I
I
i
No. 7277.
Vrijdag 21 Mei 1897.
ING
ten.
Nieuws- en Advertentieblad voor Gouda en Omstreken.
BINNENLAND
flag
36ste Jaargang
De Dochters van den Componist.
fma
i Bron
Vrij railverkeer tegenover
bescherming
Sfc
ver-
van
•sar
aak-
K:
ft
likaa
ft
n
FEUILLETON.
X,
lec retards.
▼an
Inzending van Advertentiën tot 1 uur des tnidd.
its.
I
I
t
De Uitgave dezer Courant geschiedt d a g e 1 ij k
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
De prijs per drie maanden is 1.25, franco per
poet 1.70.
Afzonderlijke Hommers VIJF CENTEN.
’I
five direct
ntbieden,
1 en hoog»
ry besloten
3.25,
in vragen en antwoorden.
ran
wt-
iige
inr,
don
MM
'ra,
ver-
Ï3
sene
raid
;ene
«uil
■w-
fen,
G0IINI1L COURANT
net dansen,
rooruitbeta-
tschè fabri-
50 sterke
bassen. De
Met groots belangstelling werd Woensdag-,
avond de lexing van den heer D. de Clorcq,
(caudidaat van de kiesvereeniging >Qns Belang
te Gouda), door de opgekomeo kissen van
Waddingaveeo aangeboord. Verscheidene kieaers
lieten zich als lid van bovengonoemde kiocver-
eenigin'g inschreven.
De hoeren Derkoen en Carridre kwamen met
spreker m debat.
ADVERTENTIËN worden geplaatst
15 regels a 50 Centen; iedere regel meer
10 Centen. Groote letters worden berekend
naar plaatsruimte.
«O Joseph, Joseph I ge weet niet wal
langt I" riep zij uit, «ea welk oen strijd gi
gaande maakt. Al aou ik mijn leven govtni
vervulling van do mij aangewezen taak,
hannes het mij toch nimmer toestaan.”
Tot deze bekenteais had Joseph syne zuster wille»
brengen. Nu legde Lij zijn forscho band op haar
schouder en aaide
«Meen niet, Elisabeth, dat uw strijd mij onbekend
was. Ik weet al wat er in u is omgegaan. Maar
laat den moed niet vinken Johannes zal toage»on.
Wilt ge mij vergunnen de zaak met*hem te schik
ken F Ge kunt op mijne bescheidenheid en voor
zichtigheid rekenen. Dit gesprek blijft tussohen ons.
Ik zal wel een middel ’weten te vinden om hem lot
onzo plannen over te halon, zonder dat hij aan een
afspraak behoeft te denken.**
Hoewel hot Elisabeth's oprecht gemoed onaange
naam aandeed zich tot dit komediespel te leeneti,
ten einde haar echtgenoot te bekeeren tot iets wat
op zichzelf genomen goed en schoon was, zoo vreesde
zy toch te zeer de verwachtingen van vader en
broeder te leur te stellen, om eenige togen werping
to maken, en Joseph verliet haar na de belofte te
bobben verkregen van haar volkomen stilzwijgen.
Eenige dagen later kwam Joseph zijnen vriend
Johannes bij het theater tegen, cn daar deze op weg
naar huis was, liep hij oen eindweegs met hom meo.
tHet is goed dat ik u Vind," zei, Joseph, «want
ik was juist van plan dezer dagen bjj u aan te ko
men, ten einde u over een zaak, die mij en den
ouden heer betreft, te sproken."
(Forrfl vorsend.)
GOD DA, 20 Mei 1897.
Gisteren zyn te 's Gravenbage geslaagd voor
bet akte-examen lager onderwijs de dames A.
A. Leopold, W. M. Peppelman van Kampen,
C. W. Öcbriek en J. W. C. Vermeulen, allen
te Gouda.
Gisteren avond had eene vergadering plaats
gy vor
ig in my
voor do^X
zoo zal Jo-
wel gewacht als bemiddelaar tusschen die beide
grootsohe karakters op te treden. Zy waren, dacht
hij, verstandig en begaafd genoeg om elkaar in alles
het hoofd te bieden en daarbij geen duimbreed gronde
te verliezen, maar dit nam toch niet weg dat hij
begaan was mot den topstand waardoor Elisabeth's
talent tot verkwynen veroordeeld scheen, en bovenal
ging hem aan het hart haar opgeruimdheid te zien
overgaan in een stille neerslachtigheid, waaruit zij
zich slechts door de kracht vpn haren wil kon op
heffen. Hij begreep dat, daar Elisabeth den eersten
stap gedaan had om Johannes te overtuigen dat baar
offer gewillig gebracht werd, zij te trotsch was om
nu, terwyl de gevolgen zwaarder begonnen te wegen,
hem te kwellen met boden om wijziging van het
eens genomen beshiitrqpar hij begreep ook dat het
juist die dwang was, dien Elisabeth zich oplegde,
welke haar al het hopeloozo en onvermijdelijke van
een toestand als den hare gevoelen deed.
