De minister van binn. zuken verklaart dat hem dat niet ië gebleken. „Choleragevallen die aan aat toezicht zouden zijn ontsnapt, zgn hem uiet bekend geworden. In het Voorloopig Verslag wordt er een grief van gemaakt, dat men aan reizigers gevraagd heeft van waar zg kwamen, en, als zij niet van eene besmette plaats kwamen, hen zonder veel onderzoek vrijliet. De uitslag heett bewezon, dat dat onderzoek voldoende is geweest, en de vraag is dan ook geoorloofdWat had men meer gewild Ontsmetting vau alle reizigers en van de door hen gedragen kleederen P Daartoe heeft de Regeering gemeend niet te moeten overgaan, en de ondergeteekende vleit zich, dat men over het algemeen dit besluit der Regeering zal billijken. Gesteld dat dientengevolge een enkel cholerageval meer in ons land ware voorgekomen, ieder deskundige, en ook ieder die in de gelegenheid is geweest op dit punt ervaring op te doen, zal toestemmen, dat ontsmetting van reizigers, zal zij geen schijnver- tooning zijn, eene behandeling aan den lijve vordert, die in een beschaafd vorkeer en ook mot het oog op het welzijn van de reizigers zeiven, niet kan worden gevergd. Afdoende kan zij zelfs nooit zijn, omdat de smetstof der cholera eerder in dan aan het liohaam wordt medegedragen, en bovendien een voor schrift tot ontsmetting van reizigers uit den aard der zaak tot tallooze ontduikingen aanleiding geeft, die alleen waren te voorkomen door de grenzen over hare geheele uitgestrektheid met een ondoordringbaar kordon af te sluiten Door den heer L. G. Vernee, commissaris van politie te Schevenir.gen, is bij circulaire aan alle reeaers on kooplieden aldaar dringend verzocht, in het algemeen belang dezen winter het verzamelen van ijs uit het Kanaal of ander zoet water na te laten, en dit ook aan huune ondergeschikten te verbieden. In de circulaire wordt er op gewezen, dat met zekerheid is aan te nemen, dat het water vau het Kanaal, door zijne verbinding met de Maas en de Schie, door cholerabacillen is besmet en dat die bij de hevigste vorst niet gedood worden. Wanneer men er nu toch toe overging, het ijs te verzamelen en te gebruiken voor de conservatieve van versche visch, zou de handel er buitendien zelf de schadelijke gevolgen van ondervinden, omdat de visch elders zou geweigerd worden, zoodra de her komst van het ijs bekend word. (V.) Staten-Generaal. 2- Kamer. Zitting van Donderdag 1 December 1892. De heele dag is nog besteed aan de peraequatie der grondbelasting. De strijd loopt hoofdzakelijk over een amendement der heeron Ruys, Van der Borch en Zijp om het percentage van 6 op 5°/0 te brengen. Daarover is lang cd breed gesproken en het laat zich voorzien, dat het heden tot eene be slissing komen zal. Althans de voerz. tracht het daarheen te leiden. Er zijn er, die dit ééne percent voor de gemeem- ten willen reserveoren (als opcenten nl.), doch de minister is er beslist tegen. De heer Piersou, die in een even geestige als logische rede zijn standpunt onwrikbaar handhaafde en de vijf percent stigmati seerde als in vier opzichten de grenzen overschrij dende sprak overtuigend maar vol zelfbeheersching zaak, bewijzen mij dat een genie slechts korten tyd noodig heeft om ervaring op te doen omtrent den omgang met dames. Nu ik dien van u beleef, durf ik hopen dat gij ook nog dansen zult leeren, iets waartegen gij u, zooals gij bekennen zult, tot nu toe hardnekkig hebt verzet. Gij zijt een gek, zeide ik, en ik een noggrootere omdat ik die onzin aauhoor. Allen