FAMILIE. 'EDE, U. EATER. Nieuws- en Advertentieblad voor Gouda en Omstreken. Elanden No. 7960. Woensdag 9 Augustus 1899. 38ste Jaargang. 1LGEZELSCHAP a Buitenlandse!) Overzicht. »e Verkooping MVERVERIJ istus 1899, AHD, HEIMER 8, Az. September 1899 FEUILLETON. AOIBAL DE VONDELING. I Inzending van Advertentiën tot 1 uur des midd. CENTEN. isscberlj BRINKLAN Zz. Lasten, ongeveer tenningen ten laste Fan at 1 Jan. 1900 te Amsterdim- dm. VERHAGEN, LRST. Telefoon No. M. De Uitgave dezer Courant geschiedt d a g e 1 ij k s met uitzondering van Zon- en Feestdagen. De prijs per drie maanden is f 1.25, franco per post 1.70. Afzonderlijke Nommers V IJ F n, naar het Fransch nice Desoignes. ^ettelschap en te Iers met den opgevoerd. LAATSEN: 2e Rang I. Rang 0.40. ITEN le Rang, 10 >aar aan het Zomer- S. KEISER, Korte emde ook per stuk), lijks geopend van CE MARKT. van i, 85 Centiaren, m van den Polder »oo geb. Jkvr. van LPPELLE, J. H. VAN ONGERBLOED. 5per jaar aan Jz., tot Kerstmis GOllkMIIE COANT Rotterdam. M. den Koning en. •UDA de Heer omen en verven van ■deroben, alsook alle 263) »Ik verdenk den markies Hektor de Chateau- dieu,” antwoordde Potard. De commissaris fronste op het hooren van dien aristocratischen naam zijn wenkbrauwen en zeide gestreng »Ik hoop, dat ge eenigen grond hebt voor uw verdenking, positivere gronden dan ik tot nog toe van u heb gehoord.” Zeker,” antwoordde dp meubelfabrikant, >ten- minste voor mij zijn ze gewichtig genoeg om mij met mijn vermoeden tot u te wenden. Als men moedwillig ze wil betwijfelen, dan kan dit heel wel, maar voor mij zijn ze voldoende.” En hij verhaalde zijn wedervaren met den jon gen markies, aanvangende met diens handelingen in het theatre de la Gaité. Toen hij zweeg bleef de commissaris hem in afwachtende houding aanstaren. Toen er niets meer scheen te zullen komen, vroeg de politie-beambte •Welnu, ga voort, mijnheer I” •Voortgaan? dat is alles.” >Is dat alles? Dan is alles bij elkaar memen. D A. te Waddiniveen [0. MOLENAAR, in het Café „Het looping, bevattende der 3 nader te elen, verdeeling der •naamste Verkoop- AUGUSTUS 1899, •krijgen ten Kantore Mr. I. MOLE- en,die ook verdere natiën verstrekt. No. ISO, ide, wel bewerkte, ite 1 van den Geerweg, nstejjnschen Polder, huizen, binnen de r het stoomen van nt enz. mz. worden naar da de geverfd. gestoomd of geverfd >r de gezondheid de hand drukken. Er zullen niet minder dan honderd getuigen gehoord worden. Gedurende de lezing van het rapport van d’Ormescheville (1894) blijft Dreyfus zeer kalm; hij houdt de handen saamgevouwen. Aller blikken blijven op hem gevestigd. Als om 9 uur 20 zijn verhoor begint, springt hij op, als door een veer in beweging gebracht. Na lezing van het rapport d’Ormescheville wordt overgegaan tot het afroepen van de namen der getuigen. Op dien vanEsterhazy volgt geen antwoord. De voorzitter leest de aanvullende lijst van getuigen voor. Cha- moin en Paléologue zullen niet als getuigen gehoord worden, omdat zij met een officieele opdracht belast zijn voor het onderzoek der geheime dossiers. De regeeringscommissaris zegt, dat het onderzoek der geheime dossiers nog vier da gen zal duren, hetgeen een geroep van o! in de zaal veroorzaakt. Na een korte schorsing geeft majoor Car rière te kennen, dat de afwezigheid van Esterhazy geen beletsel