd
heid, alsof ieder vreesde, bij het eerste woord te
veel te willen zeggen.
Wordt vervolgd.)
Onderweg maakte zij eeu praatje met een der me
dereizigers, die, zeker om eens een grup te hebben,
haar bij aankomst aan 't station-Weesperpoort wijs
maakte, dat dit Utrecht was. Het raoisje stapte vol
goed vertrouwen uit en vroeg aan den eerste den
beste den weg naar de Cathrynebrug. Het bleek nu
dat ze verkeerd was de trein was intussohen vertrok
ken, en daar stond het arme meisje 's nachts om
twaalf uur, zonder geld in een vreemde stad het
huilen stond haar nader dau 't lachen. Van verschil
lende zijden werd haar door menschen, die medelij
den met haar hadden, hulp en geleide aangeboden
totdat eindelijk de stationschef, wien men om raad
vroeg, haar onder goed geleide liet terugbrengen
naar hare familie of konnissen, waar zij vandaan ge
komen was.
„Eeu verdwenen vischsoort." In hot jaar 1879
deed kapitein Kirby van don schoener „Ilutchings,
die op kabeljauwvangst uit was, ten zuiden van Nan
tucket een zonderlinge vangst. Zij bestond uit on
geveer 5000 pond visch van cone soort, die hem
volkomen onbekend en ook voor de wetenschap nieuw
was. Het waren merkwaardig groote vertegenwoor
digers vau eene Icleino familie van visschen, die de
tropische en beneden-tropische gedeelten der zee be
wonen. Do tot dat tijdstip onbekende visch kreeg
deri naam Van tile-jich. Deze visch beroikt een ge
wicht tot 40 pond en hield zich in matig diep wa
ter van 25-90 of 100 vademen op. De kleur van
dezen visch was levendig, van boven bleek-violet en
beneden witachtig met tnlrijke vaalgele vlekken, vooral
naar boven toe. De eerste vangst van den onbekeu-
den visch had men oenvoudig weggeworpen, toeu
men echter vond, dat de dieren, gekookt, zeer goed
smaakten, werd er een groot aaDtal ingezouten en
gerookt. In de jaren 1880 en 81 werd dezelfde
visch ook op bet stoomschip dor Amerikaansche visch-
vangst commissie herhaaldelijk uit de diepten van
70 tot 134 vademen opgehaald en door professor
Baird onderzocht. Jammer genoeg was het destijds
wegens bijzondere omstandigheden niet mogelijk, een
grooter aantal van deze visschen ten behoeve van
wetenschappelijk onderzoek mede te brongen.
In de maanden Maart en April 1882 brachten
daarentegen de schepen, die te Philadelphia, New-
York en Boston binnenliepen» het bericht, dat zij op
zee mijlengroote vlakten doorgevaren waren, die met
doode visschen bedekt waren, welke volgens de be
schrijving geen andere dan tile-visschen konden zijn.
Volgens nauwkeurige berekeningen van kapitein J.
W. Collins sohijnt hot, dat een vlakte der zee van
50007500 vierkante mijlen met deze vischlijken
bezaaid was, zoodat hun aantal op meer dan 1000
raillioen te schatten is. Sedert dien tijd is het ondanks
alle moeite niet meer mogelijk geweest, ook maar
één enkel exemplaar van den merkwaardigen visch
weer te vaugen, zoodat men de gevolgtrekking moet
maken dat deze of uitgestorven of uitermate vermin
derd is. De oorzaak van deze groote vischsterfte is
niet met zekerheid onderzocht. Professor Verrill
meent, dat zij iu een plotseling dalen der temperatuur
van het zeewater is te zoeken. In de jaren 1880
en '81 heeft deze onderzoeker aan de Amerikaansche
kust langs den golfstroom vele zeedieren kunnen van
gen, die anders zuidelijker streken bewonen, terwijl
deze iu 1882 volkomen ontbraken. Destijds echter
was door een lang aanhoudenden Noordenwind bui
tengewoon veel drijfijs afgevoerd, hetgeen een aan
merkelijk dalen der waterwarmte in die gedeelten
van den Atlantischen Oceaan veroorzaakte, en dus
is het inderdaad mogelijk dat hierdoor do ondergang
van die verbazond groote menigte tile-visschen ver
oorzaakt werd.
