IA DUT EDA. aars. Meuws- en Advertentieblad voor Gouda en Omstreken» Maandag 28 Augustus 1899. No. 7976. 38ste Jaargang. IER 1899 igbaar. ■iHaa n Hofleveranciers 'j ii Zn., i-Bron, 'erdam. Bultenlandsch Overzicht- FEUILLETON. lietlenkschrilteD van een Gelukzoeker ANNIBAL DE VONDELING. CENTEN. VIJF Inzending van Advertentiën tot 1 uur des midd. .chl. dat hij, lltllillllli:), 1’ van TE BESPAN- )VEE en aan- tening •ooda ,ers> rersterkenSe I Heer £t. ÜOIIBSCHE COURANT Boskoop. YWatCT. Vaddinxveen. 'odegraven. 'cerk a d. IJsel Haastrecht, I. Schoonhoven verbonden waswant Bertillon was nooit experthij werd tot schriftkundige geïmpro viseerd, voor rekening van het ministerie van oorlog (algemeen gelach). De getuige wijst vooral op de haast, die Gonse maakte, om het resultaat van zijn onderzoek te kennen. Gobert drong er toen bij Gonse op aan, om den naam van den verdachten persoon te kennen, want hij wilde niet iemand be schuldigen, onder het masker der anonymiteit. De krijgsraad luistert zeer oplettend naar de uiteenzetting van Gobert’s onderzoek van het borderel. De expert wijst er op, dat het schrift van het borderel met zeer loopende hand ge schreven en volkomen natuurlijk is, en niet den minsten indruk maakt van gecalqueerd te zijn. Het schrift heeft bovendien een karakter van onleesbaarheid, dat het schrift van het borderel onderscheidt van dat van Dreyfus, dat altoos zeer leesbaar is, zelfs wanneer het zeer vlug geschreven is. Gobert vroeg toen om een enveloppe, om een schriftproeve te hebben, waarop meer rustig schrift voorkomt, want men schrijft een adres gewoonljjk rustiger. Doch de en veloppe werd hem geweigerd, want men wilde niet, dat hij den naam van den geadresseerde weten zou. Getuige verhaalt dan hoe hij uit een conduite-rapport van den beschuldigde, waaruit men alleen den naam „Dreyfus” en zyn voornaam had weggeknipt, den naam den verdachte had gevonden eii hij kon zich toen het genoegen schenken aan Gonse den naam te noemen van den officier, dien men in hechtenis wilde nemen. (Algemeen gelach). Gobert herkent het borderel dat hem wordt voorgelegd. Hy maakt enkele graphologi- sche opmerkingen over het schrift van het borderel en dat van Dreyfus en over het gebruikte papier. Er ontstaat een discussie tusschen gene raal Gonse en Gobert over het uur, waarop het borderel aan Gobert overhandigd werd. Gonse geeft een andere lezing van de per sonen, die tegenwoordig waren toen Gobert het borderel ontving. Als Gonse een toespeling maakt op de wetenschap die Gobert bezat tengevolge van z(jn betrekking als expert aan de Fransche bénk, protesteert Gobert krachtig tegen deze insinuaties van Gonse, zeggende, dat er geen woord waar is van zijn beweringen. Kolonel d’Aboville zegt, dat hy Gobert nooit heeft gezien voor heden. Indien de herinneringen van Gobert op dit punt even juist zyn, zal de krijgsraad moeten oordeelen (afkeurend gemompel). Dreyfus verklaart, nooit tot de Fransche Bank in betrekking te hebben gestaan, of iets met dit lichaam te doen te hebben gehad. Vervolgens wordt Bertillon gehoord. Hy treedt binnen, gevolgd door vier man en een korporaal, die groote portefeuilles en borden dragen, wat den lachlust opwekt. Dit alles wordt neergezet naast de getuigen bank. Reeds de eerste woorden van Bertillon wek ken den spot van het publiek op. De president noodigt, met een handbeweging de aanwezigen uit, stil te zijn. Bertillon legt zyn getuigenverklaring af met eentonige stem. Men zou zeggen, een scholier die met moeite een lange van buiten geleerde les opzegt. Hy zegt, dat zyn uiteen zettingen wel niet begrepen zullen worden dan door enkele weinige intellectueelen. Hy verklaart, dat de beklaagde, door het schrift van het borderel heeft willen vast stellen, als hy gepakt werd, dat hy het slacht offer