«1.
i
I
den
IBM.
Maandag 33 Augustus 1897.
No. 7356.
ïlxt
J
Oppositie voeren.
FEUILLETON.
r
Bron
I
36ste Jaargang.
Inzending van Advertentiën tot 1 uur des midd.
- 8.20
-Gravunhage
{Wordt rervolgd.)
i
I
r-
enz.
post 1,45
- 1.90
- 8.00
n
8,
ITRONEN
De Uitgave dezer Courant geschiedt d a g e 1 ij k
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
De prijs per drie maanden is 1.25, franco per
post 1.70.
Afzonderlijke Nommers VIJF CENTEN.
van oppositie is een mooi
hij (lat altijd in den ernstigsten zin op. Onder de
andere gezichten waren er verscheiden die hem niet
zulk een weerzin inboezemden, maar hij verkeerde
voortdurend in het onaangenaam besef, een mikpunt
voor hun spotternijen te wespen. Het best nog schoot
hij op met de vrouw des huizes. Zij was de eenige
op de boerderij, aan wie hij zich niet ontzag nu en
dan te vragen wat hij niet wist of begreep.
«Wel vriend," vroeg hem, den eersten Zondag,
een heereboer, die van het doel van Nico’s komst
gehoord had; «ken je ’tond rscheid al tusschen een
zoetemelksche- en een karnemelksche koe De arme
jongen blooide tot over de ooren, half uit toorn,
half uit schaamte. Hij was zijn zaak niet genoeg
meester om behoorlijk van zich af te spreken, in
antwoord op die onheusehe plagerij. Hy wist wer
kelijk niet recht wat hij te denken had van genoemd
onderscheid, al voedde hij een sterk vermoeden, dat
het alleen bestond in den geest van meedoogenlooze
grappenmakers. Het duurde dan’ ook niet lang of
onder leiding van vrouw Raap, met meesten,
Luiken als vraagbaak op den achtergrond, had
hij zich vry wel op de hoogte gebracht van de hoofd
waarheden van veeteelt en zuivelbereiding. Hij wist
ten naastebij op welke leeftijd een kalf tot de waar
digheid van hokkeling opklimt en hoe lang een
vaars een vaars blijft; met welk doel een Noord-
Hollandsche borr in het najaar een stal met jong
vee opzet, en welke melkbeesten het meest op prijs
worden gesteld. Hij had wel gaarne willen melken,
maar dat werd hem niet toegestann hij moest zioh
tevreden stellen met de belofte van //bij zomerdag*
die kunst eerst op eene geit te mogen uitoefenen.
Meeder Raap betuigde weldra dat zij al «groot van
1. Het
rachtige
Zolder,
rleiding-,
rachtige
igericht
ENDE-
I.lll INIIII (lilBAfL
en Advertentieblad voor Gouda en Omstreken.
Het karnen bestudeerde hij ten huize van een van
de arbeiders Daar nam hij eenmaal op zich, zelf
te karnenmaar toen viel hot hom tegen dat dit
werk zoo langzaam ging. Eensdeels was het hem
onbegrypelyk, dat alleen door dit op- en neerslaan
van den karnstok de boter zich zou afscheiden an
derdeels keek hij bij iedere tien slagen of de zaak
nog niet vorderde, en had hij al zijn geduld noodig,
om trouw, minstens een uur achterom, op zijn post
te blijven. Daarna liet hij ’t zich aanleunon, dat
men hem afloste’t ging mot de kou niet vlug,
troostte men hem en goot nog wat warm water bij.
En weldra vormde zich het gele laagje op de opper
vlakteen Nico bleef staan kijken'hoe die er werd
afgenomen en daarna gewasschen, gehaard en gezou
ten. ’t Ging alles nog geheel toe op de oud-ouder-
wetsche maniervan Schwarze, De Lavallo of hunne
voorloopers wist destijds in West Friesland nog geen
boer als Klaas Raap mee te praten; hij had eens
een klokje booren luiden van een toestel waarmee
men zoete melk kon karnen, maar hij achtte dit eene
even ohzinnige aardigheid als die van de zoete- en
de karnemelksche koeien zelve. De vrouw brak
daarmede haar hoofd nog minder dan haar man zij
voorspelde Nico slechts den tijd, waarop het eerste
kalf zou geboren pordenbeloofde dan op biestkoa
ken te zullen trakteeren; en vertelde hoe het mot
»de keezen" eigenlijk alleen op het zouten eu bet
z/weteren" aankwam, en hoe haar man daarom de
hoogste markt maakte^ omdat zij dat zoo geregeld
zelve naliep.
