II Zaterdag 3 October 1896. No. 7085. 35ste Jaargang. BINNENLAND. I 1 t I WASENSTEIW. Nieuws- en Advertentieblad voor Gouda en Omstreken. If 1. on, I FEUILLETON. 1 tar. I 4# I van Inzending van Advertentiën tot 1 uur des midd. Uitspraak door invoerrechten of graanbelas- gekozen had, der reap. •ation ao iz. enz. I I GODDA, 2 October 1896. Zeugstraat reed heden morgen een tï»P de ibrlcatie liter van sticht te verpleging Naar de Tweede heer ar met ierdoor bus- t., 24 wordt tuur, die en smaakt er da- cnipt - en i ook an 7 kka- resoor- :rüg- lan- ct. rd. nde- i national ipót- wa- p verkrijgbaar. oloniën _l Ml Men meldt ons Naar men verneemt, moet een tydelijke be- De Uitgave dezer Courant geschiedt d a g e 1 ij k met uitzondering van Zon- en Feestdagen. De prijs per drie maanden is 1.25, franco per post 1.70. Afzonderlijke Nommers VIJF CENTEN. ADVERTENTIEN worden geplaatst 15 regels 50 Centen; iedere regel meer 10 Centen. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Door misverstaan van een mededeeling van den hoofdcommissaris van politie te Amsterdam is het bericht verspreid, dat R., een der beide personen, die in verband met den diefstal te Gorinchem zyn aangehouden, reeds bekend zou hebben. De waarheid is dat hij nog skchts - herkend is door den opkooper. R. blijfR^een voorzichtig stilzwijgen bewaren en weigert eenige inlichting, welke ook, te verschaffen. Intussehen is by bij de justitie wel bekend I De kapt. J. F. Schenk, van het 4e reg. vest. art. te *s Gravenhage, is definitief werk zaam gesteld by de pyrotechnische werkplaatsen te Delft en bestemd als hoofdopzichter van de patroonfabriek aan de Hembrug, in verband waarmede by is overgeplaatst by den staf der artillerie. DE HYPOTHEEK OP 2») Wat zouden zijne collega's op het gouvernement wel zeggen eu vooral die jonkheer de Watte. Die mocht dan jonkheer wezen en gestudeerd hebben in Parijs was hij dan toch maar nooit geweest. Ja, een onbestemd gevoel maakte zich van Ludeman meester, dat de commissaris des konings zelf op zyn zoon jaloerach zou wezen, of althans die staatsman eenig leed zou gevoelen dat hij hem uiet had aan gesteld, hem, die naar Parijs was gegaan. «Myn soon is naar Parijs!” wat klinkt dat indrukwekkend. «Onze zoon is naar Parye niet waar vrouw?” zeide Ludeman, met zijn tevreden gezicht zijne echt- ganoote aanziende. «Ja, als hij maar behouden terugkeert,” antwoordde mevrouw terwijl zij haastig de koffietafel begon op te ruimen, want het was al laat, en zij was nog niet gekleed. Juist had zij die taak begonnen, toen er gescheld werd en de heer de Watte vroeg of er ook belet voor hem was. De heer de Watte had reeds meermalen zijn voornemen te kennen gegeven om de echtgenoot van zijn on middel lijken chef eeue visite te maken, en by meende dat de Zondag daartoe de geechikste dag wm, terwyl hij het uur tevens zóó te Zntphen S. Lichten berg, wed. Termaat, wonende te Borculo, waa geëisebt van 5 jaren, op de beschuldiging dat zy het kindje, waarvan zy was bevallen, door verworging van het leven zou hebben beroofd. Ale verdediger trad op mr, J. L. A. Stok, advocaat te Zutphen. Zaterdagavond den 4eu Juli had in een sla gerswinkel te ’s-Gravenbago een bloedig tafereel plaats tusseben twee slagersknechts, waarbij de een zeer ernstig met een mes werd verwond. De ander had zich gisteren voor de rechtbank te den Ilaag te verantwoorden ter zake den eerstbedoelden te hebben bedreigd hem te zul len doodsteken, tot uitvoering van welk voor nemen hy hem by de keei gegrepen, achterover geworpen en daarna een mes op zijn borst gericht heeft, doch welk voornemen hij niet heeft ten uitvoer gebracht ter. gevolge van omstandigheden onafbaukelyk van zynen wil, terwyl by hem niettemin met bet mes eene ernstige wonde heeft toegebraebt. De beide knechts hadden twist gekregen nadat de verwonde een zwezerik had gebaald, welke door zyn patroon werd afgekeurd. Zy hadden toen elkander voor »koekebakker< uit gemaakt, en daarop was beklaagde boos gewor den en onder het uiten van bedreiging op zyn