11
CIS.
TO,
1
School
1
J
il
laolie.
IH
-I
I
Bl
No. 7981.
I
KEWISGEVIXG.
Builenlandscii Overzicht.
t
linistratie,
straal 49.
her 1899.
chat
RING.
Gouda.
Hl
FEUILLETON
é-Deeft.
Zaterdag 2.September 1899. 38ste Jaargang.
ININ LOHMAN,
Tweede Kamer.
TO
Inzending van Advertentiën tot 1 uur des midd.
le Ktudle van
y
Ge hebt dan uw
IF LATER
«MAM Zu.
afi
(.-jMii-i - -1 -tt
I
mr derHaagsche
it de Heereu:
i, lid der Tweede
ndelaar, ladder
en Fabrieken te
1 tot 5 uur.
ZONDAGS
irlge cur sue
15 jaar.
ipleliUng voor
Irlejarige (zie
'namens (Leer
de Oemeente-
eerings-departe-
ng.
an bovenstaand
isdags enZater-
/84 uur.
Singel 71 de
en.
tie
B. S. en Gymn.
„Hy richtte tot my
fers der Zelf-
e:.me uitepat-
11’8
27 aft. Prp.
de verechrik-
mdeu^d Ijjdt
s leering, die
send van een
i by het Ver-
J earn ar kt 34,
i het bedrag,
eiken boek-
om
el, denk ik I*
Wees zoo goed het mij
u bij den voor-
«Gij gebiedt," zeide de jonkman kortaf, «wat,
>K iV anzLmi ta <1a.n rGn fp nshnnrrnmpn,"
«Dus ge komt hier niet met veel pleizier
recht din beleefd. Maar, ik heb
1 en <|at is alles
mij hier te^ bevinden
De BURGEMEESTER van Gouda, brengt bij
deze ter kennis van de belanghebbenden, dat door
den Heer Directeur der Directe Belastingen enz.
te Rotterdam op den 3 oen Augustus 1Ö99 execu
toir is verklaard
Het Kohier No 1 van de belasting op bedrijfs-
en andere inkomsten van de gemeente Gouda,
over het belastingjaar 1899/1900.
Dat voormeld Kohier ter invordering is gesteld
in handen van den Heer Ontvanger, dat ieder
die daarop voorkomt, verplicht is zijnen aanslag
op den bij de Wet bepaalden voet te voldoen,
en dat heden ingaat de termijn van Zes Weken
binnen welke de reclames behooren te worden
ingediend.
Gouda, 31 Augustus 1899.
De Burgemeester voornoemd,
R. L. MARTENS.
De geheime zitting van den krygsraad te
Rennes eindigde gisteren om 9 uur. Om half-
tien wordt de openbare zitting geopend. Er is
een groote toeloop. De bewaking in de zaal
is «eer streng. Gendarmes en agenten van
de veiligheidsdienst kyken de toegangskaarten
zorgvuldig na.
Nauwelijks heeft Dreyfus plaats genomen
of de president geeft last kapitein Lebrun-
Renault binnen te leiden. Een beweging
van nieuwsgierigheid ontstaat. Lebrun-Renault
verschijnt aanstonds aan het getuigenhekje,
salueert, legt zyn pet met kort gebaar op
tafel en wacht tot de president hem onder
vragen zal.
De president zegtU is den 5en Januari
1895, bij de degradatie van den beschuldigde
belast geweest, hem te gaan halen aan
de Cherche-Midi en hem te brengen in de
krijgsschool, waar hy eenige oogenblikken
gebleven is. Vertel den krijgsraad wat er
gebeurd is.
Lebrun-Renault vertelt dan. Hij kreeg last
Dreyfus tot zyn degradatie te bewaken. Deze
begon met zijn onschuld te betuigen. Met
zijn vermogen, zeide hij, had hy geen belang
om het land te verraden. En hy zeide„ik
ben onschuldig. In drie jaar zal men myn
onschuld erkennen. De minister weet het.
Hy heeft het my een paar dagen geleden in
mijn cel door du Paty laten zeggen. Hy
weet dat, als ik aan Duitschland stukken
heb geleverd, het was om er andere van meer
belang voor te krygen.”
Kapitein Attel, vervolgt de getuige, was
er by toen hem die verklaring gedaan werd.
Gedenkschriften ven een Gelukzoeker
AOIBAL DE°VOÏÏDELIÏÏG.
Naar het Franseh.
dook W. NUTTER.
e hid een algeheele ver-
ïkomen.
toon ge-
‘t een
Maar het meest in het
1. Deze prijkte met een
spijzen en niet minder
bij deze laatste tenminste
flesschen, die ze inhiel-
Zoodra men Dreyfus voor de executie-parade
kwam halen, bracht hy (Lebrun-Renault) die
woorden van Dreyfus aan andere officieren
over.
