I
=wB™r
mm-
JV<* 0608.
Maandag 2 Januari 1905!
43ste Jaargang.
Nieuws- en Advertentieblad vöor Gouda en Omstreken
BINNENLAND.
EB&
FEEILLETOX.
(WdE MANT.
Telefoon Ho. 88.
De IJil gave dezer Courant geschiedt dagelijks
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
De prijs per drie maanden is 1.25, franco per
post 1.70.
Afzonderlijke Nommers V IJ F CBN T E N.
Trio loon \o. #9
ADVERTENTIEN worden geplaatst van
15 regels a 50 Centen; iedere regel meer
10 Centen. Groote letters .worden berekend
naar plaatsruimte.
Inzending van Advertentiën tot 1 uur des midit.
Dit No. bestaat uit Twee Bladen
EERSTE BLAD.
Wijl! leven snel, de tijd vliegt voorbij,
't is of met het toenemen van onzen leef
tijd de jaren nog gauwer om zijn. Zie
hier eenJèsietal ^uitdrukkingen, die men
in 'tdagelijksch leven telkens hooit. Ook
heden, nu weer een nieuwe tijdkring is
begonnen, worden deze of dergelijke ge-
aegèen gebruikt en herhaald. Maar al is
flum 't er over eens, dat de jaren snellen,
we weten allen, dat er toch veel, ontzet-
eend veel zelfs in gebeuren kan. Ten be
wijze daarvan diene slechts 't volgende:
den lsten Januari 1904 las men in de
„National Ztg.": „Onder de leidende
staatslieden in Rusland, Engeland, Frank
rijk en Duitschland heerscht eenstemmig
eene groote gerustheid over den toestand
in Oost-Azië!" Thans nu we 1 Januari
1905 schrijven, hadden we al gehoopt,
dat de oorlog, die reeds duizenden offers
heeft gekost en met zijn afschuwelijke
"wreedheid meer smart en ellende heeft
gebracht dan wij ons kunnen denken, tot
een goed einde was gekomen! Helaas,
de mensehenslachting, die de heele we
reld verschrikt, is met het oude jaar niet
verdwenen, ze is ipet ons 't nieuwe in
gegaan voor hoe lang nog Wie gedacht
had, dat de oorlog anders, dat wil zeg
gen menschlijker zou gevoerd worden dan
vroeger, heeft zich vergistin dit opzicht
was ook 't nieuwe gelijk aan 't oude
Oud eft nieuw komen nog in zoovele scha-
keeriftgeft met elkaar overeen, ondanks de
toenemende beschaving en ontwikkeling
der menachheid. Dat zien we ook zoo
duidelijk in den politieken toestand van
ons vaderland. Leert de geschiedenis van
vroeger dagen ons, dat de godsdienst dik
werf oorzaak was van hevige woelingen,
in onzen tijd wordt ons vaderland be
dreigd met de overmacht der elericale
partijen. Het is haar streven den gods
dienst in dienst van de hartstochten eener
politieke groep to verwikkelen. Alzoo
weer een oud lied op een nieuwe wijs!
Laten wij toonen zeer yeel achting voor
den verheven godsdiejpt van Jezus te
hebben, maar tevens scljpuder aan schouder
't clericali8me bestrijdln. Een gewichtig
jaar wacht ons, 't jaar voor de verkiezin
gen der Staten-GeneraalLaat ons wa
ken en gereed, zijn opi te zorgen, dat het
nieuwe niet meer zoo is als 't oude. De
oogst, die 1904 op 't gebied van wetten
opleverde, was gering, al is er hier en
daar ook iets goeds tot stand gebracht.
Moge de regeering in den nieuwen tijd
kring minstens ook iets doen voor
kleine luiden
In de stad onzer inwoning worden over
't geheel de belangen der gemeente met
ernst behartigd. Ons stadsbestuur en 't
Hoofd onzer woonplaats bieden wij onze
beste gelukwenschen aan voor 1905. Moge
er onder de bekwame leiding van onzen
Burgemeester veel goeds tot stand komen
veel van 't geen oud of onbruikkaar is
geworden zal vernieuwd moeten worden!