behoeft te zyn om verder te gaan met de terechtzitting. Over het voldoende der beweegredenen voor de afwezigheid van andere getuigen zal nader worden beslist. Ook du Paty de Clam heeft bij het afroepen van zijn naam niet geant woord. De voorzitter leest een beschikking voor, bepalende dat deze absenties geen re den zjjn om de zaak tot een andere zitting te verdagen. De voorzitter gaat hierop over tot het verhoor van den beklaagde. Op de eerste vraag antwoordt Dreyfus, dat hy nooit ge heime stukken aan een buitenlandsche mo gendheid heeft geleverd. „Ik ben onschuldig, zooals ik niet opgehouden heb vijf jaar lang te verklaren. Ik ben onschuldig, kolonel!” roept Dreyfus met tranen in de oogen uit „Gij ontkent dus,” zegt de Voorzitter. „Ja, kolonel!” roept Dreyfus nog eens luid. Beweging in de zaal. Het verhoor is zeer moeilijk te volgen. Dreyfus antwoordt dat hij enkel algemeene kennis heeft bezeten omtrent de hydropneu- matische rem, maar nooit heeft zien schie ten of manoeuvreeren met het kanon no. 120. In het algemeen ontkent Dreyfus alle hem ten laste gelegde feiten en zoo hij niet ont kent, zegt hij het zich niet te herinneren. De sergeant-deurwaarder houdt hem het bor derel voor en de voorzitter vraagt hem, of hij dit als van hem afkomstig erkent. Dreyfus ontkent ten sterkste de maker ervan te zijn. Hy erkent slechts driemaal naar Duitschland gegaan te zijn, maar gedurende zijn verblijf aldaar is hy nooit uitgegaan. Hjj ontkent Duitsche manoeuvres in de buurt van Mtthl- dalik begrijp niet hoe ge met zulke dwaasheden de politie lastig kunt komen vallen Verregaande eenvoudigheid. Er is in wat ge zooeven verteld hebt zelfs geen schijn van bewijsop uw gronden ben ik niet gerechtigd op te treden tegen dien markies. Ik kan u geen anderen raad geven dan om maar naar huis te gaan en op uw gemak de terugkomst van mejuffrouw uw dochter at te wachten. Ik geloof u te kunnen voorspellen, dat die terugkomst niet zoo heel lang zal uitblijven. •Ook meen ik wel te kunnen vóórspellen op welke wijze zij dan zal vertellen dat de zaak zich toegedragen heeft. Er is een dame gekomen, die haar voorstelde mee te gaan, zij heeft geweigerd, doch op het aandringen der dame toegegeven. Zij weet nog duidelijk dat ze in een rijtuig stapte, ze heeft de dame met den koetsier zien fluisteren dat komt er natuurlijk bij. Verder herinnert ze zich niets meer. Men heeft haar iets laten ruiken, en toen ze tot haar zelve kwam bevond ze zich in een prachtig salon, natuurlijk weet ze niet waar, en nog minder bij wien. Enfin, op die wijze zal ze u de zaak duidelijk maken. Het hooid is op haar leeftijd zoo vindingrijk, mijn heer! Ik zou u voorbeelden kunnen noemen, daar ge uw handen van verbazing over ineen zoudt slaan. Geloof me, uw dochter zal op den algemeenen regel geen uitzondering maken, vooral niet daar de omstandigheden zoo geheel overeen komen met wat wij bijna dagelijks onder de oogen krijgen Derhalve,* riep Potard, uitermate geërgerd door de woorden van den commissaris, „gij be- I schuldigt mijn dochter van de gemeenste mislei- hausen meegemaakt te hebben, of in 1886 een Fransch geweer aan een Duitschen dra- gonderofflcier te hebben laten zien. Hij heeft nooit onbescheiden vragen aan zyn kame raden gedaan. Hy is niet in 1884 naar Brussel geweest. Hy heeft geen