I B i d BINNENLAND. De laatste sener Familie. Nieuws- en Advertentieblad voor Gouda en Omstreken. No. 0412. Donderdag 26 Juli 1894. li 1W 'Ha r 4’ FEUILLETON. zen? ik 1 n 'f 60. j I 33ste Jaargang. ill I en Kaai van 0 Inzending van Advertentiën tot 1 uur des midd. diefstal sprake kan zyn. De steenkolen toch ar reep. national lion de enz. M*. I zer de ww De Uitgave dezer Courant geschiedt d a g e 1 ij k met uitzondering van Zon- en Feestdagen. De prijs per drie maanden is 1.25, franco per post 1.70. Afzonderlijke Nommers VIJF CENTEN. trieatie rer van De weggenomen 100 HL., die zij tg. *tschappy a. s. bij (Naar het Fransch.) sotiniie rociiNT Donderdag 2 Ang. daatrieêl van Pont-Ai Q.nwing, ADVERTENTIËN worden geplaatst 15 regels a 50 Centen; iedere regel meer 10 Centen. Groote letters, worden berekend naar plaatsruimte. rennen. die in de rde vestiger jeworden is tegen vrou- sft gemaakt •erking van snvoudigste jrd aange- te verdria- liohaam en wordeln en r vreeseyke iveld. Dan i.oorsuizen ziekte. Al manziek en J. P., 27 jaar, schipper alhier werd gister door de Arr.-rechtb. te Rotterdam wegens mis handeling zijner echtgenoote veroordeeld tot f .5 boete, snbsidair 3 dagen hechtenis. „Dat wijntje ia niet kwaad hè zeide hij zich de lippen afregend en met de tong klappende. „Je hebt^er niet veel van gedronken, maar morgen zal ’twel beter gaan en ik kom je weer gezelschap houden. Erken nu ook, dat ik een beste kerel ben, en dank de fortuin, dat je in Dinan aangeland bent. Te Sint Brieuc zal je ’t veel minder goed hebben, maar daar zal je niet zoo lang blyven al» hier.*' „Ik mag ’tlyden,” bromde de boschwachter. „Ik ook. *t Zou me geen zier verwonderen als je vrijgesproken werd en daarom heb ik 't je ook zoo gomakkelijk gemaakt. Ik ben er zeker van, dat je er niet aan denkt om te ontsnappen. In de eerste plaats is ’t onmogelijk, en zelfs al lukte 't je om er uit te komen, toch zou men je weer gauw oppakken. Ik heb de mand maar laten doorgaan zonder haar na te zien, omdat ze van mijn vroegeren luitenant komt. Ik ben gerust. Hij zou mij niet in ongele genheid willen brengen.” „En hij kent my ook te weinig, om zioh bloot te stellen aan een gevaar, door mij de middelen tot ontvluchting te verschaifon.” „Jongen ja, ’t zou hem zijn betrekking kunnen kos ten. En nu myn vriend, ga ik eten en ik zal niet vergeten, je ook wat te zenden. Ik laat de mand hier achter. Morgen zullen we er nog eens achter heen zitten. Ik zou je ook wel licht willen geven, maar je weet, dat is verboden.” Zoo babbelend verliet de cipier de cel en de Kuiter, ^die de grendels hoorde dichtschuiven verviel weer in zijn overpeinzingen. Hij had niet kunnen nalaten te glimlachen o»er de gulzigheid van zijn bewaker. Onder voorwendsel zyn gevangene goed te behande len, onthaalde de goede man zioh op kosten van den Een zevental personen uit Gouda, vroeger als stokers en kolenrijders in dienst van de gemeente-gasfabriek alhier, hadden zich voor de Rotterdamsche-rechtbank te verantwoorden op de aanklacht, dat zy op eenen dag in de maand- Januari van (,u vereeniging zouden hebben weggenomen hoeveelheid steenkolen, toebehoorende aan gemeente Gouda, en v~’ K““- _:_u i ben schuldig gemaakt op maand Maart d. a. v. Allen bekenden volmondig, hoeveelheid bedroeg telkens voor f 104 hebben verkocht. Een drietal getuigen werden gehoord, doch eene vermissing hadden zij niet kunnen consta- teeren, daar de hoop steenkolen daartoe te groot was. Het O. M. qualificeerde dit feit als hoogst ernstig, doch moest toegeven dat als het toe zicht op de fabriek niet zooveel te wenschen overliet en dit nauwkeuriger was geweest, be klaagden niet aooveel gelegenheid zouden heb ben gehad om zich aan diefstal schuldig te maken. Op dien grond dan ook zou het eene niet te zware straf vorderen en wel drie maan den gevangenisstraf voor ieder. In een zeer uitgebreid pleidooi voerde mr. P. J. Troelstra het woord voor de beklaagden. Zoo deze niet bekend hadden, zeide pleiter, er zou geen bewys tegen hen zyn. Toch wordt deze bekentenis door geen enkel bewijsmiddel gesterkt. De gebleken aanwijzingen