Langzamerhand dus begon Joseph van zyn vroe
gere inzichten terug te komen en te meeacn, dat
het tijd werd zyn zuster ter hulp te komen.
Joseph bad niet lang geleden eenige dagen bij
zyn vader en zyn zuster Clara doorgebracht; en als
een groet aan Elisabeth bracht hij een nieuw liede
renalbum. van zijn vader voor baar mede, waarin do
oude componist zelf eenige hartelijke woorden aan
zyn oudste dochter geschreven had. Wbnderlyk
was het Elisabeth te moede, toen zij in de melo
dieën eed treffende overeenkomst las met hetgeen
haar eigen ziel gedacht en geleden hadja het was
haar als bad de gitjze componist met het in tonen
zetten zyner denkbeelden slechts uiting gegeven aan
hot gevoel, 't welk zijns dooktor bedelde.
«O, Joseph I" riep zy uit, «wat is dat schoon,
wat ia'' dat heerlijk I Hoe gaarne zou ik nu nog
eens aan do bode werold toonen welk een begaafde
vader ik heb en hoe rijn dochter, zyn geest weet te
vatten cn uit te drukken."
«Maar lieve Elisabeth, dat is immers zoo onmo
gelijk niet," zei Joseph. «Ge spreekt alsof gij zyl
gebonden aan uw tegenwoordig bestaan, alsof go er
u niet Van kunt losrukken."
Elisabeth beet zich op de lippen; zg had zich door
dien onwilirkourigen uittoep verraden.
«Ge weet wel, Joseph I" zeide ze zacht, «dat ik
voor goed heb gebroken met mijn vorig leven."
«En waarom, Elisabeth Hobt ga de kunst voor
goed den rug toegek.eord, sinds het huwelijksgeluk
zich voor u ontsloot? Weet ge dan niet wolke
verwachtingen uw vader nog altijd van u blijft
koesteren? Zie, Elisabeth, bij legt weldra de laatste
hand aan zijn groot oratorium, dat vele jarun van
zyn leven hooft ingenomen en waarin hij al de
idealen yan zijn kunstenaarsziel heeft neergelogd.
Zoudt ge hem willen en kunnen teleurstellen door
de dramatische parly van de hand te wijzen, die hij
componeerde met de gedachte dat gy die vervullen
zoudt? O kind, als ge doordrongen zyt van het
grootsche, het verhevene en het meesterlyke van
dien arbeid en ook van al de droomen en verwach
tingen; die er aan verbonden zyn, dan zult ge toch
zijn laatste levensjaren niet willen verbitteren door
de taak niet la vervullen, die hy u opgedragen
beeft.”
Hg had, haar zien verbleoken bij deze woorden.
Nu stonden haar oogon Vol tranen en hygde haar
borst moeielyk ea zwaar.
1. Vraag. Waarom willen tegenwoordig
in Nederland sommige menschen belasting
doen heffen op den invoer van voortbreng
selen van landbouw of nijverheid
Antwoord. Omdat zij de ingezetenen
willen dwingen zich te voorzien op de
duurdere binnenlandsche markt
2. Vraag. Zal dat niet voordeelig zijn
voor hen, die deze zaken in Nederland
voortbrengen
Antwoord. Voor dezen ja, maar nadeelig
voor alle anderen. Nadeelig voor hen, die
voordeel hebben bij lage prijzen van voe
dingsmiddelen of van grondstoffen en werk
tuigen. Nadeelig ook voor den uitvoer
handel, want wanneer wij weinig invoeren,
■kunnen wij op den duur ook slechts weinig
uitvoeren.
3. Vraag. Maar komt het voordeel der
binnenlandsche voortbrengers niet ten lan
gen leste weder ten bate van alle andere
ingezetenen
Antwoord. Indien dit voordeel verkre
gen is- ten koste van alle andere ingeze
tenen, is bet voor dezen een schrale troost
wanneer men hun voorspiegel!, dat er van
de welvaart der bevoordeelden op het eind
nog wel iets op hen zal afdruppelen. Zij
zullen er voor moeten werken.