lachten, wij trokken ter eere van deze gebeur tenis allen weder naar de kneip. Daar vernam ik dat mijne onbekende schoonheid, die trouwens allen reeds bij name kenden, de dochter was van eenen gepensioneerden majoor, met wien men nog geen ge legenheid had gehad om kennis te maken, daar zij nog te jong was om feesten bij te wonen. Ik her innerde mij dat ik mijne vrienden dikwijls met be wondering over het Princesje had hooren spreken, waarop ik echter, als gezworen vrouwenhater, geen acht had geslagen. Ëene nadere kennismaking met het schoone meisje scheen ook voor mij onmogelijk. Wel gelukte het mij nu en dan om haar op straat tegen te komen, waar ik haar dan verlegen en on beholpen groette, wat steeds vriendelijk opgenomen en soms met een vriendelijk lachje werd beantwoord en dat was voor mij, arme jongen, reeds genoeg. Deze vluchtige groet was voor mijne fantasie de bron van vele idealen. Dat meisjes niet letten op het uiterlijk van den man eene froze, waarover ik vroeger ongeleovig en schouderophalend had ge- hij scheen zeker van zgn zaak, door de ondervinding reeds geleerd, dat ook wel in de Kamer warmer ge kookt dan er gegeten wordt. Zonder te dreigen, liet hij toch duidelijk gevoelen, wat de aanneming botee- kende vau een amendement, waarvan hg de voile verantwoordelijkheid aan de Kamer liet. Gelijk doorgaans, nadat do Miu. Pierson gesproken heeft, was alle aandacht daarun weg. Wij hopen en vertrouwen dat do Kamer den miuister Piersou als jen betrouwbare gids ook in de regeling der grondbelasting zal willen volgen, en de voorstellers van het amendement, zij hel dan ook na eenig wikken en wegen, zullen besluiteu aan de Kamer eene stemming over hun plan to besparen. Heden voortzetting. Voor het op l en 2 Mei 1893 te Rotterdam te houden ltoomsch vakcongres worden, naar de Tijd meldt, alle krachten ingespanueu. Zoo heeft te Vlis- singen de heer Priem, lid vau 't centraal-comité, de eerste bespreking daarover in de Vlissingsche afdee- ling ingeleid. Te Rotterdam vorgaderdun de vak- afdeelingen smeden, timmerlieden, kalk- en steenbe werkers, bakkers, leerbewerkers, tabak- eu sigaren- bewerkers, bootwerkers, en typografen, onder lei ding van het bestuur dor afdeeling //Rotterdam" van den R.-K. Volksbond. Te Amsterdam vergaderdeu de timmerlieden en meubelmakersvereeniging iu grooten getale, eu zette de heer Pastoors de waarde van zulk een congres uiteen. Met algemeene stemmen werd besloten er aan deel te nemen. Te Haarlem zal in den loop van December de heer Ratte uit Rotterdam de zaulc be spreken en Vrijdagavond vergaderde te Amsterdam het comité van vakverenigingen met het dagelijksch bestuur van het centraal bestuur cm de zaak te be spreken. Ook door de R.-K. werkliodenvereeuiging te Aru- hem worden pogiugen tot deelnamo aangewend. In de «Revue des doux Mondes" heeft de heer Cucheval Clarigny, lid van het Fransche „Institut", over de thans geopende Muntcoufereutie een opstel geschreven. Hij outkeut dat de dating in zoovele handelsartikelen in de stijging der grondwaarde is gelegen en gelooft veeleer aan overproductie, Ook geeft hij niet toe, dat de goudproduciie te gering is als hij let op de stijgende aanmunting eu de groote bedragen in de ke'ders der banken. Wel acht hij de stijgende productie van zilver bedenkelijk en ge looft, dat daarover een natuurlijke uitweg moet wor den gezochtlo. naar Azié, dat reeds zooveel zilver opneemt, mrar nog veel meer kan gebruiken, als er een geregeld muntstelsel