w
isten bewe-
i op verdere
)t Hoogach-
N° 4048.
Donderdag 19 Januari.
1893.
den
FEUILLETON.
De Vrouw van den Kunstenaar.
Nieuws- en Advertentieblad voor Gouda en Omstreken*
1
i
ITTER,
De inzending van advertentiön kan geschieden tot een uur des namiddags van den dag der uitgave.
Jilligheim.
mdriks.
mompelde zacht„Ik hob
(Uit het Frantch.)
m in hart
I«v:kman Zoon
O.
i-flehalte.
El te Mainz,
(baden),
wel geen
goediger en
olwassenen
inhoudende
iwe fabriek
ainbaar
groote
tuur.
cent.
ADVERTENT1EN worden geplaatst
van 15 regels a 50 Centen; iedere regel
meer 10Centen. GROOTE LETTERS
worden berekend naar plaatsruimte.
Bovendien worden alle Advertentiën gratis
opgenomen in het ADVERTENTIEBLAD
'twelk des Maandags verschjjnt.
og-
•urg.
Hynekamp.
delioieuM
i dranka.
45 cent
kop Cmm.
nketbakken
enklodt,
10B.
GOUDSCHE COURANT.
Hij staakte zijn spel en
ook hongor!”
De arme moeder sidderde.
„Wees niet bevreesd,” hernam Georges, die zich
vergistte over de oorzaak dier beweging, „vader kan
mij niet hooren, omdat hij niet hier is.”
De moeder en de zoon hielden elkander langen
tijd omarmd. Die teedoro kus verdreef de wolk,
welke een oogenblik het schrandere voorhoofd van
den kleinen jongen had beneveld.
„Heb geduld, Georges I” jteide de jonge vrouw,
.heden zullen wij een middagmaal hebben ik beloof
t u.”
Zonder te wachten, dat haar dierbare zuigeling
i - i i 1_ i-j„-bl
klein stadje aan de Somme, zat eene nog
r van eene
waar men slechts een klein getal oude en 1 „hei
f. Zij drukte een tenger kind het
L—- waar de melk i
deze vrouw weende, ter- 1 geëindigd had, legde zij hem op de gemakkelijkste
en dartel kind in de kamsr wijze op hare kniën, eu hernam een bijna voltooid
borduurwerk, dat zij Georges toonde. Bij deze ver
plaatsing begon de arme zuigeling te weenen.
„Laat Leo om mijnentwille niet weenen, moeder I”
Je Georges, „hij is zoo klein. Ik beu groot ik
zal wachten, en ik beloof u, niet te zeggen dat ik
honger heb, als ‘vader terug komt ik zal met mijn
rijtuig blijveu spelen, opdat by niet zie dat ik be
droefd ben.
En om zijnen broeder te stillen, streelde Georges
hem met de hand.
Het geluid van voetstappen deed zich op de trappen
hooren. De arme moeder, die den slap van haren
man herkende, hield spoedig de tranen teiug, die in
weerwil van zich zelve, hare oogen deden zwellen, en
W
4
ii
I zyn niet diegenen, die het zwaarste getroffen
worden. Te veel uiterlijk vertoon in den geest
van onzen tijd! Ge betrapt u op de gedachte,
dat gij niet verwonderd zoudt zyn, eerstdaags
te vernemen dat zich een werkloozen-orkest
gevormd had om aan dergelyke optochten groo-
ter luister by te zetten. Waarom geen werk-
loozen-marsch, uit te voeren door het personeel
der betoogers zei ven, evengoed als toeterende
Heilgezanten of Neerbossche weezen Neen
zegt ge, daar loopt te veel van Sint-Anna
onder. En zoo zouden veel werkelijke armen
gevaar loopen over één kam geschoren te
worden met deze onnoozelen, die zich als werk
tuigen laten gebruiken van volksmenners, welke
óf onbereikbare idealen najngen, óf door mis
leiding der schare zich naar boven willen wer
ken. Woorden, zooals Travailleur ze deed
hooren in de vergadering der werkloozen te
Amsterdam, strekken veeleer om goedgezinde
werkgevers af te schrikken en optochten, zooals
men daar organiseert, zijn niet het juiste mid
del om het publiek van de vredelievendheid
hunner bedoelingen te overtuigen. Zij doen
aan de zaak zelve meer kwaad dan goed.
Diezelfde bladen brengen u ook allerlei mid
delen om een einde te maken aan de werk
loosheid,middelen van wier ondoeltreffendheid gy
innig overtuigd zyt. De een predikt u de alleen
zaligmakende leer van den sociaal-democrati-
schen heilstaatschaf het privaat-bezit af en
de werkeloosheid is verdwenenVerbeeld u
eene maatschappij, die met het eigenbelang
geen rekening houdt, die van allen dezelfde
toewijding verwacht aan het algemeen belang
De uitgave dezer Courant geschiedt dagelyka
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
De prys per drie maandenwis 1.25. franco
per post 1.70.
Atzonderlflke Nommers VIJF CENTEN’.
