J.
BINNENLAND.
Nieuws- en Advertentieblad voor Gouda en Omstreken.
tl
Zaterdag 5 October 1895.
No. 6780.
34ste Jaargang.
hzn.
5*
FEUILLETON.
L
SEL.
en.
-
lonne-
van
3.
-12.
Inzending van Advertentiën tot 1 uur des midd.
TIE.
van
gera
der reap.
75
Zonderling
^ration ae
enz. enz.
■t
De Uitgave dezer Courant geschiedt d a g e 1 ij k s
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
De prijs per drie maanden is L25, franco per
post 1.70.
Afzonderlijke Nommers VIJF CENTEN.
i hjj reeds aanstonds een
besproken openbaarheid,
hbrfeatie
uiker van
ie national
2.
oofdsteeg 1
dbrug F 22.
I
I.
Amsterdam
examen
en Opmerkingen*
de laatste Gids-aflevering door S.
van den Raad
De heer D. K. de Koning Munting deed te
met goed gevolg zyn candidaats-
in de geneeskunde.
r a
De Ze-
oorko-
a, kennis
oorzakea
lologiscbe
p ons ze-
(latuoo-
mkundige
Bij de uitgevers van Holkema Warendorf
te Amsterdam zal dezer dagen eene Volksnit-
gave verschijnen van de Werken van Justus
van Maurikdie nitgave zal compleet zyn in
8 deelen a 50 cents per deel ingenaaid en 75
MHIN1IE COURANT
a flSs a
ADVERTENTIEN worden geplaatst
15 regels A 50 Centen; iedere regel meer
10 Centen. Groote letters worden berekend
naar plaatsruimte.
on W. Wessels, onder -
dat de adviezen
0. a. bjj de vaststelling
wetboek en
- afwachting
Raad van
invoering
tevens
De rechtbank te Rotterdam veroordeelde
gisterenJ. A. D., zonder beroep te Schoon
hoven, wegens bedelarij, tot 12 dagen hechtenis.
elijken
tigheid
jn, mi
gewon
melijke
zieken,
gevolgen
Jpraak-
de ge-
ze, par-
leugen,
mndige
elen, als
vingen,
dder-of
kregen;
leroerto
an, wegens
eldheid
i duite-
zoor de!
jrhoofd.
handen
ngenoemde
an bleek
te meisjes,
nen, die
o de reactie
aangeraden
itellen, dat
Een agent van politie te Rotterdam wilde
gisteren een verstopping opruimen in de straat-
goot op de Meent. Terwijl hjj hiermede bezig
was kreeg hjj onverwachte van een hem onbe
kende vrouw een vuistslag in het gelaat. Hy
wilde de vrouw arresteeren, maar het werd
hom belet door het publiek, dat zorgde dat
zij een goed heenkomen kon vinden.
«Do staljongen I” antwoordde zy.
Juist kwam mijne moeder, met mijn stroohoedje
in de hand, aanloopen, om mij te roepen. Verruimd
van hart stond ik op en ging naar haar toe.
Mevrouw Leeuwenstein stond in het voorbuis met
een waskaars in do hand. Thérèse sloop over hot
grasperk weg, als eon witte duif, die men gekort
wiekt heeft.
Ik koek de oude dame en bet kleine, blonde,
mooie meisje, dat nu naast baar stond, beurtelings
aan en dacht over de woorden van Thérèsa na. Zij
stak mij de hand toe, en ging toen met hare moeder
in huis.
laster ug ik Thérèse niet zoo dikwijls meer. Ik
ging met mjjne broertjes en zusjes naar school, Thé
rèse kreeg een gouvernante, en zoo raakten wij hoe
langer hoe meer van elkaar vervreemd. Het meisje
werd op eene in ’t oog loopende wijze door hare
ouders bewaaktnooit mocht zijzonder dat een van
hen beiden of de oude Steven er by was, uitgaan, en
al de lessen, die zij kreeg, werden haar aan buis
gegeven.
Er verliepen jaren, en wij waren groot geworden.
Op zekeren dag ’t was juist kermis stond
ik met mjjne broers en zusters voor oen der spellen,
want a ij waren het er nog niet over eens, wat van
al het bezien» waardige wy eene zouden gaan kijken.
Eensklaps tikte iemand mij op den schouder. Ik
keerde my om, en daar stond Thérèse, bet engeltje,
voor mjj. Zij was, sedert ik haar niet gezien bad,
lang en slank geworden, en tienmaal mooier dan zij
vroeger was.
(Wordt rorvofyï).
De 2e-luit. F. G. Rieaz, van het 4e. reg.
iuf. ia op zijn verzoek overgeplaatst bjj het
8e reg. iof. te Utreoht.
