ips
I
Ion.
ZOLEN,
g tot
r Mud,
leverd.
inbevelend,
BIBT,
gel P. 80.
ranco
-ALBOI met
bevattende
litgekomen
dzoen van
ren, dames
nvraag aan
ïVteuws- en Advertentieblad voor Gouda en Omstreken.
No. 6516.
Zaterdag 24 November 1894.
33ste Jaargang.
BINNENLAND.
lar.
FEUILLETON.
I
I
II.
1st.
ie
IE
N,
d met
?1.90
G
Grove
IT C"
I
Inzending van Advertentiën tot 1 uur des midd.
IIJ8
VS DV
sis gevolg
I
een
i,
Off
B
De Uitgave dezer Courant geschiedt d a g e 1 ij k
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
De prijs er drie maanden is 1.25, franco per
post 1.70.
Afzonderlijke Nommers VIJF CENTEN.
BACIT NOOT-
huis.
CES /0.50 per
Uit het Zweedtch.)
door C. EIJKMAN.
GOIINIIE COURANT
ooger wor-
0/0 franc»
'ten in alle
bezorgd.
rm&liceiten
vervullen,
daal Noord
ADVERTENTIEN worden geplaatst van
1—5 regels 5 50 Centen; iedere regel met
10 Centen. Groote letters worden berekend
naar nlanfavnirnfn
s
i katoenen
i eveneens
dieve daar-
ngeveer de
nlichtingen
tvoeringen
Voor de rechtbank te *s Gravenhage hadden
zich gisteren twee studenten te verantwoorden
wegens een ernstig verzet op het station der
[Toll. Spoor te Delft, te zamen en in vereeni-
ging gepleegd tegen een agent van politie en
een door dezen ter assistentie geroepen militair
De eerste beklaagde had op den dag van het
gebeurde (in Juli) examen gedaan, had een
partijtje gegeven en was in hooge mate be
schonken, zoo zelfs dat hij zich niets meer
van het voorgevallene kon herinneren zoo
ook de tweede beklaagde.
klassen der maatschappij gebracht. Het is bijv,
niet denkbaar, dat goede geneeskundigen alom
in den lande in voldoende mate voor alle
klassen der maatschappij verkrijgbaar zouden
zijn, indien de Staat beproefde de uitgaven
voor deze tak van onderwijs ook slechts bij
benadering te vinden uit bijdragen der stu
denten.
Dat de vlaggen werden uitgestoken na de
openbaarmaking der gisteren ontvangen tele
grammen is even verklaarbuar, als dat de
pers, voor zoover ze gelegenheid had zich te
uiten, een woord van hartelyko hulde brengt
aan bet dappere Indische leger en den leider
der Lom bok'expeditie.
Generaal Vetter, die niet lang geleden
menig hard verwijt moest hooren over zyn
gebrekkig beleid, na de mislukking der eerste
expeditie, is thans de held van den dag. En
nu hij niet alleen zegevierend het gepleegde
verraad beeft gestraft, maar zelfs schatten*
heeft veroverd, wordt hij reeds bezongen als
wijlen Piet Hein, de overwinnaar der Zilver
vloot.
Tot bevordering eener wijziging van het
Kon. besluit van 18 April 1890, over het
vereischt getal onderwyzers aan de gesubs.
byz. scholen, vindt de Minister van Binn.
Zaken geene vryheid. Toch erkent hij dat in
de, wegens gebrek aan onderwyzers, voor som
mige schoolbesturen nog bestaande bezwaren
om op 1 Januari 1895 aan de gestelde eischen
ten aanzien van het onderwijzend personeel
te voh oen, wel grond is gelegen eenige nadere
voorziening te treffen. Door hem wordt dan
ook overwogen onder welke voorwaarden aan
die scholen het genot der Rijksbijdrage ge
waarborgd zoude kunnen blijven.