kameraad toegelopen. De verwonde, als getnige gehoord, verklaarde byua drie jaren met beklaagde samengewerkt en altijd in goede verhouding verkeerd te heb ben. Deze had hem dan ook een paar malen in het Ziekenhuis opgezocht en was toen zeer bedroefd. Zyn patroon verklaarde, dat hy ge durende ongeveer 7 jaren by hem in dienst is geweest en gedurende al dien tyd redenen tot tevredenheid heeft gegeven. De substitunt-officier van justitie mr, Van Buttingha Wichers vorderde 18 maanden ge vangenisstraf. De verdediger mr. D. 8. van Embden, trachtte nader de mogelykbeid aan te toonen, dat de messteek door den verwonde (die ook een mes in de hand bad) zelf of althans by ongeluk is toegebracht. Voorts achtte pleiter hier in rech ten geen bedreigingen veel meer eene op welling van drift aanwezig, maar geenszins eene bedoeling om te dooden. Ook van eene poging tot doodslag kon z. i. geen sprake zyn. Ten slotte vroeg pleiter eeue veel lichtere straf dan geëischt werd. Uitspraak over 8 dagen. ftOTDSCHE COURANT stond. Die kwam eens ernstig de familie Ludeman onderhouden, en zoo hij niet terstond uit viol, dan was het alleen toe te schrijven aan de tegenwoor digheid van jonkheer do Watte. Deze steeg oen oogenblik in de achting van mevrouwelke vrouw is ijdel, on een bezoek van zulk een voornaam man, die nog voornamer was dan Binnenslijn, deed haar wel eenigssins goed. De twee voorname heeren groetten elkander zeer voornaam on de VVatte wilde van do gelegenheid gebruik maken om afscheid te nemen, maar Binnenslyn wsorhield hem «Gij moogt er wel bij zijn, mijnheer de VVatte, ik heb goone goboimon to behandelen ik kom alleen maar oen» aan mijnheer Ludoman' vragen of het met zijn voorkennis en goedvinden is dat zyn zoon plot seling mijne dionst verlaat op een oogenblik, dat ik hem het moest noodig heb.” «Dat is te zeggen, mijnheer, ik heb ook tegen Otto gezegd, dat hij wel deed met uwe toestemming te vragen, maar zoo’n laatste dag voor men op reis gaat, is er zooveel te doen, dat «Ik noem dat onbeschoft mijnheer, onbeschoft en ondankbaar. Wat zegt u, mijnheer de Watte? Otte is by mij werkzaam, sinds geruimen tijd ik betaal hem goed en nu laat bij mij plotseling zitten dat is geen manier van handelen. Vaders moesten toezien op hetgeen bun kinderen doen als u denkt dat op die wijze uw zoon door de wereld zal komen, vergist gij u zeer, mynheer Ludeman." «Wat zal ik u zeggen, mijnheer Binnenslijn? De reis kwam zoo onverwacht opals ik er u alles van zeggen kon u zoudt misschien ’t Neemt niet weg dat dit gten manier van han delen is. Men loopt zyne dienst niet uit.” wy vernemen is bet oudste lid van Kamer der Staten-Generaal, de J. H. Donner benoemd tot ridder in de orde van den Nederlandscbeu Leeuw. Do nestor werd met deze onderscheiding door den minister van binnenlandscbe zaken in de vergadering persoonlijk geluk gewenscht en ontving ook de felicitation zyner medeleden. waardor in de strafgevannis nabjj Schevenin- gen, waar Jan Beudeker, de vernioedelyke da der van do mishandeling met doodelyken afloop op den artillerist Fortuin gepleegd, zich in preventieve hechtenis bevindt, eenige dagen geleden zyn gearresteerd onder verdenking eene geheime briefwisseling te hebben bevor derd tuaschen genoemde gevangene eu zyn familie. Volgens eene andere lezing zou de b’waarder eene mondelinge mededeeling aan Beudeker hebben gedaan nit naaiu vau eenige van diens kennissen, tengevolge waarvan B., by de berechting vau zyne zaak, een vast stelsel van verdediging had aangenomen, daarin gesteund door eenige getuigen a décharge, de bovenbedoelde kameraden. Intusschen is de bewaarder, na een verhoor te hebben ondergaan, in vryheid gesteld, maar niet meir werkzaam in do gevangenis, waar hy, na het verstrijken van zyne tydelykeaan stelling, als bijkok eene plaatsing zou hebben bekomen. Op de Zeugstraat reed heden morgen een wielryder een tweejarig kind aan, hetwelk zeer gelukkig afliep voor het kind, de wielryder was minder gelukkig, daar hij in het water terecht kwam. De slager