verij.
LISTEN,
R
I
or Gouda en Omstreken»
Nieuws- en Advertentieblad
Dinsdag 23 Mei 1899.
38ste Jaargang,
No. 7893.
Rijwielen,
oerlng.
ilED'W!
DA.
celijk
Bultenlandsch Overzicht.
jgbaar.
O
iten. 1
A.
3 100.
Hofleveranciers.
et
Gouda.
FEU ILLE ON
ANNIBAL DE VONDELING.
Maandag 22 en
liEWMSGEIIXG.
ri
CENTEN.
L
Ml
pige invrijheidstelling van zijn cliënt inge-
ziekt.
Wordt virvo^d.)
A
i-Bron,
'erdam
\foordreeht.
MD, Boskoop.
tdeualcr.
Waddinaveen.
Bodegraven,
erkerk a d.lJeeel.
noodig.
uk).
Tteninfj
rood»
tors.
Dit No. bestaat uit Twee Bladen.
EERSTE BLAD.
mt per stuk
iUM CARBIK,
JÖen/e.dM».
lleliaiillw),
n* van
in af 85.
3e,
1.01INIIE COURANT
Telefoon No. 89.
De Uitgave dezer Courant geschiedt dagelijks
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
De prijs per drie maanden is 1.25, franco per
post 1.70.
Afzonderlijke Nommers V IJ F
Gisteren morgen hebben de Fransche
brievenbestellers den arbeid hervat.
Telefoon No. 89
ADVERYENTIEN worden geplaatst van
1—5 regels a 50 Centen; iedere regel meer
10 Centen Groote letters worden berekend
naar plaatsruimte.
Inzending van Advertentiën tot 1 uur des midd.
recht en waarheid, pub’iceert de Figaro in
een dertiental kolommen het eerste deel van
kolonel Picquart’s memorandum aan de Ka
mer van inbeschuldigingstelling.
De kolonel weerlegt punt voor punt de
beschuldigingen welke tegen hem zyn ingé
bracht, maar wyst erop dat do instructie van
kapitein Tavenier niet voldoende licht heeft
verspreid. Terwyl voor den burgerleken
rechter van instructie (den heer Fabre) het
onderzoek contradictoir was, stond kapitein
Tavenier den beschuldigde slechte toe ie
antwoorden op de hem gestelde vragenhem
was verboden zelf vragen te doen en tal van
belangrijke documenten zyn eerst na de slui
ting van de instructie te zijner kennis ge
bracht. Bovendien heeft de kolonel eerst
by de instructie, door Tavenier kennis ge
kregen van de nieuwe feiten.
Daarom vraagt de kolonel een aanvullings-
instructie loopende o. a. over de volgende
punten: een contra-expertise van het wpetit-
bleu” met vergelijkingsstukken, die beslist
afkomstig zyn van majoor Schwarzkoppen,
confrontatie Van de generaals Gonse en
Roget over het radeeren op het „petit-bleu”
en een onderzoek naar den dader of de
daders daarvan; een verhoor van den agent
Guénée, en verder van een aantal redacteurs
van de Temps” over de betrouwbaarheid
van dezen agent en ten slotte een onder
vraging van Guénée en generaal Gonse om
trent de machinaties togen Picquart.
De advocaat van Picquart heeft bij den
procureur-generaal oen verzoek tot voorloo-
pige invrijheidstelling van zijn cliënt inge
diend.
De vredesconferentie wordt in de buiten-
landsche bladen druk besproken.
De leden van de conferentie zijn, naar de
correspondent van de „Frankfurter Zeitung”
verzekert, allen vol van het besef dat zij
noch den eeuwigen vrede, noch de ontwape
ning tot stand kunnen brengen, maar even
zeer stellen zy er een „point d’honneur” in
om in geen geval heen te gaan zonder een
resultaat. Doch daar zy wel vermoeden
altijd volgens bedoelden correspondent
dat er niet veel van een resultaat zal komen,
zoeken zij nu reeds een zondebok en dat zou
Duitschland zijn, dat prof. Von Stengel heeft
gezonden. Intusschen heeft deze laatste zich
tegenover den correspondent in zeer sympa-
thiseerende bewoordingen over de conferentie
uitgelaten.
Het is vooral op het stuk dep scheidsge
rechten, dat men zich moeite zal gevenvoor
namelijk de Russen spannen zich hier voor.