41)
Deze scherts had Kuno’s bloed aan het gisten ge
maakt. Nu eens beschouwde hij alles als eene on
beschaamde pogchery, dan weder geloofde hij er aan.
Op zekeren dag stond hij aan het raam en zag
bet rijtuig van den proost het voorplein afrollen.
Alleen de proost met zijne vrouw en Fridolf waren
daarin gezeten.
„Jozef, weet gij ook, waar de familie van den proost
heen gaat?” zeide hij.
„Wat kan mij dat schelen antwoordde Jozef,
die sedert het gesprek met Ellen kregelig van hu
meur geworden was.
„Gij hebt Fridolf toch van daag gesproken,hebt
gij dan niet vernomen waarheen de reis ging?”
„Nu, wat zou dat Dat gaat u immers niets aan
„Jozef, ik zou het gaarne weten. Wann-er gij het mij
niet zegt, dan ga ik naar de pastorie, om het te vragen.”
„Voor myn part, ga. Ik ben voornemens, my
neutraal te houden.” En hiermede keerde de griffier
hem den rug toe en ging uit.
Kuno nam zijn hoed en begaf zich naar de pastorie.
„Goeden dag, Stina, is de familie t’huis vroeg hij.
„Noen.zy zijn naar het doopmaal op C-bolm’s bruk.”
„Allen
I
„De jonge juffrouw is thuis gebleven want zij is
tegenwoordig zoo benauwd op de borst.”
„Doe myne complimenten en zeg aan de juffrouw,
dat ik verzoek, haar te mogen spreken. Waar is zy
„Zij is op hare kamer. Ik zal haar zeggen, dat
mynheer de rechter er is.” Stina ging, maar nau
welijks was zij halverwege op den trap gekomen, of
Kuno liep haar achterop, zeggende
„Wacht eens, Stina! ik ga zelf naar de juffrouw.”
Weldra stond hy voor het jonkvrouwelyke heilig
dom. Hoe verbitterd zijn hart ook was, vervulde
hem toch een eigenaardig gevoel van eerbied, toen
hij op het punt stond, de kamer van het jonge
meisje binnen te treden. Eindelijk legde hij de hand
aan den knop van de deur. De deur ging open.
Met den rug naar hem toegekeerd, zat Ellen stil te
werken. Hare gebogen houding verried eene zwakte
en uitputting, die aan eene herstelling moesten doen
wanhopen. Toen Kuno de deur achter zich sloot en
deze in het slot sprong, keerde Ellen hot hoofd
naar hem toe. De laatste weken hadden haar aan
gezicht nog bleeker, baar blik nog helderder en wee
moediger gemaakt. Op het gezicht van Kuno rees
zij op en drukte de handen tegen het hart, terwyl
zij onwillekeurig uitriep
„Gy hier!”
„Ja, Ellen, ik zal u vervolgen tot het einde der
aarde, tot in het heiligdom des tempels, totdat gij
mij de reden uwer handelwyzo mededeelt totdat
gij mij bekent, dat een gevoel, sterker dan dat,
hetwelk gy voor mij gekoesterd hebt, u dwong tot
den stap, dien gij gedaan hebt. Ellen, spreek I
geef mij eene reden verzin iets, hoe ongerijmd ook,
mits gij u verklaart.” Hy was naar haar toe ge-
vriendin, uwe meter zijn en gij zult zien, dat ik u
als zoodanig altijd getrouw zal blijven.”
Ellen’s smeeken leed schipbreuk op Kuno’s harts
tochtelijke liefde. Zy bad, hij werd onstuimig; hy
sprak met vervoering over zyne liefde. Ellen weende,
maar haar antwoord bleef hetzelfde. Ach, de nauw
gezette Ellen herinnerde zich zoo duidelijk de belofte
aan zijne moeder gedaan, toen deze haar smeekte,
dat het gehouden gesprek voor altijd een geheim
zoude blyvendaarbij kwam de herinnering aan
Kuno’s bedrog aan zyne nicht gepleegd, hetwelk hij
immers zelf nu bekend had. Ellen gevoelde, dat de
smart haar wellicht zoude dooden, maar ook, dat zy
niet auder* konde handelen. Kuno, buiten zich zal
ven over hare hardnekkigheid, sprak eindelijk met
eene van ontroering bevende stem
„Gij verstoot mij dus onherroepelijk P”
„Kuno, beneem mij het leven, maar verlang niet,
dat ik iets anders dan uwe vriendin zal worden.”
