T, ;he is ran den Nieuws- en Advertentieblad voor Gouda en Omstreken, Maandag 25 September 1899. No. 8000. 38ste Jaargang. SRVEBIJ I Buitenlandse!) Overzicht I jurgh, de Geestbrug. vebrood IMElt crrlam. un K’mrtny \z. l\G. 3HTING Nationale Militie. FEV1LLEIOIV. ANNIBAL DE VONDELING. ■'■■•ïA#-'1' ■rlj ■h Inzending van Advertentiën tot 1 uur deg inidd. ‘I zijn leden. MAN Zn. weer op hoesten, demings- bewezen. warme Hvelens- l cent De voor O D E MM EK rER l GAP in G. IHt i der Zeli- e uitspat- bjj, RS Jz. »n echtheid it k steeds voor win der Firms irden naar de erfd. nd oi geverfd gezond teid de lieer en verven van sn, alsook alle (ionale Ten- ry en Kook liploma Ver» op staat, straks 11 joed herinner „ij hier is.* t zou afb. Prijs verschrik- )ugd lydt ering, die 1 van een jj het Ver markt 34, at bedrag, :en boek- Hofrad an het recht va^.jdpmicilie iava trnnvcf nullen Bid aan landeld (iftlIBSCHE miMNT. TeMtaon Mo. ADVERTENTIES worden geplaatst van 1—5 regels a 50 Centen; iedere regel meer l<) Centen. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Telefoon No. S2, De Uitgave dezer Courant geschiedt dagelijks met uitzondering van Zon- en Feestdagen. De prijs per drie maanden is 1.25, franco per post 1.70. Afzonderlijke Nommers VIJF CENTEN. Verspreide Berichten. Fbankruk. De brandweerlieden gaan voort, het fort plaats van een daad van ge- doen de Regeering is terug- de aanmatiging van een partij water, licht, ling van ze- i gevolg van buitensporig- zucht. muar- ziekten der euinutisiuus, Billijk pen- jeciale geval- grutls en „Hoe, u weet niets van hem „In ’t geheel niets „Niet hoe hij heet, wat zijn ouderdom is, wat zijn familie is?” „Niet het minste.” „Maar toen hij dan hier kwam „Degenen die hem hier gebracht hebben weten evenmin iets van hem.* „Dat is een vreemd geval.* „Voorzeker. Hij is op straat gevonden, bewus teloos, en toen hij tot zichzelve kwam was hij gelijk hij nu is. Hem te vragen baat niets, lieden die hem vonden, verklaarden dat hij zijn bezwijming al zoo vreemd deed en zoo zon derling sprak Meer wisten ze ook niet. Men heeft hem naar een politie-bureau gebracht, waar hij bij kennis is gekomen Toen werd er krank zinnigheid geconstateerd en is hij naar Bicêtre getransporteerd. Thans weet u evenveel als ik zelf.* „Is dat al lang geleden „Daaromtrent zal ik, als tl er c~ de registers raadplegen. Als ikmij g< is het een maand of vijf, zes, dat hy „Maar er is niets bij hem gevonden, dat kunnen aanwijzen wie hij is „Niets, mevrouw. „Geen brieven, geen portret, geen zakdoekje, geen merkteeken „Niets, letterlijk niets. In zijn zakken vond men een beurs met een weinig geld. Ook had hij een horloge, maar iets wat kon aangeven wie hij is neen.» (Wordt vervolgd,) •Waarom vroeg Martial. •Kijk, mevrouw de prinses daar nu in ernst conserveeren met een gek zij ondervraagt hem over zijn liefdes-avonturen en luistert gedul dig naar den onzin,” waarmee hij antwoordt •het is treurig.” De intendant antwoordde niet dan door een lichte beweging met het hoofd Deze hoofdknik beteekende dat hij het volkomen met den spreker eens was •Waar is zij, ik bedoel degene die nog in leven is?” vroeg Olympia aan den jonkman. >Heet ze niet Emilie •Zij is bij haar vader. Zij wacht mij,” was het antwoord. »Zij wacht mij en telt de oogen- blikkenzij heeft mij even sterk lief als ik haar en wij gaan morgen trouwen.” Terwijl de jonkman sprak kwam er iets als een glimlach op zijn lippen. •Komt zij u wel eens bezoeken hier vroeg de prinses. •Neen Maar ik zal morgen heengaan en haar halen. Maar ik moet wachten totdat het avond is. Dat is mij geboden gewórden.” >Door Mathilda, die u des nachts verschijnt,” vroeg Olympia glimlachend. •Neen, niet door haar. Zij wil slechts mijn geluk. Zij is goed.” Hier fronsten zich de wenkbrauwen van den jonkman