teruggeroepen
loping
Dinsdag 19 Maart 1895.
BINNENLAND.
33ste Jaargang.
Nieuws- en Advertentieblad voor Gouda en Omstreken.
JIS,
No. 6611.
ÏRVERU
FEUILLETON.
MER.
ran
Inzending van Advertentiën tot 1 uur des midd.
zich met den
alle strikvragen met
ij
stoomen van
aken zyn de
uur k Zoor
(Fèrit earw^d.)
ie Heer
kz.
v afleverbaar
a eene week.
a verren van
alsook alle
3 werkdagen
tot 3 nren,
•t 11 uren te
in een PAK-
aan deJeru-
4. Verhuurd
lotaris
jEEVER,
>5, onmiddeljjk
ndigde veiling
het Koffiehuis
bekomen ten
FORTUIJN
ROOT STOK
a. wyk L no.
den en boven
nts.
ander gelegen
in de 4e of
I no. 420 tot
420 en 423
421/22 voor
aor f 1.20 en
DOOS
HUGH CONWAY.
Iilll INK E (01 II V V!
raat te Gouda,
ek voor f 2,50.
ander gelegen
nderlyke^BO-
aat te Gouda,
69a. Verhuurd
.30, no. 268a
1 en no. 269a
GOÜDA, 18 Maart 1895.
Zaterdag nacht zijn O. d. B. en F. B. <8.,
die in beschonken toestand verkeerden met
elkander aan het twisten geraakt, bet eind
hiervan was dat 8. met een mes aan hals en
aangezicht werd verwond. B. werd eveneens
verwond en verkreeg eenige wonden.
rden naar de
rfd.
d of geverfd,
izondheid en
CUKGRONb
)uda, wyk R.
oor f 1.25.
JUR en ER-
1JKGROND,
chtschen dijk
Haastrecht, te
en. Te aan-
ADVERTENTIEN worden geplaatst
15 regels A 50 Centen; iedere regel meer
10 Centen. Groote letters worden berekend
naar plaatsruimte.
In de zaak van den moord te Bussum werd
Zaterdag door den ambtenaar van het O. M.
tegen Coelman en Mombers beiden een levens
lange gevangenisstraf geëischt.
rdam.
1 Koning
Het Gerechtshof, Kamer van strafzaken, be
handelde Vrjjdag een bekende zaak.
Men zal zich toch herinneren dat in de
hatste dagen van November in de dagbladen
mededeeling werd gedaan van een brutale aan
randing, welke in den middag van 29 Novem
ber op de Bierhaven te Rotterdam heeft plaats
gehad, jegens een der gelddragers van de Ge-
meentegasfabriek aldaar.
Een drietal individuen had den bejaarden
De Uitgave dezer Courant geschiedt d a g e 1 ij k
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
De prijs per drie maanden is 1.25, franco per
post 1.70.
Afzonderlijke Nommers VIJF CENTEN.
In Mei Ml te Parijs, op het Champ de Mare,
een tentoonstelling gehouden worden betreffende
jachtwezen, wapenboeken enz.
Het plan bestaat, om de Nederlandsche in
zendingen gezamenlijk einde Maart uit ons land
te verzenden.
Bij het voortgezet getuigenverhoor in de zaak
van den moord te Bussum legden Vrijdag de
genee^beeren hunne verklaringen af; ook de
vader van het vermoorde meisje en de bnur-
gQ mij niet gelooven zult.”
„U niet gelooven I” riep hij met drift. „Ik geloof
alles van dien nacht. Hij is mij nooit uit de gedachten
geweest, mijnheer Vaughan. De waarheid heeft my ver
volgd tot in de gevangenis. Ik ben niet veroordeeld
om eene staatsmisdaad; maar mijne sententie is indirect
de wrake Gods over de daad, waarvan gy getuige zyt
geweest."
Het was duidelijk, dat Ceneri niet zulk een verstokt
booswicht was als Macari. Hij had ten minste een ge
weten. Bovendien, daar hij blykbaar bygeloovig was,
zou hij mij misschien gelooven, als ik hem meedeelde,
hoe ik aan die nauwkeurige kennis kwam.
„Ik zal het u zeggen,” antwoordde ik, „mits gy mij
op uw woord van eer belooft, mij de volle waarheid
te zeggen aangaande die vreeselyke misdaad, en mijne
vragen eerlijk zult beantwoorden.”
Hij glimlachte bitter. «Gij vergeet mijne positie,
mijnheer Vaughan, wanneer gij spreekt van «oer.”
Toch beloof ik u eerlyk te zullen antwoorden.”