komt, waaraan o. a. China nog behoefte heeft, en 2o. naar Afrika, waar de voortgaande beschaving do behoefte aan zilver zal doen toenemoo. De negers zullen misschien de Amerikanen van hun zilver afhelpen", zegt hg. De heer C. gelooft ook niet, dat de kwijning van landbouw en nijverheid een gevolg is vau de inunt- quaestie. Hij wijst ook daarvoor op de milliarden goud, die by de banken en in de schatkisten met groote zorg worden opgepot, </Wat zouden die milli arden van het gele metaal een hooge vlucht geven aan nieuwe ondernemingen, wanneer zij in den om loop bleven, in plaats van te worden opgeborgen ter wille van mogelijke oorlogen, waarvoor de vrees toch al zoo verlammend op geheel Europa werktMen denke ook aan de verschrikkelijke verspilling van I spot, scheen mij nu zeer waar en verstandig. Ik I begon onbewust een heerlijk luchtkasteel te bouwen, i Het was een vreemde tijd en de nachtegalen behoef den niet eens zoo schoon te zingen ik was reeds sentimenteel genoeg. Juist in den tijd, waarin ik zóó dweepte dat ik j met moeite mijn oude rol van beer vervulde, kwam oen nieuw lid in ons corps. Het was een jonge j Noord-Duitscher van goede familie, die reeds elders in de rechten had gestudeerd. Wij noemden hem de Jonker. Van bet eerste oogenblik, waarop dit jonge mensch in onzen kring kwam, was er iets tegenstrijdigs in mijne meening omtrent hem. Zijn geheele persoon lijkheid trok mij aan en toch ergerde ik mij over hem. Hier zag ik nu den man voor mij, die alles was en alles had wat mij ontbrak wat ook ik zoo gaarne geweest zou zgn en gehad zou hebben. Het was de i innemendste mensch, die ik ooit ontmoet had. Zonder in de gewone beteekenis, mooi te zijn, wanneer men daaronder verstaat regelmatige trekken en schoone kleur, viel hij, waar hij kwam, in het 1 oog door zijne beschaafde vormen en de aangename wijze, waarop hij met ieder omging, j Hals over kop stortte hij zich in het vrolijke stu dentenleven en was de dolste van allen, maar hij had de tact om, zolfs bij de dolste vreugde, eene j zekere grens niet te overschrijden zoodat hij duizende dingen doen kon, die bij anderen ruw en wild zou. arbeidskracht en rijkdom, die het gevolg is van hst onder militairen dienst houden van de geheele jeugd welke aldus, in plaats van geld te verdienen, geld kost en zoqwel den Staat als hun familie in schulden steokt. Men behoeft waarlijk niet te zoeken naar een andere oorzaak voor de vermindering van het gotal g( goeden, voor de inkrimping van alle uitgaven en van daar de daling in prijs van alles wut niet tot de eerste levensbehoeften behoort." Ten slotte wijst hg op een verschijnsel, dat waar schijnlijk nog erger en gevaarlijker is dan de groote productie van zilvor, nl. de enorme uitbreiding \an het crediet, het koopen en verkoopeu met niet be staand, denkboeldig geld. De Franscho Bank deed in 1886 hare zaken voor 95Va pCt. met bankpapier on andere credietmiddelen eu slechts voor 4Vs pCt. met geld, en bij do Bank van Engeland steeg die verhouding zelfs tot 99s/4 pCt, Dat alles is zeker uiterst gemakkelijk in het da- gelijksch verkeer. Maar ook een gezonde toestand Een schoolmeester van den ouden stempel woont to Edens in Friesland. Den 15n November jl. vierde de heer S. Hardenberg, rustond ondorwgzer, zijn 96n verjaardag. De oude hoer is nog kras en sterk van lichaamalleen zijn gezicht en gehoor zijn minder goed. Nog heldor van geest, is byzonder merkwaardig zgn trouw en sterk geheugen, welks diensten hem