wnro 1 mlg! I Aïewws- en Advertentieblad roor Gouda en Omstreken, 'I .,4 Maandag 12 Februari 1906. No. 9950. FEUILLETON. vei De lüesrecht-opposilie in de Eerste Kamer. iOOiN, van is aglijders leillcht ur. L KOUSJES, t en duurzaam- k D K V 44ste Jaargang. M II Kleinhandel in sterken drank. Ie gratis ge- handelaar i en voor- itgelezen BUURT B 18. -soorten. ur! am haar smaak' liteit zorgvol briefturtworlt oegezonden door It bom mol. werkelyke hulp reinig gas is nu kost slechts tst. lacht op de 22*/« ets. d. CHE- :ge- Firma KNAL is geknipte mrde plaat. A KEK t patroon. CHILD- feletoi n No. 8». De Uitgave dezer Courant geschiedt dagelijk niet uitzondering van Zon- en Feestdagen. De prijs per drie maanden is 1.25, franco per post 1.70. Afzonderlijke Nonimers VIJF CENTEN.- (>0lDMIIE iwiavl Bijvoegsel. voorkomende PATRONEN p. p. tegen verkrijgbaar Haag. Telefoon No. 89 A I) V E UTE N T I E N worden geplaatst van 15 regels a 50 Centen; iedere regel meer 10 Centen. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Inzending van Advertentiën tot 1 uur des midd. 22) De officier die niet mee kan, behoort onder mjjn kommando; en die billijkheid eischt dns dat een mjjner officieren hem vervange.” Er viel niet meer over dit punt te rede- neeren. De domste man moest erkennen dat op bet antwoord van den kapitein niets meer te zeggen viel. Wanhopig greep Crayford Frank's arm en trok hem een paar stappen ter zjjde. De laatste kans die hem overbleef om de beide mannen van elkaar te scheiden was de kans Frank te overreden om te blijven. .Beste Frank,” begon hij. .Als vriend ge voel ik mjj verplicht je nog eens aandachtig te maken op den staat van je gezondheid. Ik heb reeds vroeger, zooals ge u herinne ren zult, twijfel geopperd of gij wel sterk genoeg zoudt zijn deel uittemaken An dien tocht. Op dit oogenblik twijfel ik er nog sterker aan dan ooit. Wilt gjj den raad aannemen van een vriend, die het wel met je meent f” Wardour had Crayford gevolgd en viel hem nn op tuwe wijze in de rede, eer Frank 'i - - j Als men de debatten nagaat bij de algeineene beraadslaging over de staats begroting, gevoerd in de Eerste Kamer, gevoelt - men weinig lust om de gebrui kelijke qualificatie van „Hooge Vergade ring” op dat staatslichaam toe te passen. Zelden hebben, wat de algemeen© $oli- tiek, speciaal met betrekking tot het blanco-artikel en het algemeen kiesrecht, betreft, de debatten lager peil bereikt. De Eerste Kamer voelt niets voor grondwetsherziening om de mogelijkheid o.a. voor algemeen kiesrecht te openen. Behalve de heer Willinge, die later ver klaarde ook namens eenige politieke vrien den te spreken (het zou interessant zijn te weten, wie dat waren), en de heer Sickenga, die namelijk verklaarde van een sociaal-democraat te hebben gehoord, dat diens partij niet zou rusten voor dat algemeen kiesrecht verkregen was, alsof alleen daaronder de voorstanders van algemeen kiesrecht te vinden waren, en niet ook de vrijzinnig-democraten als partij dit hadden geaccepteerd, zag niemand in de Eerste Kamer in, dat er in het land eenige aandrang naar algemeen kiesrecht bestaat. Gevraagd mag worden, wat deze heeren verlangen. Twee politieke partijen (de vrijz.- en sociaal-democratie) stellen algemeen kiesrecht voor mannen en vrou wen op hun program. Een derde (de BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Gouda, brengen ingevolge art. te, 10 der Drank wet ter openbare kennis Dat bij hen is ingekomen het navolgende ver zoek om veriot voor den verkoop van alcohol* houdenden drank, anderen dan sterken drank, van G. van Ingen, voor het voorvertrek van het perceel aan de Boelekade, wijk R No 87 Binnen 2 weken, nadat deze bekendmaking is geschied, kan ieder teoen het verleenen van bet verlof schriftelijke bezwaren inbrengen Gouda, den 10 Februari 1906. Burgemeester en Wethouders voornoemd, R. L. MARTENS. De Secretaris, BROUWER. Libefale Unie) komt nog wel niet zoover, maar wil toch de mogelijkheid openen bij gewone meerderheid deze materie te regelen. Bij den omkeer in Juni j.l., waar eene belangrijke verplaatsing van stemmen in het voordeel der linkerzijde plaats vond, verkregen nu juist deze 3 partijen het leeuwenaandeel van den aan was dezer stemmen. Is er duidelijker teeken mogelijk, dat de beweging voor algemeen kiesrecht in den lande aan kracht wint? Beteekenen betoogingen als laatstelijk in Utrecht gehouden, voor