1
Ij
L.
yVteuws- en Advertentieblad voor Gouda en Omstreken.
No. 6531.
per
43 en
FEVI LLETOX.
‘kocht.
Cent
ingen.
It.
De dood van den Gevangene
is op
ven-
ni de
'den.
33ste Jaargang.
Woensdag 12 December 1894.
Het Ministerie in de Kamer.
Inzending van Advertentiën tot 1 uur des midd.
J
geheel
altyd als
nieuw
uraan k Zoo.''.
De Uitgave dezer Courant geschiedt d a g e 1 ij k
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
De prijs per drie maanden is 1.25, franco per
post 1.70.
Afzonderlijke Nommers VIJF CENTEN.
DOOI
■ARIA SOPHIA SCHWARTZ.
GOUMSCHE (Illlil VT.
ADVERTENTIES worden geplaatst van
15 regels a 50 Centen; iedere regel meer
10 Centen. Groote letters worden berekend
naar plaatsruimte.
«Niet aldus, Elze. Gij zyt vryik ben voortaan
uw broeder, on gij, gij zult mij immers
uw besten vriend beschouwen P”
«Ja, dat zal ik, zoo lang ik leef.”
«Ik dank u. En nu, Elze, wanneer gij Karei
bemint, gun mij dan de vreugde, dat, wanneer ik
het volgend jaar als gevestigd predikant hier kom,
ik uw huwelijk inzegen.”
Het jaar daaraanvolgende kwam Olie niet als ge
woonlijk met het St. Jansfeesthij schreef, dat hij
niet dan met den herfst zou komen, als wanneer hij
hoopte, dat het nieuwe huis gereed zou zynen
daar hij gehoord had, dat Elze en Karei niet vóór
het Kerstfeest zouden trouwen, kon het wel gebeuren,
dat by tot dien tijd uitbleef.
Tegen Kerstmis heersohte er veel drukte in het
huis van Groote-Sven. Hij verwachtte zyn zoon te
huis en dat wel als predikant. Bovendien had Sven
«ruci allo gèWóld” gêWiid, dat Elzó’i bruilült üaü
zijn huis zoude gehouden worden.
Om oprecht te zyn, moeten wij erkennen, dal het
Sven veel genoegen deed, dat Elze van den kolen
brander zijne dochter niet werd en in zijne vreugde
daarover wilde hij haar alle mogelijke eer aandoen.
Op den tweeden Kerstdag verbond Olie de bruid,
die hij eenmaal voor zich zelven bestemd had, met
Karei in den echt.
Het was het eerste werk, dat Olie als predikant
verrichtte.
Zijne stem was kalm en zacht, toen hy over hen
den zegen uitsprak en niemand kon op zyn voor
hoofd het geringste wolkje ontdekken.
Vroolyk danste hij mede in den ronde dans, die
der bruid op het verlies barer kroon moest te staan
Hy liet, niet verre van Jurgens hut een i*l»uw
huis in het bosoh optrekken. Dit zou zijne zomer
woning worden, zeide Olie.
Toen hy tegen den herfst zoude vertrekken, kwam
hij op zekéren morgen bij Elze en verzocht haar met
hem naar den heuvel te gaan. Daar gingen zy zit
ten en Olie zeide:
«Zeg mij nu oprecht, Elze, uien van ons beiden
bemint gij het meest, mij of Karel
«Hei is iets «w goiicel aüuóïS, wat ik VOO»
gevoel,” antwoordde Elze blozende. «Karei is mijn
gelijkehij is'gewoon in hot bosch, bij de kolen
branderij en in nederigheid te leven, even als ik.
Wij houden van dezelfde werkzaamheden, dezelfde
levenswijze en kunnen met elkander over dit alles
praten. Gij, daarentegen, Olie, zyt zoo geleerd, zoo
verre boven mij verheven, gij kunt geen smaak vin
den, in het woeste bosch te leven, gij vindt u niet
op uw gemak aan den nederigen haard, en daarom
zyt gij mij als een hooger, boter wezen dan ik ben
gy zyt mijn gelyke piet.”
«En ik kan dus oók uw echtgenoot niet worden?”