J. v. L. sprong er bij en redde hem uit zyne netelige positie. Dezer dagen ontwikkelde de bekende Ericus in het »N. v. d. D. weer, op do hem eigen duidelyke wyze, zyne denkbeelden omtrent invoerrechten, schaalrochten of graanrechten. Hy deed dit on naar aanleiding van de prgzen der granen in landen, waar die rechten wel, en in ons land waar die rechten mot bestaanèn in verband vooral met de ideeën, d«nr den heer G. A. Vorsterman van Oyen in ons blad en in een later van zyn hand ver schenen brochure ontwikkeld. Het pleidooi van Ericus komt ons zoo dui- deljjk, zoo eenvoudig, zoo juist voor, dat wy dit ook onder de aandacht van onzen lezers kring wenschen te brengen. By deze kwestie heeft men het vooral op tarwe voorzien en wenacht men billyke schaal- rechten, ergo billyke bedeeling van den grooten grondeigenaar en landbouwer door den burger, den handwerksman, den arme. De burgerij in 't algemeen is reeds zeer benadeeld door coö peratieven aankoop van alle mogelyke land- bouwbenoodigdbeden. »Van den boer moet het komen. Jawel, maar het komt in de meeste gevallen slechts den groothandelaar ten bate. De winkelier, de kleinhandelaar, verkoopt nog slechts aan den kleinen landbouwer. Veel duurder brood dus, duurdere vracht prijzen door duurdere haver: minder verdien sten, geeft dubbele schade voor den burger. En die kleine landbouwers, waarvan hij dan in landstadjes en dorpen bijna uitsluitend moet bestaan, zullen grootendeels verdwijnen door graanbelasting: men doekt ze op,< zegt de schrjjver. Kon men De Tweede Kamer heeft met 54 tegen 11 stemmen aangenomen de wyziging van de wet van 27 April 1884 (Staatstoezicht op krank zinnigen), welke wyziging strekt om hetgroot- arsenaal te Grave als filiaal van bet ryksge- Medemblik in te richten voor de van rustige patiënten. gekozen had, dat het in de wijze waarop hij dien dag doorbracht, de minste stoornis veroorzaakte. Zijne wandelingen noch zyne sociëteit leden er thans onder. Hij kon echter nooit ongelegener komen en de verontschuldigingen van mijnbeer en mevrouw waren volkomen overbodig om hem dit te doen ge voelen. Het toilet van de vrouw des huizes, de niet opgeruimde koffietafel, de wanorde die het op reis gaan voor de achterblijvenden had veroorzaakt, de •temming waarin al de huisgeuooten verkeerden, alles werkte zamen om hem te doen gevoelen, dat zyn bezoek weinig gelegen kwam. Maar zoo do VVatte dit gevoelde, de heer Ludeman had er nog veel moer leed van. Hy had altijd tegen zyn ambtenaar op gezien als iemand van adel, die latijn kende, en nu moest hij deze grootheid op die wyze ontvangen. Hij wilde het nog goedmaken door aanstonds madera te presenteeren en een fijne sigaar, maar de jonkheer bedankte voor beiden. En als zyne vrouw nu maar wat vriendolyker was, maar mevrouw Ludeman paarde aan Je grief dat de VVatte kwam terwyl zij niet gekleed was, ook de herinnering aan diens benoeming in plaats van haar zoon, en al was dat de schuld ook van den commissaris, de Watte was dan toch altoos de benoemde. Het gesprek was dus zeer kwijnend en van beide kanten verbeidde men met ongeduld het oogenblik, dat de VVatte met voeg zou kunnen opstaan. Hij kondigde reeds het voornemen aan, toen de tweede bezoeker zioh aanmeldde nog altoos was mevrouw Ludeman in morgengewaad «ge zult zien, het valt altijd zoo I” en wel de heer Binnenslijn. Die kwam geen beleefdheidsvisite makendat bleek ter- Ludoman wilde de daad van Otto nog oeuigzius vergoelijken, maar mevrouw voorkwam hem. Haar moederlijk gevoel en hare waardigheid als vrouw kwamen luide togen die bejegening van Binnenslijn op; zelfs al had hij recht gehad, zou zij voor man en kind partij trekken en eene vrouw vraagt niet naar rang en stand om voor haar gevoelen uit te komen. «Mijn zoon Otto heeft gedaan zoo als bij moest doen, iu de gegeven omstandigheden eu zoo u hem betaald hebt, bij heeft voor u gewerkt Dat staat dus volkomen gelijk.'’ «Maar mijnheer Ludeman moest «Mijnheer Ludeman heeft gehandeld ?.oo als hij behoorde te handelen, en als u inlichtingen gevraagd hadt, zou mijn man ze gegeven hebben, maar ik verlang in mijn huis niet op die wijze do les te worden gelezen.” «Zoo mevrouw,” zeide Binnenslijn, vrij wat be daarder, nu hij zag dat men hem aandurfde, en bij zich zei ven dacht hijal de vrouwen zijn toch ge lijk. Hij kon tegon de zijne niet op on togen deze evenmin. «Zoo mevrouw als hot uw idee is dat op die wyze uw zoon door de wereld zal komen, dan heb ik vrede mor." «Daarvan behoeven we alleen aan ons zei ven re kenschap te geven, mijn' eer.” «Dan heb ik niets moer te zeggen ik heb de eer uw dienaar te zijn.” En Binnenslyn ging heen, met het hoofd gebogen als had hij diep medelijden met zulk een familie. De Watte bleef ook niet Tangui hij maakte zyn kompliment voor mevrouw, drukte zijn chef minzaam de hand en haastte zich Binnenslyn in te halen. (Fenft vtrvolfê). ting, tarwe, rogge, haver en gerst ook maar ecu hal ven golden per H.L. duurder maken, dau mochten Amsterdam, Rotterdam, *s Gra venhage en andere groote steden wel opnieuw grachten, wallen en poorten maken en deze goed gesloten houden. Wat toch zou gebeuren De kleine landbouwers koopen graan by èu voor bun eigen voeding èn voor hun vee. Deze komen dus in veel slechter conditiedus komen zo iu dubbel zoo slechte, onhoudbare positie, onhoudbaar omdat die roods nu ver van roos kleurig is. Van pardon geen sprake: zoodra de steeds verhoogde pachtsom ook maar een dag te laat komt, worden de pachters verdreven, uitgezet, bun have on goed verkocht, en zij krijgen reisgeld naar de groote steden, om daar ten laste te komen der burgery, welke dan den toegang zon moeten weigeren, wat niemand wil, of kan nog voel zwaarder belasting be talen. Duurder brood, waardoor spoedig alle levensmiddelen stygen, hooger transportkosten en verdubbelde belastingdit zouden de ge zegende gevolgen zyn der invoerrechten op granen. Ook Hollands Noorderkwartier sprak het flink en open uit, dat invoerrechten, welke dan ook, op granen, of andere bescher mende rechten op koren, oen ramp voor ons land zouden blijken En zy, die hier spreken, zyn grootendeels landbouwers. Graanbelasting is, 't zy door inkomende rechten, 't zy door directe belasting ook van het in ons eigen land verbouwde graan, een ramp voor den stedeling, don burger, zoowel in de groote steden als in de landstadjes en dorpen. Niet minder is zij een ramp voor den kleinen landbouwer. Hij kan nooit concnrreeren met granen, omdat hy ze met da hand moet be werken. Loonende graanbouw wordt slechts mogelyk door machines. Men spit nooit grond tot graanbouw, zooals do kleine boer dit met zyn grond geregeld minstens eens in de 4 jaar doetmen ploegt, en dit gaat al heel spoedig. Daarna zaait men met do zaaimnehine, wiedt niet, doch schoffelt met machines. Dan valt ar niets meer aan het graan te doen vóór het ryp is. Nu wordt het gemaaid met de (naai machine, waaraau een bindtoestel is verbonden, dat de schoven uet en flink samenbindt. Het wordt, zoodra bet droog is, gedorscht, on zak- schoon opgeleverd met de dorschmachine. Van de 10 plattelandsbewoners kunnen er dan gernst 8 riaar de steden verhuizen mpn heeft bijna geen volk moer noodig. Verregaande onkunde of boosaardige misleiding moet het zyn als iemand in 's lands vergaderzaal durft zeggen wanneer wy goen graanbelasting krygen, zal men ons bouwland in weiland omzetten en daardoor den veldarbeid van arbeid berooven. Bij weiden moet men veo telen, zuivel ba by zyne aanhouding vónd metf inbrekers- werktuigen bij hemook droeg hy een fraaie gouden horlogeketting. R. zal vermoedolyk biunenkort ter beschikking worden gesteld van den officier van justitie te Dordrecht. Omtrent den tweeden persoon, A., verkeert men nog in volslagen onzekerheid. De opkooper herkent hem niet als den tweeden der beide personen, die bij hem zyn geweest. De arrondissements-rechtbank heeft in hare zitting van gisteren oerg, weu. luriunai, wuueuue to uuruuiu, vrygwproken, tegen wie een gevangenisstraf

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1896 | | pagina 1