de ’’Eerste Kamer niets? Moeten de bewegingen ko men, als wij in 1848 gezien hebben in den Haag. Moeten er barricades worden opgêricht, alvorens de Eerste KMtner zal begrijpen, dat het ernst is met de be weging voor algemeen kiesrecht? Vindt het oude woord gouverner c’est prévoir, d. i. een goede Regeering voor komt tijdig uitbarstingen, door met de gewijzigde omstandigheden rekening te houden, geen weerklank meer bij de Eerste Kamer, zooals bij de Regeering, "dfe op dit punt geheel beantwoordt aan den eisch van vrijzinnig-democratische zijde gesteld Het schijnt van niet, als men de uitin gen onzer senatoren hoort. Er is geen behoefte aan uitbreiding der kieswet, zegt ditmaal niet alleen de heer van Houten, die zijn menschelijk volmaakte kieswet natuurlijk niet ver loochent, maar ook de heer v. d. Does de Willebois. Er kunnen ook onder de bestaande kieswet nog heel wat kiezers komen, die nu zich geen moeite geven. De heeren voelen blijkbaar het onge rijmde van het argument niet. Is het feit, dat A, als hij zich aan heel wat geschrijf en geloop wil onderwerpen, even als zijn buurman, die er niets voor be hoeft te doen, kiezer kan worden, een reden om te zeggen, nu behoeft B, die het niet kan worden, ook al wil hij, geen kiezer te worden. Is het feit dat nog enkele mannen kiezer kunnen worden een reden, om, wat de heer v. Houten toch ongewenscht acht, alle vrouwen te blijven uitsluiten Intusschen, dat is nog slechts nega tieve afwijzing, geen argumentatie tegen het algemeen stemrecht op zich zelf. Als wij daaraan komen, dan daalt het peil van het debat wel het ergst. Wij vinden geen breede uiteenzetting van be zwaren van theoretischen of practischen aard, wij vinden niets dan eenige alge meenheden, uitingen van zuiver bezits- egoisme. Hooren wij den heer Havela&r: „wat zullen toch de gevolgen zijn van die sterke uitbreiding van het kiesrecht? Dat wij eene wetgeving zullen verkrijgen, geheel ingericht naar de wenschen, de eischen van één stand. Plet gevolg daar van kan niet uitblijven. Dit zal zijn over- heerfiching van een stand, vermindering van welvaart, toeneming van werkloos heid, verzwakking van het gezag en ver meerdering van de bandeloosheid en de armoede”. Geen wonder dat hij er bij voegde „dit reeds alleen men zou Zeggen iets minder ware ook genoeg zou ^oor mij voldoende zijn, om aan der- gjUjV voorstellen mijne medewerking niétte vérleenen”. Hoewel mij niet bekend is wat de Re geering ten slotte zal voorstellen, de heer Havelaar is overtuigd, dat zij zeer groot bezwaar zal ontmoeten, omdat er veel te veel mannen zijn, die met hem daarin zien „niet een sprong in het duister al leen, maar schrik niet lezer één sprong in den afgrond.'’ De heer Woltjer, ook een van I)r. Kuyper’s democratische anti-revolutionai- ren uit hiertegen geen woord van protest. Integendeel, ook hij is bang, dat de Re geering te veel links zal gaan. Deze afgevaardigde voelt veel voor de eenheid des volks, die zich echter in gelijkheid van plichten, ntet in gelijkheid van rech ten schijnt te moeten openbaren. De in directe belastingen moeten niet naar den achtergrond geschoven worden (eene stu die naar de percentsgewijze verhouding van directe en indirecte belastingen ware den heer Woltjer sterk aan te bevelen). Integendeel, uit een oogpunt van eenheid van het volk, acht hij uitbreiding dezer ford by den arm te pakken en te trachten hem van Frank te verwijderen- Crayford keerde zich om en zag hem aan, „Richard,” zeide hy zeer kalm. „Gy zyt u zelf niet meester. Ik beklaag je. Neem weg die hand.” Wardour Het zyn hand zakken, met de gedwongen gedweeheid van een wild dier voer z(jn bewaker. Het stilzwijgen, dat nu een oogenblik heerschte, gaf Frank de ge legenheid, eindelijk aan ’t woord te komen. „Ik ben diep gevoelig, Crayford,” begon hij, „voor de belangstelling die gy my toont.” „En gy zult mijn raad opvolgen viel Crayford hem haastig in de rede. „Myn besluit staat vast, oude vriend, ant woordde Frank op vasten, droevigen toon, „’t Spijt me dat ik u moet teleurstellen. Ik ben voor den tocht aangewezen. Ik ga met den tocht mee.” Hy ging dichter by War- doar. In zyn onwetenheid klopte hy Wardour vertrouwelyk op der. schouder. „Als ik vermoeienis voel,” zeide de arme onnoofeele Frank, „dan zult gy my wei helpen, kameraad niet waar Kom, laat ons gaan Wardour trok zyn geweer uit de hand van den matroos die het voor