intieme relaties gehad met een dame, wonende in de Rue Bizet. De voorzitter zegtIk bedoel niet een quaestie van moraliteitdie vrouw was een spion. Dreyfus antwoordt, dat hy aan haar werd voorgesteld door majoor Gendron, verbonden aan den inlichtingen dienst. Over deze dame zegt Dreyfus nog nader dat hy eerst in 1894 vernam, dat zy van spionnage verdacht werd. Majoor Gendron, die tot den inlichtingendienst behoorde, had dan toch die dame als zoodanig moeten kennen. Op bevel van den voorzitter wordt Dreyfus het dictée voorgelegd, dat du Paty de Clam hem opgaf. Hy bekykt het nauwkeurig en zegt: Zoo het schrift aan het begin een weinig meer uiteenloopend is dan aan het eind, dan is dit, omdat myn hand toen aan het schryven gewoon geraakt was. Op verzoek van den voorzitter verhaalt Dreyfus het bezoek, hem na zyn veroordee- ling gebracht door du Paty de Clam, die hem vroeg of hy geen onbeteekenende in lichtingen (aan Duitschland) had geleverd om er andere voor in de plaats te krygen „Neen, antwoordde ik toen, en ik voêgde erby, dat ben onschuldige niet veroordeeld mocht worden. Ik smeekte hem den minis ter van oorlog te vragen licht in deze zaak te ontsteken. Ook heb ik niet tot du Paty gezegd, sprekende van een buitenlandschen militairen attaché, dat ik dezen met een dolk de keel zou willen doorsteken. Ik heb ge vraagd laat men de buitenlandsche militaire attachés hooren en laat men hen het mes op de keel zetten om hen tot spreken te dwingen.” De voorzitter vraagt of op den dag der degradatie kapitein Lebrun-Renaud zich by Dreyfus bevond. Dreyfus antwoordt: „Ik geloof niet, dat ik eigenlyk gezegd tot hem gesproken heb. Wat ik zeide, was een soort van verbrokkelde alleenspraak. Ik wilde ten aanhoore „van iedereen myn onschuld uitschreeuwen. Ik zeideLebrun, ik wil myn onschuld uitroepen in het aangezicht van het volk.” De voorzitter vraagtHebt gy" niet gezegd: „De minister weet wel dat, als ik stukken geleverd heb Dreyfus„Neen. Zoo ik gesproken heb van den minister, die wist dat ik onschuldig was zinspeelde ik op een gesprek, dat ik met du Paty gehad heb.” ding die men zich denken kan „Ik beschuldig niet, ik vat de zaak op dezelve bij het licht mijner ervaring beschouwende en laat u volkomen vrij ze anders te begrijpen. Wees er evenwel zeker van, dat ik niet gerechtigd ben op te treden. Alleen zou ik pogingen kunnen doen om haar op te sporen. Daardoor zou zij door de heele stad bekend worden behalve dat zij na tuurlijk niet zou worden gevonden. De wereld gelooft altijd het ergste nog in sterker mate dan ik als man van ervaring uw dochter zou geheel haar goeden naarrt hebben verloren, ze moge schuldig zijn of niet. Begrijpt ge wel Geloof me, het is altijd het beste vuil linnengoed thuis uit te wasschen en niet voor het oog van heel de wereld. En nu het spijt me, maar ik heb waarlijk geen tijd meer om u langer te woord te staan. „Maar wat moet ik doen, mijnheer Al uw woorden hebben mij niet overtuigd, dat zij uit vrije verkiezing den een ot ander is gevolgd - ik ben er zeker van, dat men haar verleid heeft, meegelokt.» „Nu wilt ge dat ik bekend make, dat mejuf frouw Emilie Potard de ouderlijke woning verla ten heeft in gezelschap van een onbekend vrouws persoon Ziet ge daarin geen gevaar voor haar goeden naam Ik wel. Het beste zou zijn, dat ge