lila
I
baar
Woensdag 30 September 1896.
35ste Jaargang.
No. 7082.
BINNENLAND.
den.
loogd.
Zn.
ïVi‘eww«- en Advertentieblad voor Gouda en Omstreken.
WA SBH STEIN.
I
1
I
1.
11
v
van
Inzending van Advertentiën tot 1 uur des midd.
den .faillieten boedel van
LE
de Consulaire Verdagen is opgenoinen
In
tl
r fllLLtl (KV
L
’•fms
■orv
(Wordt rervolftl.)
naar met
hierdoor
a bas
et., 24
gemaakt
aiat da-
eknipt
h- en
m ook
van 7
elkka-
irweaoor-
rkrij'g-
In lan-
20 et.
terd.
rande-
fiX
k laaga
na orar
aUllinr
L Deia
IBM
■•hfa*
huid
Sffi
(iOIIIMIIE COURANT
1 i
valt eene vermeerde-
van bijna 2
van gemeente-
een salaris van
'rijn woning, hebben zich
De Uitgave dezer Courant geschiedt d a g e 1 ij k
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
De prijs per drie maanden is 1.25, franco per
post 1.70.
Afzonderlijke Nommers,V IJ F CENTEN.
dépót-
ie wa-
G.
en wordt
ghuur,
volle en
t groete
•i’K
•SS
r isnw*
ntirii
vaa On
(«oktla
m oafes-
a ge-
s
s
IrtwlS
er uw ganache
gij hem niet meer
poos tijde uw rust en
laat wat hot zwaarste is
en dr
goederen aan
ADVERTENTIEN worden geplaatst
15 regels a 50 Centen; iedere regel meer
10 Centen. Groote letters worden berekend
naar plaatsruimte.
van Bernheim,
Volgens het thans verschenen verslag is voor
de Weesinrichting te Neerbosch van 1 April
1895 tot 31 Maart *96 aan giften, legaten en
andere inkomsten ontvangen de zeer aanzien
lijke som van f 101.933.
De inrichting telt thans meer dan 1000
personen.
Voor de Haarlemsche rechtbank is verleden
week gedurende eenige dagen behandeld de
zaak van de bloemisten Buddenborg, de Groot
en Sernéde eerste beklaagd van bedriogelijke
bankbreuk; de beide laatsten van het onttrek-
Zondagnacht kwam een artist van hel circus
Schumann, die tydelijk aan de Oudegracht te
Utrecht op kamers woont, tbnis komende tot
de minder aangename ontdekking, dat tydens
zjjue afwezigheid zgn koffer opengesloten en
daaruit ruim f 200 ontvreemd was. Spoorloos
is verdwenen een knecht van het circus, die
met den bestolene samenwoonde. De politie
stelt een onderzoek in omtrent het verband
lusschen beide feiten.
ken van g.„.’
Buddenborg.
Na een zeer langdurig getuigenverhoor, waar
uit bleek dat de quaestie-Buddenborg, die nu
reeds jaren hangende is, oen zeer ingewikkelde
historie is, waarin bedrog, een onkuiBche levens
wandel enz. enz. een groote rol spelen, eischic
Zaterdig het Openbare Ministerie tegen Bud
denborg vyf jaar, tegen Serné achttien maanden
en tegen dé Groot negen maanden gevangenis
straf; na aftrek van de preventieve hechtenis.
Buddenborg werd verdedigd door mr. Biederlack
lie Groot en Serné door mr. D. Simons. De
officier eischte onmiddellijke inhechtenisneming
van Buddenborg en Serné. doch de rechtbank
weigerde dit. Uitspraak 8 October.
gij wol terecht komen.”
„Ik bon oen oud man, mijnheer
ik ben aan mijn gemak gewoon.*
//Luister oons, Vink, oud zijt gij, maar gij kunt
nog eenige jaren leven, on weet gij wel dat gij geen
rustig oogenblik meer hebben zoudt, als uw zoon
nu eens in Parijs stierf on vruchteloos naar u ge
vraagd on u geroepen had. Hij mag veel kwaad
gedaan hebben, maar des te grooter is zijne behoefte
om uwe vergiffenis te ontvangen voor hij voor altijd
de oogon sluit. Herstelt hy, welnu, dan zal uw
vaderlijke handdruk schud niot met hot hoofd
Vink ah gij uw kind weerziet, zult ge anders
donken dan nu dan zal de stom des bloods ziek
wol doen gelden, dan zult go hom weer liefhebben,
en wie weet of bij na een treurig leven zich niet
tot beterschap zal schikken. Wezenlek gij zelf moet
gaan on niemand anders/'
z/Zoudt u dat denken?"
„Zeer zoker. Nog eons, gij zoudt
loren berouw van hebben, als
bad gezien. Stol voor een
gemak oons ter zijde on
ook het zwaarste wogen."