van een machinatie was, wat de crimi nalisten noemeneen alibi van vervolging. (Gelach). „Het borderel is een stuk vol kunstgrepen door den beklaagde gemaakt”. Daarna poogt hy uiteen te zetten, waarom de beschuldigde niet zync toevlucht genomen heeft tot het loopend navolgen van Esterhazy’s schrift, wat een veel te langen oefeningstyd zou vereischt hebben; daarom vond hy het beter het schrift te calqueeren, waardoor het beter te simuleeren was. De aanblik dien de zaal biedt, is allerzonder lingst. Bertillon nadert steeds meer de leden van den krygsraad en wyst met den vinger den president en den leden enkele bijzonder heden aan. Demange en Labori naderen eveneens en de leden van den krygraad komen langzamer hand allen achter president Jouaust staan. Alleen Carrière bljjft op zyn plaats zitten en bepaalt zich er toe, de verklaringen van Bertillon te volgen op een afdruk, die hem overhandigd is. Om zyn uiteenzettingen begrijpelijker te maken, deelt Bertillon talryke photographieën uit. Eensklaps roept hy „Wij staan wel tegenover een zeer kunstig ineengezet stuk Tijdens de verklaringen van Bertillon geeft Dreyfus herhaaldelyk blijken van verbazing. Labori geeft by het betoog van het op elkander leggen van twee schriftregels, op ironische wijze zyn verwondering te kennen. Bertillon zegt, dat hy tot grondslag voor zyn betoog de rapporten van de experts van 1894 neemt, voornamelijk dat van Charavay. Hy vergelijkt verschillende woorden van het bordereau met andere woorden uit de stukken Uit Rennes van gisteren de volgende be richten. De opening der zitting bood niets byzondqrs. Volgens de gewoonte geeft ieder zyn slok of parapluie aan de vestiaire af, zonder daar toe uitgenoodigd te worden. De regeling van den dienst is zeer gemakkelijk en het publiek zeer geleidelijk. De zitting wordt te 6.35 geopend. Carrière deelt mede van Du Paty de Clam een medisch getuigschrift ontvangen te hebben waaruit blykt, dat het voor hem onmogelyk is zich te verplaatsen. Mevrouw Du Paty schreef voorts aan Carrière een brief, waarin zij hem een ge schreven vervolg op de verklaringen van haar man aanbiedt. Het medisch getuigschrift omtrent den ge zondheidstoestand van Du Paty wordt voor gelezen. Labori vraagt, dat geneesheeren zullen worden aangewezen, om officieel omtrent den gezondheidstoestand van Du Paty verslag te geven. De president antwoordt dat hy het ont vangen getuigschrift voldqende acht. (Be weging.) Rowland Strong, correspondent van den „Observer,” van de „St. James’s Gazette,” en van de „Newyork Times,” deelt zyn inter views met Ésterhazy mede. Hij verklaart, dat by het onderhoud in October 1898 Ésterhazy niet zeide, de schry- ver van het borderel te zyn. Hy vertelde toen wel, dat als bewys van Dreyfis’ schuld de generale staf 153 stukken bezat. Strong spreekt over de belofte van mevr. Beer, de directrice van de „Observer,” aan aan Ésterhazy 500 te zullen betalen, in ruil voor enkele stukken, die de commandant zeide in zyn bezit te hebben, en voor de ge schreven bekentenis, dat hy de schryver van het borderel was. Strong verhaalt dan, onder welke omstan digheden de onderhandelingen tusschen mevr. Beer en Ésterhazy mislukten, ten gevolge der overdreven eischen van Ésterhazy die het geld wilde ontvangen, zonder iets gele verd te hebben. Hy vertelt dan, hoe Ester- hazy zich weder met mevrouw Beer ver zoende, en hoe het blad de eerste artikelen van den commandant opnam. Na die publicatie heeft Strong Ésterhazy niet meer gezien. Hy wyst op de bekentenis van Ésterhazy, dat hy het borderel geschreven heeft. Strong voegt er by, dat Ésterhazy verklaarde: de stukken in het borderel genoemd, werden wel door Dreyfus aan Duitschland geleverd. OF Naar het Fransch. door W. NUTTER. relefoon No. 92. De Uitgave dezer Courant geschiedt d a