Met genoegen zien wij ook den aan
bouw van huizen in ons nieuwe Park.
't Begin zal waarschijnlijk wel lokken tot
voortgang!
Huil en geluk wenschen we ook onzen
lezers, onzen stadgenooten. Moge voor
hen veel zorgen met 't oude jaar begra
ven worden en 'n nieuw tijdperk voor
hen iets nieuws d. w. z. wat goeds op
leveren Heil ook onze geliefde Koningin
Moge H. M. met haren Gemaal in 't
nieuwe jaar veel voorspoed genieten!
De Oost-Indische koloniën, door den
heer van Heutz als Gouverneur-Generaal
bestuurd, geven reden tot tevredenheids
al zijn ook daar nog vele dingen te ver
nieuwen en te verbeteren Vele mensehen
blijven vasthouden aan 't oude ook al is
t nieuwe dikwijls beter. Geleidelijk ver
beteren, veranderen, vernieuwen zij onze
leuze ook in lÖ'Oö.
Wij willen niet, zooals sommigen, de
tijden vooruit loopen of de vruchten pluk
ken, voordat ze rijp zijn. We wenschen
ieder toe, dat hij ernstig mee arbeide aan
den vooruitgang van de maatschappij. Is
't nieuwe goed en proefhoudend, dan moet
't oude daarvoor plaats makenMen werpe
geen oude schoenen weg, vóór men nieuwe
heeft, blijft evenzeer van toepassing.
In de eerste plaats zien we ook, elk
voor zich, op ons zeiven, wat er aan ons
te hernieuwen d. i. te verbeteren valt.
Tal van maatschappelijke of christelijke
deugden kunnen meer beoefend worden ook
in 'tjaar, dat voor ons ligt! In kracht
en energie bij ons werk moeten we 't niet
bij 't oude laten blijven, maar alles in
spannen, wat in ons vermogen is, om qns
zelve^ en anderen ten zegen te zijn
Strijd mee in onzer dagen 'strijd
Maar met irw levenwandelwerk>
O zeg niet wat uw mond belijdt
O zeg niet van wat naam of kerk,
Maar toon van welken geest gij zijt!
Deze strijdleuze van onzen onvergetelij-
ken de Génestet moeten we tot de onze
maken voor nieuwe jaarja voor zoolang
God ons het leven schenktZe moet ons
steeds voor oogen blijven, ze moet ons
doen opvlammen voor al wat schoon is
en wel luidt. Wat oud en duf is en niet
meer past voor ons of onze medemenschen,
dat moet vernieuwd worden, evenals de
héérlijke, groenende Lente de dorre aarde
tot nieuw en jrisch leven roept en 't licht
de duisternis vervangt
/Dat mij uw licht voor 't duister oord
j b (bewaar'
i fiod, waar één dag gelijkt als duizend
f jaar
Geef, dat ik eens die woning tegenlach',
Waar duizend jaar gelijk is aan éen dag.
STATEN-GENKKAAL.
■SEKSTE HAMEIt
Zitting van Vrijdag 80 December,
de voortzetting der beraadslagingen
over de Indische begrooting, betoogt de heer
van Leeuwen, dat verschillende maatregelen,
door de Regeering voorgesteld tot bevor
dering van den economischen toestand van
Indië, niet door Joeningsgeld mogen gedekt
worden en uit do gewone middelen behoorden
bekostigd te worden. Het sluiten met een
tekort van de Indische rekening, schrijft spr.