„Het zwervend borstbeeld". Tegen het einde van
1885 ontdekte de seoretaris van het Jerömistisch
comité bij een handelaar in antiquiteiten een buste
vau koning Jerórae. Hij vond het onwaardig, deze
beeltenis in een stofiigen winkel te laten, en opende
onder zijn partijgenooten eene inteekenlijst om haar
prins Jerome aan te bieden1800 onderteekenaars
brachten de vereischte som bijeen, 1200 fr. In hot
bezit van het borstbeeld, besloten de secretaris en
zijne vrienden, het den prins persoonlijk onder trom
petgeschal in zijne woning in de Rue de Phalsbourg
over te reiken. De prins, die niets zoozeer haatte,
als luidruchtige mauifestatiën, liet den heoren zeggen,
dat hij het geschenk alleen dan in ontvangst zou
nemen, wanneer men het hem zonder lawaai wilde
brengen, De gevers, een weinig overbluft door dit
antwoord^ wachtten een paar maanden; daarop werd
de prins 'uit Frankrijk verbannen. Men moest toch
het borstbeeld kwijt raken en wilde het nu door
eene depAitatio naar het kasteel Prangins laten brengen,
waar Jaröme zooals men weet, zijn verbanningstijd
doorbracht; maar voor deze reis was geon geld meer
te krijsen. Toen prinses Laetitia mot den hertog
van Affista trouwde, liot Jéróme, die allorloi zonder-
linge denkbeelden had, do bezitters van het borstbeeld
verzoeken, het zijne dochter teu geschenke te geven.
De hetren weigerden. Sedert is de prins gestorven,
en de buste heeft nog altijd geeu eigenaar gevouden.
De Onderlinge Levensverzekering van Eigen Hulp
hield Zaterdag hare algemeene vergadering.
In de openingsrede wees de voorzitter, rar. De
Bosch Kemper, met eenige voldoening op het feit
dut het Genootschap zonder zijn devies „zuinig be
heer" in het minst te verloochenen, dezo vergade
ring kon doen plaats hebben in eigen huis, waur
liet op zekere wijze zijne waarden kon bergen.
Uit het verslag over 1891 bleek o. a. dat op uit.
December 1891 waren gesloteu 4307 polissen
tot verzekering van 5,240,636.40 kapitaal en
f 267,362.20 rente; welke bedragen op 31 Juli 1892
gestegen waren tot 4615 polissen, ter verzekering-'
van 6,008,343.50 kapitaal en 303,4b3.87. rente.
Tamelijk gelijkmatig zijn over het geheele land
verzekeringon verspreid hoewel er iu de pro
vinciën Noord-Brabant on Limburg minder posten
worden gesloten. Toch maakteu Breda en Maastricht
veel goed doch men moet niet vergeten dat iu
katholieke streken veel wordt afgesloten bij Maat
schappijen die door katholieken zijn opgericht.
Bij monde van den heer inr. Lamau Trip bracht
de commissie tot onderzoek van de rekening over
1891 een uitvoerig gemotiveerd verslag uit, dat con
cludeerde tot goedkeuring vau die rekeniug, onder
bijvoeging dat die commissie volledig vertrouwen
stelde iu het beheer der directie en dat de belangen
van het Genootschap op Uitnemende wijze worden
behartigd.
Tot leden van de commissie om de rekening over
1892 te onderzoeken werden benoemd de heereu
Smits, Larnan Trip en Gratama, en tot hunne plaats
vervangers de beeren Hulsebos, Greidanus en Van
Essen, terwijl als commissarissen werden herkozen de
heerenW. L. P. A. MolengraafF en 11. J. Moll.
Eene wijziging vau het reglement, nl. om in de
artt. 38 en 39 het woord „lid" te vervangen door
„deelnemer" werd met algemeene stemmen aange
nomen, van welke Wijziging aan het hoofdbestuur
van Eigen Hulp de goedkeuring zal worden gevraagd
Dr. K. schrijft in het Weekblad l)e Ameter dammer
De lust tot reizen, in onzen tijd van toenemende
beschaving en gemakkelijke vervoermiddelen een.
jaarlijks wederkeerend verschijnsel geworden, spruit
voort uit een innerlijken aandrang om het eentonige
alledaagscbe voor een poos te vervangen door versche,
nieuwe indrnkken, aan natuur of kunst ontleend.