hem ging houwen"zij waardeerde hem als een ge
willig handlanger, die nooit weigerde haar iets te
halen of iets na te dragen, mits er maar wat bij te
kyken of te leeren vielen die halve uren lang
geduldig naar haar kon staan luisteren, als zij de
kazen keerde en onderwijl vertelde hoe «begrootelijk"
het was v.m zeker roodbont koetje, dat eiken zomer,
weken lang, drie volle emmers melk gaf, over eenen
molshoop was gestruikeld, een poot had gebroken
en afgemaakt bad moeten worden. Het //keezen"
gaf niet veel bij winterdag, maar de weinige kaas
jes die er gemaakt werden, eischten even goed hunne
zorgen als de velen in Juni. Als moeder Raap, in
haar kraakzindelijk heiligdom, de grondstof hanteerde,
en met een kenstersoog, de juiste maat van stremsel
of, in een later stadium van bewerking, de juiste
maat van kleursel ingootals zij de wei uitkneedde
en de kaasstof met kracht in een kop perstteen
als daarna die kaasstof, schijnbaar reeds zoo smedig
tot één lichaam geworden, plotseling en onverwachts,
onder hare vaardige handen weder in een rulle,
kruimelige massa veranderde, die bij vernieuwde
kneding den lekkeren portel opleverde, dan stond
haar trawant vol aandacht die overgangen aan te
staren, te vergeefs beproevend het wonder van de
kaaswording geheel te doorgronden. Wel liet zij
het hem niet aan inlichting en ophelderingen ont
breken, maar die waren bem noch diep noch dui
delijk genoegen doorgaans liep het gesprek uit op
een naïeve vraag van zijne zijde: bijvoorbeeld of
zulke kazen nu mettertijd vanzelf zoo helderrood
werden als hij ze vaak te Ams'erdam gezien had?
ofwaarom er juist een kalfsmaag noodig was om
leb te bereiden?
Een groot bezwaar tegen eeuige meerdere ver
broedering met zyne tydelijke kameraden was hun
taal. Het meest stond hem die tegen in den mond
van baas Raap zelf. Den baas, zijn doopnaamgenoot
althans wat de afleiding aangaat mocht hij
maar volstrekt niet lijden. Klaas was bij lange na
niet dom, al was hij stug en plomp; integendeel,
Nico hield hem voor sluw. Klaas had, stil en kortaf
als hy doorgaans was, af en toe geestigheden, die
Nico niet begreep. Juist dat kon de jongen niet
verdragen in iemand dien'hij in beschaving zoo
verre zijn mindere achtteen nu wreekte hij zich
dnor hem te verdenken van allerlei geniepigheid en
kwade trouw, die inderdaad zoo ver niet gingen. In
Raap’s mond scheen hem de Noordhollandscho tong
val, met al zyn op geheimzinnig verse lillenden toon
uitgesproken «nou’s" en «hoor’s" en «wat-zou-et’s*,
een dieventaal, expres gemaakt om iederen oninge
wijde te verraden en teverkoopen. Wanneer de baas,
knipoogend en met nadruk, aan een buur, die «om
een kopje* kwam, vertelde dat op een of ander «een
vuile cent 'wonnen* was, dan verbeeldde onze Am-
sterdamsche volontair zich dat het verhaal de erger
lijkste oplichterij golden wanneer hy den boer dit
of dat hoorde vervloeken of verwenschen, dan vatte
zelf te blijven”, want het zijn anti-revo-
lutionairen (eene qualificatie, die hun qua
raadsleden misstaat), die aldus revolutionair
zich toonen. Ja, men legt zich neer bij
wat besloten is, maar onder voortdurend
protest. En wanneer straks misschien zal
waar Blijken wat men hoort verluiden, n.l.
dat de „oppositie” zwanger gaat van het
denkbeeld om een voorstel in te dienen
tot eene monsterachtige verhooging van
het schoolgeld aan de 2e openbare
burgerschool voor jongens, dan zal men
daarin (wij beweren niet, wij redeneeren
slechts in afwachting van wat komen zal)
een nieuw bewijs zijn, dat antirevolutionaire
raadsleden hun antirevolutionair karakter
toonen door een voorstel, dat nie^in
den vorm maar in de bedoeling slechts
heeten kan verzet tegen eene beslissing
van Ged. St., verzet zelfs tegen een be
slissing van de Kroon, die beiden hunne
uitspraken steunden op eene toepassing
der wet op het lag. ond. in den geest
dier .wet.