hem droeg. Op zy.i donker gelaat kwam plotseling een glans van vreeselyke vreugde. „Kom 1” riep by uit. Over de sneeuw en het ys! kom! waar geen meisch nog ooit zyn voet heeft gezet en waar geen men- sebelyke voetstap een spoor achterlaat.” Instinktmatig, zonder te weten wat hy deed, deed Crayford een poging hen te scheiden. Zyn medeofficieren, die naast hem stonden, hielden hem terug. Zy zagen elkan der bezorgd aan. De koude, die zonder ge nade op verschillende wyze slachtoffers maakte, had by sommigen ’teerst hun ver stand aangetast Iedereen hield van Crayford. Was hy op 't punt, evenals anderen zyn ver stand te verliezen Zy dwongen hem, op een der vaten te gaan zitten. „Houd je goed, oude kerel!” zeiden zy vriendelyk „kom, houd je goed Crayford gaf toe, maar in zyn binnenste kookte het nu hy gevoelde hoe hulpeloos hy was. Wat, in Godsnaam, kon hy doen P Kon hy War dour by kapitein V elding aangeven, louter op een vermoeden zonder zelfs een scha duw van bew(js dat dit vermoeden recht vaardigde De kapitein zou zelf niet een van zyne officieren willen beleedigen, door dezen de afgryselyke beschuldiging medete- deelen. De kapitein zou evenals de andere tot het besluit komen, dat Crayford’s ver stand aan ’t dwalen was tengevolge van koude en ontbering. (Wordt vervolgd) belastingen gewenscht. Bij deze democraten sloot zich waardig aan de heer Vermeulen, die van demo cratische neigingen zeker niet verdacht zal worden. Deze verwacht en hoe onaangenaam het ook zij hij moet deze Cassandra rol vervullen van algemeen kiesrecht „niet voor enkele maar voor alle maatschappelijke klassen, een zee van ellende en daarbij na karteren of langoren tijd onzen n at i on a 1 e n on der g a n g”. Tegen deze stemmen zijn, zooals ge zegd, slechts te stellen de uitingen van de heeren Willinge en Sickenga. Men zou zoo oppervlakkig zeggen, dat het er met de plannen der regeering niet zeer gunstig voorstaat. Toch is dit o. i. sléchts schijn. Ware het niet oneer biedig de leden der Eerste Kamer met blaffende honden te vergelijken, ik zou willen zeggenblaffende honden bijten niet. Wie zich aan een dergelijke onzin nige overdrijving schuldig maakt, is geen serieus tegenstander. Wij zijn overtuigd, als het op stemmen aan komt, zal van deze grootspraak Veel verdwenen zijn. Gelukkig ligt het over wicht niet bij de Eerste Kamer. Al is ook "Voor de samenstelling der Tweede Kamer ons ideaal nog niet bereikt, reeds thans heerscht daar een veel democrati scher strooming, die uitingen als hierbo ven vermeld daar eenvoudig ónmogelijk maakt. De beslissing ligt gelukkig in de eerste plaats bij de Tweede Kamer. Slaagt daar, naar wij vertrouwen, de grondwetsher ziening, de Eerste Kamer zal haar goed schiks of kwaadschiks slikken. Toch, al hebben wij dit vertrouwen, een vertrouwen gegrond ook op de ge schiedenis der Grondwetsherziening van 1887, het blijft gewenscht ook onzerzijds te doen wat mogelijk is om dit resultaat te bevorderen. Reeds thans moet de voor bereiding voor de verkiezing der Provin ciale Staten in 1907 ter hand worden genomen: lo. om te trachten de meer derheid speciaal in Zuid-Holland te ver plaatsen, maar 2o. en vooral niet minder nog had kunnen antwoorden. „Laat hem met rust 1” Crayford sloeg geen acht op dien uitval. Hy was te zoer in vuur om Frank van den tocht terugtehouden, dan dat hy iets opmerkte wat door de personen in zyne omgeving ge zegd of gedaan werd. „Doe het niet, ’k bid het je, stel je niet aan gevaren bloot, die gy ongeschikt zyt te doorstaan 1 ging hij overredende voort, „Uw plaats kan gemakkelyk worden aangevuld. Verander van gedachten- Frank. Blyf hier by my.” Wederom kwam Wardour tusschenbeiden. Wederom riep hy uit. „Laat hem met rust I nog ruwer dan daar straks. Maar Cray ford, die doof en blind bleef voor alles be halve voor een zaak, ging voort Frank te overreden. „Gy bekendet daareven toch zelf dat gy niet gphard waart tegen vermoeienis. Ge gevoelt (gy moet gevoelen) hoe zwak die laatste ziekte u gemaakt heeft. Gy weet (ik ben er zeker van dat gy het weet) hoe ongeschikt gy zyt, u aan de felle koude bloottestellen en aan lange marschen door de sneeuw.” Door Crayford’s koppigheid buiten zichzelf van drift en terwijl hy aan Frank’s gelaat zag of meende te bespeuren dat deze wilde toegeven, vergat Wardour zich zoover, Cray*

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1906 | | pagina 1