//Dus met Otto naar Parijs gaan I”
z/Mot Ottogij zoudt misschien zonder hom ook
wel terecht komen, maar men kan nooit weten wat
er gebeurt, en hij is de rechte man om met u made
te gaan.”
De Staatscourant* van Zondag 27en Maan
dag 28 September heeft een buitengewonen
omvang. Dit nummer bestaat uit twaalf vellen
waarvan ruim negen zgn gevuld met de arti
kelen van een der groote wetboekenhet
Wetboek van Bnrgerlyke rechtsvordering.
Dat wetboek is in 1838 ingevoerd by de
varvanging der Fransche codes door Neder-
landsche wetten. Sedert dien tyd zyn in dat
Wetboek 17 malen door afzonderlyke wetten
veranderingen gebracht. De laatste, uitgegaan
van het initiatief van het Kamerlid Hartogh
is de omvangrykste en heeft in een groot ge
tal artikelen wijziging gebracht.
Daarom heeft de Regeering het wenschelyk
geacht den tekst vau het Wetboek zooals het
nu luidt, algemeen bekend te maken, wat in
zonderheid voor de rechterlijke macht en de
balie van groot nut is.
Het «Jaarboekje* van de Maatschappij tot
Nut van 't Algemeen is verschenen. Het be
vat een overzicht van het verhandelde ter
algemeene vergadering, o. a. de openingsrede
van den voorzitter, de rekening en verant
woording over '95*96 de begrooting voor
’96—’97, enz. Voorts vinden wy een overzicht
door mr. K. B. Graven, van den toestand der
armverzorging in ons vaderland aan de hand
van het bekende Nnterapport.
Als historisch meldt men uit Noord-Holland:
In de gemeente B. in deze provincie heeft
inen drie hoofden van scholen, die tot het
geven van herhalingsonderwijs verp icht zyn.
Twee dier hoofden genieten daarvan f 75 per
Óursns, hot derde moet zich met f 50 tevreden
«tellen.
Dat derde hoofd vond in deze ongelijkheid
tfan bezoldiging aanleiding het gemeentebestuur
te vragen zyn traotement voor genoemd onder*
wys met f 25 te verhoogen.
Wegens dit verzoek werd het hoofd der
school bij B. en W. ontboden. Na eene vry
omslachtige gedachtenwisseling vraagt de bur
gemeester: «Maar mijnheer, waar zou 't met
de gemeente B. naar toe moeten, indien ze
die verhooging van f 25 gaf,« waarop het
hoofd terstond antwoordde: >wel beer burgem.
dan ging de gemeente B. failliet.*
Deze pessimistische opmerking bracht B. en
De overige personen bleven gezond. W. in zulk eene optimistische atemmiag dat
tt kinderen uit verschillende gezinnen. het hoofd de verhooging van f 25 werd toe-
gezegd en hij die kreeg.
dat bij weer hier kou komen ah hij herstelde?”
Van Bernheim dacht oen oogenblik na. De oor
zaak van Vink’s uit wij king naar oen ander land be
hoefde bij niot to vragen; hij kendo de geschiedenis
van nabij en hij wist ook, dat Vink niot kon terug
komen, zonder opnieuw in handon van het gerecht
te vallen.
„Ik zou uw zoon niet aanraden hier te komen,
mijnheer Vink,” zeide hij, als of het ooue geheel
onverschillige zaak gold. „Laat hij liever trachten
in het buitenland een middel van bestaan te vindon.”
„Dat zal wel onnoodig wezen, vrees ik als het
alles waar is, wat hij mij schrijft, dan zal hij wel
spoedig Vink eindigde nietwat hij be
doelde was dan ook duidelijk genoeg zonder dat hij
den zin voltooide.
„Zou hij vroog van Bernheim, zonder die aan
vulling te wachten, on moor ton bewijze, dat hy de
mededeeling gehoord had.
En nu deelde Vink hom zijn plan mede om Otto
naar Parijs te zenden, ten einde met zijn zoon eene
schikking te maken, voor het geval dat hij nog in
leven mocht blijven, en bovenal, om te weten of
werkelijk Frits in een hospitaal was en of hij on
derstand noodig had. Vink was zoo dikwijls be
drogen door zyn zoon, dat hij op dien enkele brief
alleen niets doen of besluiten mocht.
„Zoudt gij zelf niet liever naar hom toe gaan
mijnheer Vink 1”
„Ik I ik ben een oud man ik ben nooit op reis
geweest en, ziet u, zoo’n beetje 'Fransoh mag ik
kennen, maar om naar Parijs te gaan en daar te zyn,
daarvoor weet ik niet genoeg.”