eensklaps, de aderen op zijn voorhoofd zwollen op. Een siddering liep door zijn leden. De baron de Maubert,” mcrnipèlde Raphael op somberen toon. I .1) Maar eensklaps helderde ^/gelaat aan mevrouw Dreyfus. Zola zegt, zich te verheugen over de gratie, verleend aan Dreyfus al is het dan ook ergerlijk, dat men genade krygt voor recht. Hy betreurt het, dat de Regeering uit noodlottige zwakheid zich heeft neèrgelegd by een daad van barm hartigheid, rechtigheid I gedeinsd vol die zich verzet. En te meenen, dat men door een laagheid het land zal sussen, dat is totale en opzettelijke zelfverblinding. Z.ola méént, dat de Regeering het schan delijke vonnis van den krijgsraad naar het Hof van Cassatie moet verwijzen, teneinde de toekomst van Frankryk in de oogen van heel de wereld te redden. Het verval van Frankryk is nu reeds zoo groot, dat wy er toe moeten komen der Regeering dankbaar te zyn, omdat ze wat medelijden heeft ge toond. Ten slotte zegt Zola, dat Dreyfus met op geheven hoofde zyn eerherstel kan afwach ten. „Wy zullen de worsteling voor het recht en voor de rehabilitatie van een on schuldige voortzetten.” Uit de Engeïsche avondbladen blijkt, dat- in den ministerraad niet besloten is tot on- middellyk bejjlist handelen in de Transvaal- sche quaestie. Wij vernemen dat er een telegram is ver zonden om krachtig verzet aan to teekenen tegen de beschuldiging van kwade trouw, ingebracht tegen den Engelschen agent. In het telegram wordt voorts diep leedwezen uitgesproken over het verwerpen van de voorstellen der Engeïsche regeering. Er wordt meegedeeld, dat de Engeïsche regee ring er thans toe zal overgaan eigen voor stellen betreffende 1 te formuleeren. Deze voorstelk naar wy vernemen, in een miniaffei het eind van de volgende weeöEj Worden. In officieele kringen wordt de tegenwoor dige houding van de Zuid-Afrikalansche Re publiek beschouwd als eene waarbij de En- gelsche regeering niet kan berusten, maar nadere gedachtenwisseling wotdt verwacht. Uit Pretoria wordt aan de ^Times’’ gemeld kdat de overheidspersonen druk doende zyn, wapenen aan de burgers uit te deelen. De diensten van het corps Hollanders zyn aangenomen. Men ontkent dat eenige beweging van de krijgsmacht naar de grenzen begonnen is. De groote vraag is thans: WatzaldeOranje- Vrystaat doen? Heden vergadert het Brit- Engelsche eischen in te willigen. En hy achtte den Vrijstaat door het tractaat met de Transvaal gebonden om bijstand te ver- leenen. Duidelijker kan het niet gezegd worden. Deze ruiterlijke verklaring zal op de Britsche regeering misschien meer indruk maken dan de protesten van haar eigen medeburgers in Engeland. De Vrijstaat beschikt in oorlogs tijd, behalve over een artillerie van 25 stuk ken, 1 snelvuurkanon en 3 maxims, over een leger van ongeveer 20,000 man, geheel op de bekende Boeren-wyze uitgerust. Dit zou voor Engeland een zeer onwelkome verster king van zyn vyand zyn, te meer daar de Oranje-Vrystaat dadelyk aan de Kaapkolonie grenst. Het tusschen de Transvaal en den Vrij staat den 17en Maart 1897 gesloten verdrag laat weinig ruimte over tot verkeerde uit legging. Het bepaalt dat tusschen de twee staten* voortdurende vrede en vriendschap zal heerschen, do burgers in beide staten dezelfde voordeelen zullen genieten, een bonds raad van tien leden de gemeenschappelijke aangelegenheden zal regelen en dat de on afhankelijkheid van beide staten gemeen schappelijk met alle middelen zal worden verdedigd. Dit verbod staat nu wellicht te worden op de proef gesteld. KENNISGEVING BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Gouda, doen te weten, dat het Register van In schrijving met de Alphabetische Naamlijst, van hen die in dit jaar in deze gemeente voor de Militie zijn ingeschreven, van den 25n September 1899 tot en met den 4n October