«Neen.” Elze reikte hem de hand, terwijl zy er
by voegde: «Maar zoolang als gy geene andere
bemint, zal Elze nooit trouwen.”
vèrklaarde, dat de Regeering geene mede-
dèelingen zou doen omtrent den inhoud
barer eventueele voorstellen, doch voegde
er aan toe
„Maar dit wil ik wel zeggen, dat naar
bare meening en dit geldt de kieswet
eene regeling moet worden gemaakt,
die in waarheid eene nationale regeling
kan worden genoemdnationaal in dien
zin, dat niet een groot gedeelte der Kamer
alleen reeds daarom hare goedkeuring er
aan zou moeten onthouden, omdat het aan
twijfel onderhevig ware of de regeling niet
in strijd met de Grondwet moest worden
geacht. Hiermede zal bij de samenstelling
vooral rekening worden gehouden.®
En het slot der rede verdient ook de
aandacht
„Mijnheer de VoorzitterAan het einde
van mijne taak gekomen is er niemand,
die meer dan ik overtuigd kan zijn, dat
ik ben gebleven beneden eene redelijke
vervulling daarvan en beneden de ver
wachting, die daarvan wellicht ib gekoes
terd. Op één punt ben ik echter gerust.
Ik heb getracht aan de Kamer klaren wijn
te schenkenal ware het ook alleen daarom,
omdat, naar mijne vaste overtuiging, op
het stuk van staatsbeleid en diplomatie
beide de tijd voor goed voorbij is waarin
men met kleine hulpmiddelen groote re
sultaten zou kunnen bereiken; en het zal
meer en meer blijken, dat de beste staat
kunde de meest oprechte is. Welnu, in
dien eene meerderheid in deze Kamer op
dezen grondslag, met meerdere of mindere
sympathie, de bewegingen der Regeering
wil gadeslaan dan zal deze dit in hooge
mate waardeeren.®
De heer Van Houten had zich bijzon
der te verdedigen tegen het verwijt van
inconsequentie, van tegenspraak met het
geen hij vroeger gezegd en geschreven had
over allerlei dringende zaken. Uitdruk
kelijk verklaarde bij, dat geen enkel on
derwerp, waarvoor hij zich als kamerlid
gespannen heeft, door hem als minister
wordt in den steek gelaten. Het is echter
de vraag voor eene bepaalde hervorming
het juiste oogenblik te vinden.
Ik zou denken dat er geene betere wijze
was om de kracht te erlangen, om zulk
een nieuw liberaal program voor eene
latere periode aan de orde te brengen, dan
om te trachten nu, in deze periode, de
kieswet tot stand te brengen. Indien het
mij gelukt om die taak af te werken, dan
geloof ik, dat ik tevens eene groote schrede
vooruit ben, om in eene volgende periode
te verkrijgen de agrarische hervormingen,
zoo hier als in Indië, de hervorming van
het huwelijksrecht en dergelijke. Geen
enkel onderwerp dat ik eens ernstig heb
aangevat heb ik ooit laten varen. Men
kan uit mijne geheele politieke loopbaan
geen enkel onderwerp aanwijzen, waarvoor
ik mijne krachten heb ingespannen en dat
ik wederom heb laten varen.
Het is door mijn geachten ambtgenoot
naast mij gezeten zoo te recht gezegd
elk onderwerp heeft zyn eigenaardigen tijd.
Er moet voor elke hervorming komen
datgene wat de geachte afgevaardigde, de
heer Vermeulen, noemde: „le moment
psychologique”. Het moment psychologi-
que is op dit oogenblik gekomen voor eene
hervorming van het kiesrecht op de basis
van de grondwettige bepalingen Wanneer
ik nu aan die zaak, in den geest waarin
ik altijd dit onderwerp heb behandeld,
mijne krachten mag wijden, en mij in geen
enkel opzicht wordt gevraagd verlooche
ning van eenig beginsel of het loslaten
van eenig punt voor de toekomst, waar is
dan de inconsequentie? waar is dan de
aanleiding voor eenig verwijt?
Mijn aandeel in hetgeen wij op ons
hebben genomen, is afgebakend binnen de
lijnen bij de Kabinetsformatie gesteld en
reeds aangewezen door mijn ambtgenoot
voor Buitenlandsche Zaken. Het is m de
eerste plaats de regeling van het kiesrecht,
eene regeling, waarbij het niemand zal
verwonderen, dat ik met hare indiening
wacht totdat de wijziging van het perso
neel door de Regeering zal kunnen worden
vastgesteld.
