1 Buitenlandse!! Overzicht. Nationale Militie. rische zijde, de heffing der schut- en sluisgelden door Gouda en een vergunningsrecht, hoewel die gemeente niets voor het onderhoud der werken bekostigde en dus een voorrecht genoot. De quaestie heeft een tragischen kant; een bloeiende gemeente siet zich na 1 Jan. 1895 een rijke bron van inkomsten ontnomen. En in deze tragedie werkt alles mede tot deu val van den held; allereerst de gemeentewet, de geest des tijds, die geen tolheffingen wil. Alle voorstellen strekken dan ook om Gouda tegemoet te komen. De quaestie mist echtor een jnridischeu kant; er blijft slechts de vraag of Gouda de kapitalen terug moet hebben, de sommen aan de Gouwe besteed. Van reqht niot in het minst, slechts van billykheid kan hier sprake zijn. Gouda beheert de Gouwe en aanbehoorende werken; onder de bezwarende omstan digheid ontving zij het beheer van verplichting tot groote verbetering, onder de voordeelige omstandig heid van de heffing van een recht gedurende 25 jaren, die met 1 Jau. 1895 expireeren. Gouda heoft groote winsten behaald uit die overeeukomst. Hoeveel? De juiste opgaven ontbreken omtront de uitgaven der gemeente voor de werken. Er is slechts een raming, waarvan echtor door het gemeentebestuur wordt gezegd, dat zij een billijken grondslag van berekening kan opleveren. Volgens die raming hoeft Gouda in 21 jaar ruim 6 ton gouds gewonnen, ongerekend de winst 1891— 1894. Voor 1871 heeft de gemeente ook uit de watertollen groot voordeel getrokken. 1 Bedenkt men dit alles, bedenkt men, dat Gouda ruim dubbel heeft teruggekregen al wat, zij aan de werken heeft besteed dan kan spr. niet inzien de verplichting der provincie tot teruggave van kapitaal. Hij ziet de billykheidsgronden niet. Maar zoo ze er zijn, begrijpt hij niet de verschillende toe passing dier billijkheidsgronden. Waarom de kapitalen voor enkele werken vergoed en niet voor alle? Het graven van de Turfsingelgracht geschiedde in het belang der defensie, in den tijd van deu 80 jarigeu oorlog. Moet de Prov. nu dat kapitaal, voor 3 eeuwen besteed, teruggeven Hoort de post niet veeleer thuis op hoofdstuk VIII der Staatsbegrooling. Gouda is ten minste consequent, het vraagt alle kapitalen terug, zelfs voor die werken, waarvao de waarde nog slechts approximatief is vast to stellen. Spr. blijft echter de teruggave van kapitalen aan Gouda door de billijkheid niet geboden achten, wijl Gouda alle onkosten dubbel en dwars uit de water- tollen heeft gehaald. In de voorstellen ligt geen enkel argument van billijkheid tot restitutie der kapitalen. Spr. geeft toe dat Gouda een groot verlies zal lijden en daarop schijnt de argumentatie der voor stellers gegrond. Wat is waar? Dat Gouda derft onwettige en onrechtmatige wiusten. Waar kan hier van billijkheid sprake zijn? Daarop wordt geen beroep gedaan wèl op de sympathie der Staten voor Gouda. Sympathie een motief voor onze hande lingen dat kan een gevaar worden. Sympathie betoenen aan een gemeente komt neer op meerdere heffing van lasten van andere gemeenten. Zonder eenigen grond van recht, zonder eenigen grond van billijkheid zoo iets te doen, weigert spr. beslist. Spr. zal stemmen tegen ieder voorstel om aan Gouda eenige bijdrage uit de prov. fondsen toe te leggen, meer dan haar naar de gewone regelen van het recht toekomt. weten, van anderen uitdrukkingen onthoudt, en die later, zonder zich de herkomst te herinneren, weder te pas brengt. „Dus niet uit Amsterdam?" „Neen, neeu, neen." „Uit