UB 1M. IUIS. UNT PEil, 1700HDT, GUNNING GT, I BINNENLAND. ,T Pzn„ Nieuws- en Advertentieblad voor Gouda en Omstreken. Maandag 24 April 1899. No. 7871. 38ste Jaargang. Buitenlandse!) Overzicht. FEU1LLE1 O A. •i' sru.vvi; leedlng t 1 UIS. tarwebrood ichal iKIXG. ANNIBAL DE° VONDELING. Na*r het Fransch. door W. NUTTERS. 4 CENTEN. Verspreide Berichten. aan i een OF LATER 0 7ankum, 14. Telefoon No. 82. De Uitgave dezer Courant geschiedt dagelijks met uitzondering van Zon- en Feestdagen. De prijs per drie maanden is 1.25, franco per post 1.70. 4* Afzonderlijke Nommers V IJ F ide pryzen. alage. Dit No. bestaat uit Twee. Bladen, EERSTE BLAD. R 212. r, een Vaste Goederen, 1OUDA. in van K.G. >CHE drukken stand. 171 bureau dezer ernatioBtle Ten- ifcldery en Kook- len diploma Ver offers der ZeM- he:me nitspat- rk in’s 27 afb. Prys t de verschrik- ondeugd lydt te leenng, die izend van een »n bij hetVer- Neuinarkt 34, in het bedrag, i eiken boek- Gedenkschriften van een Gelukzoeker IllII IN I11: 1111 in\T Telefoon No. ADVERTENTIES worden ge laatst van 1—5 regels 5 50 Centen; iedere regel meer 10 Centen Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. I Inzending van Advertentiën tot 1 uur des midd. ters staan, vertegenwoordigen. „Rechters moeten niet gedwongen zijn hen te eerbiedigen, die zy veroordeelen, want de menigte geeft aan de rechters in minachting terug, wat de rechters in eerbied aan de beklaagden schenken”. vraagd te schryven terwijl hy dicteerde. Dreyfus was oen oogenblik verbaasdtoen begon het dictee. Nadat eenigo regels geschre ven waren, riep Du Paty„Gy beeft!” Dreyfus antwoorddeik heb ©enigszins koude vingers”. Nauwelijks had hy het schrijven hervat, of Du Paty riep: „In naam der wet, ik neem u gevangen." „Waarom?” vroeg Dreyfus, en het antwoord was: „Gij zyt een verrader.” De rapporteur over de revisie-kwestie by het Hof van cassatie, Ballot-Beaupré, moet aan zyn ambtgenooten verzekerd hebben dat het hem niet mogelijk is, zyn rapport don 27 dezer gereed te hebbenhet kan niet vóór 6 of 8 Mei klaar zijn. De uitspraak kan dan niet voor den 15en verwacht worden. Duitsciiland. Te Rosenthal by Gera, in Reuss-Schleiz, hebben zeven werklui het leven verloren bij het ontploffen van eon stoomketel in een papierfabriek. Het Fransche Hof van Cassatie is inver- eenigde zitting zeer lang vergaderd geweest. Van 12 tot 6 uur, en meü is zoo weinig tot eene conclusie gekomen, dat de bijeenkomst nog wordt voortgezet. De groote vraag was, of men de enquête zal heropenen of niet. Het schijnt reeds vast te staan, dat com mandant Freystfitter, in het begin der vol gende week zal worden gehoord. Ook spreekt men over het hooren van den oud-prefect van politie Lépine, die het proces van 1894 grootendeels bijwoonde, en over confronta ties tusschen generaal Roget en de getuigen Bertulus en Picquart, maar officieel is nog niets bekend en de zitting was strikt geheim. Het schynt wel vasj te staan, dat in geen geval de openbare behandeling nog deze maand zal beginnen. Cornély wijst er in den „Figaro” op, dat men dertig jaar geleden eens had moeten zeggen tot de toenmalige republikeinen, die scholden op de keizerlijke magistratuur en haar tirannie. „Gy zult erger doen dan zy gy zult over acht-en-twintig jaar burgers veroordeelen, die zich met meer dan 20 vêreenigd hebben met eenig politiek doel”. Dan zou de republikeinsche party dat laster en beleediging genoemd hebben. En nu Als vertegenwoordigen zestien francs boete geen martelaarschap voor gezeten lieden, vooral niet wanneer de wet Bérenger op de straf wordt toegepast, een wet ingesteld ten voordeele van jongens, van wie men denkt, dat zij berouw kunnen krijgen en zich weer opheffen, dat zulk een veroor- deeling mogelijk