Men 'heeft ik geloof niet in deze
Kamer maai daarbuiten getracht om de
kieswet in verband te brengen met de
noodige nadere regeling van het belasting
stelsel van de gemeenten- Deze regeling
staat echter met die van het kiesrecht
niet in het minste verband Die twee
onderdeelen van mijne taak loopen geheel
parallel. Zij worden onafhankelijk van
elkander ontworpen. Dat ik, in overeen
stemming met den Kabinets-formateur, dit
onderwerp gelijktijdig met het kiesrecht
aan de orde heb willen stellen, volgt bloot
uit de urgentie, uit de feiten zelve. Ik
kan het kiesrecht niet gebruiken als een
excuus voor werkeloosheid op ander gebied,
niet om regelingen uit te stellen, die door
de feiten zelve noodzakelijk worden. Men
behoefde geen profeet te zijn om, toen ik
het Departement van Binnenlandsche Za
ken aanvaardde, te voorzien, dat men ten
aanzien van de noodlijdende gemeenten
op den duur niét genoeg zou hebben aan
den provisioneelen maatregel, welke door
mijn ambtsvoorganger in den vorm van
bedoeling is voorgesteld.
Dit onderwerp kon wegens zijne urgentie
niet worden uitgesteld. Het behoeft echter
niet aan de orde te worden gesteld wegens
samenhang met de kieswet: daarmede
staat het in geen rechtstreeksch verband.
Verder worden de onderwerpen welke
ik aan de orde stel, begrensd door de
formule welke in de eerste Openingsrede
te vinden is, dat zij namelijk geene ver
traging, geene belemmering mogen ver
oorzaken voor de afdoening van de hoofd*
komen en toen het bruidspaar naar Jurgen’s hut in
het bosch zoude rijden, alwaar de fraaiste kamer
voor het jonge paar gereed gemaakt was, moest
Olie de slede menoen, waarin de jonggehuwden ge
zeten waren. Toen hy aan de nieuwe woning kwam,
hield hij stil en riep de anderen toe, eveneens te
doen. Daarop verzocht hij hun allen binnen te komen
en op de gezondheid der bruid te drinken.
De geheele schaar trad het groote en schoonc
huis binnen en Olie voerde hen door twee fraaie
met meubels voorziene kamers. Daarop naderde hy
de derde en Elze bij de hand vattende, zeide hij
met eene vau afdoening bevende stem
«Elze, wat dunkt u van deze woning?”
«My dunkt, Olie, dat gij hier prettig zult wonen.”
«Niet ik, maar gij. Dit is het bruidsgeschenk,
dat ik u geef. Neem het aan als eene gedachtenis
van Olie. Er is land bij van welks opbrengst gij
wel Zult kuüi.ou lêvèü. Eu uu, luiju kleine wilde
vogel, wordt gelukkig in deze opene kooi, midden
in het bosch, ziedaar den wensch van uw vriend
Olie.”
Hy opende de deur van de derde kamer, kuste
Elze op bet voorhoofd en verwydorde zich haastig.
Zou Elze baar geluk niet ten koste van het lijden
van een ander gekocht hebben?
Tien jaar daarna werd Olie predikant in de ge
meente. Hij was een uitstekend leeraar, bezocht
Elze dikwijls en zag, dat zij gelukkig en tevreden
was. Olie bleef ongehuwd.
Toen hij stierf, bepaalde zyn uiterste wil, dat zyn
vermogen aan de oprichting van een schoolgebouw
zonde besteed worden.