De getuige spreekt dan over de artikelen
in de bladen. Generaal Mercier gelastte hem
naar het Elysée te gaan om voor den presi
dent der Republiek te herhalen wat hy Mer
cier gezegd had. Toen hy by den president
was binnengebracht, zeide deze tot getuige:
U heeft met journalisten te doen gehad. Er
zyn onbescheidenheden begaan. Getuige ant
woordde ik heb misschien journalisten ge
zien, maar ik heb me niet rechtstreeks tot
hen gericht. Men sprak getuige niet van
de bekentenis en hij ging heen zonder van
den president een verwyt gehoord te hebben.
Dupuy nam hem toen mee en stelde de nota
voor Havas’ Agentschap op, waarin stond dat
Lebrun-Renault niet met de pers in betrek-
kiug had gestaan.
Demange merkt op,dat Lebrun-Renault
voor het hof van cassatie gezegd heeft, dat
hy dien zin had opgevat als een soort uit
legging of verontschuldiging.
Lebrun-Renault antwoordtIk beoordeel
niet. Ik herinner me alleen, wat Dreyfus
gezegd heeft. Er zyn er die het als een
bekentenis kunnen opvatten, en weer anderen
als een uitlegging. Dat is hun zaak. (Be
weging.)
Labori zegt, dat Lebrun-Renault het er
niet by liet, in zyn rapport van 5 Januari
1895 de diensturen aan te teekonen, maar
er by voegde „niets te vermelden.” ‘En dat
nadat er dingen van zoo’n gewicht gebeurd
zonden zyn.
Lebrun-Renault zegt, dat hy niets te ver
melden had. Zyn opdracht was, Dreyfus te
bewaken.
Labori vraagt, waarom hy vier jaar lang
het blaadje van zyn opschrijfboekje, waarop
hy de bekentenis opgeteekend had, bewaard
heeft, en hij is er verbaasd over, dat getuige
dat blaadje juist den dag, nadat men er in
de Kamer over gesproken had, verscheurd
heeft.
Getuige antwoordt, dat hy het stuk, dat
hy had, als authentiek beschouwde door de
kopie, die Cavaignac er den vorigeu dag van
genomen had.
Een lid van den krijgsraad vraagt Lebrun-
Renault, of hy zich niet herinnert, Dreyfus
te hebben hooren zeggen dat de geleverde
stukken enkel afschriften waren.
De getuige antwoordt dat hy zich dit niet
herinnert, maar Dreyfus kón het gezegd
hebben. Mercier zeide hem naar het Elysée
te gaan om over de bekentenissen te spreken,
maar men liet hem geen tyd tot spreken.
Een lid van den krijgsraad merkt op dat
te organiseeren en te leiden
Derhalve vertrouwt gezegde Jacqués Aubry
dat mijnheer Louis Dubourg deze uitnoodiging
niet zal versmaden.
Een weigering zou hem zeer onaangenaam
treffen, zeer onaangenaam.
Brenger dezes is belast met beslist antwoord
tot Jacques Aubry terug te keeren.
Wees dan zoo goed hem beslist antwoord te
geven.”
Vervloekt,” mompelde Raphael. Altijd die
man overal op mijn weg
Hij had evenwel niet den moed de uitnoodiging
af te slaan.
Een verzoek van den baron de Maubert, was
hem een bevel.
En hij boog het hoofd.
»Wat moet ik antwoorden vroeg de gebo
chelde, ziende dat Raphael de lezing volbracht
had. »Wat moet ik zeggen
•Gij kunt zeggen dat ik doen zal wat mij ge
vraagd wordt
•Dan is het in orde,” gaf de wanstaltige bood
schapper met een slim gezicht ten antwoord, ter
wijl hij een buiging maakte, zich omkeerde en
op zijn kromme beenen voortwaggelde.
•Wat zal dat weer geven van avond vroeg
Raphael zichzelven af. »Ik vrees weinig goeds.
Hoe kan van de Maubert iets goeds komen V'
HOOFDSTUK VIII.
HET SOUPER BIJ JACQUES aÓBRY.
Zonder zeel moeite vond Raphael een voor
niet het woord”. Hy herinnert dat hy reeds
aan den krijgsraad verklaring heeft gegeven
van de woorden, door hom gesproken. Hy
geeft uiting aan de aandoening, die hy na
vjjf jaar gevoelt, als hy ziet dat een getuige,
die woorden heeft gehoord, welke beginnen
met een betuiging van onschuld, deze woor
den aan zyn chefs overbrengt zonder den
belanghebbende zelven verklaring van die
woorden te vragen. Dat zyn manieren waar
voor rechtschapen lieden slechts verontwaar
diging kunnen gevoelen." (Langdurige be
weging.)