ook nog op dezen leeftijd bijblijven. Geboren in 't zelfde huis, dat hij nog bewoont, werd hij reeds zijns vaders opvolger te Edens op 16-jarigen leeftijd. Hardenberg is nog een veteraan van de oude garde; bg zijn paedagogischen arbeid oefende bij indertijd het eerzaam beroep van «choen- maker uit. En naar luid der overlevering leverde de onderwijzer-schoenmaker sterk werk. Mede door de bemoeiingen van kerkvoogden te Edens geniet de grijsaard een onbezorgden ouderdom. Te Broken Hill in Australië hebben de school kinderen een werkstaking gehouden. Zij zonden een commissie naar den directeur der school, met den oisch, voortaan minder rekenwerk te moeten maken. De directeur antwoordde met een der sfgevaardigden een flink pak slaag te geven. Dit middel heeft zeker geholpen, want een half uur later waren alle kinde ren weder in de school. Een handig vervalscher. Bij oen Chinees op Pasar Senem (Batavia) zgn 60 kisten met nagemaakte dranken in beslag genomen. De redactie der //Java BoiU" zag een der valsch» etiketten, dat van Apollinariswater, hetwelk zoo bedriegelijk is nagebootst, dat men het van het echte alleen kan onderscheiden, wanneer men de twee naast elkaar ziet: het echte is op wit papier gedrukt, het valsche op geelachtig, on het driehoekje op het echte is baksteenrood. terwijl dat op het valsche karmijn rood is gekleurd. Alleen met veel oplettendheid kan men zich voor schade wachten. De Chinees, wiens voorraad dranken in beslag genomen is, maakte van alles na of gebruikte ten minste voor waar van mindere soort de flesschen, etiketten, kurken en verpakking van bekonde merken. Geen wonder, dat op die manier voor leege flesschen met ongeschonden toebehooren hooge prijzen werden betaald, voor een flesch van Laronde's cognac tela 75 cents. 1 den geweest zijn, maar bij bem het karakter droegen van bevallige vroolijkheid. Het duurdo niet lang et hij oefende eene onbeperkte macht over ons uit, wist* aan zich allen, behalve ik, gewillig onderwierpen.- Zijne manieren, zjjne kleeding, de wijre van zie uit te drukken werden tot voorbeeld genomen w met meer of minder succes nagevolgd. De jon er voedt ons op, zeide de lange Clemens, on daarvtt wat iets waar. Hy had een manier ora als hem iets niet oevia zijne oogen toe te knijpen mot een uitdrukking vis minachting ik weet nog hoe dikwijls ik eene ruwe uitdrukking, die ik vroeger gedachteloos of som» mot welgevallen gebezigd had, terug hield en in ee meer beschaafde veranderde, alleen om dat geztc niet te zien. Ofschoon ik m«t al mijn corpsbroeders stee» vriendschappelijk omging ik had geen en vijand in het corps, in weerwil van mijne lust vochten met den jonker had ik telkens Kiem» twisten, buiten zijne schuld dit moet i bijvofgen. Dat ik voor hem, bg zijne aangeboren tegen» tegen alles wat ruw er. lomp was, niets aantrek eg had, dat was zoo natuurlijk dat ik hem 88ro geen verwijt kan maken en ook tegenover mij o hg steeds do vormen in acht. ordt vervol li») tëenige mededeelingon, door den minister van Ju stitie godaan in zijn begrootings-antwoord aan de Tweede Kamer. Omtrent de hoofdpunten van een wetsontwerp tot herziening der Drankwet is de Regeering het eens. De minister oordeelt gunstiger over de naleving en werking der Drankwet, dan in het Kamerverslag geschiedde; de ontduikingen zijn niet zoo talrijk en het aantal vergunningen vermindert gaandeweg. Voor opheffing van het vergunningsstelsel bestaat z. i. geen reden. Hier to lande wordt de landing belet