Maar naar luid van de laatste berichten zou
men ten dien opzichte toch niet meer kunnen
bereiken dan de instelling/ van facultatieve
.scheidsgerechten by grensgeschillen. Zoodat
dan de resultaten van de conferentie niet heel
veel verder zouden gaan dan verbetering van
de Conventie van Genève. H
Gedenkschrilten van een Gelukzoeker
Naar /iet Fransc/i.
DOOR W. NUTTERS.
Doch het blijft mogelyk dat het meevalt.
De correspondent van de „Frankfurter” wyst
namelyk op een punt dat inderdaad aandacht
verdient. De goede betrekkingen tot Rusland
zullen voor elk land zeker voor ’t vervolg
eenigszins afhankelijk zyn van de medewerking
tot het slagen der conferentie. En zoo zou het
dus kunnen zyn dat de deelnemers zich toe
schietelijker betoonen dan men wel verwacht.
De Duitsche gedelegeerden althans, zegt de
correspondent, zullen er op uit zyn om de
betrekkingen tot Rusland ten minste niet
slechter te maken.
Evenals de directeur van het Dépot ont
kent deze woorden gehoord te hebben, ont
kent de veroordeelde ze gesproken te hebben
„Ik heb de bedoelde woorden niet gezegd.
Ik heb overal myn onschuld uitgeschreeuwd.
Ik weet niet of de directeur van het Dépot
was onder de menscheh die op dezen dag
óm mjj heen waren.”
In het Engelsche Lagerhuis deelde minis
ter Chamberlain 'inede dat president Kruger
tot den Britschen agent te Pretoria de op
merking maakte dat er geen bewijs bestaat
dat de gevangen genomen samenzweerders
Britsche officieren zynin geen geval zou
geduld worden dat het incident de vriend
schappelijke betrekkingen zou verstoren.
Werder deelde de minister mede dat de
voorzitter van den „South African League”
openlijk in den naam van den bond elke
rechtstreeksche of indirecte ve’rbinding met
het aanwerven van personen voor welk doel
ook in eenige staat of kolonie heeft ontkend.
Het Huis is heden tot 31 Mei uiteengegaan.
Officieel wordt in Pretoria bekend gemaakt
dat president Kruger naar Bloemfontein
gaat, vergezeld door het lid van den Uit
voerenden Raad Wolmarans en den staats-
procureur mr. Smuts.
Het Volksraadbesluit, waarby het kies
recht wordt onttrokken aan de burgers wien
dit recht wegens bewezen diensten tydens
den inval van Jameson was toegekend, heeft
een slechten indruk gemaakt. Waarschijnlijk
zal getracht worden de zaak nogmaals in
behandeling te nemen.
>Voor ons, die gewoon zijn aan avonturen, aan
beweging, aan leven, aan het meest koortiachtig
leven, voor ons, die altijd menschen in wanhoop
om ons heen gewoon zijn te zien, is het hier niet
uit te houden, te midden van boeren, die niet
anders doen dan mestkarren af en aan rijden en
in den grond wroeten met schoppen en weet ik
wat nog meer. We moeten weg, Camisard. Houd
je bedaard, we gaan weg.”
>0, ik houd me altijd bedaard. Ik ben altijd
tevreden waar gij zijt Ik weet dat gij een man
zijt die zijns gelijke niet heeft.”
’Juist, gij weet dat, niet waar mijn vriend, gij
«Sedert langen tijd, heer baron
»Ik ben altijd 'tevreden over je geweest. Je
bent mij toegedaan, ik weet het. En je hebt je
niet over mij te beklagen gehad, en je zult je
nooit over mij beklagen. On het oogenblik heb
ik een nieuwe opdracht voor Je.”
«Ik luister.”
»Je weet waarom wij Parijs verlaten hebben
«Ongeveer.”
«De lucht werd daar wat schadelijk voor ons,
een beetje gevaarlijk.”
«Zeer gevaarlijk.”
«Het was noodig, dat wij voor eenigen tijd
spoorloos verdwenen.”
«Wat we dan ook gedaan hebben,” zeide de
reus grijnslachende.
«Precies, en zoo goed, dat geen mensch ter
wereld ons vinden kan.”