1)
In een
zeer jonge vrouw, bij hot eenige venster
kamer, waar men
versleten meubelen zag.
van eenige weken tegen hare borst,
bijna uit verdroogd waa
wijl eon ander levendig en -v— -r--- - ---
rondliep, en oen kleinen, omgekeerden stoel voort- borduurwerk, dat, zij Georges toonde,
trok, waaraan hij een eind touw had gebonden en f’"J
•er op deze wijze een wagen van had gemaakt. Eene „1
treffende bleekheid was op de vermagerde trekken zeidi
van de jonge vrouw verspreid, maar verminderde
hare schoonheid niet; die bleekheid scheen integen
deel nauwkeuriger de fijnheid en zuiverheid van deze
te doen uitkomen., Met de uitdrukking eener tee-
derheid vol lijden, zag de jonge vrouw, door hare
tranen, beurtelings naar hare zeer zwakke laatstge-
borene en haren luidruclrtigen Georges. Het zwarte
oog van Georges vestigde zich plotseling op het
kleine kind, dat slechts mot moeite eenige droppels
av -i- f moeder kreeg
zij begroette mot een’ glimlach do terugkomst van
hem, die over haar levon het mot bitterheid gemengd,
geluk, verspreidde, dat innige liefde zelfs in volslagen
nood schenkt.
„Wat scheelt u, FèrnwdP” vroeg de jonge vrouw,
toen zij het gelaat van haren man zag.
In het eerst antwoordde Fernand niethij zette de
groote. portefeuille, die hij onder den arm had, tegen
den muur, terwijl hij met do andere hand zijn doch
ter vasthield, die hij medebracht. De oogen der arme
kleine, die zes of zeven jaren oud was, waren rood
geweend. In plaats van, zoo als gewoonlijk, zich aan
den hals barer moeder te werpen, bleef zij onbewe
gelijk bij de deur staan.
„Jenny weent 1” riep de jonge vrouw zeer bewo
gen „wat is er toch gebeurd
„Bekommer u niet, goede Jeanne 1 zeide Fernand,
en hij omhelsde zijne vrouw teederlijk. Zelf bewo
gen, ging hij nu naast haar zitten, en streek ver
scheiden malen langs zijne' groetenzwarten baard
en over zijn aangezicht, dat bijna even bleek was
als dat van Jeanne. Zijn voorhoofd was peinzend.
Jeanne, die ongerust was, keek beurteliogs Fernand
en Jenny aan. Deze scheen oen woord van haren
vader te verwachten, om de vraag haror moeder te
beantwoorden. Fernand reikte het kleine meisje de
hand.
„Kom, Jenny 1” zeide hij met eene ernstige stom,
maar met eene treffende goedheid.
Het kind gaf toeu den vrijen loop aan do snikken,
Zeker is er geen geschikter tyd om een
oogenblik onze aandacht te wyden aan het
jaarlijks wederkeerend vraagstuk der werkloos
heid onder den minderen man, onder hen die
alleen van handenarbeid leven moeten, dan
deze barre winterdagen. Wanneer zooals jl.
Zondag de koude u aangrijnst in haar minst aan-
trekkelyken vorm, als de ijzige wind u ach
tervolgt in uw behoorlyk verwarmde binnen
kamer, dan dwalen onwillekeurig uwe gedachten
naar hen, die zonder brood op de plank of
vuur in den haard aan dezelfde temperatuur
zyn blootgesteld, waarin gij u niet zonder
noodzaak waagt, schoon goed gevoed en met
alle middelen der verwarmingskunst gewapend.
Hoe paradoxaal het moge klinken, niets is zoo
waar dan dat 20° vorst uiterst geschikt
om de ijskorst om menig menschenhart te
doen ontdooien.
In deze stemming dan gaat gij mijmeren
over den toestand dergenén, die thans zouden
willen werken voor hun brood, doch geen ar
beid kunnen vinden. Ge zoudt gaarne een
redmiddel vinden, doch met den besten wil
komt gy niet tot een vertroostend resultaat.
Gaat het u als ons, gij eindigt ten slotte met
onze machteloosheid te gevoelen tegenover dat
ingewikkeld en vooralsnog onoplosbaar pro
bleem. Al uwe overwegingen loopen dood
tegen een driedubbelen metalen muur, waar
tegen de mensch niets vermagde natuur
krachten, die allerlei arbeid onmogelyk ma
ken, de menscheljjke hartstochten en zwakheden,
de onverbiddelijke wetten der maatschappij.
I Ge moogt de werkzaamheid zegenen der voor
geslachten, die den toestand der minst bedeel
den onder ons zooveel beter gemaakt heeft
dan vroeger, de wintervorst? zal niet nalaten
van tyd tot tyd hier zmn zetel op te slaan
dankbaar erkent gij dat wy vooruitgaan in
zedelijkheid en ontwikkeling, maar gij ziet
nog zoo velen, die geenerlei zorg voor de toe
komst en de kwade dagen kennen en die nooit
zelfbedwang geleerd hebbenaan hervormin
gen en verbeteringen in den toestand der
samenleving heeft het niet ontbroken en toch
hoeveel misstanden ziet gij niet dagelyks. 't Is
een benauwend gevoel dat Q bekruipt na deze
overdenkingen op een stillen’ Winteravond, wan
neer gij door niets gestoord wordt dan door
het gieren van den Nooidgehen adem daar-
huiten. Zooveel machteloosheid bS zooveel
leed
En die gedachte laat u niet los. Daarvoor zor
gen trouwens uwe dagbladen wel, die u berich
ten brengen van verschillende streken, beroe
ringen hier, betoogingen van werkloozen ginds;
gij beseft eenigszins den omvang der kwaal.
Doch tevens brengen, zy een wanklank in uw
goede stemming. Ge gevoelt weinig sympathie
voor Groningsche werkloozen, die hun goede
geld besteden aan revolvers om op de politie
te schieten. Evenmin voor Amsterdamsche,
die onder aanvoering van Luitjes (alias Tra
vailleur) optochten organiseeren langs Heeren-
en Keizersgracht en moties afgeven aan het
Stadhuis. Dergelyke luidruchtige betoogers
boreae
-onvoedzame melk uit de borst zyner