van alle Russische laudvorhuizers, die geen middel van be staan hebben. De minister denkt er niet aan, het aantal notarissen over het geheele land tot het maximum uit te brei den slechts naar mate van do behoefte zal tot uit breiding worden overgegaan. Uit een onderzoek is gebleken, dat groote verschei denheid bestaat ten opzichte van hetgeen de notaris sen bij publieken verkoop van onroerend goed in rekening brengen. Om te beoordeolen, ol maatregelen noodig zgn, is nader onderzoek noodig. Een wet tot orgauisatio van het politie—wezen zal onmogelijk voor alle gevallen volledig kunnen zijn. In de laatstelijk gepleegde zware misdrijven vond de minister geen termen tot herstol van de doodstraf. Tegen verspreiding van opruiende geschriften onder militairen wordt streng gewaakt, evenzeer als togen de verspreiding en tentoonstelling van onzedelijke afbeeldingen. Omtrent den optocht en de meeting alhier, op 18 September, heeft geen overleg tusschen rijks- en ge meentepolitie plaats gehadvoor vergaderingen op afgebakend, zoowel als voor die op publiek terrein moot vergunning worden gevraagd de minister per soonlijk zou echter niet onder de wetsbepaling be grijpen een vergadering, waarin een onderwerp be- baqdeld wordt in een reeks van zolfstundige rede voeringen zonder onderling overleg opgesteld, zoodat geen eigenlijk debat wordt gohouden tot het uitlokken van bericht over 's Burgemeesters zienswijze bestond t. i. geen reden, daar do ministor zeer beslist van oordeel is, dat de handhaving van het bepaalde bij art. 18 der wet op het recht van vereeoigiug en ver gadering ingeval van overtreding niet aan de rijks politie, maar asn den burgemeester behoort, die in het ai of niet verleenen van vergunning voor vergaderin gen, als in art. 18 bedoeld, aan geen voorschrift is gebonden. Eenig verband tusschen de invrijheidstelling van Geel en den moord op een politie-agent te Rotterdam is den minister niet gebleken. In zake het vraagstuk van schadevergoeding wegens preventieve hechtenis, kan de minister nog geen partij kiezen. Omtrent de klacht over het hazardspel in het Kurhaus te Scheveningen wijst de minister op de zeer groote moeilijkheid, zoo niet onmogelijkheid, om de overtreding behoorlijk te kuni en constateeren, aange nomen al dat het huis voor het publiek toegankelijk zou zijn. In zake het diplomatieke tweegevecht is geen enkele aanwijzing door de justitie gevonden, die op grond tot vervolging opleverde. De volgende ontboezeming van Dirk Groen, uit De Deemster, bevatte dezer dagen het Vaderland: Mijnheer en vriend redacteur 1 Zeven-en-zeventig 1 zevon-en-zeventig blozende bruiden,zoven-en-zeventig vroolijke vaders, zeven-en-zeventig meosmuilonde moe ders 1 Ja, vriend en redacteur! dat is mij een be sluit, dat besluit van 29 September jl. 1 Nooit zaten er in eenig koninklijk besluit zooveel geluk, zooveel hoop, zooveel verwachtingen 1 Wat onder het hemel- sche mandenwerk een hoorn des overvloeds is, is onder den aardschen papierwinkel dit koninklijk be sluit! In ons goede, rustige Nederland nog zeven en-zeventig notarissen meer, 't is haast net zoo mooi als een vrg notariaat, en veel deftiger! En wat is 't jammer, dat wij niet, een van ons beiden, gjj of ik, minister zijn! Ik zou 'tliever zelf willen wezen, maar als oud vriend zou ik 't u ook gunnen. Ik stol mij dan voor: ik ben minister, niemand kan bij mij komen, of hg moet audiëntie vragen; ik heb boden, die er meer van weten dan ik zelf, om de zaak te