is, is het erge. Want de republiek doet in een huichel- achtigen schijn, wat het keizerrijk ten min ste openlijk en eerlyk deed. De leden van de Kamers heeft men niet vervolgd, omdat daarvoor nooit toestemming gegeven zou zijn, maar waar blijft dan de gelijkheid? En wat zijn die complotten gevaarlijk, die men onderdrukt met een voorwaardelijke boete van 16 francs Toch vindt Cornély ten slotte het in het geheel niet belachelijk. Want de eerbied voor de justitie verdwijnt daarmede. Wan neer het volk moet aanzien, dat het open baar ministerie zyn baret afzet voor zyn beklaagden en zegt: „Gij zyt de glorie van de Fransche letteren en wetenschap”, dan vraagt het wat zy, die daar voor hunrech- I Zeer tegenstrijdig luiden de berichten, welke van de Philippynen komen. Eener- zyds geruchten dat by de Amerikaansche bevelhebbers bericht is ontvangen, dat de Philippino’s wel willen onderhandelen. Maar daarnaast de mededeeling, dat de veldtocht tot dusver niets was dan een groot fiasco. Generaal Lawtoin, die seinde dat h\j 100.000 man noodig heeft, erkende, dat men verplicht is de reeds gewonnen landstreken weer prijs te geven. Maar het moest. In overeenstemming daarmede is het bericht dat de vrijwilligers weer naar huis wilden en zelfs weigerden te vechten. Te verwonderen is dat niet. By den aanvang van den oorlog was er een groote opwinding in vele deelen der Unie, en onder den invloed van een ontwakend patriotisme hebben destyds velen dienst ge nomen, in de meening dat het een korten oorlog op Cuba zou gelden. Maar dezulken is alles tegengevallen. De strijd, die gevoerd moet worden, is niet „de” oorlog; hy is verre van van kort en niet op het dichtst by de Vereenigde staten gelegen Cuba. Engelsche bladen raden daarom de Unie aan een koloniaal leger te vormen. Maar gelyk veelal is ook hier de raad goedkoop, maar de uitvoering moeilijk en kostbaar. Groote legers stampt men niet uit den grond behalve in tijden van groote geestdrift, en die bestaat natuurlijk niet, Het ergste is, dat de vrijwilligers, die voor een jaar hebben geteekend, binnenkort terug moeten, en dat schijnen er nog al veel te zyn, waarom nu reeds voor aanvulling der gelederen zal worden gezorgd. Een regiment van het staande leger is met drie lichte batterijen van San Francisco aan Manilla gezonden. By dezen tegenspoed komt nu nog, dat een Amerikaansche afdeeiing in een hinderlaag is gevallen. Men was uitgerukt tot ontzet van een 80 Spaansche gevangenen, onder wie drie officieren en twee priesters, die door 400 Philippino’s omsingeld waren. Maar in plaats van de Spanjaarden te bevrijden, geraakte men zelf in de handen van den vyand. Wat met de gevangenen is gebeurd weet niemand. Men heeft getracht gemeen schap met de Philippino’s te verkrijgen, maar slaagde daarin niet. i 50 en 55 55 60 L .65 1 75 3 90 100 65 75 Dit zeggende wierp de ongelukkige jongeling zijn vriend de portefeuille toe, welke deze haastig opende en de brieven tq voorschijn haalde, waarna hij ze naar volgorde rangschikte, totdat hij num mer ia vond. Toen hij het schrift met dat van een der an dere brieven vergeleek, ontsnapte hem onwillekeu rig een zucht Er was inderdaad geen twijfel mogelijk. Alhoewel de schrijfhand goed was na gemaakt, was het verschil toch duidelijk merk baar bij nauwlettende beschouwing. Derhalve," mompelde hij, geheel verslagen door deze plotselinge wending der zaak, op welke wen ding hij zich zoo weinig verwacht had, derhalve alles wat wij vandaag gedaan hebben heeft tot niets gediend dan hem het bereiken van zijn doel eene bekoorlijkheid te meer bij te zetten een spoorslag te meer om zonder omzien voort te gaan we hebben zijn ijver slechts aangevuurd door zyn wraakzucht gaande te maken.