Purmerend?" Hier volgde een schaterlach van oom, die mij deed zien, dat hij van de Amsterdamsche hebbelijkheden, althans die om met kleine steden den draak te ste ken, nog niets had afgelegd. Trouwens dit bleek mij dieuzelfden avond op de sociëteit overtuigend, wa»r hij ziju vrienden plaagde door Arnhem inden loop van het gesprek nooit anders dan „ons stadje" te noemen, wat de Arnhemmers, die van de plaats hunner inwoning gaarne als „do hoofdstad van Gel derland" hooren gewaden, alleen door de vingers zagen omdat zulk een flinke kerel als Jan de Bruin het deed. „Hij is toch wel een Hollander, oom?" „Hm.... ja." „Woont hij in ons land?" „Neen." „In Europa?" ging ik met vragen voort, nu be» sloten maar veel afstand te gelijk af te doen. „Neen." „In Amerika?" „Neen." „In de Oost dan?" „Ja-" „Dan is het niemand anders dan Frits de Gunst." De heer Vaillant en «enige anderen stellen voor aan Gouda, op grond van de billykheid, terug te geven do kapitalen besteed aan het jaagpad langs de Gouwe on voor het graven van de Turfsingelgraoht, zulks ten bedrage van 232,692. Dit als amen dement op de voorstellen der commissie, waarmede de voorstellers van het amendemeut zich overigens veroenigen. Do heer Vaillant licht het voorstel kortelyk toe. Wat dit voorstel bedoelt, is aau Gouda schadeloos stelling te geveu voor de door haar te leiden fcchade. De heer Havelaar meent, dat er geen reden is om als men restitutie geven wil, voor sommige werken een uitzondering te maken. Hy betoogt, dat een aantal dier werken zyn aangelegd niet in het belaug der gemeento, maar in dat van de vaart, gelijk spr. nader uit de gesohiedenis van sommige dier werken tracht aan te toonen. Herinnerende aan de geschiedenis der zaak, stelt spr. iu het licht, dat van onrechtmatige winsten geen sprake kan zijn, wijl de voor 25 jaar toegestane heffingen gebasseerd waren op do belangrijke kosten voor de werken, die Gouda zich zou moeteu getroos ten. Do raming van de opbrengst dier heffingen was destijds nog moeilijker dan thans het geval zou ziju. Destijds kon meu zelfs vermoeden, dat de ra ming te hoog zou blijken en toch liep de gemeente aanzienlijke risico. Nu de gemeente winst maakte, mag dit geen redou ziju om de vergoeding te ver minderen. Spr. acht voor de vergoeding voldoende zedelijke gronden van billijkheid aanwezig. De heer Kikkert zegt, dat het verschil tusschen het voorstel van Ged. Staten en dat der commissie is, dat Ged. Staten het terug ie geven kapitaal slechts op 232.000 ramen, wijl zy enkele werken niet in rekening willen brengeu. Hot komt spr. voor, dat een juiste berekening uiet wel mogelijk is. Hij zou het verschil tusscbeu beide voorstellen willen hal- veeren (hilariteit). Dt* heer Visser is do tolk van de minderheid der coraoiissio en van oordeel, dat de provincie zeer veel grootere schade zal lijden, ook door den iuvloed van het Merwedekanaal, dan de meerderneid meent en heeft betoogd. Spr. meent, dat do nieuwe wntorweg waarvoor de provincie zooveel opofferingen zich ge troostte, alleen rendeeren zal, als hy wordt geheel kosteloos, d. w. z. als er geen heffingen geschieden. Bedenkt men dit, dan moet ook elk denkbeeld van royaliteit tegenover Gouda wijken. Die royaliteit zal moeten worden betaald door de belastingschuldi gen iu deze provincie. Wat nu de eigenlijke quaestie betreft, de provincie neemt het beheer over van twee waterwegen (do Gouwe en de Turfsingel), dat vroeger bij Gouda berustte. De handelswaardo