regelen met orde en waardigheid. En daar zit ik, on ik steek mijn pijp op.... Neen.... ik ge loof dat doe ik niet, dat staat zoo gek voor den bode; een mensch moet zich een offer weten te ge troosten voor de eer. Ik schel: //Bode, zijn er gegadigden voor de audiëntie De bode, die oud is geworden in den dienst en voor geen kleintje vervaard, ziet bleek, en zegt //Excellentie Dirk Groen ik heb gediend onder Thorbecke en onder Heemskerkik heb sollicitanten gezien van alle kleuren en partijen, maar zoo iets heb ik nog nooit gezien 1" Ik wuif minzaam met I de haöd en zeg„Blijf bedaard mijnheer bodewat is er gebeurd?" Hij antwoord. //Excellentie! de wachtkamer is vol, en de trap is vol, en zo zitten in de jassenkamer, en ze staan op straat, en.... en.... Excellentio 1 dat mg dat op mijn ouden dag moet overkomen, ik kan er geen orde meer onder houden, eu" hier pinkt hg een traan weg „ze dringen als in een verboden volksvergadering al de def tigheid en het fatsoen is weg 1" Maar mijnheer de redacteur als je twintig jaar lang iederen Dins dag op de purmerender veemarkt bent geweest, dan zijt ge voor een beetje dringen niet meer bangIk zeg dus //Bode laat nummer ééu binnenkomen 1" Maar nu blijkt, dat no. 1 niet komen kan, want hij is op de trap, halfweg, ingeklemd tusschen twee dikke heeren, eif kan voor- noch achteruit. Ik laai mij niet uit het veld slaan, zoo'n beklem ming kpmt op de veemarkt ook wel voor, «Roep dan maar dengene die vooraan staat." De bode doet de dour open, zoo weinig mogelijk, en dient aan //Do sollicitant, die vooraan staat!" We), dat is aardig 1 Wie, denkt ge wel dat die heer is, die vooraan staat? Mijn dijkgraaf uit De Beemster Niemand anders. Hij tuimelt binnen, omdat hij van achteren opgedrongen wordt, en bloost eu zwijgt, omdat hij verlegen is Ik bemerk dat dadelijk en zeg: //Dijkgraaf, ga zitten, ge zijt een beetje verle gen, omdat je niet weet of ge nu Dirk-Excellontie of Excellentie-Dirk moet zeggen, maar dat kan je doen zooals go wilt, de een doet 't zus, de andere zooeu vertel me maar wat je op de lever hebt." Dan vertelt de dijkgraaf een beetje omslachtig, dit hij een nichtje heeft, die al twoe jaar verloofd is met een candidaat-notnris, en nu er zeven-en-zevontig plaatsen zijn, nu had hij tegen zijn kinderen gezegd Ik trek mijn stoute schoenen aan, enz. enz. Ik zeg dat ik de aanspraken van den jongen man zal onderzoeken, en den moest waardige en den moest geschikte zal benoemen, maar geef inmiddels een knipoogja, zoo'n knipoogje van de purmerender vee markt, als wij beiden weten wat eeu vette kost, en de dijkgraaf drukt mij de hand. Op 't zelfde oogenblik, daar bezwijkt de deur en tuimelen onaan gediend drie heeren binnen, twee jongo en een oude. z/Ik.... wij kunnen.... excellentie, 't is onze schuld uiet.... dat gedrang.... de deur, de bode.... neemt 't ons niet kwalijk.,.." Maar helpen of niet helpen, nu word ik toch boos, want zoo mag het aan een ministerie niet toegaan. Ik zeg: //Heeren ieder op zijn beurt, welk nummer hebben de heeren op de lijst Daar begint mo een van de drie, oeen jongmensch met fijne vormen, en een broek, die hem veel te lang is, en die hij daarom mot omgeslagen randen draagt. „Oh monsieur le ministro, excellen tie 1 Ik bon sedert vier jaar candidaat-notaris, ik heb de eer tot een van de oudste familiën van het land te behooren.... het getal plaatsen, waarover uwe excellentie beschikt.... ik zoudo liefst benoemd worden in Gelderland, waar mijn familie haar pos session heeft, uwe excellentie kent zekor de bosschen van den Heidenwal, prachtig hout, het behage uwe excellentie een standplaats te creëeren...." Nu mijn heer de redacteur, wat zoude ik doen? 