Labori vraagt Lebrun-Renault dun welke
ambtenaar die grove woorden over Ipun ge
sproken had, terwyl hy op hot Elysée was.
Getuige zegt, dat hy ’t niet weet.
Labori verwondert er zich over, dat ge
tuige dit feit niet voor hot hof van cassatie
verteld heeft.
Luitenant-kolonel Guérin komt getuigen.
Hy vertelt: Ik was door generaal Saussier
belast, de degradatie-parade by te wonen en
hem verslag te doen van wat er gebeuren
zou. Tegen kwart voor achten kwam de
gevangeniswagen met Dreyfus aan. Dreyfus
stapte uit en werd naar een kamer gebracht,
waar Lebrun-Renault hem bewaakte. Vyf
minuten voor negenen kwamen vier kanon
niers en de brigadier met Men kapitein-ad-
judant van het garnizoen om Dreyfus te ge
leiden naar de plaats waar hy gedegradeerd
zou worden. Ik bevond my op dat oogen-
blik aan do deur van het paviljoen. Op dat ©ogen
blik herhaalde Lebrun-Renault de woorden
van Dreyfus: dat hy aan een vreemde mo
gendheid stukken had geleverd maar dat het
was orn er gewichtiger van de Duitschers
voor te krygen. Deze mededeeling werd
gedaan voor een groep officieren en zy had
niets vcrtrouwelyks. J)aar het zeer belang
rijk was, verzocht ik Lebrun zo aan (Je of
ficieren te vertellen. Kapitein Attel, van
den plaatselyken staf was belast met de heele
regeling van alles wat er by de degradatie
zou gebeuren. Voor de «degradatie werd
Dreyfus van het paviljoen van den adjudant
van het garnizoen naar de plek gebracht,
waar de degradatie zou plaats hebben. H(j
liep met automatischen pas en weer her
haalde hy voor de officierenOver drie jaar
zal my gerechtigheid geschieden.
Lebrun-Renault antwoordde op de vraag
van Demange, hoe hy het betuigen van on
schuld vereenigen kon met zyn indruk, dat
er een bekentenis werd afgelegdDat is
een persoonlijke kwestie ik haal de woorden
slechts aan, ik beoordeel ze niet. Sommige
personen zien er een bekentenis in. Dat is
hun zaak.
Byna hetzelfde antwoord kon men op de-
het toch jammer is dat Lebrun niet over de
bekentenissen heeft gesproken.
Lebrun antwoordt dat hy geen tyd heeft
gehad, want de president scheen zich meer
bezig te houden met een uitlating van Drey
fus over het schrift van het borderel, die
door een krant was weergegeven. De pre
sident was verwittigd van myn komst. Ik
was geïntimideerd, want ik had my hooren
uitmaken voor canaille en ellendeling, wat
niet bemoedigend is. Antwoordende op vragen
van Demange zegt Lebrun dat Dreyfus tot
hem sprak en hein niet antwoordde. Het
is zyn taak niet de tegenstrydigheid van de
bekentenis met de betuiging: „Jk ben on
schuldig, binnen drie jaren zal myn onschuld
aan den dag komen” in overeenstemming te
brengen. Dat moet de verdediging maar
doen en Dreyfus moet zich maar verklaren.
„Ik heb deze zinsnede gehoord en daar is
het mee uit. Ik heb haar herhaald zonder
commentaar.” Hy weigert te zeggen of hy
die uitlating als een bekentenis heeft be
schouwd. Dreyfus hoeft hem veel dingen
gezegd. „Zoo ik, vervolgt Lebrun, er geen
proces-verbaal van heb opgemaakt, heeft dit
zyn reden hierin dat my niet opgedragen
was, Dreyfus aarf ’t praten te brengen”. Hy
weet niet waarom Gonse en Mercier hebben
kunnen gelooven met een bekentenis te doen
te hebben en hem naar het Elysée hebben
gezonden.
Kapitein Antoine zegt dat hy dadelyk na
de degradatie Attel is tegengekomen en dat
deze hem meedeelde dat Dreyfus dingen te
gen hem had gezegd, waaruit de formeele
bekentenis voortvloeide dat hy stukken had
geleverd; tevens beweerde hy dat de stuk
ken niet van belang waren en hef doel was
om er andere, belangryker voor in ruil te
krygen.
Dreyfus verklaart dat hy enkel met Lebrun-
Renault heeft gesproken.
Lebrun-Renault wordt teruggeroepen en
erkent dat Attel niet met Dreyfus heeft ge
sproken, maar in een aangrenzende zaal de
woorden van Dreyfus gehoord heeft.
Op eefi opmerking van Labori, erkent
Mercier dat Attel geen verslag deed van
het incident aan zyn chefs.
