LOT EN HAAT. •NTHEE. mtien •OM. en tumes, nstoffen. Dassen. No. 9104. Dinsdag 13 Mei 1903. 43ste Jaargang. Nationale Militie. Az., I ZONEN, Buitenlandse! Overzicht. HL1LLE1OA 'UTÉ 194 1 Inzending van Advertentiën tot 1 uur de.» inidd. lö SS»/, 1O‘V« (tand. wier naam Wordt vervolgd.) rica, ouders R. an Walsem. i H- H. de Haan. Schinkel, 80 j. ss «4 SS Da laatste aanval der Somali’s moet door den Mollah zelt geleid zjn. i. II IJsselstgn n den Heuvel en tink en A. Spek- i G. Mathol. - Ichilt. J. H. K. Vennik on M. s te 's Hageen iér Valk en H. Cornelissen en e Hoenkoop en VEAÜTÉS Telefoon 'o. 81 De Uitgave dezer Courant geschiedt dagelijks met uitzondering van Zon- en Feestdagen. De prijs per drie maanden is 1.25, franco per post 1.70. Alzonderlijke Nomroers VIJF CENTEN. u een andere 30 90 881/4 «75 415 tvoering van ge* bevelende BIJL, EBAART Ia 11» fiOÜDSCHE (111 III VI iVieuws- en Advertentieblad voor Gouda en Omstreken. MERK te letten VAK K. 4 worden afgelo- ie pakjes van vijf en era Wed. o/u van Nommer en van nevenstaand Ie Wet gedepo- SB»/, 104‘/, De lersche Lt^d Bill is in tweede losing door het Lagerhuis aangenomen met zoogoed 101»/, ISO»/, heid, welke zich had aangeboden de lande lijke guaestie voorgoed tot een bevredigende oplossing te brengen. 101»/, 10»’/, too, 1031/, ll”/« 117’/, 103 - 100»/, - SIS - 140 40“/„ IO»*/ 107 105 4* Men vindt in de Engelsche kranten nog eenige bijzonderheden over’het gevecht in Somaliland, waarbij de kolonne van kolonel Plunkett werd vernietigd. Toen de kapiteins Mc Kinnon en Vesey gesneuveld waren, leidde de kolonel zelt het vuur uit een van de maxims. Nadat alle munitie verschoten wa$, werd aan de overblQvende 50 man bevel gegeven, zich door den vijand heen te slaan. Kolonel Plunkett viel kort daarna dood neer. Donderdagmiddag is dan. gelyk men weet het prospectus verschenen voor de uitgifte der Transvaalsche leening van 35 millioen. Voor het oogenblik zal slechts 30 millioen worden uitgegeven tegen pari-koers. De rente zal 3 pCt. bedragen, en de leuning aflosbaar zyn in vijftig jaar. De Engelsche regeering waarborgt hoofdsom on interest. De inschrijving blijft geopend tot a. s. Dins dag; er is echter zooveel liefhebberij, dat men verwacht dat de leening wel twintig maal volteekend zal worden. Reeds des morgens te 8 uur verdrongen zich een 2500 gegadigden voor den ingang der Bank ofschoon eerst ’s middags te 2 uur de pro spectussen zonden worden uitgegeven, vocht men letterlijk om binnen te komen, ’s Avonds werd reeds 1’ 8 pCt. premie betaald. We willen ten slotte nog eens in herinne ring brengen, dat de gelden zullen dienen lo. om aan de schatkist uit te keeren, tor dekking van het deficit voor het eerste jaar van het Britsch beheer, oen som 37,500,000 francs. 2o. Om aan de de beide koloniën voor aankoop van vee enz. 75 millioen fr. te leenen. 3o. Voor materiaal van den cen- tralen spoorweg in Zuid-Afrika 25 millioen. In het geheel zal aan do Regeering onmid dellijk 150 millioen fr. worden gestort. Verder aan schadevergoeding voor de „loyalen” in da Kaapkolonie en in Natal 50 milloon. Conversie der oude Transvaalsche schuld van 5pc„ 62 millioen 100.000 frs. Militaire uitgaven 7.5 millioen. Totaal 637,500,000 frs. Het restant der leening zal worden besteed voor kolonisatie, bevloeiing- werken, wegen, openbare werken, w. Over het hooge percentage der leaning 3 pCt. wordt zeer geklaagd. Zelfs de Daily Mail” zegt, dat het hoogor is dan het land in een menschenleven hoeft betaald. Edgard Vincent, conservatief parlementslid, oordeelt dat Engelands financieele stabiliteit geducht heeft geleden. 