„Maar dan nam ik Otto mede met u beiden zult
GOUDA, 29 September 1896.
Maandagavond hebben de bewoners der
Spieringstraat ook eene vergadering gehouden,
met hot dool door wekelykache contributie,
gelden te verzamelen voor het aanstaande
Kroningsfeest, teneinde ook hun straat een nef
aanzien te geven.
Er werd besloten aanstaanden Maandag reeds
te gaan coutriboeereu. Uit hun midden ia een
bestuur gekozen bestaande uit de volgende bh.
H. F. Gorissen, Pres.; J. J. Bik, Seer. H.
J. Lugthart, Pen. R. Rozestraten F. Lens
M. M. v. Loon en M. M. Heerkens, (Nood-
godsbeg).
HetNederlandsche Tijdschrift voor Genees
kundigen* vermeld de tot dusver verkregen
resultaten met bet anti-diphtherisch serum van
Prof. Spronck en Dr. Wirtz.
Van 855 met dit serum behandelde lydors
zyn er 751, d. i. 87.8 proc. genezen.
Wat de schadelyke werking van het serum
betreft, werden verschijnselen van uitslag, plaat-
selyke en min of meer uitgebreide te zamen,
in 125- 14.6 pCt. gevallen) gevallen waar
genomen pyn in de gewrichten in 3 gevallen
in sommige gevallen wellicht nog lichte ver
heffing van de temperatuur.
»Kort na de injectie deden zich in 4 gevallen
voorbijgaande calhps-verschynselen voor, in 1
geval somnolentia, in 1 geval misselijkheid.
In 8 gevallen word geklaagd over pyn op
de plaats van de injectiein 1 geval ontstond
een abces, dat na incisie spoedig genas.
Door niemand is aangegeven of hel vermoe
den geuit, dat het serum tot den dood van een
lijder zon hebben aanleiding gegeven of bijge
dragen.
Preventief werd het serum slechts in beperkte
mate aangewend. Dergelijke inspuitingen zyn
uitsluitend verricht bij huisgenooten van diph-
therielyders, nl.1. 7 gezinnen (aantal perso
nen niet vermeld). In één van die gezinnen
werd niettemin een kind dat 14 dagen te voren
5 oM3 serum ontvangen had, aangetast. Dit
kind is na toediening van 20 cM’ serum her
steld. r
2. 48
Allen zyn, voor zoover nagegaan kon worden,
gezond gebleven.
Als conclusie deelen prof. Spronck
Wirtz o. a. het volgende mede
«Zoowel by de therapeutische als bij de
preventieve aanwending zijn resultaten verkre
gen, die inderdaad gunstig mogen worden ge
noemd.
Voor de vacante betrekking
bouwmeester te Vlissingen, op
f 1400, benevens vrj~ w.
niet minder dan 65 sollicitanten aangemeld.
het jaarverslag over 1895 van den Neder-
landschen consnl-generaal te Brussel, den
heer Pb. Everts. Aangaande den invoer van
Nederlandsche producten lezen wy daarin het
volgende
Hoornvee. De herhaalde beperkende bepa
lingen op den invoer van Nederlandsch vee in
België zyn oorzaak geweest dat in 1895 be
langrijk minder vee is ingevoerd dan in 1894.
Van een totaal van 45,211 stuks vee, in België
ingevoerd, komt evenwel aan Nederland nog
een getal van 36449 stuk* toe.
Schapen. Ook hierbjj is eene vrye groote
vermindering van invoer uit ons land waar te
nemen. In 1895 bedroeg de invoer 34.633
stuks, tegen 65.900 in 1894.
Paarden. De invoer uit Nederland was in
1895 6085 stuks, ruim 2000 minder dan in
het vorige jaar.
Engeland slant by dezen invoer bovenaan
met 11.358 stuks, waarna Fraukryk volgt met
7341 sinks.
Waskaarsen. Hiervan was de invoer uit
Nederland ongeveer gelyk dan dien in 1894
ingevoerd werd voor 8,370 franken.
Natuurboter. Hierby valt ccn-
ring van invoer uit Nederland
millioen kilo te constateeren.
In 1895 werden uit ons land ingevoerd
5,453,885 kilo, tegen 3,993,203 kilo in het
vorige jaar. De invoer uit Frankryk is evonaln
in de voorafgaande jaren ook in 1895 weder
verminderd.
Versch vleesch er wild. Hierby staat Ne
derland voor den invoer bovenaan met 3,235,473
kilo. In 1894 was de invoer slechts 865,514
kilo. Do totale invoer der andere Ryken to
zamen bedroeg 228,728 kilo.
Granen. De invoer uit Nederland van tarwe,
spelt en mastelein bedroeg ongeveer 3 millioen
kilo minder dan in 1894terwijl daarentegen
aan rogge 400.000 kilo meer werden ingevoerd.