dier werken wordt aan Gouda vergoed. Maar verliest ze nu nog meer? Ja in 1895 gaat het heffingsrecht verloren, 98,000 per jaar. Dat zegt Gouda. Maar de gemeente vergeet, dat dit de oude raming is; de zuivere bate zal iu 1893 en 1894 vermoedelijk niet meer dan 17000 zyn. In 1895 zal Gouda dus vermoedelijk uit de vaart geen voordeel meer trekken, doch nadeel lijden. De eenige reden tot billykheid kan zijn, dat Gouda geen vergoeding heeft genoten voor sommige dingen, dat Gouda aanspraak heeft op vergoeding voor dut- gene, waarvuu de provincie blijvend profijt zal trekkeu. Billijk is de vergoeding voor uitgaven in het alge meen belang van de vaart gedaan. Dit, maar ook „Geraden jongen, geradenNu, je zult de fijne flesch vau avond hebben, hoor, al heb je er honderd maal over geraden in plaats van tien." Wellicht stelt men zich voor, daar ik zoo kort weg van Frits de Gunst, en niet met meer eerbied of afstand van mijnheer de Gunst sprak, dat de ver wachte reiziger een gemeenzaam bekende van mij was. Evenwel had ik den man nooit gezien of ge sproken. Maar oom lag hij zoo nauw aau het hart, dat deze zich altijd met hem bezig hield. Het was Frits de Gunst voor en Frits de Gunst na. Nu had de mail een brief van hem gebracht, dan vond men oom bezig er een aan hem te schrijven en in het tijdsverloop tusschen beide posten had oom allerlei bijzonderheden van zijn vriend in de Oost te verhalen. Hij was verhuisd naar het Binnenland zijn vrouw was bevallen; zijn plantaadje bloeide; hij zou wol niet veel uitvoeren, want tegenwoordig waren zij in den regentijd, en zoo al meer. Dit maakte dat voor mij Frits do Gunst hoewel een nooit gezien, toch geen onbekend wezen was, en do ge woonte, die ik ongevoelig had aangenomen om met oom op denzelfden toon als hij over den verfen vriend te spreken, was oorzaak dat ik hem nóóit 1 anders aanduidde dan platweg bij zijn naam. Ik heb een zeker duister vermoeden dat hetgeen oom vroeger zijn zaken noemde, bestond in het ver tegenwoordigen der belangen van Frits de Gunst aan de Beurs, waarvoor hij eenig aaudeel geuoot in de winsten, welke zijn vrien^l in Samarang behaalde. niets meor. De uitgaven, die Gouda 'tegenover het Ryk op zich nam in 1869, heeft zy zich ruimschoots vergoed. Vergoeding daarvoor acht spr. ondenkbaar. Do heer Conrad heeft het voorstel der meerderheid ondersteund. Herinnerende aan de geschiedenis der Mallegatsluis, doet spr. uitkomen, dat er redenen vaa billykheid zyn om aan Gouda meer te vergoeden dan Ged. Staten willen. De gelden, in 1869 door Gouda aan de binnenvaart door do stad besteed moet zij terug hebben. Spr. heeft over deze zaak geoordeeld, onderscheid makend tusschen billykheid en sympathie. De heer Van Bergen Yzendoorn wilde zich aan vankelijk van deelneming aan het debat onthouden. Tegenover den heer Visser moet spr. echter het finan cieel beleid der gemeente Gouda verdedigen; hy bestrijdt, dat Gouda eeu weelderige huishouding voert en in staat zou zyn de verliezen, die haar wachten, te dragen. Het verlies, dat Gouda in de naaste toe komst zal lyden door het Merwedekanaal, zal uiterst gering blijken. Spr. horinnert, dat, zoo de inkomsten van de vaart in de latere jaren belangryk waron, in 1869 daarJoor nauwelijks do onkosten werden gedekt. Door het overnemen van hot beheer over do Gouwe en de Turfsingelgracht, belet men Gouda ooit meer recht tc heffen van de werken, dio by haar in onder houd en beheer blyven. Bij het voorstel ran Ged. Staten lijdt Gouda dus