89) Al was hij ook iemand met een vasten wil en met groote geestkracht, al kon hij zelf zeer goed beheerschen, zijn gevoel van rechtschapen en ridderlijkheid van edelman en soldaat had een afkeer van alle sluwheid, slinksche streken en geheimzinnige wegen, en daarmede had hij hier blijkbaar meer dan ooit te doen. Die anonyme brief scheen daarvan alleen nog maar de voor bode te zijn geweest. Het maakte hem zenuw achtig. Langzaam begon hij door het kleine vertrek op en neer te loopen en zich zelf een soort van ge dragslijn voor te schrijven, maar toen er zoo doende nauwelijks een minuut verstreken was, vond hij al, dat men hem veel te lang liet wach ten, en dat zulk een manier van doen votetrekt niet van edelmoedigheid of ook maar van goeden wil getuigde. Daar kon wel eenige berekening achter schui len, zoo verbeelde hij zich, want iemand zenuw achtig maken, staat gelijk met hem te vermoeien zoodat hij, als de strijd eindelijk beginnen moet, de kracht en vooral het beleid mist, waarover hij anders zou te beschikken hebben gehad. Vijl minuten waren er nog niet verloopen, toen woon schoon moest zijn geweest. Een kille huivering ging hem door de leden. Slechts een paar passen kon hij doen en bleef toen als vastgenageld aan den grond stilstaan, verstijfd als het ware door den blik van die groote oogen, somber en gloeiend tegelijkertijd, van die oogen, welke hem tegenstraalden van onder een laag voorhoofd gedeeltelijk bedekt met dik blauw achtig zart haar, waartusschen enkele grijze haren zichtbaar waren. «Zou u mij volstrekt niet meer herkennen, baron 1 vroeg zij met een stemgeluid, dat Gon- tran du Haussey zoo mogelijk nog dieper trof dan die oogopslag het reeda had gedaan, ontzettender en duizendmaal meer ontroerend dan het geschal van do hoorns Op het slagveld, die het sein geven tot den stormaanval in een voor de troepen wan- hopig geworden strijd. Met een sprong, alleen den aandrift volgend van een instinctmatig besef, zoo onwederstaanbaar dat hij zelfs den tijd niet had om te weten, dat hij het deed* was hij bij haar, had hij haar beide polsen gegrepen en haar vooruit getrokken naar het venster in het volle licht. Toen kwamen zoo duidelijk mogelijk de ver woestingen aan den' dag van dat gelaat, welks hoofdlijnen alleen nog in de verte herinnerden aan de schitterende schoonheid van weleer. De generaal was akelig bleek geworden, het heete lichaam beefde, de oogen, die hij op dat gelaat gevestigd hield, hadden iets van het staren de, van het wezenlooze, dat men zoo vaak bij krankzinnigen opmerkt. Ja,* hernam de vrouw, hard en spottend, «ik als algemeene stemmen- Van de 469 leden, die aan de «temming deelnamen, verklaarden slechts 26 zich tegen den maatregel. Dat de toekomst der Bill hiermede verze kerd is staat echter nog verre van vast. Door de tweede lezing goed te keuren, heeft het Parlement zich nog enkel uitgesproken voor het hoofdbeginsel, door de Bill belichaamd eerst by de artikelsgewyze behandeling ech ter zullen de bezwaren voor den dag komen en zal de gelegenheid zich aanbieden een maatregel te bestaken zonder dat de tegen standers het odium op zich behoeven te nemen van niet te willen medewerken aan den maatregel, die verzoening moet brengen tus- schen Engeland en Ierland. Van de 26 tegenstanders behoorden 24 tot de liberale pa?ty, 2 tot de unionistische. Hoe weinig echter de uitslag der stemming de werkelijke gevoelens van de leden weergeeft, bljjft uit de redevoeringen gedurende de debat ten gehouden. Leden, die de Bill in scherpe be woordingen veroordeelden, stemden ten slotte toch voor. Zoo de bekende heer Gibson Bowles. Deze noemde de Bill een „krankzinni gen maatregel op krankzinnig geflnancior ge bouwd” maar zijn naam is niet onder die der tegenstanders te vinden. De belangrijkste redevoeringen, Donderdag gehouden, waren die van don Ier Tim Healy, John Morley en minister Wyndham. De heer Healy sprak van de Bill als van oen „plech tig tractaat tnsschen Groot-Britanniö en Ierland”. John Morley noemde het optreden van minister Wyndham door het indienen van de Bill stoutmoedig en edel. Maar hij spaarde zijn critiek niet. Het beginsel der Bil), zeide hy, is „dat hot Parlement 12 millioen aan één categorie van Ieren (de landheeren) present moet doen, opdat zij ons het privilegie zouden verleonen 120 millioen aan de andere categorie (do pachters) te mogen borgen.” Zulk een beginsel achtte hy inder daad zonderling en er was zooveel op de Bill aan te merken, vond hy, dat er niet veel van zou overblijven, wanneer men