By den invoer van gerst heeft insgelyks eene
vormindeling plaats gehad. Bedroog die uit
Nederland, in 1894, 35,389,263 kilo, zoo was
dit cyfer voor 1895 slechts 31,973,859 kilo.
Aardappelen. Uit Nederland werden inge
voerd 31,494,086 kilo, tegen 25,925,778 in
het vorige jaar.
Kunstboter. Van dit artikel daalde de invoer
tot bijna de helft van het vorige jaar, een na
tuurlijk gevolg der rechten geheven op de mar
garine, ingevolge de wet van 5 Augustus 1895.
Ven de 10,289.788 kilo, welke België in 1894
invoerde, werd nil Nederland 10,200.164 kilo
betrokken, terwjjl van do 6,095.797 kilo, in
1895 aangevoerd, 5,639 778 kilo door Neder
land werd geleverd.
Aardewerk. Hiervan is Nederland de grootste
leefde, en dat deze verklaren kon, dat hij veel van
den minister hield.
„Ja, die is nu geruimen tijd dood,” zeido van
Bernheim of hy zeggen wilde „dat is nu een afgo-
loopen zaak vertel nu maar waarvoor gij eigenlijk
komt.” Eu Vink schoen die wenk ook te vatten,
want hy begon terstond over zijn zoon, Frits, „die
mijnheer van Bernheim wel zou gekend hebben
„Ik herinner mij wel dat u een zoon hadt,” zeide
van Bernheim de rechterhand in zijn borst stekende,
terwy'l hij Vink aanzag op eene wijze, die hem van
alle vertrouwe'ykhedeu moest doen terugdeinzen.
I •j\,meen ze^8 dat hij te gelyk met u gestudeerd
„Dat kan wel wezen er zyn zoo veel jongelui
aan dc Akademiomen kent zoo niet al zijn tijdge-
nooten.”
Maar dezen tijdgenoot had de baron van Bernheim
zeer goed gekend. In dezelfde zaak, waarvoor Vink
het land had moeten ontruimen, was ook hij be
trokken geweestslechts de naam en de invloed van
zijn vader hadden hem behoudenVink was de dupe
geworden, omdat de zoon van een bode minder
aanspraak so' ijnt te hebben op de toegevendheid
des rechters dan de zoon van een minister.
Van Bernheim herinnerde zich dat alles zeer goed,
maar het was lang geleden, en bij dacht dat de
oude Vink die zaken zoo nauwkeuring niet zuu ont
houden hebben. Al* of een vader de geschiedenis
van zijn zoon vergeet I
„Misschien zult u het nog wel weten dat hy het
land heeft moeten verlaten,” ging Vink voort. „Hy
ie zeer ongelukkig geworden en thane ligt hij ernstig
ziek in een hospitaal te Parye. Zoudt u denken,
„Zaterdagavond heeft in eeu herborg in hot
Westeinde te 'sGrnvenh ige T. L. twist ge
kregen met een polderwerker, tydens het bil
jarten. Laatstgenoemde, uit Utrecht afkomstig
en werkzaam aan de Westerbonwmaatschappy,
moet aan L. een steek in den buik hebben
toegebracht, waardoor de getroffene vrij ernstig
is gewond en per brancard naar bet zieker-
huis is overgebracht.
De dader ie in arrest.
DE HYPOTHEEK
OP
S«)
„O, maar dit is geen eigen, mijnheer,zeide Vink,
zija pruikje oven verschuivende. „Ik beu nu drie
en zeventig. Uw papa zou ook zoo wat van die jaren
zyn. Ik weet wel als ik en de minister als
zijne excellentie met mij sprak, dat wy dan wel eens
een aardigheid zeiden op dezen leeftyd. Zijne ex
cellentie zeide soms dat hij wel in mijn plaats zou
willen wezen, dat ik het veel langer zou maken dan
hy en zijne excellentie had gelijk. Ik heb
altijd veel van zyn dood gewetenik hield veel van
mynheer uw papa.”
De beide mannen zagen elkander een oogenblik
aan en beiden dachten aan dezelfde zaak, maar die
beiden zich wel wachten zouden aan te roeren. De
„schendbladen” van dien tijd hadden ze genoeg ge
ëxploiteerd en zoowel de minister als de kamerbe-
waarder hadden hun deel gekregen. Het heette dat
zyne excellentie niet zelf had gespeculeerd maar zyn
kamerbewaarder die taak op zieh had genomen en
dat zij zamen de winst hadden gedeeld, waardoor
beiden een aardig kapitaaltje hadden bijeengebracht.
W» het wonder altijd indien de „schendbladen”
gelyk hadden, dat zijne excellentie nog altijd in
^dankbare herinnering” by den kamerbewaarder
8