Waar dag in dag uit de cirkelgang van een inge
spannen maatschappelijk eu huiselijk leven een on-
behagelijkeu stempel van verveling en lusteloosheid
op ons doen en laten dreigt te gaau drukken, daar
biedt zich het reizen als een welkom redmiddel aan,
om als het ware nieuwe werkkracht, nieuwe levens
lust in ons op te wekkon. Afgezien van het genot,
dat men ondervindt bij het ontvangon van nieuwe,
snel op elkaar volgeude indrukken en van de waar
nemingen, die men daarbij maakt, kan het niet anders
of ook de herinnering aan dat alles zal nog langen
tijd daarna stof tot vruchtbare overdenkingen achter
laten en dus ook in dezen zin eene weldadige na
werking onderhouden. Het spreekt van zelf dat de
mate van het g<mot grooter zal zijn en dat die her
innering eeno meer blijvende beteekenis zal erlangen,
naar mate we minder oppervlakkig, dus dieper zullen
waarnemen.
Het standpunt waarop onze beschaving staat, de
hoeveelheid kennis die we bezitten en de individu-
eele eigenaardigheid van het karakter bepalen dus
ten laatste het goede resultaat, dat eeue reis voor
deu reiziger opleveren zal. Dat hierbij het oord
waarheen men reist van grooten invloed is, vooral
voor hem, die voor zijn genoegen, om zich te ont
spannen, reist, behoeft wel geen betoog. De stede
ling heeft behoefte, de yaak bedompte huizen de
enge straten te ontvlieden, om zich vrije beweging
in do frissche, gezonde land- of berglucht te gaan
verschaffen, of wel drukke, aanhoudende, overspan
nen bezigheden nopen hem, tot zichzelf te komen
en rustig na te denken, in welk geval hij de voor
keur zal geven aan de rust van het stille, landelijk
leven. De buitenman, uit den aard der zaak meer
aan gezonde afwisseling in zijne dagelijksche bezighe
den gewoon, heeft minder behoefte aan reizen ech
ter, zoo de reislust ook over hom vaardig wordt,
zal de eenvormigheid van het dagelijkqch leven hem
naar de groote steden drijven, om daar voor hem
vreemde indrukken te gaan opnemen.
Voor hem echter, wien het te doen is eene wan
kelende gezondheid te horstellen of die vreest zijne
gezondheid door voortgezette inspanning nog meer te
ondermijnen, voor hem stelt het reizen geheel andere
eischen.
In de eerste plaats zal zoo iemand te rade moeten
gaan met het klimaat van de landstreek waarheen
hij reist. De keuze van het oord waarheen hij zich
begeven zal, moet met zorg en overleg geschieden,
opdat hy niet door een klimaat, minder goed dan
dat, waarin hij gewoon is te vorkeeren, zyu toestand
zie verergeren. Daarbij komt, dat terwyl de gezonde
reiziger bij de keuze van zyu doel zich door toeval
of bijzondere neiging kan laten leiden, de persoon
met zwakke gezondheid of de zioke, wien het om
genezing te doen is, het meest gebaat zal worden
door een voor hem passend klimaat, in verband met
de gewijzigde levenswijze; en br/endien neme men
bij die keuze in aanmerking dat de zieke in zijn
geloof in en hoop op hulp, iu zijn verbeeldingskracht
een heilzamer prikkel ouderviudt, hoe vreemder,
onbekender eu verder van huis zijn omgeving hem
voorkomt.
Voorts heeft de warmte eene zeer grooten invloeé
op deu aard der ziekten en op do genezende wer
king der klimatenieder weet dat in warme klima
ten de aandoening der spijsverteringswerktuigeu, in
koude die der ademhalingsorganen op den voor
grond staan.
Heete, vochtige en zware lucht is de ongezondste.
In en uit haar ontwikkelen zich allerhande ziekten,
bekend onder den naam van „tropische". Voor geen
enkele ziekte zal dus eeu reis naar de keerkringen
een weldadigen invloed hebben.