g e 1 ij k s met uitzondering van Zon- en Feestdagen. De prijs per drie maanden is 1.25, traneo per post 1.70. Afzonderlijke Nommers Hij weet geen weg met al dat geld. Hij is te bang om aan de bankbiljetten van hooge waarde te komen. Hij is met zijn fortuin verlegen. Wat mij betreft, ik heb gezworen hem terug te vinden. Carillon heeft dien eed voor zich even- eens gedaan en we zullen hem houden. Maar intusschen moet men leven. Wij doen dat zoo goed als we kunnen, en bezigen allerlei middelen, even vernuftig als nieuw. Jacob Ismael, van der Grijp, baron Maubert is thans veranderd in Jacques Aubry, oudgediende. Als ik spreek van veranderd, bedoel ik alleen maar den naam Wat de hoedanigheden betreft, ben ik nog precies dezelfde, meer dan ooit beslo ten tot alles De baron zweeg. HOOFDSTUK V. DE FAMILIE-PAPIEREN. Raphael hoorde dit verhaal zwijgend aan. Het verhaal had allen schijn van waarheid. Ook was het voor hem van geen belang, zekerheid te heb ben omtrent de betrouwbaarheid van des barons woorden. «Thans,” ging deze voort na een lange pauze, »nu ik je zekere zaken die je vreemd moesten toeschijnen heb opgehelderd, zal ik overgaan tot dingen waar je meer persoonlijk belang bij hebt, en ik verzeker je geen gering belang Gij hebt, mij niet behandeld zoo het behoort. Wie steekt zijn ex-pleegvader met messen Maar niettemin blijf ik belang in je stellen. Wordt vervolgd). Voorlezing wordt gedaan van de getuigen verklaring van Weil, die Ésterhazy in 1878 by den informatiedienst heeft gekend. Reeds toen was zyn financieele toestand zeer slecht. In zyn verlegenheid vroeg Ésterhazy aan iedereen om financieele hulp, zelf aan den opperrabyn van Frankryk. Weil verklaart, dat het schrift van het borderel dat van Ésterhazy is. Hy haalt vervolgens een uiting van Ésterhazy aan, in 1894 gebruikt. In dat jaar moet Ésterhazy reeds gezegd hebben, dat Dreyfus onschuldig was, doch wel veroordeeld zou worden, omdat hy een jood is. De getuige kan zich niet uitspreken ov'êr de vraag of Ésterhazy al dan niet verraad heeft gepleegd. Gobert, expert van de Fransche Bank, deelt mede, dat hy in 1894 had opgemerkt, dat het schrift van het borderel niet dat van Dreyfus was. Hy sprak daar toen over met generaal Gonse. Hij protesteert krachtig tegen de qualificatie van „verdacht expert”, die op hem is toe gepast. Zichtbaar bewogen zegt hy, zich tot Dreyfus wendend„Maar ik heb geen recht my te beklagen, vooral niet als ik den ongelukkige aanzie, die daar zit(Langdurige beweging.) Gobert zegt, dat van dat oogenblik af het schriftonderzoek werd toevertrouwd aan Ber tillon, die reeds na eenige uren het borderel aan Dreyfus toeschreef. Gobert voegt er by, dat zyn opmerkingen over het borderel zyn uitgekomen, aange zien Ésterhazy bekend heeft dat hy de schryver er van is. (Beweging.) Hu ver zoekt den leden van den krygsraad over te gaan tot het vergelyken van het borderel met brieven van Ésterhazy. Hy spreekt over het geruit mailpapier van het borderel, dat in den handel weinig voorkomt en waarvan Ésterhazy zich bediende. Hy voegt er by dat de datum van het borderel vastgesteld dient te worden op 24 Juli 1894. Gobert vertelt Verder, dat hy over het bor derel verschillende besprekingen had met Mercier, Boisdeffre en Gonse. Reeds by een oppervlakkige beschouwing had hy ontdekt, dat het schrift van het bor derel niet dat van Dreyfus kon zyn. Hy dacht er over het borderel te laten photographeeren door de photografen van het ministerie van oorlog, maar Gonse weigerde, zeggende, dat den volgenden morgen heel Parys het bor derel zou kennen. Gobert zegt dat hy deze uiting nogal merk waardig vond. Hy dacht er toen over het borderel te laten photographeeren op het atelier van de prefectuur, waaraan Bertillon als photograaf dan sta ik voor niets in.” Ik