groote schade. Do heer Buijs (rapporteur) refereert zich voor de meening der meerderheid aan het rapport. De vraag is alleen wat iu billykheid aan Gouda toekomt; in billijkheid want tegenover den heer van Royen i» spr. van gevoelen, dat bet niot aangaat Gouda de vergoeding te onthouden, op grond dat zy winst heeft genoten van do geloopen risico. Daarentegen blijft nog de vraag of Gouda alle kapitalen terug heeft verdiend. Spr. verdedigt overigens de vergoeding voor alle werken zonder de uitzondering, die Ged. maken. De Commisne wil niets anders dan aan Gouds vergoeden het nadeel, dat zij zal lijden van de Prov.0 vaartverbetering. Zij heeft de som voor die schade loosstelling berekend'en stelt voor die te verleeoen. Gouda zal stellig uog meer verlies lijden, maar daar mede hebben de Staten niets te doen. Van een be voorrechting van Gouda is niet in het minst sprake. De billijkheid wordt niet betracht als de prov. een groot werk uitvoert ten koste van de ruïne eener bloeiende gemeente. De heer Blussé, lid van Ged. Staten, verdedigt het standpunt van dit college, dat aan Gouda wil ver zekeren, wat naar recht verzekerd mag worden met het oog op de toekomst. De vraag ie wat in de toe komst kan goheven worden door Gouda aan rechten voor de vaart. En dan meent spr. met het oog op het Merwede-kauaal, dat het tarief vau Gouda aanzienlijk zal moeten worden gereduceerd, ja misschien geheel opgeheven. Een juiste waardeering is zeer moeilijk. Daarom betrachte men tegenover Gouda billijkheid door haar te betalen' de kosten van aanleg der werken, hoe laug geleden zo ook aangelegd zijn. Maar Ged. 8taien meenen, dat niet mnet vergoed worden het kapitaal van aanleg na 1869, omdat daar tegenover staat de concessie aau Gouda vereend voor een hoog tarief. Wil de vergadering het toch doen, het staat baar vrij, maar het geschiedt dan als liefdegave, waarvoor een üieuwe post op do begrooting dient te worden gecreëerd. Na repliek van de heeren Van Roijen en Havelaar, verklaarde de heer Korteweg nog, dat z. i. Goud» Dit vermoeden kreeg eenige waarschijnlijkheid door het feit, dat oom ophield do Beurs te bezoeken, en op het kantoor do krant te lezen, juist toen de ty- ding uit Indië kwam, dot de heer c'e Gunst zyn zaken aan kant deed, en zich gereed maakte nair Europa terug te keeren. Of mijn veronderstelling juist is of niet, ik kan toch betuigen dat ooms ge hechtheid en vriendschap voor don oosterschen koop man niet enkel op voordeelige handelsbetrekkingen berustten. Hoewel ongeveer een tiental jaar jonger dan oom, was de Gunst, voor hij naar de Oost ver trok, reeds diens boezemvriend. Beiden hadden de eerste in zijn jongelingstijd, de tweede bij den aanvang der mannelijke jaren naast elkander by denzelfden patroon achter den lessenaar gezeten, en toen vriendschapsbanden gelegd, die, wat zeldzaam gebeurt, door afstand noch tijd losgerafehl waren. Oom en de Gunst hadden ieder een klein vermo gen. Het lag niet in den aard des eersten sterk naar meer te begeeren. I)en anderen echter bezielde de zucht om fortuin te maken, en deze dreef hem naar de Oost. Hij liet reeds bejaarde ouders achter, wier eenig kind hij was, eu wier hart geen ander verlangen koesterde dan hem gelukkig te zienhij nam afscheid van eenige warme vrienden, onder welke oom den eersten rang bekleedde, en van een aantal bekenden, die hem om zijn rondborstigen en goedhartigen aard zijn karakter moeteen treffeni c overeenkomst met dat vau oom hebben opgelever zeer