toe aan de eigenaardige primitieve wijze
yan boekhouden in Indië, waardoor de uit
gaven en inkomsten niet genoeg worden uit
elkaar gehouden. Spreker's hoofdbezwaar is,
dat door het votum van de thans aange
vraagde som van 29 ton (als eerste termijn),
tevens bij voorbaat reeds een beslissing
wordt genomen voor het aangaan van een
leening. De meest praktische wijze ware,
deze 29 ton eenvoudig uit te trekken op do
gewone Staatsbegrooting. Döét men dat niet,
dan zal het gevolg zijn, dat de urgentie van
een of ander werk in het belaug van Indië
afhankelijk zal worden gesteld van liet toe
vallig aanwezig zjjn van gelden» Èr bestaat,
volgens hem, geen „eereschuld", Oihdat lip
geen scheiding tusschen Nederland en Indie.
wat do uitgaven betreft, erkent.
Verder drong hij er bij den minister op
aan, om over te gaan tot herstel van de
uitvoerrechten, deze za-ak nog eens ter dego
onder de oogen te zien, omdat die rechten
zoo belemmerend werken op de productie,
daar inen aan den eenen kant verliest wat
men aan den anderen wint.
De beer van Houten betoogt, dat er gnan-
deweg minder zorg wordt besteed aan de
financiën van ons land, die niettemin be
denkelijk zjjn. Hij keurt at, dat voor Indië
gerekend wordt op zeer wisselvallige in
komsten, om de begrooting sluitend te ma
ken, en protesteert tegen het „geschetter"
over onze eereschuld aan Indie, Welk rumoer
met de cijfers in de hand, niet te .verdedi
gen is.
H\j sloot zich geheel aan b\j het betoog
van den heer van Leeuwen, ton aanzien van
het leoningsvoorstel
De heer Sickenga waarschuwt, dat men
voorzichtig z(j in zak uitbreiding van de
vrijheid voor de katholieke missie in de
Minahassa.
De minister van Koloniën, do verschillende
sprekers beantwoordende, bevestigde ir. de
eerste plaats, dat van het gerucht in de
Japansche pers omtrent het tef beschikking
stellen vafl de haven te Sabang aan een der
oorlogvoerende partijen, niete ftfiar was en
dat de Regeering ook iu Inéio do moest
volmaakte neutraliteit ia acht neemt. Ten
aanzien van de Minahassa-kwestie m emt de
Regeering de voorzichtigheid in acht, welke
van haaf te verwachten is.
De miuister heeft bezwaar, tegen weder
invoer van dwang bij het cultuurstelsel,
waar deze eenmaal is afgeschaft.
De minister deelt in den wensch naar be
perking van bet opiumgebruik. Ten opzichte
van de bedevaarten naar Mekka, acht de
Regeering het een eisch van praktische po
litiek, zich te blijven onthouden van elke
so>
Waa bet mogelijk, dat hij, de man, die b(j
ée geheeele rechterlijke macht en bij den
minister zelf zoo goed stond aangeschreven
met de waarheid onbekend zoo z\jn gebleven
Immers neen!
Wat beduidde dan dat hardnekkig stil
zwijgen P Wat beduidde dan da onverklaar
bare houding, die mijnheer d'Orvilliers had
aangenomen, de vjjandigo hooding want
z| was op \t laatst bepaald vjjandig gewaest,
Cameron kon zich dat niet ontveinzen die
zoo lijnrecht In strfd was met de hoffelijke
ternggave van het ongeopende doosje, een
handeling, die toch van kieschheid en achting
voor zijn persoon getuigde P
Bij verlangd» naar de oplossing van dat
raadsel.
André Barton en Tèwsita zouden wel
weten, wat bom onbekend was gpbleffen^
want hij begreep nu zelf maar al te gaed,
dat er iets moest bestaan, waarvan da
rechter vanjiftatrnctre hem opzettelijk onkun
dig had gelaten.
H\j nam een rijtuig en gaf den koetsier
zjjn adres op van de rue de Sèvres.
Maar toen bij in 'trytuig had plaats ge
nomen, hinderde hem een weinig het doosje,
dat hij werktuigelijk bjj zich had gestoken.