Dreyfus zegt, dat terwyl hy vóór de de
gradatie in de Militaire School was, Lebrun
hem niet verliet. Het is mogelyk dat Attel
de aangrenzende zaal is binnengekomen, maar
voor zoover hy liet na vyf jaar nog met
zekerheid kan zeggen, was er geen ander
officier dan Lebrun in de zaal gekomen,
waar hy was.
Lebrun zegt dat Attel de zaal binnen
kwam.
Dreyfus antwoordt:
MHINJIEUIIRAM.
en Advertentieblad voor Gouda en Omstreken.
rdHoon No. 89.
De Uitgave dezer Courant geschiedt dagelijks
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
De prijs per drie maanden is 1.25, franco per
post 1.70.
Afisonderlijke Nommers VIJF CENTEN.
•Nu, ga dan maar weg.
boodschap gedaan.”
•Ik heb de boodschap op antwoord te wach
ten,” zeide de gebochelde.
•En ge hadt mij niets te zeggen I”
•Dat had ik dok niet. Maar nu ge den brief
zonder hem te bekijken in den zak steekt, nu heb
ik dat wel. Op de enveloppe .staatantwoord
s. v. p.”
Raphael scheurde de enveloppe open en las het
geen volgt
•Jacques Aubry smeekt mijnheer Louis Du
bourg zoo goed te willen zijn heden avond bij
hem te komen soupeeren. »Bij hem” wil zeg
gen in het huis, dat reeds eenmaal de eer had
u binnen zijn muren te zien.
Jacques Aubry voelt behoefte u zyn felicita-
tién persoonlijk te doen.
Zijn woning leent zich wel is waar minder
tot partijtje^, maar het sotiper zal er niet te
minder om zijn. Ge weet van ouds, hoe hij
ervaren is in de kunst gezellige bijeenkomsten
avond van den gewichtigsten stap van uw leven
aan onze overeenkomst te herinneren en verder
de begeerte, het innig verlangen om u nog eens
bij mij te zien als in tijden van ouds.*
Raphaels gelaat teekende voorzeker een sterke
mate van ongeloot in deze verzekering, want de
Maubert voegde er bij
«Wilt ge wel gelooven, dat ge de meest wan
trouwende natuur hebt die ik ooit op deze wereld
ontmoet heb, burggraaf Raphael
Ik kan in dat geval niet anders doen dan mij
beroepen op mijn ondervinding, die verontschul-
digt mij, komt het me voor, meer dan voldoende.*
«Alweer merk ik by u op, dat ge al te oprecht
uw gevoelens blootlegt en dat ge aan de oprecht
heid steeds de beleefdheid opoffert.
Het rnoge waar zijn, dat er onaangename din
gen tusschen ons beiden voorgevallen zijn, maar
dan is dat toch van weerskanten geweest.
Gij kun in geen geval loochenen dat ik veel
voor u heb gedaan.
Ik wil daar nu niet racer van spreken. Ik wil
u alleen herinneren aan het feit, dat ge thans
reeds tot stof vergaan zoudt zyn zonder mii.
Denk daar aan als de onaangename dingen, die
ik je zonder het bepaald te willen bereid heb, je
tegen mij verbitteren Zonder mij zoudt ge nooit
uw Emilie Potard gevonden hebbenvan andere
zaken nog niet eens gesproken. En wat heb ik
aan u gehad Een dure pleegzoon, die mij bij
slot van rekening eén dolk, in de borst heeft ge-,
stoken
(ÏVardt vervolgd)
Telefoon No. H9
ADVERTENTIES worden geplaatst van
1—5 regels a 50 Centen; iedere regel meer
Hl Centen. Groote letters worden berekend
naar plaatsruimte.
wendsel vöor zijn afwezigheid van dien avond, en
begaf zich op weg naar den baron de Maubert.
Deze wachtte hem.
Evenals de vorige maal bevond zich ook thans
Carillon in zijn gezelschap.
Het armoedige kamertje
andering ondergaan. Er waren meubelen gel
Wanden, vloeren en zol lering waren scho
maakt geworden, wat al dadelijk het vertrek
geheel ander aanzien gaf *--
oogvallend was de tafe
overvloed van kostbare
kostbare dranken, indien
de etiketten welke op del
den, geplakt waren, de waarheid getrouw bleven.
Kortom, het kamertje had inderdaad een fees
telijk, prettig aanzien.
«Gij zijt goed op tijd, dat bevalt me,” zeide
de Maubert met een glimlachje, toen Raphael
binnen getreden was en verwonderd het vertrek
opnam.
heb ik anders te doen d^n te gehoorzamen?’
«Ik moet dat toestemmen
«Gij zijt meer oprecht dan beleefd
niets te zeggen. Ge zijt gekomen
wat ik eischen kan.
«Uw uitnoodiging c
heeft een of ander doel
«Een doel
«Ik ben er zeker van
maar dadefljk te zeggen.*
•Geen ander, jongmens ch, dan