daaraanvolgende (de Zondag uitgezonderd) van des voormiddags 10 tot des namiddags 1 ure, op de Secretarie der gemeente voor de belanghebbenden ter lezing is nedergelegd en dat tegen Register en Lijst be zwaar kan worden ingebracht bij den Commissaris der Koningin in deze Provincie, door middel van een met de noodige bewijsstukken gestaafd ver zoekschrift, op ongezogeld papier, onderteekend door hem die het bezwaar inbrengt, welk verzoek schrift vóór of op den 4n October 1899 moet worden ingeleVerd bij den Burgemeester dezer gemeente. Gouda, den zjn September 1899. Burgemeester en Wethouders voomoemd, R. L. MARTENS. De Secretaris, BROUWER. Opnieuw zag hij Olympia aan. »U moet goed zijn, mevrouw,” zeide hij, wwant gij zijt schoon en gij gelijk op Mathilda in den hemel en op Emilie op de aarde, die over mij waken. Gij zult doen, nietwaar, wat ik u vraag •Wat is dat dan •Belooft ge het te zullen doen, mevrouw?” •Ja.” •Wel, als u heengaat, zeg dan aan Emilie dat ik vanavond terugkom om nooit meer te vertrek ken, om altijd bij haar te blijven.” En eensklaps snelde de jonkman heen, een zij laan in en werd niet meer gezien De directeur staarde den wegvluchtende jonkman na totdat hij verdwenen was en zeide toen •Wel mevrouw, wat dunkt u van dien jonk man Ik hoop dat hij gek genoeg is.” •Arme jongen,” antwoordde de prinses •hoe jammer I” HOOFDSTUK XVII. HET BRANDMERK. Er heerschte een stilzwijgen. Plotseling wendde prinses Olympia zich tot den directeur met de woorden •Mijnheer, zoudt u me niet enkele inlichtingen omtrent dat jongmensch willen geven •Willen wel, mevrouw, met het grootst pleizier zelf, maar •Maar •Wij weten zelf niemendal van hem. Alle in lichtingen omtrent wie hij is, enfin, alles wat men maar onder inlichtingen verstaat, ontbreken ons.” nemen worden zeker met spanning afgewacht. Doch haast nog belangryker is de zitting van den Vrystaatschen Volksraad. De hou ding van president Steyn, gansch anders dan die van den president Brand in den eersten Engelsch-Transvaalschen oorlog, toen de Transvalers aan hun lot werden overgelaten zal Engeland zeker niet gerust stellen. Op het telegram van Sir Alfred Milner, dat half dreigement, half lokaas was, heeft president Steyn al zeer koel beantwoord. Vooral moet het in ’t oog loopen dat hy de door Sir Alfred gevraagde belofte van onzydigheid met stilzwijgen heeft beantwoord. En wat hy in den Vrjjstaatschen Volks raad heeft gezegd is een zeer krasse ver duidelijking van zyn antwoord aan Sir Alfred. Onomwonden verklaarde hij' dat de Trans vaal door den Britschen agent misleid was; en zelfs schynt hy te kennen te hebben ge geven dat de Engeïsche regeering zich schul dig heeft gemaakt aan trouwbreuk. Hy was dan ook niet geneigd om aan de Transvaal- sche regeering den raad te geven ohlJ7óssir dte «ftder Chabrol te ontsmetten en uit te wasschen. Gistermiddag is door de justitie de eerste huiszoeking gedaan, die tot eigenaardige vondsten heeft geleid. Zoo vond men in de kamer die Jules Guérin tot arsenaal heeft gediend10 Winchester-karabynen, ieder met 7 loopen, 15 zesloopsrevolvers, 7000 patronen en een groot aantal pistolen, ploer- tendooders, degenstokken enz. De keuken zag er onfrisch uit met borden, die sedert' weken niet gewasschen waren. In de kelder vond men twee cellen,die waarschynlyk bestemd waren tot opsluiting van de belegeraars, die zich in de vesting zouden hebben dur ven wagen. De belegerden sliepen in een zaal, waar 6 hangmatten waren opgehangen en eenige matrassen op den grond lagen. Toen Jules Guérin uit het fort Chabrol kwam, om zich te laten arresteeren, zag hy er uit als een goudhaantje. Welver zorgd en correct gekleed, leek hy iemand, die een pleiziertochtje naar buitên gaat maken. Hy droeg een elegant costuum, een io uao, uro-«nam een onberispelijk