„Ellen, Ellen, is dit uw laatste woord P”
„Ja,” fluisterde Ellen snikkende.
„Welnu, boor dan ook het mijnemoge de vloek
des Hemde myr. hoofd treffen, wanneer ik ooit weder
op dit gesprek terugkom, of om uw hart smeek. Ja,
al mocht de dag komen, dat gij mij op uwe knieën
om vergiffenis smoektet voor het kwaad, dat gy my
gedaan hebt, ik zou u met afschuw en verachting
van mij wijzen, met afschuw voor de ellendige rol,
die gij gespeeld hebt, met afschuw voor do licht
zinnigheid, die in uw hart woont, met verachting
voor de liefde, die gy aan graaf Granskjöld verspilt
en waarop by zich beroemt, ofschoon hij nimmer
voornemens is, u zijne hand te bieden. Dit zijn
zyne eigene woorden I” (JFordt vervo^i.)
De miniater Vau Houten heeft aan de
Tweede Kamer te kennen gegeven, dat een
voorstel tot verhooging van collegegelden en
minervalia >niet< van hem is te verwachten.
Hy acht het eene dwaling, onderwijsinrichtin
gen te beschouwen als voornamelijk bestaande
ten behoeve van de byzonderu belangen der
jongelieden die daarvan gebruik maken. De
daarvoor gedane uitgaven komen ten goede
aan de geheele maatschappij, die van den
vooruitgang der wetenschap en van de diensten
welke de opgeleiden in hunne tateren werk
kring bewyzen, het nut plukt. Juist door de
opleiding voor velen toegangkelyk te maken,
worden die diensten onder h°t bereik van alle
Naar aanleiding van het bericht omtrent
het door den schipper van V L 58 afhakken
van de reep van het bomschip Christoffel,
deelt de firma Hoogerwerff Co. te Kiuderdyk,
reeders van V L 58, mede, dat blykens de
scheepsverklaring deze daad niet dan na ryp
beraad is volbracht, en de volle verantwoor
delijkheid daarvoor door den schipper wordt
aanvaard.
Nadat de vleeteu der beide schepen, tenge
volge van het onoordeelkundig schieten van Sch.
68, reeds van den 12en tot den 14en Novem
ber in elkander hadden gezeten, werd na belegden
scheepsraad op V L 58 besloten om tot lijfs
behoud de aan hem uitrijdende bomschuit te
hakken, terwyl de voor hem staande vleet
niet werd gehakt, doch vastgehouden.
Eerst in den nacht van 14 op 15 Novem
ber konden beide vleeten worden ingehaald
en bleek alstoen, dat V L 58 ongeveer 45
zijner netten bad verloren.
Onder geheimhouding is voor de leden der
Tweede Kamer ter griffie nedergelegd een
nota van den Minister van Waterstaat om
trent het vraagstuk van den bouw van een
nieuwe brug over den IJsel bij Westervoort
in den Staatsspoorweg, gedeelte Arnhem
Zevenaar waaromtrent by die Kamer een ont-
eigeningsontwerp aanhangig is. (>Vad.«)
Wat zou er van zyn naam in de geschie
denis zyn terecht gekomen, roept een der
bladen, de »Amst. C’rt.«, verontwaardigd uit
indien hij, inplaats van met een schit
terend succes uit den stryd te voorschijn te
komen, wellicht bij grootere krachtsinspanning,
by het betoonen van nog meer beleid en moed,
minder succes hadde gehad, er zelf het leven
by ingeboet had
Inderdaad, de schitterende revanche zal ook
de kritiek zachter stemmen, ai heeft men nooit
getwijfeld aan Vetters bezielende leiding in
den stryd. De Tyd«, een der Nederlandache
bladen, welke het «beleid* veroordeelden,
brengt den generaal verdiende hulde en ze
meent, dut thans zyn schuld, als die bestond,
moet worden beschouwd te zyn uitgewischt.