«Daar zou ik mijn kop onder verwedden,” zeide
Camisard, drinkende
doorsteken. De laatste was graaf Hektor de Sal-
luces. Midden op straat werd hij in de andere
wereld geholpen ha, havan boulevard des
Capucines naar de andere wereld, een déménage-
ment Joyeux, een 'prettige verhuizing I Ik wilde
dat mijn oor kon doordringen tot het verblijf van
eeuwige pijnWat zijn daar velen, die mij vloe
ken o, Camisard, wat is je meester daar ge
haat. Luister je wel naar me Drink, en wind
mij op, zet mij in vuur, schreeuw in mijn oud
oor, schiet revolvers af in mijn nabijheid, ik wil
hoor en, ik wil geluid hooren weg met de
eeuwige stilte.*
Camisard, half slapende, zette de flesch aan zijn
mond en dronk.
«Luister, kerel Ik bezit schatten. In dit huis
heb ik genoeg geld om heel dit dorp te koopen
en het af te branden. Maar ik wil meer hebben.
En ik kan hebben zooveel als ik wil. En ik wil
heel veel. Nieuwe plannen spogen me door het
hoofd. Nog een millioen francs zal ik vergaderen
Dan gaan we naar andere landen. Dan gaan we
reizen, en genieten van alles
Plotseling sloeg de baron een geheel anderen
toon aan, een zeer gemoedelijken toon.
«We moeten eens praten, Camisard. Jij bent
mijn vertrouwde, de eenige die' mij kent, en de
eenige op wien ik mij verlaat. Morgen gaan we
naar Parijs.”
«Zooveel te beter,” bromde de reus.
«Het bevalt ook jou hier niet erg in dit hol,
geloof ik
«Dameheer baron, het leven is hier niet bij
zonder prettig”
Thans heeft Dreyfas zelf gesproken in zake
zijn bekentenissen. In opdracht van het Hof
van Cassatie is hy ondervraagd over twee
punten, over de woorden door hem tot kapitein
Lebrun-Renault gesproken op den dag van
zyn degradatie en over zyn bekentenis tot
den directeur van het dépot.
De „Voltaire” deelt de antwoorden van den
veroordeelde op deze vragen mede.
Volgens kapitein Lebrun-Renault zou Drey
fus hebben gezegd„Als ik stukken had ge
geven zou het geweest zijn om er andere
belangryker documenten voor in de plaats
te krygen”.
Dreyfus antwoordde daarop dat de zin van
zyn woorden verkeerd was weergegeven. Hy
heeft het volgende of ten minste ongevepr
het volgende gezegd in een hakkelende al
leenspraak
„Ik ben onschuldig. Ik zal het volk myn
onschuld toeroepen. De minister weet dat
ik onschuldig ben. Hy heeft Du Paty de
Clam naar mij gezonden om my te vragen
of ik niet eenige onbelangryke stukken had
gegeven om er andere voor terug te kry
gen. Ik heb geantwoord: Neen; dat ik
volledig licht wilde, dat binnen twee'of drie
jaar myn onschuld erkend zou zyn.”
Men ziet hieruit dat de stellige ontkenning
van den veroordeelde waarop het juist aan
komt, merkwaardiger wyze door kapitein
Lebrun-Renault is vergeten. Daaruit is te
verklaren dat hy den dag van de degra
datie en den volgenden dag van een beken
tenis door Dreyfus niets wist, maar eerst drie
jaar later, toen hy de belangrijkste woorden
van den veroordeelde was „vergeten”, op
het denkbeeld kwam dat hij eigenlijk had
bekend.
De tweede vraag aan Dreyfus liep over de
woorden die hy, volgens een zyner bewakers,
gesproken zou hebben tot den directeur van
het Dépöt: „Wat myn schuld betreft; wel ik
ben schuldig, maar ik ben het niet alleen.
Binnen twee of drie jaar zal men de ande
ren kennen.
Frankrijk.
Max Régis is door het hof te Grenoble
vrijgesproken.
Er hebben nog eenige opstootjes plaats
gehad, maar er gebeurde niets ernstig».
De minister van onderwijs en schoonp kun
sten in Frankrijk de heer de Leygues, heeft
aan de commissie uit de Kamer te kennen
gegeven dat de regeering in beginsel vóór
het voorstel is om nationale eer tebewyzen
aan de nagedachtenis van de Balzac en an
dere groote mannen op het gebied van kunst
en wetenschap. Hy heeft zich echter de
vraag gesteld of het wel raadzaam is daar
toe tegelijkertijd voor een aantal over te
gaai en of men niet den wil van de over
ledenen zelven en van hun betrekkingen
omtrent de plaats waar zij rusten, behoort
te eerbiedigen. Persoonlijk is de minister
meer gestemd voor het denkbeeld die eer
bewijzen niet te doen bestaan in het over
brengen der lijkkisten, maar in het plaatsen
Verspreide Berichten.