Derhalve verhaalde ik hem, zoo kort en eenvoudig
mogelijk, al wat er gebeurd wasal wat ik gezien
had. Hy huiverde, toen ik hem dat vreesolijke visioen
„Spaar mij,” zeide hij, «ik weet alles. Duizende
keeren heb ik het gezien, of heb er van gedroomd
het is mij altijd by. Maar waarom zijt gy hier geko
men Pauline, zegt gy, heeft thans nagenoeg al
hare vermogens terug; zy had u alles kunnen
M8Jk wilde u eerst spreken. Zy is hersteld, maar ik
ben een vreemdeling voor haaren zoo uw antwoord
niet zóó is, als ik hoop dat het zyn zal, zien wy
elkander nimmer weer.”
Ter aanvulling van bet eenige dagen gele
den opgenomen bericht omtrent de verordening
op de heffing van den hoofdelyken omslag te
Assen diene, dat daaromtrent geen kon. besl.
is genomen, daar de minister van Binnenl.
Zaken bezwaar heeft gemaakt de verordening
ter goedkeuring aan de Koningin-Regentes
voor te dragen. De minister acht de door
den Raad vastgestelde heffing niet, overeen
komstig art. 243 dar gemeentewet, geregeld
naar grondslagen die voor een redelyken
maatstaf van bet inkomen der belastingschul
digen te houden zyn. De beteekenis van dit
wettelyk voorschrift wordt, volgens den mi
nister, miskend, wanneer het stelsel der be-
lastingverordening leidt tot zulk eene eind
uitkomst, dat de heffing niet gezegd kan wor
den in redelijken zin naar den maatstaf van
bet inkomen te geschieden.
De minister acht de voorgestelde heffing de
hier bedoelde grens van redelik heid overschre
den. Het is daarbjj niet te doen om onver-
mogenden of minvermogenden niet of weinig
te laten betalen, of om eene niet onbillijke
versterking van de lasten op inkomens van
aanzienlijk bedrag, maar klaarblijkelijk om eene
stelselmatige overbrenging van lasten van den
welgestelden middenstand op de meervermo-
genden, ofschoon de lasten evenzeer ten bate
komen van de eersten als van de laatstge
noemden. Deze verschuiving vau lasten laat
zich noch met de bedoeling der wet, noch
met de billijkheid rymen en er worden dan
ook daarvoor geene aannemelijke gronden by-
gebracht.
De Belgische inspecteur van politie, die on
langs te ’s Hage vertoefde, in verband met
een daar te lande gepleegden diefstal, heeft
hier onderscheiden voorwerpen, van dien dief
stal afkomstig, o. a. vele horloges, in beslag
genomen.
In de algemeene bondsvergadering van het
NederlandschWerklieden-Verbond welke 14 en
15 April dezes jaars in »d’ Geelvinck* te
Amsterdam gebonden wordt, komen de vol
gende vraagpunten aan de orde;
Afd. Boskoop: Wat kan het Verbond doen
ter uitbreiding van het kiesrecht
Afd. GoudaAcht de algemeene vergadering
het wenichelgk, dat, met het oog op verster
king van het Verbond, door het centraal be
stuur een congres worde uitgescbreven, waartoe
alle vereenigingen worden nitgenoodigd, die
in meerdere of mindere mate medewerken tot
het verkrijgen van maatschappelijke hervor
mingen en staatkundige rechten binnen de
grenzen der wet?
Van dit opkoopen van bnitenlandsche pro
ducten tot hetzelfde, wat de binnenlandsche
betreft, is de stap niet groot. Zoo wordt de
Staat allengs in socialistische richting ge
dreven.
Het is dan ook reeds vaak aangetoond dat
het protectionisme, met zyn toenemenden eisch
van staatsbemoeiing en staatsinmenging, nieta
anders is dan socialisme en een van de slecht
ste soort. Het maakt de geheele bevolking
cijnsbaar aan de geldelyke belangen van een
betrekkeljjk klein gedeelte, en treft daarbjj
vooral de onvermogenden.
Nu in onze Tweede Kamer wordt beraad
slaagd over de motie van dsn heer Dobbel-
man over de verhooging van invoerrechten,
is het niet overbodig den blik te werpen op
hetgeen thans in Duitschland plaats heeft.
Het hoofddoel der motie iste komen tot
de heffing van graanrechten, ten einde den
prjjs van het koren te doen stygen.
In Duitschland is de Agrarische party reeds
tot de overtuiging gekomen, dat hooge invoer
rechten niet zullen baten om den inlandschen
■graanbouw voldoende te helpen. Vandaar het
bekende voorstel van graaf Kanitz c.s., om
een staatsmonopolie van graanverkoop in te
voeren. De regeoring moet in dat stelsel,
met uitsluiting van anderen, al het iageroerd
graan opkoopen en tot zoodanigen prijs ver-
koopen dat de inlandsche graanteler een'ivol-
doenden prijs behaalt voor syn product. Dat
de productiekosten in verschillende doelen des
lands uiteenioopen en als men de slechtste en
slechtst bebouwde gronden tot maatstaf neemt,
de betere enorme winsten ten nadeele van de
overige bevolking zullen behalen, wordt als
byzaak beschouwd!