eenig bewijs van uw vermoeden jegens die markies in handen zaagt te krijgen. En nu, goe den middag, heeren En de commissaris draaide hun den rug toe en zette zich aan het schrijven. Potard en Raphael vertrokken. Het proces-Dreyfus voor den Krygsraad te Rennes is gisteren begonnen. Om zeven uur ’s morgens beerschte vol strekte kalmte in de stad: slechts eenige levendigheid in de buurt van het lyceum. Meer dan 300 Fransche en buitenlandsche journalisten wonen het proces by. De zit tingzaal is uitstekend ingericht. Boven den krygsraad heeft men een Christusbeeld op gehangen. Als de deuren der zaal geopend worden, stormen de journalisten op gevaar af hun nek te breken, naar hun banken toe. Mrs. Demange en Laborie komen binnen met hun secretarissen. Casinrir-Perier zet zich tusschen de generaals Billot én Chanoine; de andere oud-ministers van oorlog, Zurlinden, Mefcier en Cavaignac zitten achter hen. Een deurwaarder kondigt het binnentreden van den krygsraad aan. De soldaten pre- senteeren het geweer. Kolonel Jouaust opent de terechtzitting en beveelt dat de beklaagde worde binnenge bracht. Aller blikken richten zich op kapitein Dreyfus, die binnentreedt, vergezeld van een officier van de gendarmerie. Hy draagt een nieuw artillerie-kapiteins-uniform, loopt met opgeheven hoofd, zonder ostentatie. Zyn haar is kort geknipt en zeer grys gewordenzyn gelaatstrekken zyn niet veel veranderd. Hy brengt het militair saluut en gaat zitten met den rug naar het publiek gekeerd. Op de vraag van den president noemt hy zyn naam en graad. Daarna doet de griffier voorlezing van het arrest van het Hof van cassatie. Eenige betoogingen met kretenleve het legerhebben plaats gehad by de aankomst der generaals. Overste Picquart werd toe gejuicht door zyn vrienden, waarop eenigen met geroep van hoe! hoe! antwoordden. In de zaal bevinden zich byna uitsluitend journalisten, getuigen en bevoorrechten, die krachtens byzondere vergunning zyn toege laten. Men merkt de aanwezigheid op van verscheidene teekenaars en fotografen. Naast den regeeringscommissaris majoor Carrière zit majoor Magence, die hem is toegevoegd. Voorts merkt men in de zaal de „dame t blanche” op, die te Parys alle terechtzittin gen betreffende en in verband staande met de Dreyfus-zaak heeft bygewoond. Gedurende de ondervraging van Dreyfus komt de weduwe Henry in de getuigenzaal. De daar aanwezigen groeten haar eerbiedig. De generaals Ganse, Mercier, Roget, bene vens een aantal andere officieren gaan haar Gedenkschriften van een Gelukzoeker or Naar het Fransch. door W. NUTTER. Telefoon No. M AD VERTEN TIEN worden geplaatst van 1—5 regels a 50 Centen; iedere regel meer 10 Centen. Groote letters Worden berekend naar plaatsruimte. De voorzitter„Waarom noemdet gy een tijdperk van drie jaren om te zeggen, dat uw onschuld aan het licht zou komen? Gy moest toch wenschen, dat dit veel eerder zou geschieden.” Dreyfus„Zoo ik drie jaren genoemd heb, dan was dit, omdat men weigerde dadelyk het licht te laten opgaan, omdat er bezwaren waren van buitenlandsche politiek en ik niet kon hopen dat de waarheid eerder dan na twee of drie jaren bekend zou kunnen worden.” Op vordering van den regeeringscommis saris, beslist de krygsraad met 5 tegen 2 stemmen, dat er vier dagen lang, gedurende het onderzoek van de geheime