En dit te eer, zegt >De Tyd«, nu, in stryd
met de eerste berichten over het gebeurde, die
echter geen twijfel lieten aan onvergeeflyke
onvoorzichtigheid en derhalve, zeer begrypelyk
diepe verontwaardiging wekten, uit latere be
richten valt op te maken, dat die schuld veel
minder groot is dan aanvankelyk het geval
scheen. Trouwens, indien zyn schuld hadde
vastgestaan, zou hem werkelyk door gemis van
beleid der onzen het verraderlijk gestorte bloed
moest worden toegerekend, dan had de Indi
sche regeering hem onmogelyk op zyn post
kunnen handhaven, zonder zelve zich aan een
ernstigen misslag schuldig te maken en zich
verantwoordelijk te stellen voor de gevolgen,
welke het gemis van beleid verder na zich
zou sloepen, dus voor de levens van ben, die
in eventueel nie&we hinderlagen mochten
vallen.
Het Haagscbe Dagbladdat nooit een
woord van afkeuring heeft doen booren, is
thans natuurlyk in de wolken.
*t Verraad is gewroken en onze wapenroem
in vollen omvang hernieuwd.
Dank daarvoor aan de menschen, die bet
hebben bewerkt, maar dank ook aan God,
onder Wiens genadig bestel dit resultaat werd
bevochten.
Nederland blykt in menig opzicht nog
gezegende Natie.
Stemt dit tot dankbaarheid, het moet ook
ons dringen tot 'taan den dag leggen van
verhoogde energie in geheel ons Bestuur over
Indië. Wy moeten dus, de historische lyn
volgend, steeds meer een zegen worden voor
de volken en stammen, aan onze zorgen toe
vertrouwd.
Thans echter ’t kan niet anders gaat
de juichtoon boven alles.
Nu de Radja, met zoon en kleinzoon, zich
beeft overgegeven, en dus het verzet als ge
broken mag worden beschouwd, rijst weer de
GOUDA, 23 November 1894.
Bedankt voor het beroep te Waarder en
Langeruigeweide door ds. J. Oosterhuis te
Vriezen veen.
Hare Majesteit de Koningin heeft gisteren
van Het Loo een telegram naar Indië doen
afzenden, waarin H. M. den opperbevelhebber
der Lombok-expeditie, generaal Vetter, zyn
officieren en troepen geluk wenscht met de
schitterende overwinning, door hen behaald.
Staten-Generaal. 2e. Kamer. Zitting van
Donderdag 22 November 1894.
Ingekomen waren de geloofsbrieven van heer
Staalman. Het debat over de begrooting
werd voortgezet. De heer Pijnacker Hordijk
betreurde het dat de min. tegen decentralisatie
was, maar verheugde zich dat deze de politie
wilde verbeteren. Overigens bleef hy op be
zuiniging aandriugen daar belastingverhooging
hoofdzakelijk zou neerkomen op den inlander.
Voorts betoogde hij dat er volstrekt geen drin
gende noodzakelijkheid had bestaan om zich in
de Lombokaangelegenheden te mengen.
De heer Pyttersen daarentegen achtte de
inmenging in de Lombok-zaak alleszins ge
rechtvaardigd wegens de houding van den sultan
en diens miskenning van onze suzereiuiteit
als mede door den opstand der Sassaks. terwyl
hij tevens betoogde dal de voorbereiding der
expeditie voldoende was, daar wy genoegzaam
op de hoogte waren. Ten slotte drong hy er
op aan, de overwonnen helden te eerbiedigen.