lief hadden. Wordt vervolgd.) een der bevoorrechtsto gemeenten dezer provincie is, die in staat van bloei verkeert ten gevolge van do hooge rechten, die het heft en die menige andere ge meente haar zou benijden, die met groote financieele moeilijkheden worstelen. Liever zou hij Gouda niets willen geven, maar toch ging by ten slotte mede met Ged. Staten wegens het vertrouwen, dat hij in hun voorstellen en de voorbe reiding daarvan stelt. Het amendement van den heer Vaillant (toekenning aan Gouda van 232.000 enz. overeenkomstig het voorstel van God. Staten) werd aangenomen met 41 te gen 35 stemmen. De uitkeering vau 12.000 aan Gouda voorjaar- lyksch onderhoud werd zonder stemming aaogeuoraen. Zekere heer Bonefang uit Rotterdam bevond zich dezer dagen tusschen Bergen op Zoom eu Roosen daal alleen in een compartiment met een jongmensch uit Arnhem, toen laatstgenoemde, na allerlei ver haal, oen geladen revolver uit den zak haalde. De heer B. dacht aanvaukelijk een krankzinnige voor zich te hebben, doelt bemorkte spoedig dat hij met ieraanu lo doen had, die, door waühoop gedreven, zelfmoord wilde plegen. In zenuwachtige spanning wist de heer B. hem zoolang te bewegen van zijn plan af te zien, tot de trein hel station te Roosendaal binnenliep, alwaar de heer Bonefang onmiddellijk aangifte deed bij den stationchef. Een revolver mot zes patronen wefdön hem door de rijkspolitie ontnomen, die tevens pro ces-verbaal opmaakte. Men leest in de Arnh. Ct. „In het Zwitsersche kanton Neuchatel bestaat eene Vereeniging tot bescherming van ontslagen ge vangenen. Do voorzitter verklaarde onlangs, dat in de 23 jaren, gedurende welke hij aau het hoofd der veroeniging stond, het getal recidivisten van 75 pet. tot 3 a 5 pet. wns gedaald. Men moet erkennen, dat in Zwitserland dan de gevangenisseu voel afschrikwekkender waren dan bij ons, of de Zwitsers veel minder vatbaar voor de verzoeking dan de Nederlanderswant hier te lande bedraagt het getal recidivisten in de laatste jaren bijna 38 pet., terwijl het twintig jaar geleden nog geen 23 pet was. Die stijging van het percentage ligt ongetwijfeld aan de ongunstige lijden, maar in Zwitserland is de tijd ook niet zooveel beter dan een kwart eeuw ge leden. Over welke middelen bèschikt dan de ver eeniging tot bescherming van ontslagen gevangqjien; en kunnon die in ons land ooi: nog niet worden toegepast? We hebben een genootschap tot zedo- lyke verbetering van govangeneu, maar als dit doel bereikt kan worden door stoffelijke verbetering van hun toestand, dan ware dit laatste middel toch ook wel wat krachtiger ter hand te nemen dan misschien nu geschiedt. Zou mogelijk die fout vooreen doel kunnen schui len in die omstandigheid, dat in ons land altijd voorname heeren in commissiën worden benoemd, wier ijver en toewyding zeker waardeering verdie nen, maar die door hunne maatschappelijke positie te weinig op de hoogte en in staat zyn, om de hulp te verloenen, die in vele gevallen, inzonderheid in dit, noodig is? Het nieuwe kon. besluit ter uitvoering der voge— lenwet schrapt eeen aantal vogels van de lijst der beschermde de diersoorten. Hoofdzaak is, dat in art. 2. onder de vogels, die geacht worden voor landbouw of houtteelt nuttig te ziju, maar waarvan het dooden tijdelyk en onder zekere voorwaarden door de commissarisson der ko ningin kan werden toogestaan, thans alleen maar ge noemd worden verschillende soorten van meeuwen, dus niet meer de wielewaal, de kraaien, roeken en