dossiers, zit ting zal worden gehouden met volstrekt ge sloten deuren. By het verlaten van het gebouw, loopt Dreyfus met fermen en zekeren stap. Hy draait het hoofd niet om. Onder het publiek, dat zeer nieuwsgierig is, ontstaat beweging, maar de soldaten hebben geen moeite, de orde te bewaren. Geen kreet wordt geslaakt, geen gebaar gemaakt. De troepen keeren onmiddeUyk naar de kazerne terug. De Neue Freie Presse verneemt, dat de reis van Delcassé naar Petersburg in verband staat met de pogingen tot toenadering tus- schen Duitschland en Frankryk. De Riks kanselier, prins Hohenlobe, heeft hierover met de Fransche regeering, gedurende zyn jongste verblyf te Parys, onderhandeld, en de Monar chie zou daaraan, volgens de N. fr. Pr. niet vreemd gebleven zyn. Ook het blad Le Lor- rain, dat in Metz verschijnt, bevat oen artikel waarin opnieuw over die toenadering wordt gesproken, ook in verband met deRussisch- Fransche alliantie. „In Frankrijk, zegt dit blad, rekent men niet te veel op de alliantie met Rusland. Men vindt den afstand tusschen Parys en Moskou te groot. En men gevoelt dat de belangen van Frankryk, vooral op handels- en koloniaal gebied, een overeenkomst met Duitschland noodzakelyk maken. Van zulk een overeenkomst verwacht men meer dan van een verbond met Rusland, dat op zoo diplomatieke wyze de ijdelheid van het Fransche volk, en het tydelyke isolement van Frankryk wist dienstbaar te maken aan eigen voordeel. „Het verbond met Rusland heeft Frankryk het vertrouwen en het gevoel van veiligheid teruggegeven, een verbond met Duitschland zal thans aan Frankryk opnieuw in materi- eelen zoowel als moreelen zin de voordeelen verzekeren, die het van de alliantie verwachtte, maar niet verkreeg.” En daarom zien velen in Frankrijk, naar „Emilie mij bedriegen riep Potard uit, op straat gekomen. „Louis, gij kent haar, gij hebt haar maanden lang gadegeslagen, gij wist hoe kinderlijk eenvoudig zij de geringste kleinigheid mij altyd toevertrouwde en die man gelooft, neen is er zeker van, dat zij mij bedriegt, dat zij ons om den tuin zal leiden met een leugenachtig verhaal, om haar val te verschoonen. O, men moet zelf al heel laag denken om niet meer aan deugd te kunnen gelooven „Hij liegt, mijnheer,” zeide Raphael met vuur, „mijn hart zegt mij dat hij liegt, dat al zijn so fismen onzin zijn, machtspreuken zonder slot of zin. Emilie is rein als een engel.” Het is immers te ongerijmd, aan te nemen dat zij een minnaar uit eigen beweging gevolgd is ik walg van dien commissaris, ik ver afschuw zijn wijze van redeneeren. Ik zou geen gelukkig oogenblik meer op de wereld beleven, als die man gelijk had Maar te veronderstellen dat hij gelijk kan hebben onteert het onschuldige kind reeds. Wij doen haar groot onrecht, als wij naar huis gaan en op ons gemak haar terugkomst afwachten. Wij moeten zoeken en wij moeten vinden.” •Juist, mijnheer Potard. Wat die kerel op dat politie-bureau denkt, of voorgeeft te denken, is van geen belang, mag ons van geen belang zijn en mag ons niet den moed doen verliezen. Wij kennen Emilie en weten, dat wat hij veronderstelt eenvoudig onmogelijk is. Nu valt mij nog iets in. Wij hebben zooeven den commissaris van onze wijk de zaak bloot gelegd. (Wordt vervolgd)

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1899 | | pagina 1