't Is kinder achtig, maar daartegen ben ik niet opgewassende aristocratie blyft toch maar de aristocratie, hoe kan ik, Dirk Groen, nu weigeren, om den jonker van Heidenwal notaris te maken en hem het pleizier te gunnen om hoogsteigenhandige testamenten te maken voor zijn pachters? Ik geloof dat ik het hem be loofd heb; in elk geval bert ik zoo vriendelijk go- weest, dat hij wel begrepen heeft dat bij zoo goed als benoemd was. Inmiddels was de oude heer naar het venstor ge stapt. //Mag ik uwe Excellentie verzoeken, een blik naar buiten te werpen?" Nu, mijnlieêr de*redacteur ik wierp een blik naar buitenEn daar stonden ze, de straat vol, sollicitanten, en vaders van solli citanten, en neven en broeders van verloofden vau sollicitanten, en Kamerleden; allen Kamerleden, die nooit om een gunst vragen, maar volgens oud gebruik een uitzondering maken, als het de benoeming van een notaris geldtdaar waren ze, de straat zag zwart van menschen, en de politie stond er bij en hield orde, want daar zy geen vergunning gevraagd hadden om een betooging te mogen houden, behoefde de politie niet net to doen, of ze den oploop niet bemerkte. De oude heer bleek een driftige oude beer lo zijn en zei: //Excellentie! U kunt onmogelijk al die menschen helpenu hebt zeven-en-zeventig plaatsen, dat is veel, zeer veel, maar al die menschen Het zal weer gaan zooals hot altijd gaat, er zullen onbillijkheden gebeuren, onrechtvaardigheden 1 Mgn zoon, ik zeg het u als vader eu als staatsburger, komt een plaats toemijn zoon, Karei Anton, heeft recht op een plaats, maar zal hij die krijgen Ik weet hoe het in de wereld gaat, maar indien er ditmaal woer on recht geschiedt, ik zeg onrecht, excellentiemaar ik moest zoggen nepotisme, verkrachting van den volkswil, dan.... hmexoellontieslechts dit, dit ééne, ik ben president eener kiervereenigingMijn heer de minister 1 maak mijn zoon notaris in Amster dam Ik solliciteer voor mijn zoon. Karei Anton, excellentie 1 Hm ik heb do eer. En nummer 3 Ja, dat was een arme notaris klerk, die zijn moeder en twee magere zusters moest onderhouden. Dien moet ik toch ook wel benoemen, ik kau niet goed tegen magere vrouwen. Zeven-en-zeventigZeven-en-zeveutig menschen gelukkig te maken, gezegend te worden door de bloed- eu aanverwanten van zeven-en-zeventig jonge notarissen I mijnheor de redacteurhoe jammer, hoe dood jammer, dat ik rnij dat zoo maar voorstelde," en dat al die zegeningen en dankbetuigingen neer zullen komen op een ander hoofd dan dat van Dirk Groen, on dat een andere hand dan de mijne al die weldaden zal uitdeelen. 't Zoude zoo mooi staan, later op mijn grafzerk Wandelaar, sta stilen wijd een traan aan de nagedachtenis van hem die aan zeven-en-zeventig notarisson het leveuslicht schonk 1 De vrijzinnige kiesvereeuiging te Arnhem had Woens dag avond eene openbare vergadering met vrij entree uitgeschreven in de groote zaal van Musis Sacrum. De afgevaardigde voor dat district, mr. P. Rink, zou de aanhangige kieswetvoorstellen bespreken, en eene bijzondere uitnoodiging tot bywoning dezer vergadering was gericht aan de aanstaande kiezers, terwijl tevens gelegenheid tot debat zou worden ge geven. Een zeer groot aantal personen, waaronder ook eonige vrouwen, hadden aan de uitnoodiging gehoor