kouwen, spreeuwen en musschen, de gorzen, riet vink, geelvink en haverkneu, welke dieren men voortaan ongestoord kan verdelgen. En in art. 3, bepalende welke vogels gedurende de eerste 9 maanden des jaars geacht worden nuttig te zijn, worden alleen maar genoemd de zwarte lijster, meer' of gieteling, de zanglijster of grauwe lyster en de veldleeuwerik, en dus niet meer de andere soorten van lijsters en leeuweriken, de vink en de ortolaan. Op de lijst van art. 1, die de te allen tijde nut- tjg geachte vogels opsomt, zyn de karekieten en rietzangers, het blauwborstje, het paapje en enkele minder bekende geschrapt. De Münchener professor Pettenkofer, de bekende bestryder van Koch's cholera-theorie, als gegrond op het bestaan van den komma-bacillus en de ver nietiging daarvan, heeft tijdens de epidemie Hamburg bezocht en deelt thans, in het heden verschenen nummer der Münchener medicinüche fVochenschrift zyne persoonlijke ervaringen en beschouwingen mede. Hieruit blijkt, dat Petteukofer op zijn eigen lichaam heeft geëxperimenteerd. Aan experimenten op dieren hecht hij namelijk volstrekt geen waarde. Hij heeft na zyne terugkomst uit Hamburg tot staving van zijne leer, dat de komma-bacillus niot (ie drager der ziekte stof is op 7 October jl. voor getuigen te München eene krachtige vleeschnat-cultuur mot milliarden van versche komina-bacillen, uit Hamburg afkomstig, tot zich genomen. Vooraf had hij ook nog het natuurlijke zuurgehalte zijner maag geneutraliseerd, daar volgens Koch het zure maagsap by den gezonden mensch zelfs eene groote hoeveelheid vau komma-bacillen onschade lijk maakt. Pettenkofer veranderde na deze gift zijn gewone dieet niet, ofschoon ongekookte vruchten, sa lade, melk en bier daarvan overvloedig doel uitmaak ten. Dat de bacillen zich in ziju darmkanaal ontzag lijk vermeerderd hadden, bleek uit zijne ontlasting. Ook zijn jongere vriend en leerling professor Emmerich alhier volgde op 17 October zijn voorbeeld, en beging daarbij opzettelijk nog zwaro zouden tegen het dieet. Bij beide heeren bij Pettenkofer gering, bij Em merich hevig volgde buikloopmaar overigens I deed geen enkel verdacht symptoom zich voor. Hun algemeene gezondheidstoestand was goedde tempe ratuur daalde niet: geen koorts; goede eetlust; op gewekte stemming. Medicijnen nam Pettenkofer in het geheel niet, Emmerich slechts ééns. Binnen acht dagen was ook de door geenerlei aandrang tot bra ken vergezelde buikloop geweken, en autoriteiten als dr. Ziemssen verklaarden hun dat hunne aandoening met aziatische of met inlandsche cholera niets gemeen had. De komma-bacillus, zoo zegt Pettenkofer, kau op zichzelf wel buikloop, maar geen cholera veroorzaken. Intusschen voegt hij er bij: „Indien ik mijne proefne ming te Hamburg bad gedaan, dan ware de afloop mis schien anders geweest." Daar toch was juist de tijdelijke en plaatselijke gesteldheid of dispositie in werking, die Pettenkofer tot de ontwikkeling der ziekte noodig acht. Ook hij meent, evenals Koch, op het Elbe-water eene zware schuld te moeten schuivendoch om geheel andere redenen. Terwijl namelijk Koch aan het drinken van het vuile, door Russische landverhuizers besmette Elbe-water hot ontstaan eu de verspreiding der cholera toeschrijft, is PetterikofVr dio aan het drinkwater slechts eene geheel ondergeschikte rol toebedeelt van raeening, dat het tot schrobben en wasschen go- bezigde product der Hamburger waterleiding met zijne geweldige massa van vuil den bodem der lianse-stad zoo