D
Toen ik nog heel klein was, had ik een vrien
dinnetje, dat Thérèse heette, maar door de menschen,
die haar konden, gewoonlyk «het engeltje* genoemd
werd, omdat zij er zoo lief en aanvallig uitzag, en
zulke b'auwe oogen en blonde krullen had. Zij
woonde in een mooi huis, waarvoor twee kastanje-
boomen stonden, en waarachter zich een groot gras
perk bevond. In het midden daarvan prijkte insge-
lijks een hooge kastanjeboom, waar een bank omheen
getimmerd was.
Do ouders van Thérèse waren reeds op jaren; zij
hadden beiden zwarte oogen en zwart haar. Men
kon zich geen grooter contrast voorstellen, dan er
tuasohen dit kind en deze ouders bestond.
Haar vader waa vroeger paardenkooper geweest
en had zich hiermee een aantienljjk vermogen ver
worven. Later hield hij zich nog slechts uit lief
hebberij en omdat het hem verveelde, niets te doen
te hebben, met het koopen en verkoopen van paarden
bezig.
Mijne moeder nam mij nu en dan eens naar de
ouders van Thérèse mee. Wij liepen alsdan onder
de kaatanjeboomen door, klommen het mooie bordes
op en trokken aan de schel. Zoodra wij het huis
binnentraden, kwam Thérèse, als zy ons ten minste
Dezer dagen deed zich te Voorschoten een
eigenaardig geval voor, dat iedereen deed den
ken aan brand.
Plotseling begon ’s avonds tegen halftien,de
klok der R.C. kerk te slaan, alsof er geluid
werd. Het volk schoolde samen. Brand zag
men niet. Allerlei gissingen werden geuit. Boos
opzet, spoken, eet. Boos opzet was onmogeljjk
daar alle dauren flink gesloten waren.
Zou het dan spoken
Het gebel duurde voort, totdat eenige bur
gers en kapelaan Dé Gr. besloten den toren
te onderzoeken. En wat zag men Noch
brand, noch spoken, noch boos opzet, maar
alleeneen gebroken veer waardoor
het slagwerk geheel moest afloopen.
Zonderling was de ontsteltenis, ja, de wanhoop
der ouders van Thérèse, als zy toevallig getuigen
van de kunstjes van haar dochtertje waren.
Daarom wachtte Thérèse zich dan ook wel, hare
halsbrekende sprongen in het bijzijn barer ouders
te doen.
Eens zaten wij in de avondschemering, nadat wij
ons moe gespeeld hadden, op de bank onder dan
kastanjeboom. Thérèse was erg gejaagd en somber;
zij plukte zenuwachtig aan haar wit jurkje. Eens
klaps sprong zij op en fluisterde, terwijl zy haar
mondje dicht bij mijn oor bracht:
«Weet je niet, wat
Maar zij bleef weer steken, bedacht zich even en
zeide wen als had zij eensklaps een besluit genomen;
„Weet je niet, wat een pleegkind is?”
Ik wist dit inderdaad niet.
De toon, waarop Thérèse dit aan mij vroeg, en
hare gejaagdheid verontrustten mij; myne blikken
dwaalden angstig naar het ruime grasperk, waar bet
reeds schemerachtig begon te worden, af. Eindelijk
zeide ik met eene lichte trilling in mynestem:
weet het niet, Thérèse I Is het dan iets kwaads, iets
versehrikkeiijks?”
Thérèse antwoordde eerst niet, maar toen zeide zij
tot my op een gejaagden toon«Ik ben een pleeg
kind r
Eene huivering ging my over de leden en ik deinsde
onwillekeurig eenige schreden terug.
Wij zwegen beiden, maar ik hoorde, dat Thérèse
zachtjes snikte. Nu kreeg myne liefde voor baar de
overhand op myne vrees: ik legde myne hand op
haron schouder en vroeg: «Hoe weet je dan, dat.
dat.wie heeft je dat gezegd
dobbelen op den burcht h Britten, en in het
laatste bedryf.
De keerzijde? Enkele part yen in de rol van
Massa* zyn m. i. wat alledaagsch van me»
tod ie. en op een paar andere plaatsen, zoo
in 't koor bij den aanvang van het tweede
bedryf, wordt men herinnerd aan overbekende
en beroemde werken, b. v. aan bet koor der
gevangenen in >Fidelio«.
Zeker zal de Noord neder landsche componist
die, met zyn librettist, de première* by woonde
er weinig van gemerkt hebben, dat onder de
velen die hsm heden toejuichten, enkelen, die
toch ook medejuiebten, deze vlekjes niet hebben
voorbygezien.
Dit is overigens zeker I
Deze enkelen, evenals gindsebe velen, zien
van beden af elk tiieuw werk van zyn hand
met belangstelling en sympathie te gemoet,
het tevens betreurende dat de onbevredigende
vertolking van de rol van sAquilius* het hem
te beurt gevallen succes niet tot volle »am-
pleur* mocht laten gedyen.