* Gedurende een korte poo» hecrschtc er doodsche stilte in het vertrek. 174) Thans rest me bepalen, bij h< bezitzijn der offer, het vr voorzien plan Hoort gij wel, arme burggraaf, deugniet van Ville d’Avray dortime speelpop van den baron Maubert verstaat gij in zijn volle kracht den zin dezer korte fraseGij hebt niet alle brieven Dat wil zeggen, dat ge nog even sterk in mijn macht aijt met uw Mathilda de Latour, dan ge ooit geweest zijt Dat wil zeggen, dat ik vreeselijker voor u ben dan ik ooit gedroomd had te zullen wor den mijn macht thans met zijn haat verme nigvuldigd, zal u gansch en al verpletteren, te niet doen, verteren Ik weet niet welk instinct mij aandreef u te wantrouwen. Het is mij onbekend welke goede engel mij nilEYFtS Écu tweede rechter van Dreyfus, Gallet, schynt geschokt te zyn in zür1 overtuiging van de onschuld van den vt4MVelde. De „Aprore” deed daarover gisteren een ver haal, waarvan de correspondent der „N.R. Ct?’ het een en ander seinde. De „Temps” heeft nu iemand naar den senator Chovet gezonden, wien Gallet zich op den dag na Henry’s zelfmoord tot vertrouwde zou heb ben gekozen. De senator antwoordde, dat hy ''inderdaad op bedoelden dag een gesprek met Gallet had gehad, maat dat hy het nuttig noch oorbaar achtte den inbond daar van aan de pers mede te deelen. Een ingenieur Dusuzeau, een kennis van Gallet, heeft verklaard, dat hy wel geen confidenties van dien kapitein ontvangen had, maar toch wist, dat Gallet twyfel aan Dreyfus’ schuld heeft Uitgesproken. Op een zeer geschikt oogenblik, nu het kalme verhaal, het helder betoog van overste Picquart onder de oogen van het publiek is gebracht, heeft die vervolgde oen brief aan den minister van oorlog gericht, waaraan Labori zeker niet geheel vreemd zal zyn en dien de Freycinet ter kennis van den mi nisterraad gebracht heeft. Ziehier volgens de ^Temps’’ van gister den inhoud van dien brief eenigszins uit voeriger dan de „N. R. C.” telegrafisch werd bericht Picquart wyst er op dat de kennisneming van de verhooren der strafkamer hem ver sterft heeft in zync overtuiging, dat er al lerlei streken en machinatiën (in één woord „gonseries”) tegen hem zyn uitgehaald, alle ten doel hebbendede taak te verydelffa, die hy zich na de ontvangst van het petit-bleu had gesteld. Alvorens nu voor zyn gewone en militaire rechters te verschijnen, vraagt Picquart den ministeu van oorlog een enquête te willen openen nopens de machinatiën, waaraan zich tegenover hem schuldig gemaakt hebben: generaal Gonse, overste du Paty de Clam, het personeel van het bureau van den in lichtingendienst en ieder ander, gedurende den tyd dat hy chef van genoemd bureau was en sinds dien. De Figaro geeft nog eens het facsimile van het borderel. Commandant Forzinetti die in 1894 directeur was van de gevangenis, ver telt in zyn getuigenis de gevangenneming van Dreyfus. Dreyfus had hem verklaard hoe hy was gearresteerd. Toen hy aan hot minis ter! kwam, had Du Paty de Clam hem ge- voor het nog slechts uw aahdacht te j het feit dat ge, trotsch het iy uw r brieven, de dupe zijt, het slacht- ri^nim van mijn welberaamd, alles en op alle gebeurlijkheden gewapend Gij hebt niet alle brieven! rggraaf, bedrogen - dortime speelpop HOOFDSTUK XIX. VIJFMAAL HONDERDDUIZRND FRANCS. Nog één weg staat mij open.» riep eensklaps de burggraaf, opspringende •Nog één middel ter ontkQming rest me een wanhopig middel, maar ik wil het beproeven, ik wil het beproeven.* •Spreek,* zeide de Salluces. »Als ik uagan dienst kan zijn hier ben ik beschik Qfer mij, al moest ons leven op ’t spel gezet word®» Werdt verwjgii.) nimmer weer ontmoeten. Ik maak van deze laatste gelegenheid dan ook nog gebruik, om u ernstig op de gevaren van ondankbaarheid te wijzen, verder om uw aandacht te bepalen bij het onzekere, bij het wisselvallige der aprdsche dingen en verder om u oprecht naar den duivel te wenschen.