bevestigen de bekentenis niet. Op dien grond reeds zal vrijspraak moeten volgen. Verder trachtte pleiter aan te toonen dat hier ook van geen hadden beklaagden in hunne betrekking onder zich en zij waren daarvoor alleen verantwoor ding schuldig aan den directeur. Volgens pleiter zouden zij zich hebben schuldig gemaakt aan verduistering. Mocht de rechtbank zich echter niet kunnen vereenigen met pleiters gevoelen, dan verzocht hij de oplegging van slechts een paar dagen gevangenisstraf. Hiervoor werden tal van om standigheden bjjgebracht, zooals de verleiding waaraan bekl. hadden blootgestaan; hun gering salaris (slechts f 11.50 per week), de omstan digheid dat zij loonsverhooging hadden aange vraagd, en dat iu plaats van dit te verkrijgen hun loon nog was verlaagd; en dergelyke meer. Uitspraak over 8 dagen. Naar wy vernemen zal Woensdag 1 Aug in de Schouwburgtent van Van Lier tot ope ning van hét tooneel worden opgevoerd «Roze Kate» het treurspel der Smeden. De hoofdrol zal vervuld worden door Mej'. Julia Cuypers, de overige rollen door de dames Potharst, van Beem, van Biene, Hens Sr. en Hens Jr. en de HeerenPotharst, Morriën, van Beem, Verhagen, Dncaju, Logeman en Van Sprink- hujjsen. wordt gegeven «De In- .vesnes.» j eenen dit jaar tezamen en in eene de vijf hunner bovendien, dat zij zich aan soortgelijken diefstal zouden heb- eenen dag in de Niettegenstaande de meer dan hooge tem peratuur was gisteren een groot aantal nieuws gierigen in de rechtszaal van de arrond - rechtbank te ’s-Gravenhage, om de behandeling der zaak te hooren tegen Gerrit van Deth, M) „Zet die mand in een hoek en de flesschen op tafel,” beval de cipier. En toen de bewaker vertrokken was, ging hij voort „Komaan mijn vriend, nu moet je eens eer be wijzen aan het geschenk van mijn vroegeren luitenant. Blijft maar zitten. Ik zal je eens wyzen, hce de schelpen opengemaakt moeten worden. Je ziet, dat ik maar zoo vrij ben geweest, voor mijzelven een glas meê te brengen. Jan schenk eens in.” De Ruiter gehoorzaamde werktuigelijk, en de oud- zeeman, zette zioh zonder verdere praatjes aan het werk. Dit zijn zak haalde hij een mes en opende mei groote handigheid vier dozyn oesters, welke hij een voor een, voor den gevangene zette. „Dat is genoeg voor een avond,” zeide hy. „De rest is goed voor morgen en ik zal je wel helpen, als je vindt, dat er te veel zijn. Ik kan er wel honderd aan, als ik goed op dreef ben. Ze smaken best hoor, maar jij schijnt geen liefhebber te zijn, hè?” Inderdaad. De Ruiter scheen niet veel lust te hebben, maar met verwonderlijke snelheid verdwe nen ze in den mond van den cipier. De man hield slechts nu en dan op om zijn glas aan de lippen te brengen. Toen hij drie dozijn op had, was de flesch zoo goed als loog. meer aanstaand godsdienstleraar beleedigende artikelen in schryven. Bekl. hield vol dat het hem volstrekt niet te doen is geweest ds. Van Gheel Gildemeester te beleedigen. De president hield bekl. herhaaldelyk het verkeerde van zyn gedrag voor oogen en wees hem op do zaak onlangs hier behandeld, toen Maandag had het dochtertje van den schoenmaker G. J. d. R. te Waddingsveen het ongeluk met haar goed aan een brandend kook- toestel t van de bank trok, waarop het geplaatst was. Dadelijk vatten hare kleeren vlam en het zou waarschijnlijk ernstiger zijn afgeloopen, zoozjj niet de tegenwoordigheid van geest had gehad" door de woonkamer en den winkel te loopen, de straat over te steken en in de sloot Ie springen, waaruit zij door den koetsier A. T. werd gered. Met eenige brandwonden aan het oor kwam zij vry. De »Neisser-Zeitung« bericht als eene merk waardigheid dat te Steinhubel eene vrouw dienst doet als nachtwacht. Dit wonder kan mep echter hier te lande ook aanschouwen want te Waddinxveen waar dat baantje eerst door zekeren A. d. G. werd vervuld wordt het, van af diens overleden waargenomen door zyn echtgenoote, die ’s avonds te elf uur met haar zoontje en >de klep «hare ronde begint. De nachtwacht aan de Goudkade wordt wanneer hij verhinderd is dienst te doen ver vangen door zijn wederhelft, die dan gewapend ■met de klep