Doch evenmin is warme, droge en lichte lucht
tot de absoluut gezonde te rekenen, want zij brengt
de borstorganon in gevaar, zooals alle hoogvlakten
leeren; jichtlijders kunnen er intusschen goed bij
varen.
Lichte eu droge, doch koude lucht werkt ver
zwakkend, 8tofontrekkend, omdat zij de verschillende
uitwasemingen bevordert en het verbrandingsproces
levendig onderhoudtzwaarlijvige personen hebbeu,
z. g. rustige naturen en dergelijken kunnen hier heil
zame gevolgen ondorvinden.
Eene matig warme, gelijkmatige, zware en voch
tige lucht, vooral iu voor winden beschutte streken,
b.v. aan de zeekust, in boschrijke dalen, Jaar waar
geen tempera'uurafwisselingen plaats hebben, is aan
gewezen als verblijf voor borstlijders.
De koude, warme en vochtige lucht, zooals men
aan de noordelyke zeekusteu aantreft, werkt in het
algemeen versterkend en regelend op de stofwisse
ling voor de bloedarmen en door ziekte of arbeid
uitgeputte personen is deze lucht de beste.
In hot algemeen is de keuzo tusschon zware en
lichte lucht zeer moeilijk, vooral waar het geldt
borstlijders, en zal steeds in overleg met den genees
heer moeten geschieden, omdat ieder individueel
geval door een verblijf op bergen en hoogvlakten of
voor dat in dalen, bosschen en aan de zeekust, moet
uitgezocht eu aangewezen worden.
Wat betreft het reizen naar minerale bronnen en
badplaatsen, bedenke men, dat een groot, zoo niet
het grootste deel, van het te verkrijgen goede resul
taat veeltijds zal moeten worden toegeschreven aan
verandering van omgeving, van lucht, van voeding,
van levenswijze, van bezigheden euz., en dat al is de
werking van het bronwater in vele gevallen onmis
baar groot, in een aantal andere gevallen ook zonder
het gebruik van dat water goede gevolgen zouden
zijn verkregen, alleen door hot in toepassing brengen
van de zooeven genoemde veranderingen.
Intusschen zijn er een aantal krachtig werkende
minerale wateren en badkuren, tot welker gebruik
men nimmer zal mogen overgaan zonder een des
kundige geraadpleegd te hebben. Prof. Reelam
uit zich omtrent de badkuur als volgt„Het grootste
getal bezoekers voor alle baden wurdt geleverd door
drie soorten van zieken. In de eerste plaats door
personon, die eoD zittende levenswijze leideu, en
wegens onvoldoende lichaamsbewegingen e,n spier-
oefeningen aan stoornissen iu den bloedsomloop lijden
en daardoor aan afwijkingen der spijsvertering en
voeding. Voor hen is het dagelijksche wandelen
bij de drinkkuur, voorts de in het organisme inge
voerde groote hoeveelheid water en ten slotte de
bevordering van de huidwerkzaambeid door het bad
heilzaam. De badkuur is voor hen de straf voor de
met de natuur strijdige levensgewijze. Op hen vol
gen de vrienden van een goede tafel, die den na-
deeligen invloed van den kok en van den bottelier
door den badart9 willen laten verdrijven.
Ook dezen zouden door een meer aan de eischen
der natuur beantwoordend leven de ziekte hebben
kuDnen voorkomen en het bad onnoodig maken.
Dat zij een badreis ondernemen is eene stilzwijgende
bekentenis van hun gebrek aan zelfbeheersching. In
de derde plaats moeten wij noemen het leger van
zenuwlijders, die eensdeels door de verspilliug van
de krachten hunner jeugd en anderdeels door de,
gevolgen van overmatige inspanniug een slechts
levenswijze) naar de baden gedreven worden. Nog
bijna talrijker dan de personen, die hunne eigene
krachten hebben verspild, zyn in den tegenwoordi-
gen tijd ook de gedwougen „slachtoffer en martela
ren van den arbeid", die offers van den toestand
onzer beschaving en van de overdreven eischen van
onzen tijd aan de badplaatsen rust en ontspanning