alle bezwaren wilde wegnemen. Maar ondanks dit alles meende hij, dat de Bill een verbazend groote verandering ten goede zou teweegbrengen en tot een blijvende pacificatie zou leiden. Minister Wyndham verdedigde zijn Bill tegen de ingedionde bezwaren. Hij beloofde echter niet op zyn stuk te zullen blijven staan betreffende den vorm, welken zy defi nitief zou hebben aan te nomen, dat hy dus geneigd was haar te laten amondoeren. Dit bezorgde hem de toejuichingen der Ieren. In een welsprekend slotwoord gaf hy de over tuiging te kennen, dat het nageslacht het dit Parlement niet vergeven zou, wanneer het naliet gebruik te maken van de gelegen* de generaal reeds voor de pendule stond, met het oog gevestigd op de wijzerplaat, voor zich zelf de reeds zoo dikwijls gemaakte opmerking herhalend dat het begrip van tijd uiterst relatief was, dat er uren zijn die als seconden voorbij vliegen en daarentegen seconden, die wel uren lang schenen te duren. Eensklaps deed het geluid van een opengaande deur achter zijn rug den generaal van houding veranderen en zich omkeeren. Toen zag hij daar een vrouw staan, die was binnen gekomen. Onbewegelijk stond zij daar, geheel in de schaduw van ’t overgordijn bij ’t venster aan haar linkerhand. Van haar trekken was op ’t eerste moment voor du Haussey zoo goed als niets te onderscheiden maar wat hij wel zag, was het flikkeren van een paar groote donkere oogen een blik, die hem hevig ontroerde, hem een schrik op het lijf joeg. Het was, alsof hij die oogen al meer had ge zien, of hij dien zelfden blik al meer had gevoejd, jaren en jaren geleden, en die gewaarwording was hem zoo smartelijk, dat hij plotseling vooruit liep om beter het gelaat te kunnen onderscheiden van de vrouw, die daar zoo stil was blijven staan en die van haar kant hem van het hoofd tot de voeten scheen op te nemen, ja met de grootste oplettendheid de uitdrukking van zijn gelaat scheen te bestudeeren. Hoewel zij geheel in het zwart en met strengen eenvoud was gekleed, hoewel zij den middelbaren leeftijd, dat is te zeggen tuachen de dertig en veertig jaar, reeds moest hebben bereikt, was ’t haar toch wel aan te zien, dat zij eens buitenge* De sluiting van de kloosters der niet-geau- toriseerde orden in Frankrijk heeft tot allerlei onaangenaamheden geleid. En waarschijnlijk besloot do Regeering daarom, vooreerst nog niet over te gaan tot de sluiting van de Basilica to Lourdes. Een deel der radicale en socialistische pers neemt dit der Regeering zeer kwalijk en vraagt of zy nu bang gaat worden. En de nationa listische pers weet te vertellen, dat de Regec- ring Lourdes sparen zal, omdat de gehcele bevolking vast besloten is, zich met geweld tegen de sluiting van do Basilica te verzetten. De Dépeche uit Toulon, die met de Re- goeringskringen op goeden voet staat, deelt thans mede, dat do zaak heel anders in elkaar zit. Mon kan van Combos, zoo zegt dit blad, slechts verlangen dat hy de wot op do congregaties, en de organieke artikelen die de sluiting van particuliere kapellen bevolen, uitvoert. Do wet op de congregaties is uitgovoerd; en do paters hebben de grot van Lourdes verlaten. Of nu echter de wet van het jaar X op do particuliere kapellen van toepassing is op de pelgrimskerk te Lourdos, is nog geenszins uitgemaakt; men is het er namelijk niet over eens, of die kerk aan de paters van de grot, aan den biaschop of aan do seculiere geestelijkheid behoort. Daarover kan slechts de rechtbank beslissen, en zoolang haar be slissing niet is ingeroepen kan de minister president geon bevel geven de kerk te sluiten. Do Dépeche voegt er bjj: „Het leedwezen der vrijdenkers, dat de Regeering juist die kerk laat bestaan, waar het bijgeloof in hooge mate heerscht, is begrijpelijk; maar er is in de bestaande wetgeving geen enkele bepaling waardoor de burgers kunnen worden gedwon gen alleen te gehoorzamen aan het verstand en de wetenschap. Do gewetensvrijheid moet worden geëerbiedigd, zelfs waar het bijgeloof geldt; en de verlichting der massa zal nooit door geweld tot stand komen, maar alleen door de