4. Vraag. Zullen veeteelt en zuivelbe
reiding door belasting op graan worden
bevoordeeld
Antwoord. Neen, veeleer het tegendeel.
Onze veeteelt en onze zuivelbereiding
worden niet gebaat door invoerrechten op
graan. De landen, die den invoer .van
ons vee bemoeilijken, zullen dit niet na
laten wanneer wij den invoer, van graan
belemmeren, want die landen zijn het niet
welke aan ons granen leveren. Wij ont
vangen de granen uit Amerika, Rusland,
Hongarije en Engelsch-Indi^ Ons vee
daarentegen wenschen wij uit te voeren
naar Engeland, Duitschland, Frankrijk en
België.
No. 6 ran d. blaadje, dar rarMnigiug .Het
rrije ruilrertear..
Daar graan bij ons als veevoeder wordt
gebezigd, zullen invoerrechten onze veeteelt
benadeelen.
5. Vraag. Welke menschen zullen voor
deel hebben van hooge graanprijzen
Antwoord. Duurzaam alleen de eigenaars
van de landerijen, op welke graan ver
bouwd wordt, tijdelijk de pachters zoolang
zij geen hoogere pachten zullen te betalen
hebben.
6. Vraag. Zijn de belanghebbenden bij
hoogere graanprijzen talrijk?
Antwoord. Minder talrijk dan men denkt
Vele boeren, die graan verbouwen, ver
knopen het niet doch verbruiken het zelve.
Bij verhooging van prijzen hebben deze
geen belang. Dikwijls daarentegen knopen
deze boeren nog graan bij voor hun vee,
en dan hebben zij belang bij lage prijzen.
7. Vraag. Waarom echter de landeige
naars, al is hun getal gering, niet te
helpen
Antwoord. -Omdat, wanneer men eeti-
maal begint een belastingstelsel te bezigen
teneinde aan sommige menschen winsten
te veraekeren in hun., bedrijf, men het
staatsbeleid stuurt op een verkeerden weg.
u,. ---
zetenen joordeelèn verschaft ten koete van
het algemeen, kan men dezelfde voordeelcn
aan anderen niet weigeren.
8. Vraag.,Zou men dan niet allen
kunnen beschermen?
Antwoord Bescherming is bevoorrech
ting, en dit sluit inanderen achterstel
len. Allen bevoorrechten boven allen is
een ongerijmdheid.
9. Vraag. Als andere mogendheden eene
protectionistische politiek huldigen, waarom
wij dan ook niet?
Antwoord. Wanneer andere mogendhe
den zich willen benadeelen door een pro
tectionistisch stelsel, behoeven wij haar
slecht voorbeeld niet te volgen- Nederland
in het bijzonder, moet als kleine mogend
heid zich onthouden van eene staatkunde
waardoor het in een tarieven-strijd wordt
gewikkeld. Hier vallen voor Nederland
geen eer en geen voordeel te behalen.
10. Vraag. Bloeit niet elders de Nijver
heid tengevolge van bescherming?
Antwoord. In Nederland gaat de Nij
verheid sterk vooruit, dank zij ons stelsel
van vrij ruilverkeer. Zoo elders geen be-
«herming bestond, zou daar de Nijverheid
nog meer bloeien.
11. Vraag. Waaruit blijkt, dat onze
nijverheid bloeit
Antwoord. De bloei onzer nijverheid
blijkt uit de steeds klimmende cijfers van
onzen uitvoerhandel naar vreemde landen;
uit het feit dat in ons land het aantal
fcbrieken sedert 1877, toen het 2159 be-
droeg, gestegen is tot 4089 in het jaar
1895; uit het feit ook, dat het aantal
Moomwerktuigen sedert 1877 van 2775
vermeerderd is tot 4812 in 1895. Deze
nijverheid verspreidt zich meer en meer
over het geheele land. In tal van dorpen
Vestigt zij zich. Daar arbeidt zy dikwijls
in nauw vorband met den landbouw. Het
is dan ook niet waar, dat het platteland
ontvolkt wordt. De 21 volkrijkste ge
beenten buiten rekening gelaten, woonden
op 1 Jan. 1860 in de overige gemeenten
2.460.113 personen; en op 1 Jan. 1895
woonden in deze overige gemeenten
8.227.847 personen. In 25 jaren tijd is
glzoo in de kleinere gemeenten de bevol
king met bijna 800.000 zielen toegenomen.