Maar het voorbeeld werkt aanstekelyk. Nu
hebben ook reeds de wijngaardeniers aan de
Moezel den Raad van State verzocht voor te
stellen, dat al de ingevoerde wyn van staats
wege wordt opgekocht en bovendien de zoo
genaamde konstwyn. En dan/moet de Staat
als wijnhandelaar optreden en zijn voorraad
slechts zoo verkoopen, dat de inlandsche wyn-
brouwer winst maakt met zyn product.
Hetzelfde wordt ook gevraagd voor suiker
en jenever. Zoo wil men van den Staat een
groothandelaar maken in allerlei waren, wier
voortbrengers thans door overproductie, vaak
reeds door verkeerde staatswetten uitgelokt, in
ongelegenheid verkeeren
«Als er iets is, dat ik kan doen, om de misdaad
eenigszius goed te maken begon hij haastig.
«Gij behoett alleen de waarheid te zeggen. Luister.
Ik hield uwen medeplichtige, voor den eigenlijken moor
denaar. Evenmin als gij, kon hij dat ontkennen, maar
hij rechtvaardigde de daad.”
„Hoe?” vroeg Ceneri met drift.
Ik hield even op. Ik keek hem strak in 't gezicht,
om zyn gelaat goed gade te slaan, eu de waarheid
niet enkel uit de woorden te vernemen.
„Hij verklaarde mij, dat de jonkman op uwe aanwij
zing was vermoord, omdat hy o God! hoe kan ik
hot herhalen I omdat hij de minnaar was van Pau
line, haar verleider, die weigerde haar te trouwen.
Zeg mij nu de waarheid I de volle waarheid I”
Die laatste woorden gilde ik meer dan ik ze sprak,
mijne bedaardheid had ik verloren, terwijl ik aan
dien onmonsch dacht, die met een spottenden glim
lach den naam van Pauline te schande had gemaakt.
Ceneri daarentegen, werd kalmer, toen hij de be
doeling mijner vraag begreep. Toen ik daarop in zijne
verwonderde oogen de volslagen ongegrondheid las
van die vuile beschuldiging, had ik den man, hoe slecht
hy ook was en bezoedeld met onschuldig bloed, van
vreugde kunnen omhelzen.
„Die jonge mensch die jongen, dien Macari mot
zijnen dolk doorboord heeft was Pauline's broeder,
het was Antony March, myn zusters kind I”
DERTIENDE HOOFDSTUK.
Eene vreeseUjke bekentenis.
Toen Ceneri dis onverwachte openbaring gedaan
had, wierp hy zich, met het hoofd over zijne verma-
gelddrager afgewacht, en terwjjl de een hem
een hand peper in de oogen wierp, trachtte
do ander hem den zak met geld, welke hy
onder den arm droeg, afhandig te maken, ter
wijl de derde gereed stond om zich met den
bait te verwijderen.
De wel bejaarde, doch nog krachtige geld-
drager hield evenwel èn geldzak èn zyn aan
rander vast tot dat er hulp kwam opdagen,
die den hoofdaanlegger van de aanranding aan
de politie overleverde.
De Rechtbank te Rotterdam veroordeelde
twee leden van dit edele driemanschap, A. J.
J. v. W., bootwerker, tot 8 jaren en H. J. D.,
arbeider, tot 6 jaren gevangenisstraf, terwyl
de de.de beklaagde werd vrijgesproken.
Van dit vonnis zyn de veroordeelden, zoowel
als de officier van justitie in hooger beroep
gekomen en dit beroep werd thans door het
Hof behandeld.
Evenals nu de Rechtbank te Botterdam ont
kenden de beide veroordeelden allen schuld aan
het hun ten laste gelegde. De derde beklaagde
was niet verschenen Een getuige h decharge
werd door het Hof gehoord. Haar verklaring
moest strekken om de aanwezigheid van peper
in den zak van des beklaagden overjas, te
rechtvaardigen, doch die verklaring had niet
veel te beduiden.
Nadat adv.-generaal mr. Telders het Hof
met nadruk gewezen had op het hoogst ernstige
van deze brutale aanranding op klaarlichten
dag in een volkrijke bourt van Rotterdam door
personen wier verleden hoogst ongunstig is,
requireerde Z.H.EdelGestr. bevestiging van het
veroordeelend vonnis.
De verdediger adv. mr. H. J. M. de Vries
betwiste in hoofd zaak de qualificatie door de
Rotterdamsche Rechtbank aan de bewezen feiten
gegeven. Wat den eersten beklaagde aangaat,
kan z. i. alleen sprake zyn van poging tot
diefstal en wat den tweeden betreft alleen van
medeplichtigheid, niet van mededaderschap.