De consul van Nederland, de heerDeCuy-
per, woonde, evenals Antwerpen's Vlaamsch-
gezinde burgemeester, de popalaire Jan van
Ryswyck, de vertooning by.
Door de politie alhier is in een slaap-tede
een persoon aangehouden, die in het Alg.
Politieblad gesignaleerd stond, als moetende
nog eenige dagen gevangenisstraf ondergaan.
cents per deel in prachtband. De teekeuing
van omslag en stempelband is ontworpen door
Johan Braakensiek.
had hooren schellen, reeds naar ons toehuppelen.
De moeder van Thérèse, die gewoonlijk eon zwaar
zijden japon droeg en gitzwart haar had, was altijd
blij, als wij baar eens een bezoek kwamen brengen,
en knikte mij dan zoo vriendelijk toe, dat ik daar
door vergat, hoe versobrifckelyk leelyk zy was.
In al de kamera heerschte eene overdadige weelde,
zoo als menschen, dia van niet iet geworden zyn,
zoo graag plegen ten toon te spreiden. Overal lagen
er veelkleurige, dikke tapijten, die maakten, dat het
geluid der voetstappen volstrekt niét te hooren waa.
Ik was altijd blij, als ik met Thérèse naar buiten
mocht gaan, waar wij in het gras rondspróngen,
onder den kastanjeboom gingen zitten praten pf ook
wel eens een kijkje in den paardenstal gingen nemen.
Dit laatste was eigenlijk verboden, on nooit liet
mevrouw Leeuwenstein haar dochtertje uil haar go-
zicht gaan, zonder haar op een angstigon, dreigenden
toon achterna te roepen: «Niet klimmen, Thérèsel
en niet naar den stal gaan, hoor!”
Maar, stout genoeg, gingen wij toch dikwijls naar
den stal, en dan stond ik er met ijzing naar te kij
ken, als Thérèse eerst op de hand van den ouden
Steven ging staan en dan vlug op het rypaard van
haar vader, een prachtigeu zwarten hengst, stapte,
zich aan de lange, glanzige manen vasthield, allerlei
kunstjes maakte es dan weer naar beneden sprong.
Thérèse bezat eene verwonderlijke bedrevenheid
in het klauteren en springen. Nu eens liep zij als
een kat over de heining, die het erf hears vaders
van den tuin van diens buurman scheidde, dan weer
hoorde ik haar vroolijk gelach eensklaps uit den
kastanjeboom weerklinken of sprong zy vlug en eer
ik er op verdacht was, op myne schouders.
■j 3
De opera sBrinio* van onzen vroegeren
stadgenoot S. van Milligen is te Antwerpen
met veel succes opgevoerd. De uitvoering
wordt zeer geroemd behalve dat de tenor niet
voor zyn laak berekend was.
De Antwerpsche correspondent van het
»Alg. Handelsbladzegt o. a.
Wat de muziek betreftik houd Brinio voor
een overgangsarbeid in dubbelen zin:overgang
van de oude, naar Fransche en Italiaansche
patronen versneden opera naar de jongere
Duitscbeovergang ook van 's toondichters
eerste composition naar een meer gedurfden,
meer oorspronkeljjken vorm.
De stijl is half declamatorisch, half lyrisch,
het eerste wellicht nog meer dan hef tweede.
Naar eigenlyke >Leitmotive« heeft de toondich
ter niet gezocht, al is er wellicht iets van dien
aard op te merken, o. a. in het grondthema
van het lied van den opstand: >Ik zal den
willen tocht geleiden.*
De jorkestbewerking is even degelyk, meestal
is zy (Jbist en treffend, soms ook krachtig van
koloriet. De ouverture, grootendoels in klas*
sieken trant opgevat, is een verdienstelijk stuk,
dat ook bij een afzouderlyke uitvoering wel
zou bevallen.
Verscheidene koren, zoo het vrouwenkoor
Vrede en rust* in bedryf I, de Batavenkoren
in bedryf III, zyn werkelijk haei mooi.
In meer dan één too nee 1 verheft zich de
muziek tot de hoogte van de tragische muziek
zoo in den effectvollen samenzang vóór het
slot van de eerste akte, in het tooneei van het
Onder Aanteekeningen
wordt in <*- A:
openbaarmaking der adviezen
van State bepleit.