helde re boord was vastgenï&akty gele schoenen en... de onderkant van zyn pantalon WErë in correcte plooien omgeslagen. Hg was uitste kend gehumeurd en stak het niet onder stoe len of banken, dat hy rammelde van den honger en, terwyl hy het ontbyt verslond, dat men hem voorzette, vertelde hy een en ander van zyn avonturendat hy in de laatste maand 15 kilogram lichter was geworden, dat hy en zjjn makkers honger geleden had den en de laatste 14 dagen slechts regen water hadden gedronken. Gistermorgen werd Guérin ter confron tatie naar de Rue de Chabrol gebracht. Eenige antisemieten in een wynhuis tegen over het Grand Occident schreeuwden by zyn aankomst. Leve Guérin I en terwyl men de huiszoeking voortzette, déjeuneerde de gewezen commandant van het fort op zyn gemak in zyn vesting. De schadevergoeding, welke de stad Parijs of de regeering zullen moetén betalen aan de neringdoenden in de Rue de Chabrol, zal nogal iets beloopen. Zoo eischt een restau ranthouder 80.000 francs, een hotelhoudster 50.000, een boekhandelaar 40.000 francs enz. Duitbohland. Czaar Nicolaas van Rusland en zyn ge malin zyn gistermorgen aan boord van de „Poolster” te Kiel aangekomen en ontvan gen door prinses Heinrich van Pruisen en prins Waldemar. Het heet nu weer, dat de ontmoeting tus- schen keizer Wilhelm en czaar Nicolaas zal plaats hebben te Berlyn op de terugreis van den czaar naar Petersburg. De „Figaro” bevat een lang verhaal van de reis van Rennes naar Avignon, die een van zyn medewerkers met Dreyfus heeft gemaakt. Dreyfus hoewel verouderd en blykbaar bloedarm, zag er kalm en energiek uit. Hij betuigde zyn vreugde om eindelijk ■weer vry te zyn. Sprekend over Mercier, zei Dreyfus dat |hij hem een boos mensch achtte, maar iemand die niet beseft, hoeveel kwaad hij doet. Dreyfus rookte voortdurend onder ’t praten. Hy sprak nog over de mooie karaktefs, die aan den dag gekomen zyn in den loop van het proces, en zei dat dit hem troostte over de verbitterde vervolging, door velen van zyn vroeg'ere kameraden. Die animositeit tegen hem achtte hij vooral voort te komen uit anti-semietisme. Esterhazy noemde hy een oplichter. De verzachtende omstandigheden, die men in aanmerking had genomen by het vonnis, schenen hem onvereenigbaar met het gezond verstand en hij zwoer opnieuw dat hy on schuldig was. Haat gevoelde hy echter te genover niemand. Ten slotte verklaarde Dreyfus, dat hy krachtig zou blyven strijden voor zyn eer herstel, en dat hy niet naar ’t buitenland zou gaan, maar te Carpentras zou blyven totdat hy geheel zou zyn hersteld. (Carpentras ligt in het Zuiden van Frank ryk, in Vaucluse, niet ver van Avignon.) De „Aurore” bevat een brief van Zola Gedenkschriften van een Gelukzoeker OF Naar het Fransch. door W. NUTTER. stoom u van 303) •Hebt gij ze tegelijk liefgehad, die twee vrou wen, mijnheer •Neen,” mompelde de jonkman, »neen, toen ik de eene liefhad was de andere reeds gestorven, dood hier begon hij te fluisteren ja, dood, voor mij 'gestorven, om mijnentwil, door mijn schuld •Lang geleden Raphael antwoordde niet. >Is dat al lang geleden,” herhaalde Olympia, >of hebt ge het ^vergeten •Vergeten, mevrouw alle nachten komt zij die dood is mij bezoeken en spreekt me van haar die nog leeft. Zij vertelt mij, dat zij haar ziet, ze zegt mij wat ze doet, wat ze op dat oogenblik doet, wat ze denkt, hoe zij om mij roept zij spoort mij aan Emilie altijd te blijven liefheb ben. Ze zegt mij, dat wij elkaar zullen terugvin den Intnsschen had de directeur zich tot den inten dant der prinses gewend met de woorden •Waarlijk, mijnheer, men moet toegeven dat de groote lui soms wonderlijke grillen hebben.” groote vraag is thans: WatzaldeOranje- sche ministerie en de besluiten die het zal

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1899 | | pagina 1