gegeven. Nadat te ruim 8 uren do waarnemende voorzitter, de heer Wurfbain, do vergadering met oen kort woord bad geopend, gaf hij al aanstonds het woord aan mr. Rink, die zijne rede aanving met er op te wijzen, dat wij eeu hoogst gewichtigen tijd beleven, nu op 20 September jl. aan de Staten-Geueraal een drietal wetsontwerpen worden aangeboden, beoogende de mondig-verklaring van het Nedorlandsche volk. Spr. aclite het dan ook eene goede gedachte van de kiesvereeuiging om deze vergadering open te stellon voor hen, die hierdoor mondig zullen worden. Spre ker ging daarna de jongste geschiedenis van de kies rechtregelingen van ongeveer 1848 nu, en loonde er de gebreken van aan, voortspruitende uit het cen- susstelsel. Aan do regeeriDg bracht spreker, alvorens tot het eigenlijke onderwerp te komen, hulde voor den bekwamen spoed, waarmede zij deze wetsontwer pen ingediend heeft. En vervolgens het nieuwe ontwerp besprekende, stelde spreker twee vragen 1. wat houdt het ont- werp-kieswet in en 2. hoe hebben wij te oordeelen over het nieuwe kiesrecht? Bij de beantwoording van de le vraag gaf spreker een overzicht, dat bij velen misschien bekend was, doch dat voor een logisch verband bij een voordracht voor dit publiek noodig was. Spr. gaf hierbij slechts enkele korte opmerkingen en verklaarde o.a. zich niet te begrijpen dat niet aan zelfstandige vrouwen het kiesrecht kon gegeven worden. Evenwel de grondwet verbiedt het, en bij dit onderwerp kan dit niet ter sprake komen. Het getal kiezers, dat do regeering van de nieuwe regeling verwaoht, acht spreker te hoog, z. i. zal dit niet meer dan 600,000 bedragen. Dat voor een aangifte van candidaten ook niet- kiesvereenigingen met een voldoend ledental waren toegelaten, keurde spreker af. Hoewel spreker het uur van sluiting der stembus misschien te vroeg gesteld achtte, meende hg toch, dat bij eene latere sluiting de opening der stem briefjes niet meer op denzelfden dag zou kunnen ge schieden. Eene leemte, die echter niet tot een niet-mede- werken voor net tot stand komen der wet mocht leiden, aohlte spreker het, dat het ontwerp alleen de verkiezingen voor Tweede Kamer en Provinciale Staten en niet die voor den gemeenteraad regelt. Evenzoo dacht spreker over de verdeeling der groote steden in enkelvoudige kiesdistricten. Tot de tweede vraag komendehoe to oordeelen over het nieuwe kiesrecht? kon de heer Rink getui gen, dat hij in hoofdzaken met het ontwerp meegaat. Hij meende, dat dit zeker hen, die hem voor zyne verkiezing anderhalf jaar geleden hoorden spreken, niet zal vorwonderen. Hij achtte in de thans aan hangige wet goed gekozen het kenteeken van geschikt heid en het kenteeken van maatschappelijken wel stand, en besprak de hiertegen ingebrachte bezwaren. Ook trachte spreker aan te toonen het onjuiste van de meening als zoude het ontwerp met de grondwet in strijd zijn. Daarna gaf spreker eene uitzetting van het couloirstelsel met de daaraan verbonden voordeelen ter verkrijging van eene zuivere stemming. Ten slotte werden de bezwaren besproken, die al gemeen en ook die, welke weinig werden geuit. En bij de laatste noemde spr. de vrees, die bij velen den grond e'er bestrijding uitmaakte, dat de bezit tende klasse zal achtergesteld worden bg de niet be zittende. Slechts in ééne brochure heeft spr. die vrees duidelgk uitgedrukt gezien, n.l. in „Te wapen tegen het algemeen kiesrecht". De schrijver toont

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1892 | | pagina 2