verbreiding van gezonde, op weten- scbappelyken grondslag metende denkbeel den.” Do Times bevat oen uitvoerig schrijven van haren correspondent te Ueskjoeb over den toestand in Albanië. Hot volgende is hieraan ontleend Het vraagstuk dat de Turken moe ten oplossen, met tegenzin en alleen omdat Europeesche mogendheden hen daartoe nopen, is in een paar woorden dit: zij moeten de Albaneezen dwingen zich aan een nieuw ben erg veranderd, erg leelijk geworden, nie waar i» «Neen, neen, het is ónmogelijk mompelde eindelijk Gontran du Haussey als in zich zelf, en overluid liet hij er op volgen«Wie is u, me vrouw «Waartoe die vraag Alsof ik niet reeds dui delijk had gelezen in uw oogen, dat u ’t zelf heel goed weet «Dat doe ik niet I Dat doe ik niet 1* riep de generaal uit, terwijl h(j haar losliet om zich het koude zweet van het voorhoofd te wisschen. «Maar u lijkt zoozeer op iemand.die, als ik niet wist dat ze dood was Nog eens, mevrouw, wie is u «Ik ben de persoon die gij niet herkennen wilt wier naam gij niet wilt noemen «Giulietta I* riep hij, tegen wil en dank, met een heesche stem uit. «Dat is niet waar I Dat is gelogenDie is al meer dan twintig jaren dood I Niemand heeft haar in al dien tijd gezien I lu al dien tijd heeft niemand ooit iets van haar gehoord.* «Zoodat u zelf, in het good vertrouwen, dat weduwnaar waart geworden, maar vrouw hebt genomen!» spotte zij. De generaal huiverde op nieuw. „Maar het schijnt, hernam zij, altijd sprekend op denzelfden langzamen, kouden en sarrenden toon, «maar het schijnt, dat de Tiber niet van haar gediend was daar zij thans levend en wel voor u staat Onderzoek van de Verlofgangers der MILITIE ie Land. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOUDA, brengen ter algemeene kennis, dat in gevolge art. 126 der Militiewet 1901, de Inspectie der Verlofgangers voor de Gemeente GOUDA is bepaald op DINSDAG den 16« JUNI 1903, des morgens ten 974 ure, voor de lichtingen 1895 en vroegere, 1896 en 1897, en des morgens ten| 1 o’ 4 ure voor de lichtingen 1898, 1899, 1900, 1901 en 1902, op de Stads Timmerwerf aan de Turfmarkt alhier. Daaraan behooren deel te nemen al de Verlof gangers der Militie te Land, die in het genot gesteld zijn van onbepaald verlof, ongeacht de lichting, waartoe zij behoorenalleen zijn hiervan uitgezonderd de verlofgangers, genoemd in de a«, 3e en 4» alinea van art. 99 van het Koninklijk Besluit van 2 December 1901 (Staatsblad no. 230) alsmede de ingelijfden bij de Militie die krachtens art, 113 der Militiewet 1901 van den werkelijken dienst zijn ontheven of die krachtens art. 114 dier Wet in het genot zijn van uitstel van eerste oefening of van verblijf onder de wapenen. Voorts worden de Verlofgangers opmerkzaam gemaakt a. dat zij volgens art. 127 der wet, ter Inspec tie behooren te verschijnen in Uniform gekleed en voorzien van de Kleeding- en Uitrustingstukken, hun bij het vertrek met verlof medegegeven, van hunne Zakboekjes en van hunne Verlofpassen l>. dat zij volgens art 117 der Militiewet 1901, worden geacht onder de wapenen te zijn, niet alleen gedurende den tijd, dien het bedoeld on derzoek duurt, maar in het algemeen wanneer zij in Uniform zijn gekleed, zoodat zij, die ongere geldheden plegen of zich aan misdrijven schuldig maken bij het gaan naar de plaats voor het on derzoek bestemd, gedurende het onderzoek en bij het naar huis keeren, te dier zake zullen worden gestraft volgens het Crimiteel Wetboek en het Reglement van Krijgstucht voor het Krijgsvolk te Lande, bij gemeld art. 117 toepasselijk ver klaard c. dat hij die door ziekte niet kan verschijnen, een attest van een Geneesheer of Heelmeester door den Burgemeester geviseerd, moet overleggen, en d. dat degene, .die zonder vergunning absent is, volgens de wet met arrest zal worden gestraft. Gouda, den iin Mei 1903. Burgemeester en Wethouders voorno^md, R. L. MARTENS De Secretaris, BROUWER. Telefoon Mo. S3 A D V E H TENTIEN worden geplaatst van 15 regels a 50 Centen; iedere regel meer 10 Centen. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1903 | | pagina 1