Waar blijven die heeren met hun eerbied
voor het gezag, dat volgens hunne anti
revolutionaire begrippen van God ge
geven is?
En zonder dat alles de minderheid
in onze Raad toont zich dikwijls de partij
van opzettelijk verzet. En lukt hun dat
niet daad werkelijk, eene voldoening geven
zij zich in de wijze van debatteeren.
Willen zij, die deze mannen hebben afge
vaardigd, hun mandatarissen goed leeren
kennen, wij raden hen aan niet alleen het
verslag der raadszittingen te lezen maar
de raadszittingen zelf bij te wonen. Zij
kunnen dan getuige zijn van de animosi
teit, waaraan zij bij voortduring in woord,
in toon, in houding uiting geven. Niet
allen inzonderheid echter de partij
mannen bij uitnemendheid. Leert hen
kennen, kiezers door hen te zien en te
hooren. Leert hen kennen maar dat
gaat niet in één keer hen leeren
kennen is hen niet meer willen
Wilt ge nog één sprekend staaltje, dat
zij eene partij dienen en niet hun eenig
doelwit is het gemeentebelang d i. uw
belang Herinnert u dan het hoog-ver-
waten schrijven van voor eenige weken
in „de Standaard,* om voor het oogenblik
homogeen verklarende, kunnen dan collec
tief hunne ontslag-aanvrage indienen, in
welk geval de Kroon die ontslag-aanvrage
niet eens altijd aanneemtof wel zij
kunnen, vertrouwende op de uitspraak der
kiezers, de Kroon adviseeren de Kamer
te ontbinden.
Geen dezer gebruiken zijn gangbaar ten
aanzien der plaatselijke regeering. Blijken
het optreden en de zienswijze van een
burgemeester heelemaal niet te strooken
met de wenschen van een Raad, dan kan
de burgemeester zijn ontslag aanvragen en
zal hem dat ook worden gegeven. Maar
het geval is bijna ondenkbaar, daar voor
stellen aan den Raad altijd uitgaan van
het college van B. en W. Ontmoet de
burgemeester dus in alles verzet bij den
Raad, dan zal hij dat verzet ook hebben
ontmoet bij de Wethouders, die door den
Raad gekozen zijn en daar de wethouders
altijd de meerderheid in het Dag. Bestuur
vormen, zal het den Burgemeester veelal
niet gelukken zijn zin door te drijven.
Evenwel, als man van beleid zal hij uit
zichzelf reeds zijn zin niet trachten door
te drijven. Want zijnde wethouders moreel
tegen hem opgewassen, dan zal hem dat
vergeefsehe moeite zijn; en heeft hij een
groot geestelijk overwicht over hen, dan
zal hui dat overwicht op den duur te
zwaar drukken en zullen* zij eenvoudig
hun mandaat neerleggen. Het geval kan
zich dan voordoen, dat niemand uit den
Raad te vinden is om eene plaats als
wethouder te vervullen. De burgemeester
is dan gedwongen heen te gaan, daar hier
geen beroep op de kiezers openstaat.
En doet zich het geval voor, dat de
wethouders, tegenover de overige raads
leden, met den burgemeester steeds een
stemmig zijn, ook dan zal niets tot
uitvoering kunnen komen, en zal het
conflict dus eindigen met wijzigingen in
het Dag. Bestuur, hetzij langs welken
wegmaar nooit met geforceerde wijzi
ging van den Raad, want deze is niet te
ontbinden.
Alles komt echter hierop neer, dat een
voortdurende strijd tusschen het Dag.
Bestuur eenerzijds en de Raad anderzijds
bijna onmogelijk is, en dan ook slechts
hoogst zelden voorkomt. De meerdere of
Het voeren
werk.
Het voeren van oppositie kan een vrucht
baar werk zijn.
Het hangt er maar van af door wie en
hóe het geschiedt.