De algemeene beraadslagingen in de Ka
mer over de Begroeting hebben eindelijk
h«t lang verwachte debat gebracht over
de ontbindings-geschiedenis en de gebeur
tenissen, die met de crisis van het voor
jaar in verband staan. Veel wijzer is men
er niet doof geworden, daar beide partijen
hun beweringen en opvattingen handhaaf
den, doch het is goed dat men zijn ge
moed behoorlijk heeft gelucht, opdat al dat
napleiten eens uitrake. De heer Tak van
Poortvliet heeft Woensdag op waardige,
heldere en kalme wijze zjjn aandeel inde
jongste politieke crisis verdedigd en toe
gelicht; jammer dat bij Donderdagavond
niet zoo gelukkig gestemd was, toen hij
zijne bekende houding tegenover het amen
dement De Meyier verdedigde. Hij ver
zwakte daardoor den indruk van zijn
eerste optreden en gaf aanleiding tot eene
oprakeling van oude grieven, die nergens
toe leidde, daar de leden het niet eens
zijn over de feiten en des eenen ja even
goed is als des anderen neen. Bljjkbaar
heeft er op dien gedenkwaardigen 9en
Maart een misverstand geheerscht, waar
door de zaken een onverwachteo loop ge
nomen hebben, De heer Tak eindigde
met te zeggen, dat hij het oordeel der ge
schiedenis over de ontbinding van 1894
met gerustheid afwacht. De heer De
Beaufort sloot zich zijnerzijds daarbij aan
en wij gelooven, dat het tijd wordt, dat
het publiek en de pers dit voorbeeld vol
gen, door al die recrimination en beschou
wingen over gedane zaken na te laten en
zich te verlaten op het onpartijdiger oor
deel van den toekomstigen geschiedschrijver.
Van meer belang is thans de vraag wat
het nieuwe kabinet wil. Daarover is bij
het gehouden debat voldoende licht opge
gaan. De heeren Koëll en Van Houten
hebben duidelijk gezegd, wat men van hen
te wachten heeft.
Algemeen wordt in de pers hulde ge
bracht aan den minister Roëll, den hul
digen premier, voor zijne degelijke rede,
Donderdagmorgen uitgesproken. ,Het
Vad.” zegt daarvan„In zijn met de
uiterste volubiliteit, gansch voor de vuist
voorgedragen rede, deed hij zich wederom
kennen als een logisch redenaar, als een
scherpzinnig debater, maar wat meer zegt,
als een ernstig staatsman, wien ook zij,
die op anderen bodem staan, gaarne met
vertrouwen het beleid der zaken over
laten.”
Verder schreef de redactie van hetzelfde
blad:
Practisch het belangrijkst was zeker wat
de heer Koëll zeide omtrent de taak van
het Kabinet. Niet alleen werd volgehou
den, dat de kiesrechthervorming, de wij
ziging der personeele belasting en de
regeling der gemeente-financiën de hoofd
taak zal zijn van het Kabinet, maar
ook, dat in dit zittingjaar de kieswet
in de afdeelingen behandeld zou
kunnen worden, in het volgend kalen
derjaar de regeling der gemeentefinan-
ciën zou inkomen. Overigens waren de
maatregelen, die de regeering ter hand
neemt en zal nemen, van dien aard, dat
alle botsing tusschen de ambtgenooten
werd vermeden en dat geen vertraging
aan de hoofdtaak zou worden in den weg
gelegd. Dit laatste is geruststellend voor
hen, die wegens den omhaal van aange-
kondigde wetsontwerpen bezorgd waren
het eerste is een welbeproefd recept om
de homogeneïteit in een ministerie te hand
haven. Maar uit een en ander volgt dan
ook, dat, zoo men al de uitdrukking Ka
binet ad hoe wil wraken, men toch erkent,
dat een beperkte, of liever een welom
schreven taak voor dit Kabinet is wegge
legd Bepaald geaccentueerd werd dit dan
ook door den minister van binnenl. zaken,
die het zijn roeping achtte een kiesrecht
hervorming te bewerkendie het zich
daarbij getroostte, dat veel van het vroeger
verlangde, niet door hem tot stand kon
worden gebrachtmaar die dan ook in de
kiesrecht-regeling het middel zag om later
veel van dat begeerde te bereiken. Maar als
men het dan ten slotte over de taak van
het Kabinet vrijwel eens wordt, al kunnen
er practische verschilpunten bestaan, wat
beteekent dan die strijd tegen hen, die
uit den loop der politieke verkiezingen
die beperkte taak zoeken af te leiden?
Op een paar punten uit de rede van
den tegenwoordigen premier willen wij nog
de aandacht vestigen. De heer Roëll
8
j