* Deze laatste zinsnede dient tevens als af scheidsgroet aan den graaf de Salluces Intusschen heb ik het genoegen natuurlijk zoo maar bil wijze van spreken u hartelijk de hand te drukken, Van der Grijp, of, indien ge dit liever ziet Uw toegenegen ex pleegvader Baron de Maubert. Salluces, na volbrachte lezing, hief het hoofd op en beschouwde zijn vriend. Deze lag, als wezenloos, onbewegelijk in zijn ruststoel. Een uitdrukking van diep medelijden vloog over zijn gelaat, terwijl hij zeide •Hij zal gelogen hebben om je te ergeren. In elk geval zou ik me zekerheid verschaffen. Het komt me zoo ongeloofelijk voor.* •Geen stroohalm,* prevelde Raphael, «geen hoop voor mij. Als hij dat zegt dan is het zoo Wek geen hoop op, het ia waarheid alles is zoo, als hij zegt.» •Ik zou toch eens kyken. De moeite is zoo heel groot niet »Ik wil niet zien, kijk gij maar. Ik heb zeker heid. Ik twijfel niet.* inblies op mijn hoede te zijn. Wel weet ik, dat ik u niet vertrouwde en op mijn hoede was Ik heb er geen berouw over. Dat wantrouwen vertegenwoordigt voor mij een som van een half millioen francs. Ik heb mijn voorzorgen genomen, toen het nog tijd was daarddor zegevier ik thans Ik heb een der brieven, de gevaarlijkste, de meest dubbelzinnige, die, waaruit men meteen weinig goeden wil alles maken kan wat men verlangt, gekopieerd, overgeschreven. Ik heb dat zoo nauwkeurig mogelijk gedaan, mijn nagemaakt schrift is bijna niet van het origi- neele te onderscheiden, neem uw portefeuille en overtuig u Want, beste Raphael, gij hebt het nageschre- vene, ik ’t origineel Verzeker u van de waarheid dezer mededee ling. Het kan u niet mogelijk vallen. Ge hadt de brieven genummerd, welnu, degene, die het numnfer 12 draagt, die is het Wat het oorspronkelijke brieije betreft, ik haast mij u kond te doen van wat ik voorne mens ben ermee uit te voeren. Zoodra deze brief geschreven zal zijn, en ik heb haast uitgesproken, dan begeef ik me op weg naar de woning van den hertog de Latour du Pic. Ik zal niet vertrekken, alvorens hij er in toestemt mij te ontvangen. Verder kan ik zonder veel gevaar voor misverstand het beloop der zaak zelfs wel aan een begrip als het uwe overlaten. Naar alle waarschijnlijkheid zullen we elkaar Een komisch incident ter audiëntie! Dat het geven van audiënties voor onze jonge Koningin vermoeiend is gedurende de dagen, dat zy in de hoofdstad verblyft, zal iedereen begrijpen. Vooral de audiëntie voor de militairen is eentonig. Gelukkig althans zoo verhaalt het „Centrum” dat verleden week Dinsdag een komisch geval H. M. den ganschen mor gen een glimlach op het gelaat deed honden en zy de lange ryen onzer landverdedigers opnieuw bekoorde door hare lieftalligheid. Men was genaderd tot het binnenleiden der officieren van een naburige stad. H. M. de Koningin, die iets zeggen wilde, geloofde door een valschen schyn van het licht eene onregelmatigheid in de uniform van een luitenant te ontdekken, en vroeg den officier, waarom de kraag van zyn uniform een andere kleur had dan die der overige heeren. De verblufte luitenant, zoo ineens aange sproken en die het gebrek had, dat hy de letter „1” niet kon zeggen, antwoordde, ze nuwachtig achter de Koningin in de hoogte wijzend: „Majesteit, dat doet het licht.” In plaats van licht, verstond de Koningin nicht, en door het wijzen van den luitenant, draaide Zy zich om naar de hofdame, die achter haar stond, en zei: „Zoo, zoo, myne lieve, bezondigt gij u aan de militaire voorschriften door uw neef zoo op te sieren?” Verbazing van de hofdame. „Niet waar

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1899 | | pagina 1