Als men op dje wijs aan sommige inge- .S Vraag. Verdient het stelsel van
- JMacherming dan afkeuring
Antwoord. Een sterk toenemende be
volking door invoerrechten op graan te
dwingen om zich te beperken in haar
voedingsmiddelen hare nijverheid te be
dreigen mot berooving van vrijheid en
met belemmering barer buitenlundsche
betrekkingen; haar veeteelt en haar zui
velbereiding te benadeelen in het Noder-
landsche staatsbestuur de gewoonte te
bevorderen, dat men ten nadeele van het
algemeen om belastingen vraagt ten be
hoeve van de voordeeligheid van het
eigen bedrijf, dit' alles verdient af
keuring.
ran loden en begunstigen der werkinrichting
tot wering der Bedelary te Gouda, in het
gebouw der inrichting. Aan do orde was de
nkening en verantwoording van 1 April 1896
tot 31 Maart 1897. Desa rekening was gestold
in handen eenor commissie bestaande uit do
bh. Mr. Brouwer, H. J. Neder bont en E.
Kortenoever. Dese Commissie stelde voor, de
rekening onder dankbetuiging voor het ge
houden riebtig beheer goed te keuren, welk
voorstel met applaus door de vergadering word
ontvangen en goedgekeurd.
Aan de orde was nu de verkiezing van
Bestuurder», do hoer L. P. Hoogendgk werd
by acclamatie herkosen, in de plaats van den
heer W. J. Fortuyn Droogleever werd gekoaen
de heer G. C. Fortuyn Proogleever en in de
plaats van den heer A. H. van Dillen, de
heer G. A. Boutor.
De aftredende commissarissen de hb. A.
Dortland, H. J. Nederhorsl, J. M. Noothoven
van Goor, II. J. de Voogt en W. Begeer
werden by acclamatie herbenoemd, in de plaats
van den heer C. C. H. Prince word gehesen
de beer G. Prince en in de plaats van don
heer J. F. M. Temminck, werd gekozen do
beer G. J. de Jong G.Js.
By de opening herdacht do Voorzitter, de
heor G. 8 tra «er, de bh. W. J. Fortngn Droog-
leovor, C. C. H. Prince, J. F. M. Temminck
en A. H. van Dillen, dia voor de workvsr*
ooniging aooveel too goede hadden gedaan.
De heer Both gaf het beetuur in overweging
den verpleegden een andero kleediog ie ge«eu,
daar die welke ay no aan bobben, te alyf on
te siebtbaar is.
De beer Wartena wonschte bet bestuur ió
orerweging te geven om die personen wolke
dageljjks in do werkinrichting komen werken
zooveel te gevou, dat ook zy daarvan huishuur
kannen betalen.
Beide voorstellen zouden door bet bestuur
in overweging genomen worden.
Onze stadgenoot do heer J. IJpelaar Jz. te
Curasao, heeft 1 Mei mot gunstig gevolg
examen afgolegd met den term van byzon*-
der goed als 1ste machinist by de Kon.
Ned. Marine.
nscbaderyk
fi-vet,
ightid, klier-
zicht» en art-
u-roven en
{heid en ste-
wrzweringen,
en voeten,
luworm, enz<
ran onrein
f, in en op
lar.
er doos.
rijse voor-
15)
Id antwoord op haar brief had Elisabeth aan Clara
geschreven dat zy zich een geheel verkeerde voor
stelling van haar leven had gemaakt, dat zij zich
gelukkig en tevreden voelde in haar huiselyke om
geving, en zy bovendien de verzekering had dat
Johannes in al de bezwaren deelde, die haar, als
gehuwde vrouw, zich uit de werold hadden doen
terugtrekken.
Clara had echter een onverwachlen bondgenoot
gekregen in haar broeder Joseph. Deze was zelf ie
veel met hart en ziel artist, en te veel doordrongen
van het genie zijner zuster, om zich door het vernis
dat zy over haar woorden en daden trachtte te leg
gen, te laten verblinden. vAlo vriend van Johannes
kende hy diens heftig, naijverig on eenigszins
heerschzuohtig karakter; ook was hij de eenige die
de beweegredenen begrepen had, welke Elisabeth
'vóór haar verloving, onder voorwendsel eener keel
aandoening, voor een tijd van het tooneel afscheid
hadden doen nemen.
Wanneer Joseph zyn zuster bezocht, (en daar hy
fn dezelfde stad woonde, gebeurde dit biet zelden),
was hy menigmaal in de gelegenheid uit een enkel
los daarheen geworpen woerd, soms uit een blik of
e*n verzuchting af te leiden, wolk smartelyk ver
hangen haar kwelde. Hy had in dan beginne rich