door-en-door verontreinigd heeft, dat ook het voor treffelijke rioolstelsel niet meer heeft kunnen baten. Daarbij zijn nog gekomen de buitengewone droogte en warmte van dezen zomer, die het gemiddelde verre overschreden. Hierdoor is het grondwater sterk ge zonken, zoodat in deu door-en-door vervuilden, dro gen bodem de uit Fraukrijk en Rusland vermoedelijk reeds sedert lang aangebrachte cholera-kiemen nu een alleszius geschikt veld tot hare ontwikkeling gevonden hadden. Pettenkofer ducht al is do cholera thans haren winterslaap iugegaau iu den aanstaanden zomer bij sterke droogte een weder-ontwaken en verder ver spreiden dor ziekte. Op grond van zijne theorie ver werpt hij de tha s toegepaste quarantaine-,afzondericgs- en ontsmeUiqgs-maatregelen als overbodig, vorkwistond en wreed. „Maakt den bodem gezond", zegt hij, „en gij zult van typhus en cholera verschoond blijven. Reinigt den grond, op welken do duizenden woningen onzer middenpunten van bevolking gebouwd staan, door rioleering, aanvoer van goed water, wegspoeling enz. zoo kunt gij met eeu gerust geweten de toekomst tegemoetzien." Uit Breda wordt gemeld Evenals de hoogleeraar dr. Aronstein moet onlangs ook een ander burgerleeraar, en wel gedurende de les, door de cadetten der Kon. Mil. Ac. zijn belee- digd. De van weinig tucht blyk gevende cadetten moeten het tegenwoordig bijzonder gemunt hebben op burger leeraren, die in bepaalde vakken les geven, omdat iu die vakken geenmilitairen te vinden zyn. Zij, die dr. Aronstein beleedigden, zyn naar behooren gestraft: één is gedegradeerd, eenigen kregen 8 dagen provoost met water en brood, terwijl de straf van deu belhamel nog niot bepaald is. Het voornemen bestaat hera to verwyderen. Men bericht uit Brussel van gisteren Het Te Deum ter gelegenheid van 's Konings naamdag had langs den weg, dien de koninklijke familie naar de kerk zou nemen, heden meer publiek dan gewoonlijk heengelokt. Er wareu omvangrijke maatrogelen tot handhaving der orde genomen. Te 2 uren hebben de Koningin, prinses Clémentine, do graaf van Vlaanderen, de prinsessen Henriette en Josephine en prins Albert, met een talrijk gevolg, het paleis verlaten in gesloten gala-rijtuigen. De houding van het publiek;was in het algemeon kalm. In de Rue fioyale werden er»van het balkon eener particuliere club ruikers naar het rijtuig der Konin- gin geworpen, welke door een werkman worden op genomen en ten bate van eeue socialistische instelling verkocht werden. Overigens viel er niets bijzonders vo°r\ r en (*aar werden kreten vernomon, hetzij toejuichingen voor de Koningin, hetzij ten gunste van hot algemeen kiesrecht, maar voor het geheel was de stemming zeer rustig. Het ministerie-Loubet heeft in de afgeloopen week tweemaal binnen acht-en-veertig uren een votum van vertrouwen van de Kamor gekregen, beide keeren met eene groote meerderheid. En toch wordt in bevoegde kringen betwijfeld, of men de ministerieel, crisis, die reeds sinds het begin der najaarszitting dreigt, nog meer dan ééao week zal kunnen uitstellen. Er zijn zooveel quaesties aanhangig, waarover het ministerie kan struikelen, en or is zoo veel lust den val te bewerken, dat meer staatsmanskunst dan tot dusverre bij den heer Eoubet bleek, noodig zal zijn om al dezo klippen te ontzeilen. De Beurs rekent dan ook reeds met de waarschgnlijkheid van eene aanstaande crisis, en men spreekt reeds over de ver- moenelijke opvolgers. Maar daaromtrent valt nog mets te gissen. Alleen is het