Ook is oppositie niet overal aan hare
plaats en in een gemeenteraad in geen
geval. De geheele gemeentelijke bestuurs
inrichting levert daarvoor het bewijs zoodra
we die vergelijken met de bestuursin
richting voor het land. Waar sprake is
van verkiezingen voor de Wetgevende
Vergadering van het land, daar is niet
wel een ander criterium mogelijk dan dat
van der candidaten beginselen, die zij en
hunne kiezers bij de wetgeving willen
zien toegepast; beginselen waarnaar zij
het staatsbestuur willen hebben ingericht.
De wetgever heeft wel niet vastgesteld,
dat de geest, waarin de kiezers uitspraak
hebben gedaan overwegend zal wezen
zoowel bij de benoeming van eene nieuwe
Regeering door de Kroon, als bij het
antwoord op de vraag, of een eenmaal op
het kussen zittend bewindsman regeerings-
persoon kan big ven of nietmaar de
richting, waarin zich de meerderheid be
weegt, legt bij het doen der keuze toch
veel gewicht in de schaal. Is dus bij
eene verkiezing de oppositiepartij uit de
vorige regeeringsperiode meerderheid ge
worden, dan treedt de vorige Regeering
af om plaats te maken voor eene Re
geering van mannen, wier denkbeelden
overeenkomen met de rieuwe meerderheid.
En blijkt een daad van beteekenis, b. v.
de indiening van een belangrijk wets
ontwerp, niet de goedkeuring der Ver
tegenwoordiging te kunnen erlangen, dan
stelt de minister, van wiens departement
dat wetsontwerp is uitgegaan, zijn porte
feuille ter beschikking van de kroon. Ver
plicht is hij daartoe niet; maar aan blij ven
zou hem machteloos maken. Betreft de
materie van het wetsontwerp eene regeling,
eene toepassing van beginselen, waarvoor
het geheele Kabinet de verantwoordelijk
heid op zich neemt, dan zijn twee wegen
mogelijk. De ministers, zich op dat punt
ADVERTENTIEN worden geplaatst van
15 regels a 50 Centen; iedere regel meer
10 Centen. Groote letters worden berekend
naar plaatsruimte.
mindere instemming, die het beleid der
gemeentelijke overheid bij den Raad onder
vindt is niet de toetssteen voor het
antwoord op de vraag, of die overheid in
haar optreden wel de gevoelens uitdrukt
van de meerderheid der ingezetenen. Die
vraag is ten aanzien van het Dag. Bestuur
cener gemeente feitelijk onbestaanbaar,
daar B. en W. met den Raad gezamenlijk
regeeren, althans geroepen zijn gezamen
lijk te regeeren. Van eene oppositie in
de eigenlijke beteekenis kan dus in’ een
gemeenteraad geen sprake zijn, daar de
vergadering als geheel het stedelijk re-
geeringslichaam vormt. Er kan slechts
sprake zijn van eéne minderheid en eene
meerderheid, telkens ten opzichte van een
te behandelen zaak afzondorlijk. Waar
een goede geest voorzit, en waar eene
zuiver wettelijke vervulling van het ver
kregen mandaat steeds richtsnoer is, daar
kan van eene vaste meerderheid en minder
heid geen sprake zijn.
Hoe is het in dat opzicht in onzen
gemeenteraad gesteld
Hier heeft zich en het kan niet
anders zijn dan tot schade der gemeente
belangen wel eene oppositie als zoo
danig gevormd. Bijna altijd vormen dezelfde
leden de minderheid, en dat is een beden
kelijk verschijnsel. Toonen zij nog langer
het gevaar, dat daarin liggen kan, zelf
niet te zien, dan is het de plicht van alle
ingezetenen daarop te letten en die strem
ming voorde bevordering van het algemeen
belang te breken.
Welken plicht heeft de minderheid,
ondanks alle verschil van gevoelen, toch
steeds in de raadszaal ter vervulling?
Dezemede te werken tot het nemen van
besluiten in den geest der wetten, waar
van de voorstellen tot die besluiten de
uitvloeisels zijn. Dat is in onzen raad dik
wijls het geval niet. Wij herinneren alleen
aan de geschiedenis, die reeds is afge
speeld met de 2e openbare burger
school voor jongens En nog andere ge
vallen zijn daar als bewijzen, dat de
oppositie meermalen zoover gaat van te
ageeren tegen de wet, en niet het ver
mogen heeft in zooverre zichzelf te blijven,
dat men zich weet neer te leggen bij een
gevallen besluit. Wij zeggen: „nietzich-
8