Ja, dat pand, hetwelk zooveel gevaar had
geloopen van niet door hem aan den recbt-
matigen eigenaar terug te kunnen worden
gegeven-, hij wilde het niet langer onder zijn
berusting hebben
Alvorens te mogen denken aan zyn eigen
persoon, aan zjjn persoonlijke belangen, had
hij een anderen plichf te vervullen het
doosje in. ongeschonden toestand aan Eduard
de Lairi# terug te geven.
Wie weet, in hoeveel angst zijn jonge
vriend had gezeten bij het vernemen zjjner
arrestatie en de beslaglegging op de
goederen, waaronder 7ich zijn eigendom
bevond P
Joan Cameron tikte den koetsier en gaf
den man het adres óp van mijnheer de Lairis
met den last allereerst daarheen te ryd®n.
Eduard de Laris bewoonde in de ^rue
Rivoii, lijna op don hoek van de place hè
la Concorde, een appartement van de eeréj^
étage, met een balcon, van waar hij eer
prachtig nitzicht kad op den tuin der
Tnilerieën, op de Seine, de Champs-Elysêes
en een gedeelte van le Cour-la-Relne.
't Was daar ontegenzeggelijk een der
schoonste hoekjes van geheel Parijs, maar
meer nog dan die omstandigheid, had de
nabijheid van mevrouw d'Orvilliers zij
toch woonde aan het begin van den faubourg
S&int-Honoré den jongen man bewogen,
aldaar zijn kwartier te zoeken.
Het scheen hem toe, dat hij nu meer
dezelfde lucht met haar inademde, en dat zü
hoewel van elkander verwijderd, elkaar nu
minder vreemd waren.
Bovendien had hg daar het genot wel
bekend bij hen, die werkelijk beminnen
om van uit zijn venster, op zekere uren van
den dag als Edith per rijtuig of te voet
uitging hetzij dat rijtuig, hetzij de jonge
vrouw zelve te zien passeeren, daar zij het
zoo wist te regelen, werwaarts zij zich ook
begaf, om althans gedeeltelijk de rne de
Rivoii te volgen.
Het rijtuig van Juar. Cameron had in
enkele minuten den afstan<ïr die paleis van
jastitie van de .place de la Concorde scheidt,
afgelegd en 't was Teresita's broeden aan
genaam van den portier te vernemen, dat
mijnheer de Lairis te huis was/
De jonge man slaakte een kreet van ver
rassing bij het geheel onverwachte weder
zien van den oöderen vriend.
Maar ook Juan Cameron was ontsteld,
want in slechts weinige dagen was Ednara
zeer veranderd en had zulk een lijdend voor
komen gekregen, dat zulks den Spanjaard
wel op het eerste gezicht moest treffen.
Sinds twee dagen, na het diner ten huize
van d'OrvilHefs, toen hij Edith voor het
laatst had gezien en zjj hem in de haast de
voor hem byna onverklaarbare woorden had
toegefluisterd
„Mijn man weet alles, behalve uw naam
en dien zal hg nooit weten sinds die twee
dagen had de Lairis in een onuitsprokelyken
angst verkeerd.
Wat ging er om by d'Orvilliers?
Wat was er van Edith geworden
.Voor hem, die bemint, is er niets marte
londer dan een scheiding, die met zooveel
onzekerheid gepaard gaat, als wanneer de
verbeelding zich de vreeseiykste voorstel
lingen vormt, nfets nïartelender dan de
machteloosheid om de beminde te b iBchermen
tegen de gevaren, die men zich noggiojter
voorstelt dan ze inderdaad zjjn, tërwyl men
zgn hartebloed zou willen geven, ten einde
haar een enkelen traan te besparen.
Wanneer men bovendien weet, dat men
zelf de schuld is vaD het Igden, dat het
beminde voorwerp beeft te doorstaan, dan
maakt het schuldbesef de smart zoo bitter
dat het leven ons tot een last wordt.
Wordt Vervolgd.)