waarschijnlijk, en dit achten de boursmanoen van het hoogste belang, dat de minister van financien Eouvier behouden zal blij ven. Hij staat in de toongevende financieele woreld zoo hoog aangeschreven, dat zijn aftreden terstond eene belangrijke daling der Franscho ronte ten »e- volge zou hebben, terwijl bovendien de tijd van het jaar al zeer slecht gekozen is om van minister financiën te veranderen. Over zes weken toch begint het meuwo financieele jaar en de begrooting is nog niet eens door de Kamer in behandeling genomen, en er zal ook deze week niet veel van komen. Dan moet de Senaat haar nog onderzoeken en behanda- len en als ft us een ministercrisis vertraging brengt, zal men tot oen kredietwet zijn toovlucht moeten nemen. Eeeds het vorig jaar was dit noodig, wegens don tijd door het nieuwe tarief geeisoht, en daar de Franschen zulk een kriedietwet of „voorloopige twaalf den" zooals -het heet, ats een toonbeeld van finan cieel wanbeheer beschouwen, kan men er zeker van zyn, dat de regeeringspartijen met het oog op de verkiezingen van 1893, al haar best zullen doei» zulk een wapen niet aan hare tegenstanders in handen te geveu. De uitslag van do horstemmingen (62) voor de Italiaanscao Kamer is bekend Gekozen zijn 45 mi- uisterieelen en aanhangers van Crispi en 17 leden der oppositie. De nieuwe Kamer zal bestaan uit 20 aanhangers van Nicotera, 30 aanhangers van Crispi, 10 socialisten, 150 ledon der linkerzijde, 100 leden van het linkercontrum en 130 leden van het rechter- centrum. Do uitslag van 8 districten ontbreekt nog. De meerderheid vau de Regeering kan eerst bij de stemming iu de Kamer blijken. In verschillende steden hadden betoogingen plaats, vooral te Milaan, waar niet ernstige botsingen tusschen conservatieven en radicalen plaats hadden. Uit Berlijn wordt bericht, dat in beginsel de nieuwe wet op de tabaksbelasting vastgesteld is. Het recht zal per twee centenaars met 30 M. worden verhoogd eu dus op 115 M. worden gebracht; de betasting op inlandsche tabak zal van 45 op 55 M. worden verhoogd. Keizer Wilhelm zal de nieuwe zitting van den Ryksdag openen. Ze zal buitengewoon belangrijk zijn wegens de legervoorstellen. Opmerkelijk is, dat, hoe meer ze nadert des te meer de mogelijkheid van een scheiding ten opzichte van dit ontwerp be sproken wordt, niettegenstaande alle partijen van de uiterste rechterzijde tot de uitersto linkerpartij ver klaard hebben, het te bestrijden. Velo leiders der nationaal-liberalen bevelen een schikking aan. De Köln. Ztg. betoogde dezer dagen dat eene vermeerdering van het recrutenaantal vol strekt noodzakelijk was en dat de eenige vraag was, in Hoever de Rijksdag zal weigeren, de thans ge vraagde tijdelijke vermeerdering toe te staan. Het Keulsche blad geloofde, dat zelfs net min verzoan- lijke deel van het centrum geen conflict zal willen uitlokkeu, dat noodzakelijk de ontbinding van den Rijksdag moet veroorzaken. Caprivi's val zou de grootste verwikkelingen mede brengen, wegens den eigenaardigen toestand waarin de partijen in Duitschiand zich op het oogenblik bevinden en de pogingen der clericalen om grooter invloed te verkrijgen op de regeering. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Gouda, Gezien art. 9 van Zijner Majesteits besluit van den 17n December 1861 Staatsblad uo. 127) gewijzigd bij Koninklijk besluit van den 22 Juli 1892 Staat's blad no. 179); Brengen ter algemeene kennis:

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1892 | | pagina 2