De schryver vraagt, waarom het licht van
dit hooge Staatscollege, wanneer het schynt
voor de Kroon voor wie het in de eerste plaats
bestemd is, niet verder schijnen mag. Hij ver
staat volkomen, dat niet alle adviezen gepu
bliceerd worden, maar waarom die in zaken
van wetgeving niet het geval zou zyn, be
grijpt hij niet. De leden van de volksverte
genwoordiging, die straks gemeen overleg heb
ben te plegen met de Kroon, zonden vóór en
bij het uitbrengen hunner stem oneindig meer
hebben aan de kennis van hetgeen de Raad
van State vóór of tegen een ontworpen wet
of algemeenen maatregel van bestuur wist
aan te voeren, dan aan de wetenschap dat
da Raad is gehoord. Niet aannemelijk acht S.
de bewering, weleer door een Edelmogende
uitgesproken, dat de Raad van State »een
Raad is, die altyd wordt gehoord, maar nim
mer gevolgd*. Zyn voorlichting moet dus
eenige waarde hebben meent de schryver.
Zooals thans geschiedt vervolgt S. kan
de publieke controle geen invloed hebben op
de degelijkheid der adviezen van den Raad.
Is het wel juist gezien vraagt hij de
seniores van zulk een controle vry te stellen,
zij die gsacht mogen worden baar kritiek het
best te kunnen verdragen, omdat ze door ken
nis en ervaring daartegen boven anderen ge
pantserd zyn Door de openbaarheid hunner
denkbeelden in materie van wetgeving zullen
dus ook deze in degelijkheid slechts kunnen
winnen. Ten slotte zou publiciteit hoogst
gunstig terugwerken op wik aanvankelijk onf,.
werp vau weigerenden aard, reeds van het
oogenblik af, dat er door de hoofdambtenaren
aan begonnen wordt.
De grondwet verbiedt zulk een openbaar
heid niet. De koninklijke besluiten, door en
kele leden van den Raad tot een geheel bij
zondere atdeeling vereenigd, geheel gereed
gemaakt, worden alle openbaar gemaakt, zelfs
wanneer de Kroon zich met die adviezen niet
vereenigt. Waar dit geschiedt in zaken, waarbij
locaal of particulier belang betrokken is, is
- daar een reden om' die methode niet toe te
passen in zake wetgeving waarbjj het alge-
meen belang zoo oneindig meer betrokken
is Eindelyk herinnert de schryver er aan,
dat de adviezen van den Raad van State,
van het nieuwe straf-
later, publiek gemaakt zyn. In
van aanvulling der wet op den
State, zou
van de I t
te verzoeken door de Tweede Kamer,
slechts kunnen toejuicheu.
Het diploma A. voor de zuivere toepa»sing
van het correspondentieschrift en vertrouwdheid
met het systeem >Slolze-Wérykon verstrekt
worden aan de dames H. K. Kluin, Helder
en J. G. H. Schwil Utrecht eu aan de heeren
J. W. van Aken, Hflucr; L. J. C. J, Bogaard,
correspondent, Amsterdam II. Edens, ambte
naar secretarie, Oude Peki'a; D. llnizinga,
scholier Tolberd J. Ketelaar, Helder; W. G.
Kleyn, Helder; A. de Timmermann, le Lui
tenant Mariniers, Helder M. Vas Dias, leerling
H. B. S. Amsterdam
wyzer, Oude Pekela.
O»er het proefschrift van 1 candidaat voor
diploma A moest afwjizend worden beschikt.
GOUDA, 4 October 1895.
De muziekuitvoering op de Markt tegen
gisterenavond aangekondigd, had wegens het
ongunstige weder niet plaats.
van
®au
vragen zou kunnen beantwoorden, als hy niet
uen tiju nau genau om,
stellig zal gedaan hebben
In »De Tyd* komt een ingezonden stuk
voor waarin merkwaardige staaltje zyn opge
noemd van vragen, welke' door sommige exa
minatoren bij de laatste akte-examens voor
de Fransche taal (lager onderwys) in Den
Haag zyn gedaan.
Het stuk bevat een aantal voorbeelden van
moeielyke vragen, wier volledige beantwoor
ding zou bewyzen, gelyk de schr. zegt, dat
de candidaat, die slechts de beginselen der
Fransche taal heeft te ouderwyzen, meer weet
dan de examinator zelf op den vooravond van
het examen*.
Gevraagd werd o. a. het opnoemen (in 't
Franscb) van de verschillende instrumenten
een arts, de onderscheidene deelen van
een kerk en van een postkantoor, al de deelen
een schip. De schryver vraagt, of zelfs
Franechman, die geen vakman ie, die
den tijd had gehad om, zooals de examinator
i de wooiden in een
of ander werk op te zoeken en van bniten
te loeren
Verder werden gevraagd drie vertalingen
van het woord koster vier van het spreek
woord «de appel valt niet ver van den boom
tien van flauw vallen; 15 uitdruk
kingen uit het boekhouden; al de gereed
schappen van een timmerman, een kastenmaker