en de stok van haar man, het beroep van »kleppervrouw« bekleedt. GOUDA, 25 Juli 1894. Hedenmiddag zijn de militairen, alhier in garnizoen, uit het Kamp van Zeist terug gekeerd. schuldig geloofde, in elk geval moest zij hem dank baar zyu, niets gezegd te hebben aan den officier van justitie. En als zij hem de vrijheid wilde schen ken, had hij dan het recht om te weigeren? Hij kon in dat geval toch veronderstellen, dat zij alles zou gedaan hebben, om zyn vlucht uit Frankryk ge makkelijk te maken. En de laatste veronderstelling, waarop hij echter nauwelijks mocht hopen, was, dat zij misschien plan had, zioh in het buitenland met hem te vereenigen. De hartstocht, die hem bezielde, deed hem zijn oude moeder vergelen, die verlamd op haar bed gekluis terd lag. En toon hij er aan dacht, herinnerde hij zich tegelykertijd, dat de dokter hem beloofd had, haar tegen de lente weder op de been te zullen helpen. Zyn verbeelding maakte hem thans half krankzin nig. Maar vluchten was niet gomakkelyk. De cel, waarin men hem gezet had, lag boven in den toren. Zij had slechts een venster en, *t is waar, dat was vrij groot, maar het was verzekerd met ijzeren staven. Er was te veel noodig om ze te verwijderen en bo vendien moest hij dan nog een touw hebben, om zich naar beneden te laten zakken. Aannemende, dal (ïie voorwerpen zich in de mand bevonden, dan was ’t slechts mogelijk dat zij onder de oesters ver borgen waren, en hy zou ze er eerst des nachts uit kunnen halen, zonder licht, als het laatste bezoek van den cipier afgeloopen was. Twee uren achtereen wandelde hij in het kleine vertrek op en neer als een beer in zijn hok. De bewaker kwam een weinig vroeger dan gewoonlyk met een blikken ketel vol soep. Daarop verwijderde hij zich weder oogenblikkelijk, de deur zorgvuldig achter zioh sluitend. (Wordt vervolgd.) makelaar, thans in het buitenland, zoodat het strafgeding bij verstek behandeld werd. Aan beklaagde wordt ten laste gelegddat hij in een door hem onderteekend en aan dr. F. van Gheel Gildemeester, predikant te 's- Gravenhage, gericht schryven door hem door tusschenkomst van de administratie der poste rijen op 18 Mei 1894 uit Amsterdam ver zonden en daags daarop aan de woning van genoemden predikant te 's-Gravenhage afge geven, dezen opzettelijk beleedigend onder meer heeft toegevoegd«Waar sprake is van waar- «heid spreken en van zedelijkheid, daar behoordet «gjj de oogen neer te slaan en te zwygen. «Maar schaamteloosheid en brutaliteit zijn volle «zusters van zedeloosheidgeen wonder dus «dat ge heel 't gezin in uw hart hebt opge- «nomen. Uw lieve vriend, D. 0. Thijm, is «openbaar terechtgesteld. Ook hij liep in de «volle kracht zyner waardigheid gearmd met «zyn lieven vriend Van Hoogstraten op 's Heeren «wegen, door velen eerbiedig gegroet, totdat «Dame Justitia hem by de keel greep op den «openbare weg en hem toedo^derde «Ellendige «smeerpoes, onderga uwe gerechte strafZoo «en niet anders ga het u eerstdaags, aangezien <8Ü in vergelijking met uw confrater in den te haken, met het gevolg dat^ zy het <Heere minstens 20 juten tuchthuisstraf hebt i u m00 «verdiend voor de meer dan gruwelyke onze- «delijkheid, welke u op het geweten drukt. «Ware in vele gevallen uw naam niet Van «Gheel Gildemeester en uw ambt geen dienaar «van Jezus Christus in de Ned. Herv. Kerk «geweezt, gij zyt er nog beter dan ik van «overtuigd, dat ge reeds lang waart opgesloten, «daar, waar men slechts boeven, schavuiten, «Bargers, Thijms en anderen vindt. Des te «gruwelijker zijn uwe wandaden, omdat gij een «voorganger in Israël zyt, omdat nog zoo vele «goed geloovige ouders hunne dochters in uwe «vuile handen overgéven, in de meening, dat <gy ze de ware godsvrucht zult leeren. Scha-} «vuit, waarom legt gij niet onmiddellijk uw «ambt neer, opdat dat heilige ambt niet nog zee-officier die de oesters zond en op kosten van doktor Bertrand, wat de wijn betreft. Maar Dc Ruiter dacht spoedig weder aan ernstiger zaken. Het gesprok van den cipier had hem op een gedachte gebracht. Do man had gezegd, dat de mand ook nog wel iet» anders kón bevatten dan oesters