De minister van Koloniën bleef het behoud
van den Raad van Indië verdedigen en ver
zekerde een betere organisatie der politie in
Indie ernstig te zullen voorbereiden. Over de
Lombokzaak zou hij niet verder spreken, maar
hij verklaarde steeds krachtig te zullen voorstaan
de handhaving van ons gezag in Ned. Indië.
De Minister kan het denkbeeld der invoe
ring van het waren recht niet onverdeeld too-
jnichen, daar hy afkeerig is van elke nieuwe
directe belasting. Wat betreft de decentrali
satie bleef hij een nader onderzoek beloven
zonder echter de invoering er van toe te zeggen.
Het algemeen debat werd hiermede gesloten
en de discussie over hoofdstuk 2 betreffende
de uitgaven in Indië aangevangen.
In de plaats
dier beide heeren werden gekozen de heeren
A. Scheer Johz. en C. v. Meyeren, terwijl de
heeren Anker en Kramer, die herkiesbaar wa
ren, met groote meerderheid van stemmen
werden herkozen
Verleden week Woensdag had in het café
Stoppelenburg* te Stolwyk, de algemeene
vergadering plaats der ysclub Stol wijk Aan
de beurt van aftreding waren de vier bestuurs
leden C. Stoppelenburg Pz., W. 0. Dekker,
D. Anker en Joh. Kramer. Eerstgenoemde,
die sedert 15 jaren voorzitter der vereeuiging
was geweest en gedurende al dien tijd zyne
beste krachten daaraan gewijd had, wenschte,
als gevolg van zyn hoogen leeftijd, niet meer
in aanmerking te komen de heer Dekker be
dankte om gezondheidsredenen. I
Het Openbaar Ministerie eischte voor ieder
veertien dagen gevangenisstraf. Uitspraak
over 8 dagen.
gaan on stond nu vlak vóór haar „Maak mij door
uw hardnekkig zwijgen niet ongelukkiger dan ik ooit
geweest ben. Dwing mij niet ook u als eene trou
welooss te beschouwen, waartoe uwe betrekking tot
Granskjöld mij aanleiding geeft. O, Ellen I ik ben
hier gekomen, om niet door u weder in den afgrond
gestort te worden, waar twijfel aan het goede en
edele in het leven mij van alle kanten aangrypt.
Laat my de waarheid vernomen, en hoe wreed die
ook zyn moge, ik zal er u altijd dankbaar voor zyu.”
„Hebt gij dan, Kuno, altijd de waarheid tot mij
gesproken Hebt gij mij nooit bedrogen hebt gij
nooit iets voor mij verzwegen, dat ik recht had, te
weten Antwoord mij, met du hand op hel hart
zijt gij nooit van de waarheid afgoweken, toen gij
over het verledeno spraakt?”
„Ellen, er is iets in mijn leven, dat ik u ver
zweeg,” antwoordde Kuno en streek met de hand
over het voorhoofd.
„Er was iets, dat gij verzweegt. Eene daad, die
uw hart afkeurde,” zeide Ellen treurig.
„Ja, er is eene daad, waaraan ik met verachting
denk, die ik,*als het mij mogelijk was, uit mijn ge
heugen wilde wisschen en waarvan ik u nooit heb
willen spraken. Maar gij hebt eenmaal gezegd „ik
zal u beminnen zonder aan uwe fouten te denken.
Dat hebt gy my gezworenhoe hebt gy dien eed
gehouden
„Kuno,” zeide Ellen en reikte hem beide handen
«vergeet, dat Ellen iets meer voor u geweest is dan
eene vriendin en geloof my, wanneer ik u plechtig
verzeker, dat ik vermeen, niet anders te kunnen
handelen. Ik kan u de reden niet zeggen. Ik kan
Qiet, maar gy moet die wel gissen. O, laat my uwe
S