Overigens vond pleiter de getuigenverklaringen
niet in zoo groote overeenstemming met elk
ander als de ambtenaar van het O. M.
Pleiter concludeerde tot vrijspraak, subsidiair
tot het opleggen van een mindere straf.
De heer Burgemeester dezer gemeente be
zocht heden middag bet Israëlitisch Oude-
Vrouwen- en Mannenhuis.
man van der Schier, een der eersten, die het
lijkje z»gen, werden gehoord. De nog geen
drie-jarige Bertus Meinders, Jansje’s broertje,
verklaarde dat hy twee soldaten in huis had
gezien en dat Coelman Jansje had geslagen on
op den grond geworpen. Van der Schier en
zyne vrouw hadden het gillen van het kind
geboord; ook een paar andere buren hoorden
twee gillen met tusschenpoozen van een paar
minuten.
By het voortgezet verboor zyn noch door de
Amsterdamsche Rechtbank verscheiden getuigen
gehoord.
De houding der beklaagden was dezelfde als
Donderdag; Coelman zat ineengedoken neder,
en scheen te suffen, terwyl Momber immer op
haar qui vive was, en alle strikvragen met
handigheid ontdook.
37)
„Gij kunt nu goed zienmaar toenIk kon niet
worden misleidgij waart blindgij zaagt nieta.”
„Ik zag niets; maar ik hoorde alles.”
„En nu heeft Pauline u alles verteld P”
„Pauline heeft er niet over gesproken.”
Ceneri stond nogmaals op, en in groote gemoeds
beweging ging hij in de kamer op en neer, terwyl
zijn keten rammelde.
„Ik wist het wel,” mompelde hy in ’t Italiaansch,
„ik wist het wel, dat zulk een misdaad niet verbor
gen kon blijven.”
Toen wendde hy zich weder tot my. „Zeg mij eens
hoe gij dat alles weet? Teresa zou liever sterven dan
ons verklappen. Petróff is doodhij is krankzinnig
gestorven, zooals ik u zeide.”
Uit deze laatste woorden maakte ik op, dat Petróff
die derde persoon was, dien ik gezien had, en de man
die door tikken aan den wand Ceneri had ingelicht
omtrent Maoari’s verraad. Was het Macari die af
schuwelijke verrader? Neen hij zelf wasde eigen
lijke moordenaar maar die bekentenis zou hem zyn
doel doen missen. „Zeg mii eens hoe weet gij het
zeide hy.
„Ik zou het u wel zeggen, maar ik vermoed, dat
gerde armen, voorover op de tafel, als in wanhoop.
Ik zat als versteend, werktuigelijk herhalende„Pau
line’s broeder I Antony March I” Ds laafste sporen
van den infamon leugen waren uit mijne ziel wegge
vaagd; maar de misdaad, waarin Ceneri betrokken
was, werd er des te verschrikkelijker door. Zy was
nog erger, dan ik vermoed had. Het slachtoffer een
naaste bloedverwant I zijn zusters kind I Niets kon wor
den aangevoerd, dacht my, om die misdaad te veront
schuldigen of te vergoelyken. Al had hy die niet be
raamd, of doen uitvoeren, hij was er by tegenwoordig
geweest, bad geholpen om alle sporen uit te wisschen;
had tot voor kort op vriendschappelyken voet gestaan
met den man, die de daad had uitgevoerd. Ik kon
nauwelijks den afkeer en de verachting bedwingen, die
ik gevoelde tegenover het diepgezonken wezen daar
voor mij. Ik kon van verontwaardiging bijna geen ge
regelde taal vinden, om naar de redenen te vragen
van zulk eene daad. Maar ik moest,nu eenmaal alles
opgehelderd hebben.
Ik had niet noodig woorden te zoeken. De gevan
gene hief bet hoofd op, en zag mij aan met deernis
waardige blikken.
«Gy deinst voor mij terug! Geen wonder! Toch
ben ik niet zoo schuldig als gij denkt.”
„Zeg my liever maar eerst alles! die verontschul
digingen zal ik later wel hoorenals er nog iets
te zeggen valt, om zoo’n misdaad te verontschul
digen 1”
Ik sprak, zooals ik gestemd was, kortaf en met
verachting.
De heeren Prinsen, Vlasveld en v. Loenen,
gemeente-secretarissen te Wormerveer, Euk-
hnizen en Bevcrwyk, zijn dezer dagen by den
Minister van Binnenl. Zaken op audiëntie ge
weest, ter nadere aanbeveling van het adres
aan H. M. de Koningin-Regents, waarin zy
met ruim 355 ambtgenooten verbetering van
hun positie verzoeken.