en de gevangene begon als volgt te redeneeren „Wie weet of mijnheer Erzee geen middelen had gevonden om hem te laten ontkomen? Voorheen, als bij op het kasteel kwam, heb ik hom niet dikwijls gezien, maar hij is een bloedverwant van mevrouw van Hanswoord en haar zu»ter. Ik geloot zelfs, dat hij hun volle neef is. ’t Is best mogelyk, dat zij hem aangesproken hebben en hem verzochten mij te hulp te komen. Ik beschuldigde mevrouw van Hansweerd mij vergeten te hebben, ik vergiste mij misschien en zij zal wellicht wenschen, dat ik ver dwijn, en niet voor de rechtbank kom. Zij vreest, dat ik zal Spreken, maar ik zal haar bewijzen, dat zij ongelijk heeft, mij te wantrouwen, want ik zou niet ontvluchten, zelfs voor het geval ik er de mid delen toe had.” De eerste ingeving is altijd de beste, verklaren wijze menschen, terwijl anderen van oordeel zijn, dat men een zaak altijd van twee kanten moet beschou wen. Hoe hot zy, do Ruiter veranderde spoedig van zienswyze. Eerst was hij verontwaardigd over de kwade bedoeling die hij mevrouw vau Hansweerd toeschreef en hij stelde zich de vraag, Of zij niet iets geheel anders gedacht kon hebben. Waarom zou de barones niet oprecht medelijden met hem hebben Waarom zou zij baar neef niet opgedragen hebben, den man te bevrijden, die leed ter wille ran haar? Of zy hem schuldig of onj neer, opuat uas neinge ami ■meer schande worde aangedaan Ds. v. Gheel Gildemeester, als getuige ge hoord, verklaarde Van Deth slechts opper vlakkig te kennen. Eenmaal heeft hy zyn tusschenkomst verleend om v. D. aan 1000 te helpen, waarmede hy naar de Transvaal is gegaan.- De toorn van v. D. schjjnt opgewekt te ziju,pomdat getuige zich indirect gemengd heeft in de zaak Neerbosch. Subst.-officier v. justitie, mr. Van Buttingha Wichers, deelde mede dat hij Van Deth's ver zoek om uitstel van behandeling dezer zaak omdat hij voor zaken naar het buitenland moest, gemeend had te moeten weigeren met bet oog op de dringende noodzakelijkheid dat er zoo spoedig mogelyk een einde kome aan de beleedigingen waaraan ds. v. Gheel Gilde meester |in den laatsten tijd bloot staat. Hy schreef Van Deth’s door niets gestaafde be weringen toe aan toorn en wraak. Hij vorderde veroordeeling van v. Deth tot 1 maand gevangenisstraf, wegens eenvoudige beleediging. Daarna werd de klacht behandeld van ds. Van GheelGildemeoster tegen dr. Louia Adrien Bahler, beroepen predikant te Schiermonnikoog thans wonende te Groningen. Dezen wordt ten laste gelegd dat hij in de maand April 1894 in een tweetal door hem als schryver onderteekeqde geschriften als «Ingezonden stukken» op zyn verzoek geplaatst in het te Groningen uitgegeven en alom in den lande ook te 's-Gravenhage onder de inteekenaren verspreid nieuwsblad «Nieuwsblad van het Noorden» opzettelijk den te ’s-Gravenhage gevestigden predikant dr. F. van Gheel Gilde meester de beleediging heeft aangedaan hem aan de lezers van dat blad voor te 'stellen als een persoon, «die niet voldoet aan den eisch «welke gesteld behoort te worden aan iemand «die in zedelijke quaesties wordt gehoord om «daarop ten volle geloofd te worden, hamelyk «dat zoo iemand zelf een zedelyk leven leiden «moet en voorts hem te schetsen als een «huichelaar,» althans hem met de zoodanigen gelijk te stellen. Dezelfde Neerboschquaestie was ook bier weder de aanleiding. Als getuige gehoord verklaarde ds. v. Gheel Gildemeester zich verplicht geacht te hebben deze gruwelyke, verschrikkelyke beschuldiging tegen te spreken. Beklaagde beweerde de beleedigende stukken alleen geschreven te hebben «om de waarheid en gerechtigheid te dienen en niets anders Iib de beleedigende stukken werd voorts nog eene vergelijking gemaakt tusschen Van Deth en ds. Van Gheel Gildemeester. De eerste werd iemand genoemd van onbesproken gedrag, ds. Van Gheel Gildemeester een lichtmis. Ook nu moest de beklaagde weder erkennen enkel op geruchten* te zyn afgegaan. »Op praatjes, gelyk de president opmerkte, die het dan onverantwoordelijk maakten vooreen om daarop zulke een courant te S

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1894 | | pagina 1