IIHKYPUS
Toen de „Temos” een paar dagen geleden
de verklaringen van Andrade afdrukte, waarin
ook sprake was van een gesprek tusschen
generaal de Boisdeffre en prinses Mathilde
de prinses zou de Boisdeffre gezegd heb
ben: het is ongeloofelyk en onaannemelijk
dat keizer Wilhelm ooit brieven aan Dreyfus
geschreven heeft toen volgde dadelijk een
logenstraffing van de prinses.
Andrade heeft nu verzocht, voor het Hof
van cassatie met de prinses geconfronteerd
te worden.
Terwijl generaal Mercier, de minister van
oorlog in 1894/95 onder Dupuy, zich niet
ontziet in de Intransigeant te spreken over
het „syndicat de trahison” daardoor niet
bedoelende de verraders en hun helpers uit
den generalen staf, doch de verdedigers van
Uithoofde van het Pinksterfeest ver
schijnt de GOUD3CHE COURANT
Maandag NIET.
196)
Ik wil verderven en ongelukkig maken juist
degenen, die mij als hun redder beschouwenik
wil, dat degenen, die zich om mij zelfmoorden,
Maubert zegenen en Van der Grijp vloeken, opdat
ik lachefi kan over de domheid der bedrogenen,
die in de andere wereld geen rust zullen hebben,
als ze zien, dat die twee één zijn."
De baron schonk zich nogmaals in.
«Het is geen leven zoo,* ging hij voort. «Ik
wil geen rust. Rust is voor mij de hel niets
doen het vagevuur. Voort, naar Parijs, waar de
menschen hartstochten hebben, die ik kan aan
wenden en gebruiken tot tijdverdrijf, en waar de
lieden dom zijn, waar ik mij kan baden tot ver-
zadigens toe in onheil, dat ik over allen aanricht,
die mij genaken. Het is heerlijk een duivel te
zijn, de eenige manier om de hel tot een hemel
te maken. Negentien menschen hebben om mij
zichzelf verdronken, opgehangen vergiftigd ol door
schoten. Vier zijn om mij in tweegevechten om
gekomen. En allen waren ze jong en zouden nog
leven, maar ik ben op hun weg gekomen Elf
maal heb ik een dolk omgekocht om een hart te
«Een was er maar, die tot zijn ongeluk once
verblijfplaats in de neus kreeg.”
«Graaf de Salluces, niet waar, heer baron, de
vriend van
«Zwijg I Ja, de graaf de Salluces, dat uilskui
ken, die ezel.«
„Maar,« riep Camisard met een. akelig lachen,
„dat is gauw in orde gebracht.”
„Toch heb je in hem mij van een slaafschen
helper beroofd.”
«Tout de même, 'twas toch een prachtige stoot,
heer baron.»
„Meesterlijk, dat is waar.»
„Op de drukke boulevard des Capucines, mid
den in het gewoel, om elf uur in den avond, het
was een gewaagd stuk. Toch, een beweging, dood,
geen kik, omver viel hij als e’en blok hout
„Ik hernieuw de loftuitingen, die ik je toen al
heb toegezwaaid.»
„Zeer bedankt, heer baron.»
„En thans moeten we maar weer naar Parijs,
morgen den dag.»
„Uitmuntend.»
„Je begrijpt, dat baron Maubert of Van der
Grijp of Camisard nooit bestaan hebben
„Heel duidelijk.”
„Wij nemen beiden een anderen naam, een bui
tengewoon vreemden naam.»
„Dat spreekt
„Franschen zijn we volstrekt niet meer, weg
met de Franschen I”
„Heel goed.*
Inrichtingen welke gevaar, schade of
hinder kunnen veroorzaken.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
GOUDA
Gezien art. 8 der Wet, van den zn Juni 1875,
(Staatsblad no. 95);
Doen te weten
Dat zij vergunning hebben verleend aan Gebr.
J. en M. L. van Holst en hunne rechtverkrijgen
den, tot het uitbreiden hunner bakkerij in het
perceel aan de Nieuwe Haven, wijk N No 90,
kadastraal bekend sectie B No. 1978.
Gouda, den 20 Mei 1899.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
R. L. MARTENS.
De Secretaris,
BROUWER.