zweeg en wierp een blik op Carillon. Ik. zag, dat hij mij sterk aankeek, in zijn blik las ik, dat hij myn beweging begrepen had, dat hij zeer goed begreep wat er in mij omging. Toen wij elkaar een poos hadden aangezien, maakte hij met de hand een beweging. Dat ge baar zeide even duidelijk als een redevoering «Pas op!” En ik besloot op te passen. Want Carillon kon even goed en beter nog mij in onaangename aanraking brengen met de justitie, dan ik hem. «Hoe is het. vriend Carillon,” zeide de Mau bert, zich eensklaps tot deze wendende, verstond ik je goed Volkomen,” antwoordde Carillon. »We ver stonden elkaar uitermate.” »Voeg hierbij dat ik zeer goed zag, dat hij het koffertje niet bij zich had. Liet ik hem in bewaring nemen, dan zou hij eerstens uit wraak mij evenzoo in handen van de justitie brengen, en verder misschien nooit eenige aanwijzing om trent mijne bezitting krijgen. Kortom, ik nam het besluit om voorloopig maar te zwijgen En daar de dokter mij het spreken verboden had, geen ondervraging toeliet, viel het mij in het eerst niet zoo moeilijk om te zwijgen. De dag ging voorbij, de nacht evenzoo. Ik sliep dien nacht nog al rustig, en des an deren daags verklaarde de dokter het grootste gevaar geweken en stond toe, dat men mij on dervroeg. Ik dischte een verhaal op, dat er geheel op was berekend om de justitie op een dwaalspoor te brengen. Wat Carillon betreft, er waren zware vermoedens omtrent hem gerezen, maar deze ver dwenen toen ik voorgaf dat hij in mijn dienst was en dat hij, evenals ik, door de dieven, die mij volkomen onbekend waren, gewond was ge worden Gij begrijpt, dat mijn grootste verlangen was, dat de justitie wat minder levendig was in hare belangstelling jegens mij De justitie begon haar onderzoek met geheel onjuiste aanwijzingen, die zij niet anders kon dan als de juiste beschouwen. Het is dus duidelijk, dat zij niets vond en niets vinden kon. Carillon en ik bleven waar we waren onder behandeling van den dokter. De bekwaamheid van dezen man der wetenschap hielp er ons binnen weinig tijd weer heelemaal boven op. Zoodra wij beiden hersteld waren, keerden wij terug naar Parijs. a Gij begrijpt, dat dit niet onder de vroolijkste omstandigheden was In één nacht was de vrucht van vijftien jaren arbeid mij ontroofd Ik geloof dat menigeen in mijn plaats allen moed verloren zou hebben. Maar ik, ik laat mij door niets terugslaan. Vpl moed, driester dan ooit besloot ik opnieuw te beginnen, met nieuwe energie. Mijn vermogen is in handen van mijn schurk- achtigen knecht Camisard. Ik geef evenwel de hoop niet op, het nog een maal in handen te krijgen. Ik ken den schurk. Telefoon No. 82 ADVERTENTIEN worden geplaatst van 1—5 regels a 50 Centen; iedere regel meer 10 Centen. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Op een matras, in een hoek der kamer, lag Carillon men had hem op den weg gevonden, hem bij mij binnengebracht en hem met dezelfde zorgvuldigheid verpleegd. Ongeveer op hetzelfde oogenblik herkregen wij beiden het bewustzijn. Het eerste wat mij voor den geest kwam was, dat ik bestolen was geworden den afgeloopen nacht, dat men mij letterlijk alles was ontrootd. Het koffertje bevatte achtmaal honderdduizend francs, zijnde al mijn bezitting, de opbrengst van mijn huis met inboedel in rue Meslay er onder begrepen. Verder herinnerde ik mij mijn onder houd met mijn ex-pleegzoon Raphael. Toen ik Carillon zag wilde ik overeind, ik wilde uitroepen «Daar is de diet en de moordenaaar, bindt hem, voert hem weg en hangt hem op Maar de dokter, ziende dat ik mij inspande, zeide met zachte stem «Alleen als ge u bedaard houdt mynheer, kan het nog goed afloopen. Als ge u opwindt of in spant, dan begint uw wond weer te bloeden en

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1899 | | pagina 1